• No results found

Archeologen werken in Zuid-Holland, opgravingen uit de laatste 15 jaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologen werken in Zuid-Holland, opgravingen uit de laatste 15 jaar"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

tentoonstellingscatalogus nr. 11

archeologen werken

in zuid-holland

opgravingen en vondsten uit de laatste 15 jaar

Rijksmuseum van Oudheden/Leiden 21/11 1975-22/21976

(2)

Inhoud

3 Voorwoord

6 Archeologen werken in Zuid-Holland waarom' 7 Mensen woonden in Zuid-Holland waar?

Prehistone

11 Benen jacht- en v/sgerei uit de midden-steentijd, gevonden op de Maasv/akte (circa 7000 v Chr )

13 Bewoning u/t de jonge steentijd op de Hazendonk in de Alblasserwaard (3000-1600 v. Chr)

19 De klokbeker-nederzettmg op de Schoonrewoerdse stroomrug (1800-1600 v Chr )

21 Nederzettmgen uit de midden-bronstijd en de ijzertijd te Zijderveld( 1400-1000, 700-200 v Chr)

24 Vana(Den Haag, Schiedam, Nieuw-Lekkerland.Loosduinen, Hekelmgen, Voorhout, Mijnsherenland, Katwijk, Hanng-vliet, Maasland)

Romemse tijd (47-275 na Chr)

26 Een inheems boerenbednjf m de Hargpolder bij Kethel 28 Een mheemse, geromaniseerde nederzetting te Rijswijk 31 Het Romemse fort, de haven en de schepen van

Zwammerdam

36 Varia (Leiderdorp, Poeldijk) Vroege Middeleeuwen

37 Rothulfuashem, de voorloper van Rijnsburg (600-1000) Middeleeuwen

40 De Abdij van Rijnsburg (1133-1572) 45 De kasteien van Usselmonde (1220-1800) 48 De stadskern van Dordrecht (1200-1500)

56 Varia (Delft, Loosdumen, Streve/shoek, Zwammerdam, Woerden)

59 Archeologen schnjven over Zuid-Holland

(3)

Voorwoord

De goede banden tussen de provmcie Zuid Holland en het Rijksmuseum van Oudheden zijn even oud als het museum zelf De eerste directeur van het museum C J C Reuvens, vernchtte tussen 1826 en 1834 de eerste wetenschappelijke opgravmg in ons land bij Voorburg op het landgoed Arentsburg waar hij de resten blootlegde van de Romemse plaats Forum Hadnani HIJ paste daarbij een voor zijn tijd revolutionäre opgravmgsmethode toe en streefde naar een toen nog ongebruikehjk grote nauwkeungheid In de jaren 1908-15 zette J H Holwerda vanuit dit museum deze opgravmgen voort HIJ onderzocht in Zuid-Holland voorts de Romemse nederzettmg te Ockenburg bij Den Haag en een aantal Frankische grafvelden

De tentoonstelling Archeologen werken m Zuid Holland wil laten zien wat er thans gebeurt en wat er in het jongste verleden is gedaan Zij is een demonstratie van de huldige activiteit die vaak als reddmgswerk beschouwd moet worden en geefttevens een beeld van de archeologische rijkdom van de provmcie Zuid-Holland

Het mitiatief om m het monumentenjaar M75 met deze tentoonstelling het archeologische monument onder de aandacht te brengen is afkomstig van drs H Sarfatij provmciaal archeoloog van Zuid Holland en van dr L P Louwe Kooijmans conservator van het Rijks

museum van Oudheden Tezamen met de ontwerper Aart Verhoeven werd aan het idee vorm gegeven De gids werd door hen samengesteld waarbij tevens bijdragen werden geleverd door drs J H F Bloemers drs R S Hülsten drs M D deWeerd Voorts werd belangrijke medewerkmg verleend door prof dr P J R Modderman drs H H van Regieren Altena en de Afdelmg Oudheidkundig Onderzoek van de Dienst Gemeentewerken te Rotterdam Aan hen gaat onze dank uit en voorts aan die instellmgen en particulieren die bereidwilhg matenaal in bruikleen afstonden

Ik stel het zeer op prijs dat het provmciaal bestuur van Zuid Holland onmiddellijk het belang van deze expositie heeft ingezien en daarvan door fmanciele steun heeft bhjk gegeven De fmanciele bijdragen aan het opgravmgswerk de aanstellmg van een provmciaal archeoloog en de m-stellmg van een provmciaal bodemarchief in dit museum getuigden reeds van de grote belangstellmg die Zuid Holland toont voor het archeologische onderzoek en het archeologische bodemmonument op zijn grondgebied Aan de verwerkehjkmg van de tentoonstelling heeft het gehele technische museumpersoneel zijn b jdrage geleverd Aan hen en aan allen die op emgerlei wijze medewerkmg hebben verleend zij hierbij onze dank uitgebracht

(4)
(5)

Tijdschaal, de cijfers verwijzen naar de kaart opgravingen Periode 19/5 mnnIOUU 1ΠΠΠ —IUUU 500 na Chr 0 -voorChr 500 -1000 _ 1500 -2000 — 2500 3000 -7000 l

I

Abdij Rijnsburg 25 Usselmonde 6 Dordrecht 5 Rijnsburg 15 Kcthcl 13 ||| Rijswijk 21 1 B Zwammerdam 30 Zijderveld 1 Zijderveld 1 1 T~ Molenaarsgraaf 2 — Hazendonk 3 1 Maasvlakte 11 Delft15 Loosdumen 19 Strevelshoek 8 Woerden 32 Zwammerdam 31 Naaldwijk16 Monster 17 Katwijk 23 Rijnsburg 26 Valkenburg 24 Koudekerk 29 Poeldijk18 Leiderdorp 28 Maasland 14 Katwijk 22 HarmgvIietlO Loosdumen 19 Mijnsherenland 7 Den Haag 20 Voorhout 27 Hekelmgen 9 Loosdumen 19 Nieuw Lekkerland 4 Schiedam12 Moderne tijd Middeleeuwen Vroege Middeleeuwen Romemse tijd Uzertijd Bronstijd Jonge Steentijd (Neolithicum) Midden Steentijd

(6)

Archeologen werken in Zuid-Holland waarom'

De tentoonstellmg 'Archeologen werken m Zuid-Holland' wil een beeld geven van de archeologische activiteiten die binnen de provmcie Zuid-Holland plaats vmden Niet alleen de spectaculaire opgraving en de zeldzame vondst tekenen het beeld Achter alles zit de activiteit van de mensen die het werk uitvoeren, of dit nu is op het bestuurhjke vlak, op het gebied van de archeologie als hobby, of op dat van de pure wetenschapsbeoefenmg Het totaal van het archeologisch bezig zijn vormt de achtergrond van deze tentoonstellmg Dit bezig zijn Staat steeds midden in het dagelijks leven Vondsten worden gedaan bij allerlei grondwerk, opgravmgen gaan vooraf aan nieuwbouw, archeologische monumenten worden behouden in nun huldige omgeving Er is zodoende een voortdurende wisselwerkmg tussen archeologie en maat-schappij, een wisselwerkmg die het stramien vormt waar-bmnen de onderzoekingen en vondsten getoond worden Vroeger werd de provmcie Zuid-Holland archeologisch als nogal 'leeg' ervaren De laatste tientallen jaren is er echter bijzonder veel gevonden en opgegraven Zoveel, dat een keuze gemaakt moest worden BIJ de keuze is gepoogd een goede indruk te geven van ledere tijds-periode. Een aantal bekende namen, zoals de neolithische nederzettmgen te Vlaardingen, het Romemse mihtaire fort in de dorpsheuvel en de burgerhjke nederzettmg op De Woerd te Valkenburg, de Burcht in Leiden, zal men daarom hier missen bij de opgravmgen De tentoonstellmg pretendeert dus niet de archeologie van Zuid-Holland weer te geven, maar geeft wel een aantal kenmerkende voorbeelden van deze archeologie Belangnjke opgravmgen en vondsten fungeren binnen de tijdspenoden als kernen, waaromheen enige bijzondere, aanvullende vondsten zijn gegroepeerd De kernen m de afdelmg prehistone zijn mesolithische vondsten van de Maasvlakte, sporen van neolithische bewonmg in de Alblasserwaard en neder-zettmgen uit de bronstijd en ijzertijd m de Vijfheerenlanden

De kernen m de Romemse tijd zijn mheemse nederzettmgen te Kethel (Schiedam) en Rijswijk en het Romemse militaire fort met de haven en de schepen aan de Rijn te Zwammer-dam Het gedeelte vroege middeleeuwen heeft als kern de nederzettmg te Rijnsburg en de Zuidhollandse grafvelden De middeleeuwen zijn verdeeld naar kerken, kasteien en steden met de Abdij van Rijnsburg, de kasteien van

IJsselmonde en de stadskern van Dordrecht.

De ruime verspreidmg van deze vindplaatsen weerspiegelt de archeologische mogehjkheden van deze provmcie Van de vroegste tijden af zijn twee richtmgen bepalend geweest oost-west längs de benedenlopen van Rijn en Maas in de door deze nvieren gevormde delta, en noord-zuid längs de afsluitmg van de delta, de kust van de Noordzee Voortdurend is dit gebied een plaats van ont-moetmg geweest, waar noordelijke en zuidehjke elementen elkaar afwisselden en wederzijds bemvloedden Ge-durende de prehistone vormde de Alblasserwaard een gebied van contacten tussen kust en binnenland In de Romemse tijd vormde de mihtaire zone längs de Rijn een Romemse scheidmg tussen het mheemse volk der Cananefaten (zuidelijk, binnen het Rijk gevestigd), dat gedeeltelijkgeromaniseerd werd, en de Fnezen (noordelijk, buiten het Rijk), waar zieh de prehistonsche levenswijze sterk handhaafde De Frankische kolonisatie der vroege middeleeuwen kwam uit het zuiden, stopte aanvankehjk bij de oude grens längs de Rijn, maar wist m later tijd loch ook het gebied van de Fnezen te mcorporeren. De politieke situatie tijdens de middeleeuwen deed eerst een langgerekt graafschap ontstaan op de smalle kuststrook - van het Vlie tot de Scheide Later werd dit verkort en verbreed tot het graafschap Holland, dat de beide genoemde nviermonden volledig beheerste en van daaruit het achterland openlegde De ontgmnmgen en stedestichtmgen der late middel-eeuwen, die hier weer het gevolg van waren hebben de voorwaarden geschapen voor de huldige dichte bewonmg van de Randstad die we dagelijks kunnen constateren

Maar, doordat er nu zoveel mensen wonen m deze provmcie, worden er ook zoveel archeologische vondsten gedaan Mensen, die nieuwe wegen en gebouwen nodig hebben waardoor de grond voortdurend wordt omgewoeld Maar ook mensen van wie bij velen een grote belangstellmg leeft voor de archeologie Van de 2500

amateur-archeologen, landehjk aangesloten bij de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (A W N ), wonen er niet minder dan 750 m Zuid-Holland, georgamseerd m vijf afdelmgen Verder zijn er enige belangen-groepen voor archeologische objecten afzonderlijk, van groot belang zijn ook de archeologische activiteiten vanuit de regionale en plaatsehjke historische veremgmgen

(7)

Mensen woonden m Zuid-Holland waar?

