• No results found

4 Vergelijkend onderzoek Doel

Het doel van het onderzoek is het in kaart brengen van de invloed op de jaarrekening, voor de gebruikers van de jaarrekening, door het op de voet volgen door de RJ van de IFRS. In de situatie van de onderhanden projecten in opdracht van derden – en hieronder vallend projectontwikkeling – blijkt uit voorgaande hoofdstukken dat er enkele grote verschillen zijn tussen de RJ, IFRS en US GAAP. Dit is relevant indien de RJ in de toekomst meer de richting van de IFRS op zou gaan dit gevolgen heeft ten aanzien van onderhanden projecten in opdracht van derden aangezien hier afzwakkingen zijn gemaakt en de regelgeving specifiek op de Nederlandse situatie is afgestemd. Door de IFRS te volgen, zouden deze verschillen ten opzichte van de IFRS weg kunnen vallen. Ook de verschillen tussen IFRS en US GAAP zijn van belang, gezien momenteel convergentieprogramma’s lopen waarvan het de bedoeling is dat IFRS en US GAAP samenvloeien tot een wereldwijde standaard.

Daarom is het voor de gebruiker van de jaarrekening van belang welke verslaggevingstandaard deze voorschrijft om de meeste en bruikbare informatie te verschaffen, welke verslaggevingstandaard het beste wordt nageleefd en op welke verslaggevingstandaard gebaseerde jaarrekeningen de meeste informatie daadwerkelijk verschaffen.

Werkwijze Aantal

Voor het onderzoek worden jaarrekeningen van ondernemingen welke op basis van de RJ, IFRS en US GAAP rapporteren geselecteerd.

Aangezien het onderzoek zich richt op een specifieke post in de jaarrekening zijn er relatief weinig ondernemingen welke in aanmerking komen voor het onderzoek, daarom speelt de beschikbaarheid van de informatie een rol. Het aantal op de RJ gebaseerde jaarrekeningen, waarbij sprake is van onderhanden projecten, is beperkt en er zijn slechts enkele grote ondernemingen welke op basis van de RJ rapporteren. Hierdoor wordt de kloof tussen het type ondernemingen in de zin van omvang (balanstotaal en omzet) tussen de verschillende verslaggevingstandaarden te groot voor de vergelijking. Daarom is het aantal op 10 per verslaggevingstandaard gesteld, waardoor de totale dataset gebaseerd wordt op 30 jaarrekeningen.

Selectie

• Selectie RJ

Selectie vond plaats aan de hand van de database LexisNexis welke door veel corporate finance afdelingen wordt gebruikt en waarin een zeer groot deel van de financiële gegevens van Nederlandse bedrijven is opgenomen.

De selectie is hierbij gemaakt op type onderneming met als sector bouw en in omvang middelgroot en groot. Vervolgens is gesorteerd op omzetgrootte waarbij de grootste ondernemingen geselecteerd zijn, zodat de RJ-jaarrekeningen zo goed mogelijk te vergelijken zijn met beursgenoteerde ondernemingen. Daarna is bij deze ondernemingen het financiële jaarverslag met de geconsolideerde jaarrekening opgevraagd.

Alle geselecteerde ondernemingen rapporteren op basis van de RJ.

Aangezien ondernemingen welke op basis van de RJ rapporteren veelal kleiner en daardoor mogelijk minder professioneel zijn dan beursgenoteerde ondernemingen (zie selectie IFRS en US GAAP), is de omzetgrens voor 2010 gelegd op € 100 miljoen.

56

• Selectie IFRS

Nederlands beursgenoteerde ondernemingen welke op basis van de activiteiten in aanmerking komen voor onderhanden projecten in opdracht van derden.

Geselecteerd vanaf de 3 bekendste Nederlandse aandelenindices, AEX, AMX en AScX. Alle geselecteerde ondernemingen rapporteren op basis van IFRS.

• Selectie US GAAP

Selectie is gemaakt vanuit de database 'listing directory' van NYSE (New York Stock Exchange). Geselecteerd is op 'all NYSE-listed companies', met als 'industry' 'Industrials' en als 'supersector' 'Construction & materials', waardoor ondernemingen geselecteerd worden welke gezien hun activiteiten het dichtst in de buurt liggen bij RJ-ondernemingen en de IFRS-ondernemingen. Ondernemingen welke niet rapporteren op basis van US GAAP zijn niet in de selectie opgenomen.

De anual reports welke veelal verkrijgbaar zijn op de website van de onderneming betreft een glossy variant met daarin het jaarverslag en een selectie van enkele overzichten uit het anual report welke in de SEC-filing is opgenomen, daarom is niet gekozen voor het anual report maar voor de zogenaamde SEC 10-k filing.

