• No results found

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en

herdefiniëring van een begrip

Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010

Aukje Véronique Las Tuinbouwstraat 83A 9717 JD Groningen

Studentnummer: s2332043

(2)

1

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Voorwoord

Voor u ligt het sluitstuk van mijn masterstudie Geschiedenis Vandaag aan de Rijksuniversiteit Groningen. Deze scriptie is het resultaat van mijn onderzoek naar etnisch ondernemerschap in Nederland in de periode 1980-2010.

Het onderwerp van deze scriptie is tot stand gekomen naar aanleiding van mijn onderzoek eerder dit collegejaar voor de Dutch Dream Foundation, een stichting die bi-cultureel ondernemerschap bevorderd. Hoewel mijn interesse voor integratie en multiculturaliteit al in grote mate aanwezig was, heeft dit onderzoek verder voor mij bevestigd dat dit de onderwerpen zijn waar ik me in mijn verdere loopbaan mee bezig wil houden. Met ondernemerschap had ik minder affiniteit en ervaring, maar ook voor dit onderwerp is door dit onderzoek mijn interesse gewekt.

Voor de totstandkoming van mijn scriptie wil ik graag een aantal mensen bedanken. Op de allereerste plaats zijn dat de heer dr.mr. P.G. Tassenaar en de heer dr. E.H.K. Karel, die mij in het schrijven van deze scriptie hebben begeleid. Ik wil hen bedanken voor hun tips gedurende het schrijfproces, maar ook voor hun feedback naar aanleiding van de eerste versie van deze scriptie.

Daarnaast wil ik graag Jeffrey Gerrits bedanken. Hij was gedurende mijn scriptie stagiair bij Dutch Dream Foundation en heeft mij geholpen bij het afnemen en uitwerken van de interviews.

Tot slot wil ik, hoe voor de hand liggend ook, mijn ouders bedanken. Enerzijds voor het nakijken van de eerste versie en anderzijds voor dat ze mij in de gelegenheid hebben gesteld om bij hen een aantal weken totaal geïsoleerd aan mijn scriptie te kunnen werken.

Groningen, augustus 2013

(3)

2

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Inhoud

Probleemstelling ... 4

Status Quaestionis ... 6

Aanpak: doelen en benadering ... 12

Periodisering ... 13 Definities ... 13 Opzet ... 16 Bronnen ... 17 Theoretisch kader ... 18 De disadvantage theory ... 19 De cultural theory ... 19 De enclavetheory ... 21

Toetsen van de theorieën ... 22

Hoofdstuk 1 De jaren tachtig: traditionele ondernemingen ... 23

Werkgelegenheid en economie... 23

Overheidsbeleid ... 25

Ondernemen ... 27

Ondernemerschap onder etnische minderheden ... 28

De opstart van een bedrijf ... 30

Interne of externe oriëntatie... 32

Etnisch ondernemerschap in de jaren tachtig: armoedeverschijnsel of gouden kans? ... 35

Hoofdstuk 2 De jaren negentig : exponentiele groei in ondernemen ... 38

Werkgelegenheid en economie... 38

Overheidsbeleid ... 40

Ondernemen ... 42

Ondernemerschap onder etnische minderheden ... 44

De opstart van een bedrijf ... 45

Interne of externe oriëntatie... 48

(4)

3

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Hoofdstuk 3 De jaren 2000-2010: ondernemerschap 2.0 ... 54

Werkgelegenheid en economie... 54

Overheidsbeleid ... 56

Ondernemen ... 57

Ondernemerschap onder etnische minderheden ... 57

De opstart van een bedrijf ... 58

Interne of externe oriëntatie ... 62

Etnisch ondernemerschap in 2000-2010: een finalistische blik? ... 66

Conclusie ... 69

Het begrip in de wetenschappelijke literatuur ... 70

Het verschijnsel in de praktijk ... 71

Slotbeschouwing: herdefiniëring van een begrip? ... 73

Bijlage 1: Deelnemers interviews ... 77

Bijlage 2: opzet interview ... 78

Lijst van geraadpleegde bronnen en literatuur ... 81

Bronnen ... 81

(5)

4

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Probleemstelling

‘Het onderzoeksinstituut Nyfer berekende eerder dit jaar op verzoek van de PVV dat niet-westerse allochtonen Nederland 7,2 miljard euro per jaar kosten. Volgens Engelen is het echter veel te vroeg voor zo'n berekening. „Doe het in 2020 nog eens, als de tweede generatie het topje van haar verdiencapaciteit heeft bereikt en de derde generatie zich warm loopt voor haar eigen arbeidscarrière. We moeten het leven van onze migranten wel heel zuur maken, wil het saldo dan niet positief zijn.” Volgens Engelen leveren allochtone ondernemers een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse samenleving. Hij wijst erop dat het aantal immigranten met een eigen bedrijf de afgelopen jaren sterk is gestegen. Turkse Nederlanders zijn zelfs vaker ondernemer