Werkzaamheden van amateur archeologen vormen een essentiele aanvullmg op het werk van de archeologische instelhngen Vondstmeldingen en verkennmgen zijn onontbeerlijk zowel voor het attenderen op noodzakehjk opgravmgswerk, als om het beeld van de verspreidmg van archeologische verschijnselen te vervolledigen Dat de vinder daarbij zijn histousch-archeologische kennis op niet onaanzienhjke wijze kan vernjken is de positieve bijdrage van de archeologische instelhngen in het tweenchtmgs-verkeer

De instelhngen die zieh dagehjks met de archeologie van Zuid-Holland bezig houden zijn zeer verscheiden Locale mitiatieven hebben in 1960 in Rotterdam geleid tot de instelhng van een gemeentehjke Afdehng Oudheidkundig Onderzoek, die het oude mondmgsgebied van de Maas, tegenwoordig Rijnmond, tot werkgebied heeft Sedert1971 kent de gemeente Delft een Archeologische Commissie, die het werk van de amateur-archeologen op het grond-gebied van de gemeente coordmeert

Meer dan anderhalve eeuw oud is het belangnjkste archeologische museum van ons land, het Rijksmuseum van Oudheden (R M O ), het bevindt zieh binnen de provmcie in Leiden Naast zijn nationale positie heeft het museum ook altijd gefungeerd als regionale verzamelplaats voor bodemvondsten Sinds emd 1969 voert de provmcie zelf een gencht archeologisch beleid, na een reeds eerder genomen mitiatief tot mcidentele fmanciele steun Toen werd door het Provinciale Bestuur, m overleg met de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (R 0 B ), een provmciale archeoloog aangesteld, die een coordmator poogt te zijn van al die archeologen die werken m Zuid-Holland Zijn archeologische thuishaven is het R M 0 , waar ook de collectie van bodemvondsten uit de provmcie (Provmciaal Bodem-Archief) is ondergebracht Vijf jaar bestaat nu deze structuur Het eerste lustrum valt samen met het Monumentenjaar M 75 Beide zijn voldoende aanleidmg om aan de archeologische monumenten in Zuid-Holland aandacht te besteden, m een vorm echter die in de ogen van de Samenstellers eigen is aan de beoefenmg van de archeologie vanuit de moderne, dagehjkse praktijk bezig zijn met het verleden

H S

Zeker in een gebied als het huldige Zuid-Holland werden voor de bedijkmg de bewomngsmogehjkheden geheel geregeerd door de bodemgesteldheid Emge kennis daar-van, en zo van de geologische wordingsgeschiedems van de provmcie is dus beshst noodzakelijk om de bewonmgs-geschiedems te kunnen begnjpen Dan ook wordt het duidelijk, waarom bepaalde vondsten nu juist op dat ene punt werden aangetroffen en waarom zij eiders ontbreken. In de laatste ijstijd, het Wurm - of Weichsel - glaciaal, meer dan 10 000 jaar geleden, was een enorme hoeveelheid water aan de zee onttrokken en opgeslagen m ijskappen van enkele kilometers dikte op o m Canada, Schotland en Scandmavie De zeespiegel stond hierdoor meer dan 100 m lager dan nu Nederland maakte tezamen met de droog gevallen Noordzeebodem deel uit van een uitgestrekte, schaars begroeide zandvlakte ten zuiden van de Skandmaafse ijskap Onder Zuid-Holland helt dit opper-vlak van circa 10m onder Gormchem tot circa 20 m diepte onder Den Haag Onder het huldige rivierengebied bevond zieh de zeker 20 km brede stroomvlakte van de gecombi-neerde Rijn-Maas, in dietijd een woeste smeltwaternvier, die veel zand en grmt aanvoerde Grote delen van het jaar lagen de beddmgen evenwel droog en werden er lange reeksen hoge duinen van stuifzand opgewaaid De toppen daarvan - de zgn donken - steken m de huldige Alblasser-waard nu nog boven de latere klei- en veenafzettmgen uit Toen de ijstijd ten einde kwam en de ijskappen afsmolten

(de oorzaak laten we hier in het midden), rees de zee-spiegel zeer snel, m een tempo van zeker 2 m per eeuw. Het vlakke 'Noordzee-land' raakte m körte tijd over-stroomd Omstreeks 6000 v Chr bereikte de snel oprukkende kusthjn ongeveer de positie van de huidige kust, bij een stand van — 20 m NAP. Deze kusthjn bestond uit een veelvoudig onderbroken strandwal, opgeworpen door de brandmg Als door een bulldozer werd deze steeds verder landmwaarts geduwd Geleidehjk kwam dit proces echter ten einde de hoeveelheid zand, opgeslagen m de wal, was steeds groter geworden en de kracht van de zee steeds kleiner, want de zeespiegelstijgmg nam sterk af Na de vormmg van de oudst bewaard gebleven strandwallen, die onder Den Haag, Voorschoten, Oegstgeest en Warmond, verloopt het proces omgekeerd en bouwt de kust zieh snel zeewaarts uit strandwal na strandwal

(8)

wordt opgeworpen Zij zijn met läge dumtjes (de Oude Duinen) bedekt en van elkaar door brede strandvlakten gescheiden Zo werd tussen 3000 en 1000 voor Chr de huldige bloembollenstreek gevormd

Het gebied achter destrandwal(len) waseerder herschapen in een waddenzee, die oostwaarts reikte tot aan de lijn Krimpen-Bodegraven en van de Utrechtse zandgronden gescheiden was door kwelders en een uitgestrekt veen gebied De afzettmg van sedimentzand klei en veen -hield er gehjke tred met de zeespiegelstijgmg Rond 4000 v Chr lag dit mveau omstreeks —7 m, 3000 v Chr op —4 m, 2000 v Chr op —2 m N A P

In tijden van rust (zgn regressiefasen) werden er kwelders gevormd en soms zelfs veen in tijden van grotere

aanvalskracht van de zee (zgn transgressiefasen, waar schijnhjk door een grotere storm- en stormvloedfrequentie) ontstonden er uitgestrekte kreeksystemen, waarm eb en vloed vrij spei hadden

Toen de kustzone steeds breder en hechter werd drong de zee minder binnen door beide nviermonden die van de Rijn bij Katwijk en die van de Maas bij Hoek van Holland Het wadden- en kweldergebied veranderde m een groot, zoetwater-veenmoeras Zo is de situatie vanaf het neohthicum tot het emde van de Romemse tijd geweest Vooral via de wijde Maasmond bleef de zee echter herhaaldehjk dreigen Daar zijn in elke transgressiefase uitgebreide kreeksystemen gevormd en weer dichtgeslibd en zijn er telkens kleidekken over oudere Systemen en over het omnngende veen afgezet Het verste reiken de kreekafzettingen van kort voor de Romemse tijd, waarvan de verste uitlopers tot Alblasserdam en Papendrecht, 40 km vanaf de monding, reiken Het is ovengens opmerkelijk dat het verloop van beide grote nvieren gedurende de laatste 5000 jaar weinig is veranderd de Rijn via Utrecht en Alphen naar Katwijk, en de Maas, minder duidelijk, längs de Brabantse zandgronden via Rotterdam naar Hoek van Holland

Na de Romemse tijd valt een groot deel van het oude land ten prooi aan de zee Geheel Zeeland en het gebied van de Zuidhollandse eilanden worden vermeid Slechts kleine veengebieden m de kernen der eilanden verraden de vroegere situatie Als laatste valt de Grote Waard, slachtoffer van de St Elizabethsvloed van 1421 De Alblasserwaard

ontkomt maar net aan deze ramp Ten dele door vervenmg ontstonden m hetgespaard gebleven veengebied ten noorden van Rotterdam grote meren met steeds verder afkalvende oevers, waardoor ook daar het veenlandschap ernstig werd aangetast Met het land zijn telkens ook alle bewoningssporen daarm verdwenen

Waar treffen wij nu oude bewonmg aan m dit steeds veranderende landschap? In de regel daar waar men weinig overstromingsgevaar te duchten had, het erf door een goede ontwatermg met te drassig was zoet water in de nabijheid voorkwam en ruimte voor akkers en vee aanwezig was Zeer oude bewoningssporen zijn zo gevonden op de donken en op oude nvierafzettingen in het veengebied De strandwalgordel is sedert zijn ontstaan vrijwel ononder-broken bewoond geweest Voorts vestigde men zieh telkens op de hoge oevers van de kreeksystemen achter de Maasmondmg Stellig woonde men graag sedert de oudste tijden op de hoge oevers längs Rijn en Maas maar door latere erosie en afzettmg zijn die van de Maas vrijwel geheel verdwenen en zijn längs de Rijn woonplaatsen van voor de ijzertijd onbekend Het oude wadden- en kwelder-gebied en het latere veenlandschap lijken altijd een verlaten en onbewoonde wildernis te zijn geweest waar-doorheen de beide nvieren verbmdmgswegen vormden tussen de kustbewoners en de zandgronden

Pas m de late middeleeuwen, sedert ongeveer 1100 raakt het bewonmgspatroon emgszms los van de natuurhjke gesteldheid, zoals hierboven beschreven Weliswaar liggen de belangnjkste dorpen en steden dan nog steeds op de strandwallen, längs de nvieren en speciaal bij de mondingen daarvan en aan de monden van de grote kreken De grotere verandermg is echter de creatieve (en destructieve') rol die de mens gaat vervullen de actieve (her)vormmg van het woongebied De op en aanwassen in het zuid westen worden bedijkt en groeien aaneen tot de huldige eilanden nieuwe gionden in het voormahge veenland Het veengebied wordt door de landsheer ter ontginning uitgegeven, geperceleerd, van kaden voorzien en ontwaterd De kaden worden dijken de ontwatermg wordt ge mechaniseerd met molens Er vmdt vervenmg plaats (zoals gezegd) maai uitemdehjk worden bijna alle plassen en meren omgevormd tot droogmakenjen, waarm ons een blik is vergund op de bloot gespoelde oude wadafzettmgen

(9)

De bodemgesteldheid van Zuid-Holland. Vereenvoudigd naar de NEBO-kaart 1 :200.000

afzettingen uit de midden-steentijd (voor 3400 v. Chr.)

donken (in het nvierengebied)

afzettingen uit de jonge steentijd (3400-1700 v. Chr.)

stroomruggen (in het nvierengebied) strandwallen met oude duinen oude wadafzettingen

oude wadafzettingen met resten van het latere veendek

bodems van polders en droogmakerijen

afzettingen uit de bronstijd en ijzertijd

(1700 v. Chr.-47 na Chr.)