De SEC 10-k filing is geselecteerd aangezien deze voor iedereen beschikbaar is en op last van de SEC opgesteld dient te worden. Dit rapport bevat de geconsolideerde jaarrekening met de toelichting hierop en is voorzien van een accountantsverklaring.

De selecties zijn in appendix I opgenomen. Vergelijking

Het onderzoek naar het voldoen aan de toelichtingvereisten zal bestaan uit een zogenaamde disclosure tabel waarbij per verslaggevingstandaard wordt aangegeven welke eisen er gesteld worden. De disclosure tabel bevat alle verplichte toelichtingen van zowel de RJ, IFRS als US GAAP. Per verslaggevingstandaard wordt bij de vergelijking rekening gehouden met welke toelichtingen verplicht zijn, echter kunnen ook punten gescoord worden voor niet verplichte toelichtingen.

Aan de hand van de vereisten worden de jaarrekeningen beoordeeld op het al dan niet voldoen aan deze vereisten. Hierbij loopt de score van 0 naar 1,5. Per onderzoekspunt wordt een maximale score bepaald (veelal 1) waarna de scores 0 (voldoet niet/niet van toepassing), 0,5 (voldoet gedeeltelijk) of 1 punt (voldoet aan voorschrift) behaald kan worden. Ook is het mogelijk om punten te behalen voor toelichtingen welke op basis van de eigen verslaggevingstandaard niet voorgeschreven zijn. Per verslaggevingstandaard wordt vastgesteld welke totaaltelling maximaal te behalen is op basis van de verplichte punten. Per jaarrekening worden punten toegekend en opgeteld, waarna er een totaalscore per verslaggevingstandaard volgt.

Tabel maximale score

Overzicht maximale score

Verslaggevingsstandaard RJ IFRS US-GAAP

Maximaal te behalen score verplichte punten 6,5 6,5 4,5

57 Hierna wordt geconcludeerd welke verslaggevingstandaard het best wordt nageleefd en waarbij men het meest aan extra toelichting verstrekt. Tevens wordt bepaald binnen welke verslaggevingstandaard de uitslagen het meest uit elkaar liggen.

De disclosure tabel is in appendix II opgenomen en de verdeling per onderzoekspunt in appendix III.

Beperkingen

Zoals bij ieder onderzoek zijn er ook ten aanzien van dit onderzoek beperkingen. Als eerste is dit subjectiviteit, ten aanzien van het toekennen van de punten bij de beoordeling van de toelichtingen in de jaarrekeningen. Hiernaast betreft het onderzoek een gedeeltelijke waarneming en dekt het niet de gehele populatie. Ook is het mogelijk dat de ondernemingen niet geheel te vergelijken zijn aangezien ondernemingen welke op basis van de RJ rapporteren, want kleinere ondernemingen betreffen dan ondernemingen welke op IFRS of US GAAP rapporteren. Doordat RJ-ondernemingen kleiner zijn, bestaat de mogelijkheid dat zij door hun omvang minder professioneel werken wat zijn weerslag kan hebben op de jaarrekening.

Ten tweede is het in sommige gevallen verplicht een toelichting op te nemen indien zich een specifieke situatie voordoet. Hierbij moet gedacht worden dat wanneer er sprake is van opsplitsen of samenvoegen van contracten dit toegelicht moet worden, echter is niet uit de jaarrekening af te leiden of zich opsplitsing of samenvoeging heeft voorgedaan. Vanuit de praktijkervaring is bekend dat deze situaties veelvuldig voorkomen, terwijl het onderzoek laat zien dat hier bijna geen sprake van is. Daarom zijn in de bevindingen zowel de minimale vereisten vergeleken als de situatie welke toegelicht moet worden indien deze zich voordoet, echter zal dit het beeld enigszins vertekenen aangezien bij een klein deel van de ondernemingen de situatie zich niet voor zal doen.

Als laatst is het verplicht in de jaarverslaggeving een directieverslag op te nemen, waarin de directie ook aandacht dient te besteden aan het element toekomstinformatie. Hierbij kan tevens gedacht worden aan de marktverwachtingen en informatie ten aanzien van de orderportefeuille. Deze informatie verschaft naast de jaarrekening en de toelichting op de balans en winst- en verliesrekening informatie aan de gebruiker van de jaarrekening. Het directieverslag is in tegenstelling tot de voorgaande informatiebronnen gericht op de toekomst, iets waar de gebruiker van de jaarrekening baat bij kan hebben. Wel geldt dat voor specifieke informatie toelichting gegeven dient te worden ‘voor zover gewichtige belangen zich hiertegen niet verzetten’54. In dit onderzoek wordt hier verder geen onderzoek aan geschonken en valt het directieverslag buiten de scope, mede omdat in het directieverslag meer verbale en niet-financiële aspecten aan de orde komen waardoor de meting moeilijker en meer subjectief wordt.