dan autochtonen’.1

De sociaal-economische positie van migranten in Nederland is al decennia lang onderwerp van politiek, wetenschappelijk en maatschappelijk debat. Sinds 2006 wordt het migrantendebat in de politieke arena gedomineerd door de Partij voor de Vrijheid (hierna: PVV), die geleid door voorman Geert Wilders, de aanwezigheid van met name niet-Westerse allochtonen in Nederland ter discussie stelt. Zo liet de PVV in 2010 door het onderzoeksinstituut Nyfer uitrekenen hoeveel niet-Westerse migranten de Nederlandse maatschappij kosten. Ewald Engelen, die toentertijd werd aangesteld als hoogleraar Etnisch ondernemerschap, liet vanuit de wetenschap een tegengeluid horen. Volgens hem leverden migranten wel degelijk een positieve bijdrage aan de Nederlandse economie. Deze positieve bijdrage werd met name geleverd door de grote hoeveelheid etnische ondernemers in Nederland.

Etnisch ondernemerschap is een term die onder andere door wetenschappers wordt gebruikt om het ondernemerschap onder etnische minderheden te omschrijven. Hierbij wordt al snel de vraag opgeroepen: wat is etnisch ondernemerschap en waarin verschilt dit ondernemerschap van het mainstream ‘autochtone’ ondernemerschap? Een aantal aspecten bij het beantwoorden van deze vraag is belangrijk. Om vast te stellen of er überhaupt zoiets bestaat of bestaan heeft als etnisch ondernemerschap in Nederland en om te onderzoeken welke factoren een ondernemer ‘etnisch’ maken, is het van belang de oorsprong van dit begrip en verschijnsel in kaart te brengen. Door historisch onderzoek naar dit verschijnsel kan

(6)

5

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

(7)

6

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Status Quaestionis

‘The concepts of ‘ethnic entrepreneurs’, ‘ethnic minority entrepreneurs’, ‘migrant entrepreneurs’ and ‘new entrepreneurs’ are often used interchangeably (van den Tillaart, 2007). Light and Gold (2000) speak in this context of ‘the ethnic economy’, which they define as any ethnic or immigrant’s self-employment group, its employers, their co-ethnic employees, and their unpaid family workers. Ethnic entrepreneurship can then be defined as ‘a set of connections and regular patterns of interaction among people sharing a common national background or migration experience’ (Waldinger et al., 1990). An alternative term to ‘ethnic’ that is used is ‘immigrant entrepreneurs’, but this only includes individuals who have actually immigrated over the past few decades. This definition therefore excludes those members of ethnic minority groups who have been living in a country for several centuries, such as Afro-Americans in the US, Jews in Europe, or aboriginals in Australia’. 2

Het ondernemerschap onder etnische minderheden laat zich moeilijk in één allesomvattende term vatten, zo blijkt uit het promotieonderzoek van bedrijfskundige Mediha Sahin. ‘Etnisch ondernemerschap’, de term die in de Nederlandse wetenschap wordt gebezigd, kent vele synoniemen: immigrantenondernemerschap, migrantenondernemerschap, minderhedenondernemerschap, bi-cultureel ondernemerschap. Dit citaat laat zien dat hoewel ze vaak door elkaar worden gebruikt, deze begrippen niet één op één overeen komen. Deze verwarring in begrippen roept de vraag op waar ‘etnisch ondernemerschap’ als term vandaan komt en hoe het zich heeft ontwikkeld.

Het ontstaan van een begrip: etnisch ondernemerschap in de Verenigde Staten

De oorsprong van het begrip etnisch ondernemerschap kan worden gevonden in de Verenigde Staten, waar etnische minderheden al decennia lang het beeld van de middenstand en detailhandel bepalen.3 Hoewel het ondernemerschap onder immigranten in de Verenigde Staten een veel eerdere oorsprong kent, was het de Amerikaanse econoom Michael J. Priore die eind jaren zeventig als eerste schreef over de zogenaamde ‘etnische economieën’. Zijn

2 M. Sahin, Studies on Migrant Entrepreneurship in Dutch Cities (Amsterdam 2012) 8-9.

(8)

7

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

rudimentaire werk Birds of passage: migrant labor and industrial societies geeft een voor die tijd onorthodoxe analyse van de gevolgen van migratie.4 Priore beschreef als eerste hoe onderontwikkelde rurale gebieden onder de invloed van migranten veranderden in stedelijke industriële samenlevingen. Hij benadrukte dat er een duidelijk onderscheid merkbaar was tussen de autochtone Amerikaanse economie en deze geïsoleerde etnische economieën.5 Tot op de dag van vandaag wordt de meerwaarde van de aanwezigheid van migranten op de Amerikaanse economie onderstreept. Ram Kesevan, professor in de marketing aan de Universiteit van Detroit, schreef in 2003 over etnisch ondernemerschap in de Verenigde Staten: ‘U.S. owes parts of its glory to immigrants’ en riep op tot beleidsvorming om deze ondernemers naar Amerika te lokken.6