UJTTjjjjJI kreekafzettmgen in het Westland en rivieraf-Illllllllll zettingen bedekt met dünne, jongere kleidekken

na - romeinse afzettingen (nä 270 na Chr,)

[l||||||jf rivier-, kreek- en zee-afzettingen veen

(10)

De dijken betekenden een verstormg van het natuurhjke evenwichttussen landschap en ontwatenng Opslibbing van buitendijks land, inklinkmg van veengronden en onvoldoende zware dijken hadden tezamen talloze dijk doorbraken en overstrommgen tot gevolg, zowel m het nvierengebied als aan de kust achter de Maasmond In onze huldige, met graafmachines uitgeruste samenlevmg lijkt dit verleden tijd en voelen we ons overal veilig De

bodemgesteldheid speelt geen rol meer bij de keuze waar we zullen gaan wonen en als we door de provmcie njden zijn we ons nauwehjks meer bewust van de verschillen m geologische geschiedems en bodemgesteldheid tussen de verschillende landschappen, die voor de middeleeuwen bepaalden waar je wel kon wonen en waar met

L P L K

Een benen boortje, dne zeer kleine 'harpoenpuntjes' en twee topjes van grotere exemplaren gevonden op de Maasvlakte

(11)

Benen jacht- en visgerei uit de midden-steentijd, gevonden op de Maasvlakte

circa 7000 voor Chr

De famihe de Vnes uit Oostvoorne houdt ervan om over de Maasvlakte te zwerven en daar te zoeken naar fossiele beenderen, schelpen en potscherven. Met het zand, waaruit de immense kunstmatige zandvlakte is opgebouwd, zijn deze van verschillende dieptes opgezogen door zandzuigers Op 16 Oktober 1971 deed de heer De Vnes de vondst van zijn leven een benen harpoenpunt uit het mesolithicum (midden-steentijd), de oudste archeologische vondst van de provmcie, globaal rond 7000 v Chr te dateren Via de heer C Wind, amateur-archeoloog te Rockanje, werddeontdekking aan de provmciaalarcheoloog gemeld Het was tenslotte ondergetekende, die in die tijd juist een Studie maakte van even oude vondsten uit de

Noordzee, die de documentatie van de vondst verzorgde en deze m een pubhcatie bekend maakte Gestimuleerd door het succes en de archeologische belangstellmg zette de familie De Vnes de naspeurmgen vooit Door hardnekkig en systematisch zoeken breidde de verzameling zieh gaandeweg uit Dezeomvat nu 12 werktuigen of fragmenten daarvan, afkomstig van 3 vmdplaatsen De laatste vondsten werden onlangs gedaan op 21 September 1975 en het ligt in de verwachtmg dat er nog meer zullen volgen

'Vanzelfsprekend hören dergehjke unieke vondsten m een museum', zegt de heer De Vnes, 'maar zolang we ertelkens werktuigen bij vmden, vmd ik het aardig om ze thuis te hebben' Dat de vondsten voor het nageslacht bewaard zullen bhjven m een archeologisch museum is dus verzekerd

Omstreeks 7000 v Chr was het afsmelten van de ijskappen al flink gevorderd De zeespiegel stond evenwel nog circa 40 m lager dan nu Bijlen, gemaakt uit pijpbeenderen van de oeros, die in de laatste jaren zijn opgevist nabij de Brume Bank (ten westen van Katwijk) tonen aan, dat er jagers en vissers leefden m de moerassige kustzone van deze, zieh snel verwijdende, zee De vondsten van de Maasvlakte laten zien, dat eveneens m de brede dalvlakte van Rijn en Maas (nu overdekt met een 20-26 m dik pakket jongere afzettmgen) soortgehjke mensen hebben gewoond

De Rijn en de Maas waren toen geen wilde smeltwater-rivieien meer, zoalstevoren m de ijstijd Zij stroomden m

(12)

Vatting met steelgat u/t edelhertgewei

talnjke meren en plassen Het klimaat was evenwel nog zo kil dat geen andere bomen dan berk en den en een enkele wilg enige beschuttmg konden geven Het is blijkbaar dit wild vogel en visnjke landschap waar de toenmalige bezitters van de Maasvlaktewerktuigen zieh toe voelden aangetrokken

Nederzettmgen uit deze tijd kennen we uit volledig vergelijkbare miheus in Denemarken en Oost Engeland

Door de opgravmgen weten we dat we te maken hebben met seizoenkampen van vissers en jagers op eland bever hert ree zwijn beer en otter en op allerhande watervogels Enkele peddels uit deze woonplaatsen en de beroemde dennehouten kano van Pesse m Drenthe laten zien dat men zieh al uitstekend aan het nieuwejachtterrem had aan gepast Het eerste huisdier de hond wordt in dezelfde tijd getemd als hulp bij dejacht Uit de vormen (de typen) der benen werktuigen kunnen we concluderen dat de jagers m onze streken cultureel verwant waren aan deze grote groep jagers en vissers (de Maglemose cultuur) die woonden m een gebied dat reikte van Oost Engeland tot aan Estland Verder zuidehjk in Noord Frankrijk woonden mensen met een duidehjk verschillende culturele traditie welke we Tardenoisien noemen

In ons land kennen we kampementen uit deze tijd uitsluitend van de zandgronden Daar is echter alles vergaan behalve de vaak kleine vuurstenen werktuigjes De vondsten uit de Noordzee en van de Maasvlakte tezamen met enkele benen bijlen uit de grote rivieren vormen dus een dankbare aanvullmg Heiaas zijn op de Maasvlakte alle kleine vuursteentjes verloren geraakt m de onmetehjke hoeveelheden zand Tot heden zijn alleen enkele onbewerkte afslagen gevonden die even goed kunnen hören bij de schaarse laat neohthische vondsten

L P L K

(13)

Bewoning uit de jonge steentijd op de Hazendonk in de Alblasserwaard

3000-1600 voor Chr.

Een groep enthousiaste amateur-archeologen, veremgd in de werkgroep 'Lek- en Merwestreek van de A W N en onder de bezielende leidmg van de heer H A de Kok uit Hardmxveld-Giessendam ontdekte in dejaren 1962-1972 een groot aantal archeologisch interessante terremen in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, met name een aantal nederzettmgen uit de late steentijd en de midden-bronstijd Gewapend met grondboor en spade trokken zij er vele zaterdagen op uit om op veelbelovende punten kleine testkuilen te maken Een uitstekende terremkennis en een goed mzicht m de geologie van de streek was daarbij onmisbaar Er werd zeer zorgvuldig gewerkt Zelfs de kleinste vondsten werden bewaard Deze werden ter determmatie gezonden aan prof dr P J R Modderman te Leiden, die een documentatie bijhield en het onderzoek stimuleerde

Toen omstreeks 1965 een ruilverkavelmg op gang kwam dreigde een groot aantal der nieuw ontdekte terremen door wegaanleg verstoord te worden Schnjver dezes raakte te zelfder tijd geboeid door de zeer gunstige mogehjkheden voor onderzoek m deze streek en nam toen de samenwer-kmg met de werkgroep van Professor Modderman over De mventansatie van de vmdplaatsen en het onderzoek met grondbormgen en opgravmgen mondde tenslotte uit in een gedetailleerd beeld van de wordmgsgeschiedenis en van de prehistonsche bewonmg van dit gebied, waarover tenslotte m 1974 de pubhcatie is versehenen Voorts kon een tiental nederzettmgen voor vernielmg gespaard blijven dankzij de demonstratieve werkmg van een

succesvolle opgravmg op een plaats en de goede verstand-houdmg met de ruilverkavelmgsautonteiten De belang-rijkste terremen zijn voorgedragen om als archeologisch monument beschermd te worden Het onderzoek demonstreerde hoe produktief de samenwerkmg van de verschillende geledingen van de archeologische wereld kan zijn

Hoe körnt het nu dat er juist in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden zulke oude nederzettmgen gevonden worden Uit hetgeen hierboven en in de inleidmg is verteld, is het duidelijk, dat er sprake moet zijn van een bijzondere bodemgesteldheid oude afzettmgen liggen er

dichtbij het oppervlak Dit zijn als oudste de 'donken', toppen van hoge nvierdumen, die zijn opgewaaid aan het einde van de laatste ijstijd (globaal 8000 v Chr) Nadien raakten de Hellingen van deze dumen even snel bedekt met veen en klei als de zeespiegel steeg Slechts de hoogste dumtoppen steken nu nog boven dejongeie afzettmgen uit De Hazendonk is een kleine, geisoleerd gelegen donk in het hart van de Alblasserwaard In de wijde omtrek is er geen andere te vmden Wanneer de steentijd-mensen deze streek bmnendrongen hadden zij wemig keus om zieh te vestigen al was het maar voor kort de Hazendonk was het enige droge punt Hierin kunnen we de verklarmg vmden, dat we op dit terrem bewonmgsafval uit een vele eeuwen lange periode bijeen vmden Telkens weer is men naar dit punt teruggekeerd Waar grotere of meerdere donken bijeen lagen, zijn de sporen van bewonmg zo verspreid dat ze moeihjk of met te ontdekken zijn De grote donken zijn bovendien vaak bebouwd en vergraven waardoor veel verstoord is Een kleine donk is voorts handzamer te onderzoeken Vandaardatde Hazendonk werd uitgekozen toen we de oudste bewonmg met alleen van de Alblasserwaard, maar van de hele Rijn/Maas-delta wilden leren kennen

De eerste vondsten werden in 1962 gedaan, in 1966 gevolgd door meuwe ontdekkmgen en in 1967 door een vooronderzoek Het archeologische matenaal bewees bewonmg rond 3000, 2400, 2100 en 1800 voor Christus, terwijl stuifmeelonderzoektevens nog oudere bewonmg (3400, zelfs 4000 v Chr) suggereerde De jaartallen bij dit onderzoek zijn, zoals tegenwoordig m de prehistone gebruikehjk, gebaseerd op radiokoolstofmetmgen In 1974 werd een grootscheepse opgravmg gestart, die m 1975 werd voortgezet en m 1976 zal worden vervolgd Het is met de bedoelmg en trouwens vrijwel onmogelijk om de gehele donk op te graven Daarom werd een 'aanvalsplan bedacht om met een mimmum aan graafwerk een zo compleet mogehjk beeld van de bewonmgsgeschiedems van de donk te krijgen Daarbij gelden de volgende over wegingen De afval van de mensen, die op de top en de Hellingen van de donk hebben gewoond, is ook verspreid geraakt op het toenmalige veen naast de donk Dit oude loopvlak is vervolgens overdekt geraakt en de resten van latere bewonmg liggen in het veen dus op een hoger

(14)

Hazendonk werkput Profiel door de afzettingen op de donkhelling, het veen is donker de kleilagen zijn licht van kleur

(15)

niveau. Op de helling en zeker op de top van de donk ligt alles door elkaar. Daar is bovendien door de beworteling van bomen, het graven van dieren, afspoeling en verwering weinig meer bewaard gebleven. In het veen daarentegen is alles netjes 'verzegeld' en is wegens de natte condities ook vergankelijk materiaal zoals been en hout bewaard gebleven. Het stond ook wel vast dat niet steeds de gehele donk, maar telkens slechts een klein deel daarvan als woonplaats had gediend. Tenslotte zouden de oudste, laag op de helling gelegen nederzettmgsn wel eens geheel kunnen zijn overdekt.