Bevindingen

Naleving verplichte toelichting

Welke standaard stelt de meeste eisen

Zowel de RJ als IFRS stellen de meeste eisen aan de toelichting in de jaarrekening ten aanzien van de onderhanden projecten. Voor ondernemingen welke onder US GAAP vallen, gelden daarentegen veel minder verplichte toelichtingen.

In het onderzoek is maximaal een score van 16,5 punten te behalen, zowel onder de RJ als onder IFRS hebben hiervan 6,5 punten betrekking op verplichte punten. Voor US GAAP geldt dat 4,5

58 punten van de 16,5 punten betrekking hebben op verplichte punten. Bij US GAAP is hierbij uitgegaan dat de onderneming rapporteert op basis van de PoC-methode, aangezien uit het onderzoek blijkt dat met name deze methode gevolgd wordt.

Bij bepaling van de maximale score is rekening gehouden met de mogelijke scores per verslaggevingstandaard, zo is het mogelijk onder de verslaggevingstandaard US GAAP punten te behalen voor toelichting rondom toepassing van de CC-methode en is dit onder de RJ en IFRS niet mogelijk.

Welke standaard wordt op verplichte punten het best nageleefd

Uit het onderzoek blijkt dat IFRS het best wordt nageleefd, gemiddeld behalen zij van de maximaal 6,5 punten op verplichte onderdelen een score van 5,5. Dit komt neer op percentueel een score van 85%.

Onder de RJ wordt een score van 5 behaald, 77%. US GAAP behaalt een score van 3,5 punten op een maximale score van 4,5 en deze een score van 78% ligt daarmee in lijn met de RJ.

Variatie in score

Uit onderzoek blijkt dat de meeste variatie tussen de hoogste en laagste score op verplicht toelichtende punten ligt bij de RJ, de grootste afwijking is 2,5 wat 38% van de te behalen score is. IFRS heeft procentueel de beste score van 31%, wat duidt op een afwijking van 2. US GAAP heeft een maximale afwijking van 1,5 wat 33% van de maximale score is.

Hieruit blijkt dat ondernemingen welke rapporteren op basis van US GAAP het meest stabiel de verplichte toelichting naleven en ondernemingen welke rapporteren op basis van de RJ zijn in dit opzicht het meest onstabiel.

Tabel scores verplichte toelichting

Overzicht scores verplichte toelichting

Verslaggevingsstandaard RJ IFRS US GAAP

Gemiddelde score absoluut 5 5,5 3,5

Gemiddelse score procentueel tov maximaal 77% 85% 78%

Variatie in score tussen jaarrekeningen 2,5 2 1,5

Variatie als percentage van maximale score 38% 31% 33%

Toelichting totaal

Welke standaard verstrekt in de praktijk de meeste toelichting

Ondernemingen welke rapporteren op basis van IFRS verstrekken de meeste toelichting in de jaarrekening, zij behalen een score van 10 punten. De score betreft zowel de verplichte als de overige toelichtingen waaronder de toelichtingen welke verplicht zijn in specifieke situaties.

Na de IFRS volgt de RJ met een score van 8 en als laatst volgt US GAAP met bijna 8 punten. De reden dat US GAAP de laagste score heeft kan het gevolg zijn van de minimale eis welke US GAAP stelt, deze ligt lager dan de RJ en IFRS. Opvallend is dat bij de verplichte toelichtingen IFRS de hoogste score heeft. Waarschijnlijk is dit het gevolg van de, onder paragraaf beperkingen aangegeven, situatie dat ondernemingen welke op basis van IFRS rapporteren in verhouding fors groter zijn dan ondernemingen welke op basis van de RJ rapporteren, en waarschijnlijk professioneler zijn dan RJ-ondernemingen.

59 De hypothese dat grotere ondernemingen in grotere mate voldoen aan de verplichte wet- en regelgeving is door middel van de statistische Mann-Whitney U toets getest. Deze toets is toegepast omdat het onderzoek uit een beperkt aantal waarnemingen bestaat waardoor er geen sprake is van een normale verdeling en betreft het ordinale data welke voor deze test vereist wordt.