Met dit enthousiasme vond de overgang van het begrip ‘etnische economieën’ naar het begrip ‘etnische ondernemers’ geruisloos plaats. Het succes van de etnische economieën werd al snel gekoppeld aan de prestaties van de ondernemers die in deze etnische enclaves opereerden. Hun succes zou een directe impuls geven aan de plaatselijke stedelijke economie. Volgens Amerikaans sociologe Mariah Evans, die eind jaren tachtig het artikel ‘Immigrant entrepreneurship: effects of ethnic market size and isolated market labor pool’ schreef, was het succes van deze ondernemers aan de hand van een viertal factoren te verklaren, waarbij taal als belangrijkste element werd gezien.7 Zo genoten etnische ondernemers een voorsprong op concurrenten die zich buiten de linguïstische groep bevonden doordat zij in hun eigen taal konden communiceren met hun klanten. Daarnaast speelden deze ondernemers in op de heimwee die veel migranten hadden naar hun thuisland. Met de traditionele streekproducten die de etnische ondernemers aanboden werd daardoor een markt aangeboord die voorheen nog niet bestond. Zij benutten de vaardigheden van de etnische arbeiders die uit dezelfde taalgroep kwamen, maar de dominante taal van het gastland niet spraken. De ondernemers betaalden minder loon dan de autochtone werkgevers, maar het verdiende altijd nog beter dan de status van ‘werkloze’. Veel migranten gingen voor elkaar werken. Tot slot hadden de etnische ondernemers een kennisvoorsprong wat betreft de behoeftes van hun eigen etnische consumenten. Zij boden een veilige en comfortabele manier van zakendoen in hun eigen taal en cultuur. Hierdoor was het aantrekkelijker voor de migranten om hun producten en diensten

4

M.J. Priore, Birds of passage: migrant labor and industrial societies (Cambridge 1979) 34-41. 5 Ibidem, 149-153.

6 R. Kesevan, ‘The oreomodel of immigrant entrepreneurship: application and hypothesis generation’ (2003). 7 M.D.R. Evans, ‘Immigrant entrepreneurship: effects of ethnic market size and isolated market labor pool’, in:

(9)

8

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

af te nemen van ondernemers uit dezelfde migrantengroep. Evans sloot af met dat deze ‘niche-afhankelijkheid’ bepaalde dat naarmate de betreffende immigrantengroep groter was, er zich meer ondernemers onder deze groep bevonden.8 Sinds de publicaties van Priore en Evans in de jaren tachtig is er veel geschreven over de aard, omvang en gevolgen van ondernemerschap onder etnische minderheden.

Van zorg denken naar vrije marktdenken: etnisch ondernemerschap in Nederland 1983-2000

Een aantal jaren na de publicatie van Priore gaf de Minderhedennota van 1983 in Nederland het startsein voor wetenschappelijk onderzoek naar ondernemerschap onder etnische minderheden.9 In deze nota werd het bestaan van etnisch ondernemerschap niet betwist.10 Dat het een goed alternatief was voor werkloosheid, een verschijnsel dat vanaf eind jaren zeventig met name onder de voormalige gastarbeiders sterk toenam, leek vanaf het begin af aan evident. De positieve boodschap die uitging van de nota daagde de wetenschap uit onderzoek te doen naar dit tot dan toe onderbelichte fenomeen.

De handschoen werd eind jaren tachtig, begin jaren negentig als eerste opgepakt door de sociale wetenschappen. Met onder andere Jan Rath en Robert Kloostermann als autoriteiten op het gebied van etnisch ondernemerschap, de term die letterlijk vertaald uit de Amerikaanse wetenschap werd overgenomen, werden de oorsprong en voor- en nadelen van etnisch ondernemerschap nauwkeurig onderzocht. Een moeilijk punt bleef het etnische karakter van deze ondernemers, wat volgens Rath en Kloosterman de indruk wekte dat we met een heel apart soort ondernemerschap te maken zouden hebben. Hoewel zij erkenden dat ondernemerschap beïnvloed kan zijn door etnisch-culturele eigenschappen van de ondernemer, stelden zij dat dit vaak te snel op voorhand werd aangenomen. Ze ontkenden etnisch ondernemerschap echter niet. Rath en Kloostermann betwijfelden of het etnische component bepalend was voor het onderscheidende karakter van deze ondernemers. Het succes van etnische ondernemers werd wel degelijk door hen erkend. Rath deelde de visie met Evans dat immigrantenondernemers, in tegenstelling tot hun autochtone mede-ondernemers, beantwoordden aan de behoeften van hun eigen immigrantengroep en zich bezighielden met laagdrempelige sectoren zoals horeca en detailhandel. In tegenstelling tot Evans uitte Rath

8 M.D.R. Evans, ‘Immigrant entrepreneurship: effects of ethnic market size and isolated market labor pool’, in:

American Sociological Review vol. 54 (1989) 951.