Dit overwegend hebben wij op regelmatige afstanden kleine putten van 2 χ 3 m uitgegraven längs de rand van de donk om de verschillende afvalniveaus in het veen op te zoeken. Inmiddels zijn 15 van dergelijke mini-opgravingen uitge-voerd Afhankelijk van de bewoningsactiviteit op zo'n punt leverde een dergelijke put slechts enkele of meer dan duizend vondsten op. De top van de donk werd met een lange sleuf verkend met het verwachte siechte resultaat. Om de oudste, diepste cultuurlagen te bereiken werden twee sleuven met zware bronbemaling uitgegraven op punten waar een dergelijke afvallaag werd verwacht. In totaal zijn in beide opgravingscampagnes circa 25.000 vondsten gedaan. Van alle is de positie exact ingemeten. De enorme hoeveelheid gegevens kan alleen met behulp van een Computer worden uitgewerkt. Voor dit mogelijk is, moet er echter nog veel werk worden verzet. Bovendien moet er nog een groot aantal grondmonsters worden uitgezeefd. Vandaar, dat de hieronder vermelde resultaten slechts zeer voorlopig zijn.

Van eventuele zeer vroege bewoning rond 4000 of 3400 v. Chr. (even oud als die te Swifterbant in de polder Flevoland) is nog geen spoor gevonden. Uit de periode rond 3000 zijn nu twee woonkernen ontdekt, de een waar-schijnlijk wat ouder dan de ander. Het gaat daarbij om een geheel nieuwe 'cultuur' welke zieh niet ver buiten de Nederlandse grenzen kan hebben uitgestrekt en waarvan onlangs ook nabij Wijchen resten zijn gevonden. Wij hebben deze cultuur naar de eerste vindplaats 'Hazendonk-cultuur' genoemd. Het aardewerk is op primitieve wijze uit kleirollen ('worsten') opgebouwd, van model ton-vormig met iets afgevlakte, ronde bodem. De eenvoudige

(16)

Vuurstenen dolkklingen en krabbers u/t Zuidlimburgse vuursteen, 3000 v. Chr.

een spatel, een takje, de gewrichtskop van een botje, de nagel of de vingertop. Men gebruikte fraai geslepen stenen bijlen met ronde doorsnede, die in een houten steel gevat moeten zijn geweest. Kleine vuurstenen werktuigjes (krabbers, pijlpunten) maakte men zelf uit rolsteentjes. Grote messen en krabbers werden daarentegen door ruil-handel uit Zuid-Limburg verkregen. Daar was men juist in deze tijd begonnen met de ontginning van eerste kwahteit vuursteen in een heuse mijnbouw.

Vervolgens is de donk enige iijd onbewoond, maar om-streeks 2400 v. Chr. hebben er zieh, waarschijnhjk

herhaaldehjk, mensen gevestigd. Deze bewoning behoort tot een vroege fase van de Vlaardingen-cultuur, genoemd naar een even oude nederzetting die in 1959-1964 te Vlaardingen werd opgegraven. Längs de rand van de donk liggen enkele elkaar ten dele overlappende woonkernen. Deze zomer (1975) werd op drie punten een tenminste 25 m lange palissade aangesneden, mogehjk een omheining, waarbinnen vee kon worden beschermd. Zeer bijzonder is de vondst van het blad van een houten peddel. Wederom ligt de donk dan weer enkele eeuwen verlaten, alvorens er zieh rond 2100 v. Chr. opnieuw mensen

(17)

vestigen. Er is nu geen sprake van een klein kampement aan de donkvoet, maar de gehele top werd kaalgekapt en afgebrand. De streek werd in deze tijd doorsneden door een grote rivier, die het veen over grote delen overstroomde en bedekte met een kleilaag van wisselende dikte. Over deze rivier (nu in het landschap zichtbaar als een zandrug: de 'Schoonrewoerdse stroomrug') en de zijkreken daarvan bereikten deze laat-Vlaardingen mensen de Hazendonk. Ook van hen is weer het huisvuil gevonden: potscherven, vuursteen en botten. Op een plaats had men een drassige laagte als een soort vuilnishoop gebruikt. Daar lagen duizenden vondsten in een laag bijeen op een gebied van niet meer dan 15 m2. De analyse van deze vondst-concentratie zal ons veel over de levenswijze van deze mensen kunnen leren. Enkele kleine versierde scherfjes zijn afkomstig van bekertypen, die tussen 2200 en 2000 v. Chr. in gebruik waren.

Na het wegtrekken van de laat-Vlaardingen mensen vond een Sterke afspoeling plaats van het verlaten nederzettmgs-terrein. Het verspoelde zand werd op de zoeven vermelde kleilaag afgezet. Een groot fragment van een zgn. potbeker in dit zand en van enkeie kleine scherfjes verspreid over de donk, bewijzen dat ook tussen 1800 en 1600 v. Chr. de donk nog werd bezocht en mogelijk zelfs bewoond. De Schoonrewoerdse stroom was toen echter al verzand en het is gebleken, dat men zieh na 1800 bij voorkeur op de hoogste delen van deze zandrug vestigde. Veel grond van de verschillende oude cultuurlagen is gezeefd om ook de kleinste archeologische resten te vinden: veel vuursteensplinters, een barnstenen kraal, verkoolde graankorrels, hazelnoten en appeltjes, houtskool en een grote hoeveelheid kleine botjes en visresten (graten, werveltjes, kieuwbeentjes e.d.) vormden de buit. Veen-monsters werden genomen voor het stuifmeel- en zaden-onderzoek. Door specialistische onderzoekers wordt van alle botten en botjes de diersoort bepaald en van de zaden de plantesoort. Zo kan de etensafval ons iets verteilen over het menu van de steentijd-mensen. Door het menu weten we dan iets over de levenswijze: waren het boeren of jagers en vissers, of mogelijk alle drie? Wat voor dieren vormden de veestapel, waar werd op gejaagd, waarnaar werd gevist? Wij kunnen die vragen nu nog niet

beantwoorden, daarvoor is het onderzoek nog niet genoeg

Pot u/t de vroege fase van de Vlaardingen-cultuur (2400 v. Chr.)

gevorderd. Grondboringen en stuifmeelonderzoek zuilen ons in Staat stellen het landschap en de begroenng tijdens iedere bewoningsfase te reconstrueren. Door de gegevens van de verschillende fasen dan te vergelijken, kunnen we straks een glimp te zien krijgen van de ontwikkeling van de menselijke levenswijze in relatie tot de omgevmg

(het milieu) gedurende de laatste 1300 jaar van de steentijd. Het is maar een glimp: wat technische en economische bijzonderheden. Veel essentiele zaken als taal, geloof, sociale structuur en voor reconstructie belangrijke gegevens als huidskleur, haardracht, kleding enz. zijn niet meer te achterhalen. Met veel moeite levert een zeer gunstig terrein als de Hazendonk niet meer dan een gebrekkig beeld.

(18)
(19)

De klokbeker-nederzetting op de Schoonrewoerdse stroomrug

1800-1600 v. Chr.

Van later datum dan de donken zijn de zandige bedding-en oeverafzettingbedding-en van oude rivierlopbedding-en, de zgn. stroom-ruggen. De oudste liggen onbereikbaar diep ingebed in het veen, maar die uit de periode 3000-2000 voor Chr. liggen nog zeer dicht onder het maaiveld. Zij zijn slechts overdekt met een 30-40 cm dik, zeer jong kleidek, en met een eenvoudige proefkuil is het oude loopvlak nog te bereiken. De belangrijkste van deze oude rivierlopen, de Schoonrewoerdse stroomrug, is over meer dan 30 km te vervolgen van Culemborg in het oosten tot Bleskensgraaf in

het westen. Grote delen daarvan zijn door de reeds eerder genoemde werkgroep intensief met boor en schop verkend, en niet zonder succes. Wij willen ons hier op de oudste bewoningssporen, die daarbij zijn gevonden, concentreren.

Kort na de vorming lag de verzande bedding van de 'Schoonrewoerdse stroom' als een läge zanddijk in het veen. Overstromingswater, in zijn wegstromen belemmerd, deed daarin al snel enkele doorbraakgeulen ontstaan. Een gemakkelijk te bewerken, verse (dus vruchtbare) en vochtige zandstrook, net hoog genoeg om geen natte voeten te krijgen, met helder water in de doorbraakgeulen en natuurlijkgrasland op de klei terzijden van de rüg: het behoeft geen verwondering dat de prehistorische mens een dergelijk gunstig terrein, al was het midden in het veen gelegen, snel ontdekte. Tussen Molenaarsgraaf en Noordeloos, over een afstand van 6 km werd omstreeks 1800 v. Chr. de rüg van de natuurlijke bosbegroeiing ontdaan. Op afstanden van 300-700 m van elkaar, bij voorkeur aan zo'n klein geultje, lagen de woonkernen, bestaande uit een boerderij. In totaal hebben ertegelijkertijd niet meer dan 30 ä 40 mensen gewoond. Drie woonkernen zijn met een opgraving onderzocht, een daarvan is geheel opgegraven.

In het nederzettingsterrein tekende zieh een groot aantal paalsporen af, waaruit zieh het beste twee grote ovale huisplattegronden laten afleiden. De venige vulling van de geul leerde ons, dat we stellig met een boerengemeenschap te maken hebben: uit het stuifmeelonderzoek bleek, dat

(20)

Klokbeker uit graf l

er op de kaal gekapte zandrug graan werd verbouwd en de gevonden beenderen (slachtafval) stammen overwegend van huisdieren. Men hield voornamehjk runderen, die stellig op de graslanden naast de rüg werden geweid, daarnaast waren er wat varkens en schapen. Vanzelfspre-kend ging men ook wel eens op Jacht: bever, hert, eland, wild zwijn en bruine beer vormden dan de buit. Ook joeg men op vogels en werd er gevist een aantal houten

palen, in de geulbodem geslagen, zullen hebben gediend voor het vastmaken van fuiken of netten.