De beschikbare dataset waarin de gegevens van de onderzochte ondernemingen die rapporteren volgens de RJ, IFRS en US GAAP zijn in twee groepen verdeeld. Eenmaal is de splitsing gemaakt op basis van het individuele balanstotaal, waarbij de 30 ondernemingen in de dataset in twee groepen van 15 zijn opgesplitst, en eenmaal is deze splitsing aangebracht waarbij de dataset gesplitst is op basis van de individuele omzet.

Uit de testen blijkt de nulhypothese niet verworpen wordt (Asymp. Sig. ≥ 0,05). Het voldoen aan de verplichte toelichting is daarom niet afhankelijk van de grootte van de onderneming. Dit geldt zowel voor het balanstotaal als voor de omzet, al is de significantie bij meting op basis van het balanstotaal aanzienlijk groter. In appendix V is de gehele test opgenomen.

Tabel Mann-Whitney U toets – significantie score verplichte toelichting t.o.v. balanstotaal Test Statisticsb

Score verpl %

Mann-Whitney U 106,500

Wilcoxon W 226,500

Z -,251

Asymp. Sig. (2-tailed) ,802

Exact Sig. [2*(1-tailed Sig.)] ,806a

a. Not corrected for ties.

b. Grouping Variable: Balanstotaal laag-hoog

Tabel Mann-Whitney U toets – significantie score verplichte toelichting t.o.v. omzet Test Statisticsb

Score verpl %

Mann-Whitney U 87,000

Wilcoxon W 207,000

Z -1,067

Asymp. Sig. (2-tailed) ,286

Exact Sig. [2*(1-tailed Sig.)] ,305a

a. Not corrected for ties.

b. Grouping Variable: Omzet laag-hoog

Variatie in score

De variatie in score ligt bij US GAAP ver boven de RJ en IFRS. Onder US GAAP is de afwijking tussen de hoogste en laatste score 9 punten, terwijl dit bij de RJ 4 punten en bij IFRS 5 punten is. Dit ligt in lijn met de verwachting aangezien US GAAP de minste eisen stelt waardoor verwacht wordt dat een deel voldoende zal rapporteren om aan de toelichtingseis te voldoen, maar niet meer informatie wil verschaffen. Een deel zal echter meer informatie willen verschaffen, waardoor de

60 variatie groter zal zijn en blijkt te zijn dan bij de RJ en IFRS. Zo kan gesteld worden dat een lage eis veel variatie tot gevolg heeft en de vergelijkbaarheid binnen een verslaggevingstandaard kleiner wordt.

Tabel scores totale toelichting

Overzicht scores totale toelichting

Verslaggevingsstandaard RJ IFRS US GAAP

Gemiddelde score absoluut 8,05 10,2 7,7

Gemiddelse score procentueel tov maximaal 49% 62% 47%

Variatie in score tussen jaarrekeningen 4 5 9

Variatie als percentage van maximale score 24% 77% 55%

Bijzonderheden

Hieronder worden enkele bijzonderheden benoemd welke uit het onderzoek naar voren kwamen. Opvallend is dat in de toelichting, opgesteld op basis van de RJ, bijna nooit over de methode voor de verwerking van meerwerk wordt gesproken. In toelichtingen op basis van IFRS en US GAAP is dit wel vaak opgenomen. Een verklaring zou kunnen zijn dat ondernemingen welke op basis van de RJ verslaan minder groot zijn en daarom minder met meerwerk te maken hebben. Ook zouden ze minder internationaal kunnen werken wat gevolgen heeft voor meerwerk. Echter lijkt mij dit niet geheel realistisch aangezien ik vanuit de praktijk weet dat de meeste ondernemingen waar sprake is van onderhanden projecten er sprake is van meerwerk.

Nog een opvallend verschil is dat in de toelichting onder IFRS vaak opgenomen is welk saldo er aan voorschotten is ontvangen, in toelichtingen opgesteld op basis van de RJ komt dit bijna niet voor, mogelijke verklaring hiervan kunnen dezelfde zijn als die van de toelichting over de verwerking van meerwerk.

Het algemeen bekende grote verschil tussen de RJ/IFRS en US GAAP is de mogelijkheid om onder US GAAP de CC-methode toe te passen. Uit het onderzoek blijkt echter dat deze in de praktijk niet lijkt te worden toegepast, van de tien onderzochte jaarrekeningen hanteerde geen enkele onderneming de CC-methode. Hierdoor is het waarschijnlijk dat het verschil tussen de waarderingsmethodes op basis van de RJ/IFRS en US GAAP in de praktijk kleiner zijn dan dat algemeen bekend is.