9

J. van Gerwen en F. de Goey, Ondernemers in Nederland. Variaties in ondernemen (Amsterdam 2008) 222. 10

(10)

9

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

zijn zorgen over de toekomst: deze ondernemers moesten op zoek gaan naar nieuwe markten; de etnische en etno-religieuze markt was om demografische redenen beperkt. Niet alleen de zoektocht naar andere sectoren, maar ook het openen van de deuren voor autochtone klanten werd door Rath geadviseerd om als etnische onderneming voort te kunnen bestaan.11 Wat de gevolgen waren voor het etnisch ondernemerschap na het openstellen van de markt voor autochtone klandizie, goederen en diensten werd door Rath niet geëxploreerd. Als ‘vernederlandsing’ van het etnisch ondernemerschap nodig was om te overleven, wat betekende dit voor het etnische karakter van dit ondernemerschap?

Hoewel Rath en Kloosterman steeds hebben getracht het bijna blinde enthousiasme van hun mede-wetenschappers over etnisch ondernemerschap te temperen, zijn hun publicaties over het algemeen positief te noemen. Met name de gevolgen van dit type ondernemerschap op de stedelijke economieën werden ruim uitgemeten. De Nederlandse steden, met name de randstadsteden waar etnisch ondernemerschap in grote mate voorkwam, zouden in navolging van de vergevorderde urbane economieën van New York, Londen en Parijs een meer kosmopolitische uitstraling krijgen. De voormalig verlaten winkelstraten zouden herleven en nieuwe producten en marketingstrategieën zouden met de opkomst van etnisch ondernemerschap worden geïntroduceerd. Door het openen van handelsrelaties met verweg gelegen gebieden die voorheen niet of nauwelijks verbonden waren met Nederland ontstond er een nieuwe ruimtelijke sociale cohesie.12 Deze positieve effecten waren voor Rath en Kloostermann aanleiding om in hun artikelen op te roepen tot een meer actieve rol voor de lokale overheid en voor organisaties zoals de Kamer van Koophandel (KvK) en het Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf (IMK) . 13

De mate waarin de overheid zich met deze ondernemers bezig moest houden was in de jaren negentig een groot punt van discussie. Zo pleitten Hadewijch van Delft, Cees Gorter en Peter Nijkamp in 1998 voor een verschuiving van het zorg denken van de overheid naar het vrije marktdenken. Het zorg denken, waarbij de nadruk ligt op het beschouwen van migranten als sociale categorieën die bepaalde zorg behoeven, ’zou het zicht op hun economische

11

J. Rath, ‘Ondernemerschap als alternatief. Een economische visie op immigranten- ondernemerschap’, in:

Migranten Informatief vol. 131 (1999) 12-16.

12 R. Kloosterman, J. van der Leun en J. Rath, ‘Mixed embeddedness. (In) formal economic activities and immigrant business in the Netherlands’, in: International Journal of Urban and regional research vol. 23 (1999) 253.

(11)

10

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

potentie hebben vertroebeld’. Alleen zonder overheidsbemoeienis zouden etnisch ondernemers zich kunnen ontplooien en hun talent tot het maximale kunnen benutten.14 Kloosterman en Rath betwijfelden echter of immigrantenondernemers zonder overheidsbemoeienis zouden kunnen gedijen. Volgens hen beperkte het zorg denken niet de ontplooiing van het zelfstandig ondernemerschap. Hoewel veel factoren die het succes van een onderneming bepalen buiten het bereik van de overheid liggen, is het ingrijpen door de overheid volgens Rath en Kloosterman bij veel etnische ondernemers gerechtvaardigd. Zij stellen dat zonder de interventie van de overheid en gesubsidieerde organisaties de kleinschalige immigranten ondernemers nooit zoveel succes gehad zouden hebben. Dientengevolge pleitten zij voor een vorm van marktdenken waarbij er een actieve rol is weggelegd voor de lokale overheid en voor organisaties zoals de Kamer van Koophandel. Voorbeelden van deze actieve rol zijn het vergroten van de ondernemersvaardigheden bij deze ondernemers door organisaties zoals het IMK en doormiddel van dit soort organisaties aansluiting vinden bij relevante sociale netwerken.15