Bijzonder onverwacht en spectaculair was de vondst van een aantal graven met goed geconserveerd skeletmateriaal. Een jongen van 15 jaar oud was begraven in een houten grafkamertje (nu geheel vergaan) met een klokbeker als grafgift. Een volwassen man had 3 benen vishaakjes en enkele vuursteentjes meegekregen in het graf. De haakjes

tonen aan dat de vissenj stellig van aanzienlijk belang is geweest. Een meisje van 11/2 jaar was begraven met een eenvoudig bekertje. Allen lagen m de voor deze periode karakteristieke gehurkte houding. In een vierde graf werd een compleet skelet van een rund gevonden. Zeer waar-schijnlijk betreft het hier een offer. Het doel daarvan onttrekt zieh echter aan onze waarneming. In een andere woonkern, te Ottoland, was op vergehjkbare wijze een varkentje begraven.

Te Molenaarsgraaf stammen de graven waarschijnlijk uit een körte periode, te dateren rond 1680 v. Chr. Waarom de nederzetting tenslotte werd opgegeven is onduidelijk. Mogehjk is de verlandmg van de geul de oorzaak. Het hjkt erop alsof de zandrug körte tijd, een of twee eeuwen is verlaten. Uit de periode daarna, de midden-bronstijd, kennen we weer een flink aantal nederzettmgen. Een keuze uit deze terreinen zal nu binnenkort als archeologischk,monumentet|.een grote mate van be-scherming gemeten. Het zijn geen spectaculaire monumenten, integendeel. Een flauwe verhoging in het grasland is nog het beste wat zichtbaar is. Het zijn evenwel geschiedenisbronnen, archiefstukken voor de reconstructie van onze prehistone, die zorgvuldig bewaard moeten blijven. Alleen dan kunnen toekomstige generaties archeologen, met meer inzicht en betere technieken, onze kenms van de oudste bewoning vergroten. Het beschermen van een vlak stuk weiland wordt zo opeens een uiterst zinvolle zaak.

(21)

Nederzettingen uit de midden-bronstijd en de ijzertijd te Zijderveld

1400-1000, 700-200 voor Chr.

Zijderveld, het opgravingsvlak naast de ontzandingsput

De eerste vondsten bij Zijderveld zijn in 1965 gedaan door de afdeling Lek- en Merwestreek van de A.W.N. In de zomer van datzelfde jaar is de opgraving van de R.O.B, van Start gegaan. Het was zaak hiermee spoed te betrachten omdat op een aanzienlijk gedeelte van het terrein van de nederzetting zand ζοιι worden gewonnen voor de aanleg van kunstwerken bij derijksweg Utrecht-'s-Hertogenbosch. Droeg het onderzoek aanvankelijk nog een orienterend karakter, enige tijd later diende het op grotere schaal voortgezet te worden teneinde de ontgronder voor te blijven. Er volgden nog twee campagnes, in 1966 en 1971, waardoor een representatieve doorsnede over het terrein en een redelijk overzicht van de sporen die zieh hier voordoen, verkregen werden.

Het terrein ligt op de klei'ige en zandige oeverwallen van de zgn. Zijderveldse stroomrug midden in het oudtijds venige landschap van de Vijfheerenlanden. De omgeving

had het karakter van een elzenbroek. Het hoog opgaande

hout was een moerasbos. Reeds in het neolithicum zijn in dit bös bewoners aanwezig, maar van deze mensen zijn weinig of geen tastbare sporen gevonden.

Veel duidelijker wordt het beeld in de midden-bronstijd. Tussen ca. 1400 en ca. 1000 v. Chr. is het bös op diverse plaatsen in een cultuurlandschap veranderd. Midden op een van deze min of meer open terreinen lag een boerderij met het omringende erf, binnen een Vierkante of recht-hoekige omheining van vlechtwerk. Vanuit dit erf, gelegen op een geringe natuurlijke verhevenheid, liepen in twee loodrecht op elkaar staande richtingen omheiningen het lager gelegen veld in. Op de percelen binnen deze om-heiningen werd vee gehouden, voornamelijk runderen. Een enkel perceel diende voor de verbouw van gerst. De boerderij die is opgegraven, is ongeveer 25 m lang en 6 m breed. Aan beide uiteinden bevond zieh een ingang. Binnenin de boerderij stonden over de gehele lengte twee rijen van zware palen. Ook tussen deze twee rijen kwamen nog palen voor. Tezamen droegen zij het dak. De wand was een stevige dubbele vlechtwand. De bewoners huisden

(22)

m een van de einden van het gebouw. Het grootste gedeelte was dus bestemd voor de bedrijfsvoering, met name het stallen van het vee. Ter weerszijden van de boerdenj stond een aantal bijgebouwen. Talrijk waren de kleine Vierkante of rechthoekige voorraadschuurtjes (spiekers), waarin het voedsel voor mens en dier werd opgeslagen. Dergelijke spiekers werden gebouwd met een houten vloer op enige hoogte boven de grond om geen last te hebben van ongedierte en vocht. Een enkele grote schuur ontbrak ook niet. Op het erf werden voorts enkele ronde hutten gevonden, met een doorsnede van ongeveer 6 m. Woon-verblijven waren dit niet, eerder kan men denken aan stallen voor kleinvee, zoals schapen en geilen. Deze hutten bezitten een portaalachtige ingang. Het aardewerk dat de bewoners gebruikten is vnj grof, dikwandig en met gnnd verschraald. Het sluit aan bij het aardewerk van de Hilversum-cultuur, welke verbreid is over West-, Midden-en Zuid-Nederland Midden-en verder zuidelijktot de streek rond Duinkerken.

Op de midden-bronstijd volgt de late bronstijd. Van enige menselijke activiteit te Zijderveld in deze periode is niets gebleken. Waarschijnlijk zijn de vochtige omstandigheden in de gehele streek in deze tijd hiervan de oorzaak. Enige eeuwen later, wij zijn dan in de ijzertijd beland, is er wederom sprake van bewoning. Het beeld dat wij hiervan hebben gekregen is minder duidehjk dan dat van de voorgaande nederzetting(en). Het is weihaast zeker dat de bewoning enige eeuwen heeft geduurd. Van een der vroegste fasen hiervan is nog het meeste bekend geworden: een huisplattegrond en een grote hoeveelheid aardewerk dat in en om dit huis werd aangetroffen. Het aardewerk blijkt van een totaal ander karakter dan dat uit de midden-bronstijd. Overigens sluit het zeer wel aan bij het ons bekende aardewerk uit dezelfde periode, dit is ca. 600-ca. 500 v. Chr., uit het zuidelijke deel van ons land. Het huis mat 13,75 * 5,60 m, binnenwerks. Twee njen palen en daartussen een rij palen onder de nok droegen het dak. Tevens werd het dak rondom door buiten het huis staande palen geschraagd. De wanden stonden derhalve geheel vrij. De boerderij bestond uit twee delen. Het woon-gedeelte was het kleinste. Hierin lag ook de haard, aan-gelegd op een fundering van keien en grote potscherven. De wanden van dit verbhjf bestonden vermoedehjk uit

Doorgesneden paalspoor, waarin de punt van de houten paal nog bewaard is gebleven

(23)

De plattegronden van enkele spiekers. De paalsporen zijn ter demonstratie met lijnen verbünden

Planken. Achter de woonruimte en daarvan gescheiden door een minder dan manshoge wand van vlechtwerk lag het bedrijfsgedeelte, in hoofdzaak de stal voor het vee. Ook de overige wanden van die stal waren van vlechtwerk opgetrokken. In het midden van de lange wanden kwamen onderbrekingen voor, die ruimte lieten voor twee

ingangen tot het huis. Aan έβη zijde naast het huis stond een aantal voorraadschuurtjes (spiekers) dicht bij elkaar. Omheiningen uit de ijzertijd zijn hier niet aangetroffen, zodat wij ons over het landgebruik in deze periode bezwaarlijk een voorstelling kunnen maken. Wel zijn, uit een veel latere fase, sporen van grondbewerking aan-getoond, die zonder twijfel op kleine akkertjes of tuinen wijzen. Deze lagen in een betrekkelijk laag gedeelte van het terrein, op dezelfde plaats trouwens als een takkenweg, die hier kennelijk in een veel vochtiger periode, vooraf-gaande aan de akkertjes, maar ook in de ijzertijd, voor een droge doortocht is aangelegd.

Na deze tijd is niet alleen dit terrein, maar de gehele streek

te dras en moerassig geworden voor mensen om zieh te vestigen. De Romeinse woonplaatsen liggen op de jongere en hogere oeverwallen van Rijn en Linge, verder oostelijk. Eerst in de middeleeuwen keert de mens terug om het üitgestrekte veengebied te ontginnen. De stroomruggen zijn dan geheel onder het veen verdwenen en zij speien geen rol meer bij de stichting van de nieuwe dorpen en het uitzetten van de percelen. Eerst in de laatste eeuwen zijn de stroomruggen weer zichtbaar geworden, door het zakken van het omliggende veenoppervlak als gevolg van de ontwatering. Door de Geologische dienst en de Stichting voor Bodemkartering zijn de zandruggen nu in kaart gebracht, waardoor de beste plaats voor een ontzanding kon worden gekozen: een relatief breed, zandig en iets hoger deel van de rüg, precies de keuze die de prehistorische mens om geheei andere redenen ook had gemaakt. Dankzij attente 'verkenners' en snel ingrijpen kon deze ontmoeting nog juist een gunstige afloop krijgen: wat verloren is gegaan, is nog vastgelegd.