Ook valt op dat er verschillende terminologie wordt toegepast om onderhanden projecten aan te duiden. Zo wordt in de jaarrekening van Grontmij N.V. gesproken over ‘amounts due from and due to customers’ en spreekt Arcadis N.V. over ‘work in progress’.

Retenties moeten toegelicht worden indien zij aanwezig zijn. Sommige ondernemingen nemen deze, zoals verwacht, op onder de onderhanden projecten (Koninklijke BAM Groep N.V.), andere (SBM Offshore N.V.) onder de debiteuren.

61

5 Conclusie

Conclusie waardering en resultaatbepaling

Het onderzoek is gedaan om vast te stellen welke invloed een verslaggevingstandaard heeft op de gebruiker van de jaarrekening. Hiervoor is onderzoek verricht om de verschillen tussen de verslaggevingstandaarden in kaart te brengen. De belangrijkste bevindingen zijn hieronder opgenomen.

Een belangrijk verschil tussen de RJ en de andere standaarden is dat alleen onder de RJ het toegestaan is projectontwikkeling onder de onderhanden projecten te presenteren, waarbij dezelfde regels van onderhanden projecten in opdracht van derden mogen worden toegepast.

Onder IFRS gelden in tegenstelling tot de RJ specifieke bepalingen ten aanzien van het opsplitsen van contracten in verschillende onderhanden projecten.

Ook mag bij toepassing van de RJ bij een stabiele stroom (ideaalcomplex) van het gereedkomen van onderhanden projecten, om praktische redenen, de CC-methode worden toegepast, wat onder IFRS niet is toegestaan.

Bij gebruikmaking van US GAAP gelden voor de verschillende branches verschillende regels waarbij de regelgeving, welke het meest aansluit met onderhanden projecten in opdracht van derden zoals bekend onder de RJ en IFRS vooral gericht is op onderhanden projecten zoals wij die in het algemeen kennen. Softwareontwikkeling valt hier buiten en er gelden ook speciale regels voor onderhanden projecten in opdracht van de overheid.

Daarnaast is het grote verschil tussen US GAAP en de RJ/IFRS dat bij US GAAP, onder bijzondere omstandigheden, de CC-methode is toegestaan terwijl dit bij toepassing van de RJ/IFRS niet toegestaan is. Wel is het mogelijk om onder vrijwel gelijke omstandigheden de PoC-methode with zero profit toe te passen waarbij omzet wordt verantwoord in gelijke omvang als de gemaakte kosten, indien verwacht wordt dat de gemaakte kosten van de opdrachtgever vergoed worden. Bij toepassing van de CC-methode wordt omzet verantwoord bij oplevering van het project.

Tevens viel op dat de onderzochte regelgeving van US GAAP specifiek gericht op ‘construction contracts’, en staat zij niet toe om algemene, administratieve en verkoopkosten in de onderhanden projecten te activeren. Daarnaast staat ze wel toe om bij toepassing van de PoC-methode de projecten welke minder dan 10% voltooid zijn, buiten de POC-methode te laten vallen en te behandelen onder de CC-methode. Dit in tegenstelling tot de RJ en IFRS.

Nadat de belangrijkste verschillen in kaart zijn gebracht wordt geconcludeerd dat alle verslaggevingstandaarden zeer strikte regels kennen ten aanzien van de verwerking van onderhanden projecten in de jaarrekening. Ondanks de verschillen in waardering- en resultaatbepalinggrondslagen zal het toepassen van de een of de andere standaard wel invloed hebben op de waardering en resultaatbepaling, maar gezien de stringente regelgeving zullen de verschillen tot algemene verschillen beperkt blijven.

Echter is wel het schattingselement erg van belang voor de waardering en resultaatbepaling. De schattingen hebben betrekking op de verwachte opbrengst, verwachte kosten en de verwachte voortgang waardoor er meerdere variabelen zijn waar een ondernemer mee kan sturen om het

62 resultaat een bepaalde richting op te sturen. Dit probleem doet zich niet voor ten aanzien van een specifieke standaard maar heeft op alle standaarden betrekking.

Conclusie disclosure en praktijkonderzoek Naleving verplichte toelichting

Op basis van onderzoek is vastgesteld dat de verslaggevingstandaarden RJ en IFRS evenveel verplichte toelichtingen stellen. Regiems welke onder US GAAP vallen hoeven verplicht minder toe te lichten dan de RJ en IFRS. Hiermee wordt gesteld dat de RJ en IFRS als verplichte toelichting de meeste informatie bieden.

Daarnaast is vastgesteld dat de ondernemingen welke op IFRS rapporteren zowel absoluut als