Een ‘wetmatige’ benadering: etnisch ondernemerschap in Nederland 2000-heden

Vanaf ongeveer 2000 zien we dat in de wetenschappelijke literatuur de rol van de overheid als succesfactor voor etnisch ondernemerschap minder belangrijk wordt. Hoewel de overheid naar alle waarschijnlijkheid in de praktijk geen andere houding had aangenomen ten aanzien van etnisch ondernemerschap, was deze verschuiving in visie op de van invloed zijnde factoren te wijten aan de opkomst van een andere wetenschap binnen dit specifieke debat. Niet langer de sociologen, maar bedrijfskundigen en economen domineerden de discussies over etnisch ondernemerschap. In plaats van breed uitgemeten analyses van de voor- en nadelen van etnisch ondernemerschap, werd er gezocht naar wetmatigheden. Duidelijk moest worden welke factoren het succes van etnisch ondernemerschap bepaalden en wat de onderlinge causale verbanden waren tussen deze factoren. Volgens bedrijfskundige Craig S. Galbraith kwamen sociologen ten aanzien van etnisch ondernemerschap perspectief te kort en de sociologische kaders waren niet toereikend. Hij riep in 2004 op tot meer economisch en bedrijfskundig onderzoek. Bedrijfskundigen zagen de problemen van etnische economische activiteit en betrokken in hun onderzoek strategieconcepten waarmee de samenhang tussen

14 Delft, H. van, C. Gorter en P. Nijkamp, ‘Etnisch ondernemerschap als paspoort voor de stedelijke arbeidsmarkt’, in: Rooilijn vol. 2 (1998) 81-86.

(12)

11

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

factoren als middelenafhankelijkheid, de relatie tussen de klant en de ondernemer, de toegang tot financiering en marktsystemen kon worden aangetoond. Door het onderzoeken van deze factoren zou er meer zicht komen op etnisch ondernemerschap. onder andere 16

Met het onderzoeken van juist deze factoren plaatsten een aantal jaren eerder bedrijfskundige Enno Masurel, econometrist Peter Nijkamp en econome Gabriella Vindingi als eerste wetenschappers een vraagteken bij het statische karakter van het begrip ‘etnisch ondernemerschap’. Volgens hen is etnisch ondernemerschap dynamisch; een conclusie die nog niet eerder was getrokken. Waar de oudere generatie ondernemers zich had gericht op traditionele producten en diensten, maakte de nieuwe generatie zich op voor de toekomst door naar mogelijkheden buiten de traditionele markt te zoeken. 17 Hoewel in dit onderzoek een eerste stap werd gezet in het erkennen van het dynamische en veranderlijke karakter van het begrip ‘etnisch ondernemerschap’ wordt in het meest recente onderzoek naar dit fenomeen, uitgevoerd door bedrijfskundige Mediha Sahin in 2012, nog steeds de definitie van het uit 1997 stammende onderzoek van August Choenni gehanteerd: het etnisch ondernemerschap onderscheidt zich door de oriëntatie op migrantenproducten, migrantenklanten en migranten business strategieën.18 De waarneming van een veranderend verschijnsel heeft zodoende niet meteen tot een herdefiniëring van het begrip geleid.

Etnisch ondernemerschap: een statisch begrip?

Sinds de opkomst van het begrip ‘etnisch ondernemerschap’ in ons wetenschappelijke discours is er nauwelijks stil gestaan bij de vraag of er daadwerkelijk zoiets bestaat als etnisch ondernemerschap in Nederland. Het begrip etnisch ondernemerschap is in de jaren tachtig letterlijk vertaald vanuit de Amerikaanse wetenschappelijke literatuur, waarin het ondernemerschap onder etnische minderheden als ethnic entrepreneurship werd omschreven, overgenomen. Of dit verschijnsel zich in dezelfde hoedanigheid in Nederland voordeed en of dezelfde term dan ook gerechtvaardigd zou zijn is onvoldoende onderzocht. In de meest recente onderzoeken aangaande dit onderwerp, zoals het promotieonderzoek van Mediha Sahin uit 2012, werden nog steeds de definities uit de sociale wetenschap van de jaren

16 C.S. Galbraith, ‘Are ethnic enclaves really tiebout clubs? Ethnic entrepreneurship and the economic theory of clubs’, in: C.H. Stiles en C.S. Galbraith (red.), Ethnic entrepreneurship: structure and process. International

research in the business disciplines vol. 4 (Oxford 2004) 55.

17 E. Masurel, P. Nijkamp en G. Vindingi, ‘Breeding places for ethnic entrepreneurs: a comparative marketing approach, in: Research Memorandum vol. 23 (2002) 10-13.

(13)

12

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

negentig gehanteerd, implicerende dat het verschijnsel sinds de jaren negentig onveranderd is gebleven en aanwezig is geweest. Deze definities doen vermoeden dat etnisch ondernemerschap in al zijn vormen eenduidig en statisch zou zijn. Het is de vraag of de eigenschappen die als onderscheidend voor dit type ondernemerschap werden gedefinieerd, zoals het aanbieden van etnische goederen en diensten, nog wel van toepassing zijn op deze ondernemers. In hoeverre de factoren die het succes van deze ondernemingen bepalen, zoals het menselijk en sociaal kapitaal, niet ook van toepassing zijn op ‘autochtone’ ondernemingen is nimmer betwijfeld. Door het ontbreken van een historisch overzicht is tot op heden onvoldoende duidelijk gemaakt hoe het verschijnsel ‘etnisch ondernemerschap’ zich heeft ontplooid vanaf de jaren tachtig. Dit historische inzicht zou kunnen leiden tot een herdefiniëring van het begrip.