(24)

Varia prehistone

Vmstbijl, gevonden in een bouwput aan de Schedeldoeks haven te Den Haag in maart 1974 De vuistbijl (zeker 50 000 jaar oud) is veel ouder dan de afzettmg waann hij is gevonden, namehjk een strandwal uit circa 3000 v Chr We nemen aan dat hij uit oudere lagen door de brandmg is losgespoeld en vervolgens in de strandwal is terecht-gekomen

Bodemscherf m 1955 bij de aanleg van een dok te Schiedam gevonden op 8 m diepte Swifterbant-cultuur circa 3400 v Chr

Spitstoppige vuurstenen bijl m 1952 gevonden op de Schonenburgse Heuvel bij Nieuw-Lekkerland een der grootste donken Hazendonk-cultuur, circa 3000 v Chr Enkele scherven van polten van de Vlaardmgen-cultuur in 1973 gevonden bij de opgraving van de middeleeuwse boerderij Madestein bij Loosdumen Circa 2300 v Chr Vondsten van de Vlaardmgen-cultuur afkomstig van een nederzetting m de polder Vnesland bij Hekelmgen welke werd aangesneden bij het leggen van een ohepijpleidmg m 1967 Circa 2300 v Chr

Laat-neohthische shjpsteen, gevonden in 1964 bij de bouw van het Congresgebouw m Den Haag 2400-1700 v Chr

Vuurstenen dissel, m 1954 gevonden maar eerst m 1968 bekend geworden Ontdekt bij grondverbetenngswerk op de oosthelhng van de strandwal te Voorhout Laat-neohthicum 2400-1700 v Chr

Schert van een Veluwse klokbeker m 1967 gevonden m uitgebaggerde grond naast de Oude Maas bij Mijnsheren-iand Circa 1800 v Chr

Bronzen hielbijl gevonden m de tachtiger jaren van de vorige eeuw m de zandenj Rusthoek nabij Loosdumen Eerst m 1972 gemeld Midden bronstijd 1400-1000 v Chr

Bronzen speerpunt m november 1972 gevonden op het Schonenburgse Heuvel vuurstenen bijl 24

(25)

Strand bij Katwijk. Waarschijnhjk late bronstijd, 1000-700 v. Chr.

Bronzen speerpunt, in 1972 gevonden in de sluisput in het Haringvhet. Midden- of late bronstijd, 1400-700 v. Chr. Enkele polten uit de late ijzertijd, in 1970 gevonden in de nabijheid van een ijzertijd-nederzettmg m de Aalkeet-buitenpolder bij Maasland.

L. P. L. K.

(26)

Een inheems boerenbedrijf in de Hargpolder bij Kethel

begin 2e-begin 3e eeuw na Chr

Kethel paalnjen en v/echtwerk van het bijgebouwt/e (achtergrond) en tenen omhemingen (o m links)

BIJ grondwerkzaamheden in de Hargpolder tussen Schiedam en Kethel ten behoeve van de aanleg van Rijksweg 20 naar Hoek van Holland de huldige E36 -vernchtte de werkgroep Helimum van de A W N

verkennmgen In maart 1961 stuitte men m een afwatermgs sleuf op Romeins en zgn inheems aardewerk Dever kennmg werd uitgebreid met enkele proefkuilen waarm wederom scherven werden gevonden maar ook tenen vlechtwerk en een lernen haardplaats er was duidehjk sprake van een woonplaats met zeer gunstige mogelijk heden voor onderzoek Door de natte omstandigheden was 26

immers zelfs houtwerk bewaard gebleven ' De R 0 B werd prompt gewaarschuwd Met enige moeite (vrijwel ledereen was reeds bij opgravmgen mgeschakeld) werd een opgravmgsteam samengesteld om dit belangnjke met acute vernielmg bedreigde terrem te onderzoeken Op 15 april werd met graven begonnen In bijna 7 maanden werd ongeveer 1350 m2 opgegraven en getekend

Er blijkt hier midden in het veen een klein boerenbedrijf gelegen te hebben bestaande uit een hoeve met bijgebouw

(27)

Men woonde aan een kreekje op een slechts 55 cm dikke kleilaag, die vanuit deze kreek over het omringende veen was afgezet. Op dit drassige punt hebben de bewoners met alle middelen het water bestreden. Nadat eerst een

ontwatenngsgreppel blijkbaar weinig succesvol was, heeft men het terrein, vooral de läge kreekoever, met alle beschikbare materialen opgehoogd: klei, veen, mest, takken. De walkant van de kreek zelf werd met een beschoeiing versterkt.

De boerderij is tot tweemaal toe herbouwd en daarbij telkens ingrijpend gewijzigd. In het begin mat hij 3,7 χ

13,5 m met een aanbouw van 3,0 * 3,5 m. Een nj zware palen in de midden-as droeg de nokbalk, iets dünnere palen vormden de wand. Een drempel in een lange wand markeert de plaats waar eens de ingang was. Links daarvan bevond zieh de stal, rechts (met haardplaats en houten vloer) de woonruimte. Ook in de aanbouw lag een haardplaats. De hoeve was op körte afstand omgeven door een om-tuining van vlechtwerk, waarschijnlijk ter bescherming van de kwetsbare, met leem bestreken tenen wanden legen het vee.

Op een gegeven moment is de hoeve vervangen door een groter gebouw, wederom met de stal in het westen en het woondeel met haardplaats in het oosten. Dit was nu verdeeld in een aantal kleine vertrekken. Het dak werd geschraagd door A-vormige paaljukken. Dezelfde, nogal bijzondere constructie, vinden we bij het oudste bij-gebouwtje, dat in dezefase naastdestal moetzijn opgericht. Het was eveneens met een omtuining omgeven.

Na een flinke brand, waarbij de boerderij misschien is vernield, werd de hoeve andermaal opgebouwd. Deze derde boerderij is helaas minder compleet terug gevonden dan de voorgaande. Men woonde nu in het westdeel, gezien de liggmg van de haardplaats. De teruggevonden paal-stompen hellen alle naar het oosten: de opgraver veronderstelt dat de boerderij bij een westerstorm ten onder is gegaan, voor de bewoners een rampzalige gebeurtenis. Het bijgebouwtje werd in deze fase tweemaal vernieuwd.

De vondsten bestaan voornamelijk uit aardewerkscherven. Fabrieksmatig in ons land en daarbuiten gemaakt Romeins aardewerk, zoals terra sigillata, zwart geverniste deuk-bekers, witte pijpaarden kruiken en ruwwandige waar overheersen nogal pv^fde ter plaatse vervaardigde ceramiek. In de onderste lagen is dit het handgevormde, zacht gebakken zgn. inheemse aardewerk. In de bovenste lagen, dus aan het einde van de bewoning, is dit evenwel verdwenen en is de plaats daarvan ingenomen door het grijze zgn. Vlaams-Romeinse aardewerk, dat harder gebakken is en op de draaischijf vervaardigd. De stijl van het aardewerk verraadt dat de bewoning plaats vond vanaf het begin van de 2e eeuw, tot een eind m de 3e eeuw.

Het pijpaarden paardje, circa 8 cm lang

Andere typisch Romeinse voorwerpen zoals een wit pijp-aarden paardje, 2 bronzen klokjes of bellen, bronzen mantelspelden (fibulae) en een snoer barnstenen kralen zullen, evenals het Romeinse aardewerk, op een markt, mogehjkdiete Forum Hadriani (Arentsburg bij Voorburg) zijn gekocht.

Voor het overige draagt deze nederzetting nog volledig een ijzertijd-karakter. Het enige Romeinse element is een op balken gefundeerde graanschuur met oorspronkelijk verhoogde vloer, een zgn. horreum. Er bestaat een opvallend contrast met het gelijktijdige, maar veel imposantere bedrijf, dat te Rijswijk werd opgegraven en dat hierna wordt besproken. 'Romanisering', voor ons voornamelijk in materiele zin herkenbaar, is blijkbaar te Kethel in mindere mate opgetreden dan eiders, dichterbij de Romeinse centra. In deze stellig voor akkerbouw en veeteelt zeer marginale streek, zal de voornaamste oorzaak hiervan wel het gebrek aan kapitaal zijn geweest.

Mogelijk zijn zelfs dergelijke weinig kapitaalkrachtige bednjven naar de minder gunstige gronden verdrongen.

Te Kethel is een 'bladzijde van het bodemarchief nog juist gelezen, voor deze verloren ging. Het is een school-voorbeeld van een noodopgravmg, zoals er in ons land jaarhjks vele, grote en kleine, worden verncht. Gemteres-seerden doen vondsten bij wegaanleg. Zonder dat de uitvoering daarvan wordt vertraagd, doen de archeologen nun werk. Vrijwel altijd blijkt dat mogelijk, al hoor je vaak hettegendeel. Een monument, dat niet behouden kon worden, ligt nu vast in tekeningen, foto's, vondsten en monsters.

(28)

Een mheemse geromaniseerde nederzetting te Rijswijk

0-275 na Chr

Rijswijk, iwee menselijke begravmgen in gestrekte houdmg op de buik liggend, het rechter skelet is bij het bekken vergraven door een Romeinse sloot

In 1966 ontdekte Pieter Postma uit Voorburg, Wiens aandacht was getrokken door een verhoging van ca 50 cm in de polder tussen Rijswijk en Delft, een Romeinse nederzetting Vanuit Friesland als boer naar de Randstad getrokken vermoedde hij niet dat hij op het spoor was van zijn voorouders die omstreeks het begm van de jaartellmg dezelfde trek gemaakt hadden Een proefgaatje gegraven met de hulp van enkele medeleden van de afdelmg Den Haag van de A W N , leverde muurwerk van Romems bouwmateriaal op Plannen van de Gemeente Rijswijk en het Rijk om het gebied waarm deze merkwaardige vmd-plaats lag te veranderen in een stadslandschap en om een weg aan te leggen, noopten in 1967 tot een proefonderzoek dat tenslotte drie jaren zou duren Toen was voor het eerst in West-Nederland een mheemse nederzetting uit de Romeinse tijd geheel opgegraven

De gebeurtenissen in de Romeinse tijd in deze streken werden allereerst bepaald door de plannen van de Romeinse keizers en door hun Soldaten die deze moesten uitvoeren Vanaf het midden van de 1 ste eeuw was de Oude Rijn de grens van het Romeinse Rijk Deze werd door een reeks garnizoenen beschermd Rondom deze mihtaire bednjvigheid ontwikkelde zieh allerhande burgerlijke activiteiten Zo vestigden zieh ook koopheden hand-werkers oudgedienden en vele anderen rond de garnizoenen En hoe reageerden de oorspronkehjke mheemse bewoners op deze Immigranten en hun wel-varende cultuurpatroon ~> Daarvan geeft de nederzetting m Rijswijk een goede mdruk

Omstreeks het begm van de jaartellmg, dus nog voor de Romeinen onze streken veroverden moet zieh een famihe op de plaats van de latere opgraving gevestigd hebben

(29)

Zij kwamen vermoedelijk uit het huidige Friesland en behoorden tot de stam der Friezen. Deze familie koos een woonplaats in een omgeving die hun vertrouwd was en die het hun mogelijk maakte vee te houden, hun voor-naamste bestaansmiddei. De Romeinse geschiedschrijver Tacitus verteil, dat er in die tijd inderdaad Friezen zuid-waarts over de Rijn trokken.

Het landschap moet vlak en open geweest zijn; hier en daar doorsneden door een kreekje of waterloop en met veel natuurlijk grasland. Een kleine rüg in het veld was ideaal om hun houten huis te bouwen. Naar oude Friese gewoonte werd het overlangs in drie delen verdeeld: een midden-schip en twee zijvleugels, waarin o.a. het vee gestald kon worden. Het aardewerk dat zij gebruikten om hun voedsel te bereiden en te bewaren, maakten zij ook in de stijl van hun stamvolk. In tegenstelling tot de Romeinse traditie vormden zij het uit de hand en bakten het op een niet te heet vuur. Gedurende de 1ste eeuw na Chr. groeide de nederzetting langzaam uit tot twee huizen en enkele nevengebouwen. Dit weerspiegelt de geleidelijke en natuurlijke groei van het aantal bewoners. Van de Romeinen, die inmiddels niet zo erg veel noordelijker, o.a. längs de Oude Rijn actief waren geworden, moeten zij nog weinig gemerkt hebben. Pas legen het einde van deze eeuw körnt er een beetje Romeins aardewerk in de nederzetting. In de 2de eeuw verändert dit echler grondig. De economische en cullurele bloei, die hei Romeinse Rijk doormaakt, gaal niel voorbij aan de bewoners in Rijswijk. In de eersle helfl van de 2de eeuw verdubbell het aantal huizen toi vier. En zij worden fraaier en groler, wel tot 40 m lang ! Ook de hoeveelheid Romeins aardewerk neemt toe. In de 2de helfl van de 2de eeuw is hei aanlal woon-eenheden niel meer helzelfde gebleven, maar een leidende hand brengt dan ordening in het geheel. De huizen liggen nu niet meer verspreid over de rüg, maar worden

geprojecteerd in 4 delen van een soort driehoek. Om de nederzetting legl men brede sloten aan. Een van de vier onderdelen omvat een grote graanschuur en een heiligdom, dat Romeins van vorm moel zijn geweesl. De bruikbaarheid van de velden rondom de nederzelling wordt verbelerd door sloten aan te leggen. In de 3de eeuw worden alle verworvenheden geconsolideerd, een verdere groei is kennelijk niet meer mogelijk. Wel wordl hei weidesysteem

Reconstructie van de muurschildering

mel de gröle slolen nog verder vervolmaakl. Hei huis van hei hoofd van de nederzelling onderscheidl zieh nu duidelijk van de overige. Hei is hei enige, dal een aanlal stenen verlrekken heeft. Deze zijn zelfs voorzien van een centrale verwarming en versierd mel muurschilderingen. Maar ondanks alle Romeinse nouveaules verraadl het zijn afkomst: hei grondplan is dal van hei oude Friese huis, waarmee op dezelfde plaats 200 jaar eerder alles begonnen was. Nu moel ook hellraditionele inheemse aardewerk voorgoed plaatsmaken voorde Romeinse importwaar. legen 275 eindigl om onopgehelderde redenen de be-woning. Wel verkeerl dan het gehele Romeinse Rijk in een zeer ernstige crisis, die ook onze nederzelling niel onberoerd gelalen zal hebben. Maar wal nu uiteindelijk hei

(30)

Rijswijk reconstructie van de plattegrond van de noordelijke woonkern Op de achtergrond het oudste type dneschepige boerdenj met wat afgeronde vormen meer naar voren in gnnd een jongere en veel strakker aangelegde plattegrond waarvan de binnenbouw vergraven is door dejongste per/öde het gebouw met de stiepen längs de binnenwand, vooraan de dne vertrekken in steen

einde betekende voor de bewoners weten wij met Gunstige bodemkundige en klimatologische omstandigheden politieke stabihteit en economische bloei de nabijheid van een stedehjke nederzettmg op Arentsburg bij Voorburg en van garnizoensplaatsen lets verder weg maar stellig ook eigen energie heeft de bewoners van het kleine gehucht bij Rijswijk groei en welvaart gebracht Het tegenovergestelde kan de oorzaak van hun neergang zijn geweest

Het enige monument dat van hen nog rest isde nabootsmg 30

van de plattegrond van het oudste deel van de neder-zettmg De Gemeente Rijswijk liet deze in het park aan-leggen en voorzien van een verklärende tekemng Een gidsje zal in 1976 verschijnen

Een uitgebreid opgravmgsverslag hopehjk in 1977 De vroegere bewoners van dit plekje zijn m onze ogen bevoorrecht zij speien een rol m het mozaiek van onze vroegste geschiedems de meeste anderen blijven voor altijd m de vergetelheid

(31)

Het Romeinse fort, de haven en de schepen van Zwammerdam

47-260 na Chr.

Op de Peutingerkaart, een reiskaart van het Romeinse Rijk die teruggaat tot de vierde eeuw na Chr., staan o.a. een aantal namen van militaire stations längs de Rijn. Deze rivier vormde vanaf het midden van de eerste eeuw tot het midden van de derde eeuw na Chr. de officiele, door genoemde militaire stations (castella) onder controle gehouden, grens van het Imperium.

Door oudheidkundig bodemonderzoek zijn van een aantal van deze castella de bouwresten teruggevonden. Hier waren niet de grote Romeinse legioenen gelegerd, zoals in decasfrete Nijmegen, maarslechtsdetachementen daarvan, doorgaans versterkt met van eiders gerecruteerde hulp-troepen. Längs de Kromme en de Oude Rijn zijn thans met grote waarschijnlijkheid vastgesteld: Lugdunum (Katwijk-Brittenburg), Praetorium Agrippinae (Valkenburg Z.H.; dorpsheuvel?), Matilo (Leiden - Roomburg), Albaniana (Alphen aan den Rijn), Nigrum Pullum (Zwammerdam), Laurum (Woerden), ? (Vleuten-De Meern), Traiectum (Utrecht), Fectio (Vechten), Levefanum (Wijk bij Duurstede?).

Voor de aanleg van dergelijke castella golden algemene regels. Alvorens met de bouw te beginnen, werden twee lijnen haaks op elkaar uitgezet voor de hoofdwegen in het castellum: de viapraetoria en de via principalis. Na de bepaling van lengte en breedte van het fort werd een wal aangelegd, omgeven door een of meer grachten. Deze werd voorzien van een palissade, terwijl op de vier hoeken en soms ook daartussen torens verrezen. In iedere zijde bevond zieh een poort. Achter in het fort en in het verlengde van de via praetoria lag het administratieve hoofdgebouw (principia). Manschapsbarakken, commandants- en officiersverblijven, paardestallen, ziekenboeg en werk-plaatsen vulden de resterende ruimte op. Aanpassingen aan het terrein of aan de bijzondere samenstelling der gelegerde troepen kunnen afwijkingen veroorzaken van dit algemene beeld.

Het castellum Nigrum Pullum was tot voor kort een der weinige nog niet teruggevonden grensforten. De ligging, in elk geval tussen Alphen en Woerden, werd vermoed op of nabij het terrein 'De Hooge Buren' bij Zwammerdam, van waar reeds in de 17e eeuw Romeinse vondsten worden

gemeld. Op dit terrein is na 1964 door enige leden van de A.W.N. verkennend geo-elektrisch onderzoek verricht naar de exacte ligging van dit castellum. Deze methode gaat ervan uit, dat verstoringen van de bodemgesteldheid, b.v. grachten en funderingen, afwijkingen geven in het patroon van de gemeten elektrische weerstanden van de grond.

Inmiddels had de Vereniging Johannes Stichting, de eigenaresse van het terrein, het plan ontwikkeld om daar een instituut voor geestelijk gehandicapten te bouwen. Daar het gevaar bestond, dat hierbij delen van 'Nigrum Pullum' vernield zouden worden startte het l.P.P. in 1968 een onderzoek, eerst als een verkenning in het kader van een studentenpracticum. Prof. dr. W. Glasbergen was ondertussen archeologisch adviseur van de Stichting geworden.

Na aanvankelijke tegenslag werden door zoeksleuven en aansluitend uitgebreider onderzoek de met palen onder-heide, zware, stenen fundering van een Romeins bad-gebouw ontdekt, alsmede de kadefunderingen op de oever van de oude Rijnbedding, de verdedigingsgrachten en delen van de zuidmuur met de achterpoort van het fort en de muren en zuilbases van het hoofdgebouw. In goed overleg met de Vereniging Johannes Stichting werden vervolgens in de jaren 1968-1971 het volledige castellum en enige sporen daarbuiten opgegraven.

Van het hoofdgebouw is ter plaatse de plattegrond aan-gegeven met behulp van läge betonstroken in de daartoe gewijzigde parkaanleg van het Instituut Hooge Burch; een cultuur-historisch monument krijgt op deze wijze in de recreatieve sfeer een maatschappelijk verantwoorde functie.

Er zijn in de gevonden resten drie bouwperioden te onder-scheiden, die gedateerd kunnen worden door een overvloed aan vondsten en enige literaire gegevens, zoals die van de geschiedschrijverTacitus.

(I) 47-69 na Chr.: eerste, vermoedelijk militaire aanleg na de reorganisatie van de Romeinse grensverdediging door de veldheer Corbulo in opdracht van keizer Claudius. Bij de opstand der Bataven tegen het koloniaal gezag in hetjaar69 is dit eerste Zwammerdam in vlammen opgegaan. (II) Kort na 70 is een houten castellum gebouwd, om-geven door een aarden wal met poorten; met zijn oppervlak

(32)

Zwammerdam luchtfoto uit 1972 dp de voorgrond de spoorlijn Leiden Woerden Rechts daarachter de m beton aangegeven fundamenten van het hoofdgebouw van het castellum De rand van de oude Rijnbeddmg en de vmdplaats van de schepen /igt bij het weggetje met de knotwilgen achter de nieuwbouw Op de achtergrond is de huldige loop van de Oude Rijn met de weg daar/angs zichtbaar

(33)

van ca. 1 ha is dit wel het kleinste fort in de Romeinse provincie Germania Inferior.

(III) Na 175-ca. 260: herbouw in steen; deze 'zwaardere' uitvoering van het fort is vermoedelijk een reactie, zoals ook eiders längs de Rijn, op de veranderde politieke situatie in deze periode met o.a. een toenemend aantal raids vanuit het vrije Germanie op de Romeinse grens-gebieden. Het castellum, met naar verhouding een grote principia, wordt omgeven door een wal met (vier) poorten en drie grachten. Voor het transport van het stenen bouw-materiaal, dat van nature in onze streek niet voorkomt, werd een vloot van 'rijnaken' gebouwd, zeer geschikt voor 'bulktransport'. Van deze schepen zijn er in Zwammerdam een aantal teruggevonden (zie hierna).