Aanpak: doelen en benadering

(14)

13

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Periodisering

Hoewel etnisch ondernemerschap zich al langere tijd in Nederland voordoet, blijft dit onderzoek naar etnisch ondernemerschap beperkt tot de periode van 1980 tot 2010. Dit onderzoek richt zich op de samenhang tussen de definiëring van etnisch ondernemerschap in wetenschappelijk onderzoek en de openbaring van dit fenomeen in de praktijk. Ieder hoofdstuk zal echter aanvangen met een beschrijving van de historische context op het gebied van economie, werkgelegenheid, ondernemen en minderhedenbeleid. Dit is achtergrondinformatie die essentieel is voor het interpreteren en in de context plaatsen van de bevindingen uit het onderzoek. De keuze voor de periode 1980 tot 2010 is gemaakt op basis van het moment waarop het wetenschappelijk onderzoek naar dit onderwerp is gestart. In Nederland is dat geweest in 1983, toen de Minderhedennota werd gepubliceerd. Ten einde een transitiemodel van het begrip etnisch ondernemerschap te kunnen vaststellen en de scriptie voor de lezer overzichtelijk te houden, is er voor gekozen de periode van 1980 tot 2010 op te delen in drie afgebakende periodes van tien jaar. Deze keuze zou kunnen impliceren dat dit op zich zelf staande periodes betreffen met elk hun eigen kenmerken. Dit is echter niet de beoogde bedoeling geweest bij het maken van deze indeling.

Definities

Etnisch ondernemerschap

Het is gebruikelijk om alvorens een onderzoek start de kernbegrippen te definiëren. Het kernbegrip in dit onderzoek is ‘etnisch ondernemerschap’. Zoals uit de inleiding blijkt ontstaat er snel verwarring wanneer het gaat om het definiëren van dit begrip. Dit betreffende onderzoek zal hier ten aanzien van het definiëren van ondernemerschap onder etnische minderheden van afwijken, juist omdat dit onderzoek het vaststellen van een verklarend transitiemodel ten doel stelt. Op een definitie van etnisch ondernemerschap zal daarom in conclusie terug gekomen worden.

Etniciteit

(15)

14

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

processuele en essentialistisch etniciteit.19 Met de essentialistische vorm van etniciteit wordt bedoeld dat mensen een onveranderlijke etniciteit bezitten. De processuele vorm van etniciteit, die Baumann ontleende van collega-socioloog Stuart Hall, komt voort uit de manier waarop mensen zich tot hun eigen verleden verhouden. Dit verleden kan uit verschillende identiteiten bestaan, waaronder religieuze, geografische, nationale, culturele en raciale afkomst worden gerekend. Hierbij is etniciteit continu in beweging en construeren mensen hun eigen etniciteit. Dit is ook gelijk het probleem van etniciteit. Wanneer mensen in aanraking komen met andere bronnen van afkomst kunnen ze zich daarmee identificeren en daardoor hun eigen etniciteit veranderen. Een voor dit onderzoek relevant voorbeeld is de Turkse migrant die naar Nederland komt en zich na deze vestiging zowel Turk als Nederlander voelt.20

Ondernemer

Ondanks dat het etnische karakter van dit betreffende ondernemerschap op voorhand niet gedefinieerd kan worden, is het van belang vast te stellen wat er in dit onderzoek wordt verstaan onder ‘ondernemer’.21

Gezien het element ‘etnisch’, in tegenstelling tot het element ‘ondernemer’, ter discussie staat, is het van belang het begrip ‘ondernemer’ zo neutraal en breed mogelijk te houden. Bovendien is het van belang dat deze definitie zijn weerslag vindt in zowel de theorie als de praktijk. Daarom is er voor gekozen de definitie te hanteren die gebruikt is in het onderzoek van historici Jacques van Gerwen en Ferry de Goey. In 2008 publiceerden zij hun historische onderzoek naar het verschijnsel ‘ondernemerschap’ in het Nederland van de twintigste eeuw, dat veelvuldig bij dit onderzoek als naslagwerk is geraadpleegd. Zij definiëren ondernemers als volgt:

‘de persoon die hetzij als (mede-)eigenaar hetzij als aangestelde directeur de dagelijkse leiding heeft over een in hoofdzaak met private middelen gefinancierde onderneming en verantwoordelijkheid draagt voor het strategische beleid van die onderneming.’22

19 Gerd Baumann, The Multicultural Riddle: Rethinking Nationial, Ethnic and Religious Identities (New York 1999) 59.

20 Socioloog M. Verkuyten vroeg zich in Etnische identiteit: theoretische en empirische benaderingen af of iemand zich überhaupt tegelijkertijd Turk en Nederlander kan voelen; M. Verkuyten, Etnische identiteit.

Theoretische en empirische benaderingen (Amsterdam 1999) 63.

21 Hoewel in dit onderzoek steeds wordt gesproken over ‘de ondernemer’ in de mannelijke vorm, heeft het steeds betrekking op zowel mannen als vrouwen.

(16)

15

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Deze definitie behelst het merendeel van de Nederlandse ondernemers en staat daardoor garant voor de representativiteit van de betreffende groep. Bovendien sluit deze definitie passend aan bij de definitie van het Centraal Bureau voor Statistiek (hierna: CBS), waarvan de cijfers bijdragen aan de conclusies van dit onderzoek.

Ondernemerschap

Daarnaast dient het begrip ‘ondernemerschap’ te worden gedefinieerd. Dit begrip wordt vaak verward met het begrip ‘ondernemer’. Wederom is er gekozen voor het hanteren van de definitie gebruikt in het onderzoek van Van Gerwen en De Goey:

‘het feitelijke gedrag van de ondernemer dat voortvloeit uit het ondernemen. Dit betreft bijvoorbeeld beslissingen om te investeren of dat juist niet te doen, personeel aan te nemen of te ontslaan. In deze opvatting kunnen alleen personen die als ondernemer zijn gedefinieerd ondernemerschap vertonen.’23

1.0 en 2.0 ondernemerschap

In dit onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen de 1.0 (traditionele ondernemingen) en de 2.0 (moderne ondernemingen) ondernemingen. Hoogleraar etnisch ondernemerschap Ewald Engelen, bedenker van dit onderscheid, stelt in zijn artikel Ondernemerschap 2.0 dat de 2.0 ondernemingen als onderdeel van de postindustriële hoog- en laagwaardige markten een steeds belangrijkere rol gaan spelen in de Nederlandse economie.24 In later onderzoek stelt hij dat de tweede generatie, eerder dan de eerste generatie, zou kiezen voor een moderne onderneming, zoals bijvoorbeeld de zakelijke dienstverlening. 25 Dit zou betekenen dat de eerste generatie qua branchekeuze meer voor de traditionele ondernemingen zou kiezen.

Eerste en tweede generatie

Tot slot worden de begrippen ‘eerste en tweede generatie’ veelvuldig in deze scriptie gebezigd. Hoewel de definitie van deze twee begrippen voor de hand lijkt te liggen, is het gebruik van deze begrippen in voorgaande onderzoeken alles behalve eenduidig. ‘Tweede generatie’ wordt in een aantal onderzoeken gedefinieerd als ‘in Nederland geboren kinderen van migranten’. In andere onderzoeken wordt ook de groep van ‘degenen die voor hun zesde

23 Ibidem, 20.

24 E.R. Engelen, ‘Ondernemerschap 2.0’ TSS (1 december 2010).

(17)

16

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

jaar naar Nederland zijn gemigreerd’ tot de tweede generatie gerekend. En hoe zit het met de huwelijksmigranten? Kortom, genoeg redenen om de begrippen ‘eerste en tweede generatie’ nader te definiëren. Bij dit onderzoek is veelvuldig gebruik gemaakt van de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Om de cijfers en de conclusies die hieraan worden verbonden te harmoniseren, werden de onderstaande definities van het CBS gedurende het gehele onderzoek gehanteerd:

- Eerste generatie: migranten die in het buitenland zijn geboren, maar zich in Nederland hebben gevestigd. Hieronder vallen dus ook de huwelijksmigranten en diegenen die zich gevestigd hebben door gezinshereniging;

- Tweede generatie: in Nederland geboren personen met minimaal één ouder die in het buitenland geboren is. 26

Opzet

Onderzoek naar ondernemerschap kent een complex en multidisciplinair karakter. Het gedrag van ondernemers wordt namelijk bepaald door verschillende economische, politieke, culturele en technische factoren. Deze factoren zouden allemaal kunnen bijdragen aan het onderscheidende karakter van de ‘etnisch ondernemer’. De duur en het karakter van dit onderzoek lenen zich echter niet voor een dergelijke uitgebreide analyse. Om het onderzoek behapbaar en overzichtelijk te houden is er voor gekozen om de drie meest gehanteerde theorieën over etnisch ondernemerschap als toetssteen te gebruiken. Binnen drie hoofdstukken zal steeds worden teruggekomen op het verschijnsel etnisch ondernemerschap en hoe dit verschijnsel zich in de praktijk heeft geopenbaard. Om de bevindingen uit het onderzoek te illustreren, zullen er per periode enkele citaten uit interviews worden gebruikt. Op voorhand wordt benadrukt dat deze praktijkvoorbeelden slechts een illustrerend karakter hebben. Immers, op basis van enkele interviews kunnen geen conclusies worden getrokken. Op deze manier wordt een inzicht geboden in de praktijk van etnisch ondernemerschap van de laatste drie decennia. De uitwerking van deze interviews is terug te vinden in Bijlage 1. Tot slot zal in de conclusie worden vastgesteld hoe etnisch ondernemerschap, indien er zoiets heeft bestaan en eventueel nog bestaat, zich heeft ontwikkeld en gemanifesteerd in de Nederlandse maatschappij van 1980 tot het heden. Hierbij is de belangrijkste vraag: wat maakt een etnisch ondernemer etnisch en waarin onderscheidt hij zich van de ‘autochtone’ ondernemer? Getracht wordt tot een transitiemodel van dit begrip te komen.