Ten zuidwesten van het castellum lag een burgerlijke nederzetting. Daarvan is een deel blootgelegd. Aan de oostzijde lag een militair badgebouw. Op de voormalige Rijnoever kon een met palen onderheide kade-aanleg over meer dan 500 m worden vervolgd. Deze is aangelegd in de jaren 70-100 en is in de 2de eeuw tweemaal uitgelegd in verband met natuurlijke wijzigingen in het verloop van de rivierbedding.

Het door de Romeinen in de Rijn gestörte afval heeft zeer fraaie en goed bewaarde vondsten opgeleverd: roest en rot krijgen weinig kans op enige diepte onder de grond-waterspiegel, omdat daar de hiervoor noodzakelijke zuurstof ontbreekt. Houten voorwerpen - waaronder de schepen l -, honderden leren schoenzolen, ijzeren zwaarden, lanspunten, harnasonderdelen, een heim, schildknoppen (1 * brons, 1 χ ijzer), hamers en bijlen (soms

met de houten steel er nog in), bronzen vaatwerk enz. kwamen verrassend gaaf tevoorschijn.

Bij de aanleg van een transporttunnel in het complex Hooge Burch werd in december 1971 door de dragline een 7 m lange boomstamkano midscheeps gekraakt; een nood-onderzoekje van het gespaarde voor- en achterschip was nog mogelijk. Het bleek een tot kano uitgehakte eikestam te zijn, voorzien van een met ijzeren spijkers op twee dwarslatten bevestigd voordek. In het dek was een opening uitgezaagd voor een luik. Een vertikaal geplaatst schot sloot het achterdeel af. Dit was vermoedelijk een visbun.

Hiermee leken de opgravingen te Nigrum Pullum/ Zwammerdam ten einde, maar het zwaarste werk moest

nog körnen! Begin 1972 meldden de heren J. P. Groffen en J. W. Simmers, werkzaam bij de firma die de inrichting bouwde, dat in een slootkant oud houtwerk te zien was; zij hadden hiervan tijdens hun lunchpauze zorgvuldig een klein gedeelte schoongemaakt. Dit leidde tot een nieuwe serie noodopgravingen, die pas medio 1974 definitief werd afgesloten. Het 'houtwerk in de slootkant' bleek een deel te zijn van de bodem van een vrachtschip uit de Romeinse tijd. Door de gevonden scherven is het gedateerd in het einde van de 2de eeuw na Chr. Tussen het houtwerk aangetroffen steenslag verraadt, dat het schip is gebruikt om bouwmateriaal aan te voeren bij de bouw van het fort. Het onderzoek in de 'haven' heeft uiteindelijk drie boomstamkano's, drie vrachtschepen en een stuurriem opgeleverd, begeleid door een rijkdom aan andere vondsten.

Deze schepen - uiteraard slechts een onderdeel van het totale dagelijkse leven - hebben onze kennis van de scheepsAol/w enorm uitgebreid, vooral ook, omdat de schepen vrijwel volledig bewaard zijn gebleven of volledig te reconstrueren zijn. Een 51/2 m lange, uit een eikestam gehakte kano is eveneens volgens het hierboven beschreven principe gebouwd. Van een luikje in het dek waren de Scharnieren zo goed geconserveerd, dat zij nog konden draaien! Een derde kano (10,5 m lang) bestaat uit een uitgehakte eikestam, waarvan de boorden met een plank waren opgehoogd. Deze boord-planken waren aan de stam vastgezet met knievormige kromhouten en grote ijzeren nagels.

De drie transportschepen zijn alle lang en naar verhouding smal en laag: typische rivierschepen voor het vervoer van zware lasten. Het grootste, 34 m lang, was stellig een zeilschip, van beide andere valt dit niet met zekerheid te zeggen. Zij bezitten alle drie een platte bodem, die zowel naar voren als naar achteren uitloopt in een smalle punt. Deze bodems worden gevormd door lange, naast en achter elkaar gelegde planken, die bijeengehouden worden door zware dwarsbalken (zgn. leggers), waaraan zij met lange smeedijzeren spijkers zijn vastgeklonken. Dit geschiedde op een karakteristiek West- en midden-europese wijze: de punten werden door het houtwerk heen geslagen, omgebogen en dan weer in het hout teruggedreven. De leggers bezitten steeds een naar boven

(34)

Een der vrachtschepen, 'schip no 2', gevonden in november 1972 Het is 22,75 m lang

Schematische weergave van de dne Varianten van de scheepsconstructie A stelt een eenvoudige boomstamkano voor Is een grotere diepgang vereist, dan worden boorden aangebracht (B) Is een grotere breedte nodig, dan wordt B overlangs doorgezaagd en tussen beide helften een vlakke bodem geconstrueerd (C)

(35)

gekromd uiteinde, dat fungeerde als spant. Dit werd gevormd door een natuurlijke krommmg in het gebruikte hout. Tegen deze 'spanten' werd de zijwand van het schip bevestigd: bij de overgang naar de bodem een gehoekte plank, a.h.w. de helft van een overlangs doorgezaagde boomstamkano; overnaads hierop een lange plank. In detail toonden de drie boten natuurlijk onderling verschillen. Een heel bijzondere vondst is de ruim 5 m lange stuurriem. Deze is gemaakt uit een lang stuk eikehout, waaraan op een ingenieuze, aan de Romeinen ontleende techniek de planken voor het blad zijn bevestigd.

Samenvattend kunnen we zeggen, dat de grote schepen duidelijk een produkt zijn van inheemse makelij. Incidenteel zijn ook zuiver Romeinse technieken toegepast. Zij zijn vermoedehjk in Zuid-Duitsland gebouwd, en wel speciaal voor het Romeinse leger, dat sedert circa 150 na Chr. begonnen was de houten en aarden castella gehee! door stenen forten te vervangen.

Het onderzoek van het grootste schip in de winter 1973/74 stelde onverwachte technische Problemen. Het schip was IJzeren bijl met deel van de originele houten steel

(36)

Varia Romeinsetijd

veel groter dan te voren werd vermoed, bovendien lag het in een slappe kleilaag, scheef en met het diepste punt op 6 m diepte. Enkele enthousiaste doordouwers in Alphen aan de Rijn, die begrepen wat er gebeuren moest als men de boot voor het nageslacht wilde behouden, startten een nationale actie tot behoud van het schip. Er kwam voldoende geld op tafel om het schip op te graven, op te meten, te demonteren en te bergen. De Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders was bereid de uitdaging van Operatie Romein' te aanvaarden. Er moest een kostbare damwand geslagen worden om het grondwaterte kunnen weg-pompen en zonder instortingsgevaar te kunnen werken. Verder zijn er gelden beschikbaar voor de conservering van het houtwerk. Dit zeer arbeidsintensieve en langdurige werk geschiedt in het scheepsarcheologisch Museum te

Ketelhaven (Oost-Flevoland), waar de meeste schepen uiteindelijk zullen worden tentoongesteld. Alleen schip 2 zal eiders een plaats krijgen: in het Maritiem Museum 'Prins Hendrik'te Rotterdam.

M. D. de Weerd

Leiderdorp

Bij het afkleien in de Achthovener polder ten behoeve van de dakpanfabrikage werd in 1974 een vindplaats van inheemse ceramiek uit de eerste eeuwen van de jaartelling aangesneden op ca. 1.5 km ten noorden van de

Oude Rijn. Het overgrote deel van de vondsten kwam uit een verland kreekje en werd door leden van de A.W.N., afd. Rijnstreek, geborgen. Er werden geen sporen van huizen gevonden. Het aardewerk was versierd met vingertop- en nagelindrukken en groeflijnen en verraadde door zijn aard en vorm duidelijk de Friese herkomst van zijn gebruikers. Enige stukken Romeins Import aardewerk duidden op spaarzame contacten met de militaire bezetters op de andere Rijnoever. Achthoven past in een reeks van vindplaatsen van inheemse ceramiek vanaf Koudekerk tot Leiden, alle op gelijke afstand van de Rijn, te weten juist op de overgang van de klei naar het achterliggende veen. Deze reeks van vindplaatsen suggereert dat de zone onmiddellijk buiten de Rijksgrens, die op last van de Romeinse militaire autoriteiten vrij van bewoning gehouden moest worden, zeersmal is geweest.

Poe/dijk, fragment van een Romeins militair diploma van brons

Poeldijk

Bij de aanleg van een draineersysteem op een tuinbouw-bedrijf te Poeldijk in 1970 werd een zwaartufstenen fundament (15 x 7/8 m) gevonden. Dit möet het hoofd-gebouw geweest zijn van een boerderij of een ambachtelijk bedrijf, dat is vooralsnog onzeker. De bewoning ter plaatse dateerde uit de 2e en 3e eeuw na Chr. en moet rond 260 tot een einde gekomen zijn. Je midden van het afbraakpuin rond het gebouw werden, door een groep van amateur-archeologen die onder de naam 'Groep Tufsteen' het onderzoek uitvoerden, 4 fragmenten van een bronzen plaatje met inscriptie gevonden. Het plaatje vormde de helft van een Romeins militair diploma dat in 1 65 of 166 uitgereikt was aan een Cananefaat, wiens vader Amandus heette, en die kennelijk op latere leeftijd naar zijn geboorte-land was teruggekeerd. Het behelsde namelijk de

traditionele verlening van het Romeinse burgerrecht na 25 jaar trouwe dienst bij een korps hulptroepen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het maken van een afspraak om de woning te bezichtigen of indien u nadere vragen heeft kunt u contact opnemen met ons kantoor:.. e-mail: info@vijfvinkel.nl

Wanneer een leerling niet in de gelegenheid is om aanwezig te zijn bij een toets (bijvoorbeeld vanwege ziekte), dient dit tenminste 15 minuten vóór aanvang van de toets telefonisch te

Deze zijn bestemd voor personen die door hun afwijkende gedrag niet kunnen wonen in een gewone woonwijk of in een bijzondere woonvorm waar in groepsverband wordt geleefd..

De parkeerbehoefte in 2020 is gelijk aan de parkeerbehoefte van 2010, vermeerderd met de parkeerplaatsen die nodig zijn ten gevolge van de autonome groei (of krimp) van

de efficiencyvoordelen voor gesubsidieerde instellingen beperkt zijn omdat instellingen op andere gronden een jaarcyclus kennen, omdat instellingen meerdere financiers

- Bevorderen van de samenwerking tussen alle ketenpartners, afspraken maken over gezamenlijke taal en aanpak, het versterken van de lokale teams om nog beter in staat te zijn

Bij de variatie laag/hoog houdt een factor van 0,870 tot 5 jaar na AOW-leeftijd in dat een op de betreffende (vervroegde) pensioenleeftijd direct ingaand

Een locatie binnen de gebiedsontwikkeling Spuiboulevard heeft de voorkeur waarbij de variant transformatie/nieuwbouw 'Huis van Stad en Regio' op de locatie van het