26 Statline dossier Allochtonen, Centraal Bureau voor de Statistiek (via

(18)

17

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Bronnen

Dit onderzoek heeft zowel een kwantitatief als een kwalitatief karakter. Om een beeld te kunnen schetsen van de ontwikkeling van etnisch ondernemerschap in Nederland zal er per periode ten aanzien van een aantal factoren, zoals werkloosheid en aantal ondernemers, een cijfermatige impressie worden gegeven met behulp van de cijfers van het CBS. Aan de hand van deze cijfers zal duidelijk worden hoe het ondernemerschap onder etnische minderheden zich in Nederland heeft ontwikkeld. Hierbij zullen bepaalde aspecten van het ondernemerschap, zoals branchekeuze, nader worden bekeken en vergeleken. Deze te onderzoeken aspecten zijn gekozen naar aanleiding van de te toetsen theorieën. Naast een cijfermatige impressie wordt er gezocht naar de historische en maatschappelijke context in reeds uitgevoerde onderzoeken naar literatuur over etnisch ondernemerschap en aanverwante onderwerpen. Uit deze onderzoeken moet tevens duidelijk worden welke parameters werden gehanteerd om etnisch ondernemerschap te onderzoeken en te definiëren. Of de drie theorieën die als toetssteen worden gehanteerd in dit onderzoek van toepassing waren wordt nader geanalyseerd. Hiervoor worden de onderzoeken van verschillende instanties, waaronder het Ministerie van Economische Zaken (EZ), de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), het Economische Instituut voor het Midden en Kleinbedrijf (EIM) en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP), geraadpleegd.

Tot slot is gekozen voor het illustreren van de algemene ontwikkeling van ondernemerschap onder etnische minderheden aan de hand van citaten. Deze citaten zijn afkomstig uit interviews gehouden met zowel ‘etnische’ als ‘autochtone’ ondernemers. Hierbij is getracht rekening te houden met hun achtergrond, van welke generatie ze afkomstig waren, hoe lang ze al ondernemer zijn en in welke branche ze werkzaam zijn of waren. Hierdoor is er gestreefd naar zo representatief mogelijke voorbeelden. Tot slot is een medewerker van de Kamer van Koophandel geïnterviewd, omdat in deze functie een meer algemeen beeld kan worden geschetst van het etnisch ondernemerschap.

(19)

18

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Theoretisch kader

Om de samenhang tussen de literatuur en de praktijk te kunnen analyseren, wordt er in dit onderzoek gebruik gemaakt van een theoretisch kader. Dit theoretisch kader, bestaande uit drie theorieën afkomstig uit de reeds gevormde literatuur over etnisch ondernemerschap, zal als rode draad door deze scriptie leiden. Zoals uit de inleiding is gebleken zijn er in de laatste drie decennia veel verschillende definities voor etnisch ondernemerschap gegeven. Deze definities zijn grosso modo op dezelfde manier tot stand gekomen. De definities zijn allen opgebouwd uit factoren die een ‘etnisch’ ondernemer zouden onderscheiden van een ‘autochtoon’ ondernemer. Zo stelde August Choenni in 1997 dat etnische ondernemers zich op basis van twee aspecten van autochtone ondernemers onderscheiden. Allereerst verkopen deze ondernemers typisch etnische producten, daarnaast verkopen zij deze producten aan hun eigen etnische achterban.27 De invulling van de factoren ‘goederen’ en ‘klandizie’ zijn hierbij determinerend voor het onderscheidende karakter van een etnische ondernemer.

In het onderzoek van Van Gerwen en De Goey worden etnische ondernemingen gedefinieerd als ondernemingen die worden geleid door ondernemers met een niet-Nederlandse achtergrond (nationaliteit) die naar Nederland zijn gekomen. Hierbij wordt vaak verwezen naar personen die afkomstig zijn (eerste, tweede of derde generatie) uit een land dat onderdeel uitmaakt van het minderhedenbeleid.28 Bij deze definitie zijn het de factoren ‘afkomst’ en ‘nationaliteit’ die een etnisch ondernemer onderscheidt van een autochtone ondernemer. In beginsel zijn deze factoren dus niet onderscheidend, de invulling van deze factoren echter wel.

Gezien de aard en omvang van dit onderzoek is het niet mogelijk om alle definities van etnisch ondernemerschap die ooit in de wetenschap zijn geformuleerd te toetsen aan de praktijk. Zodoende is er gekozen voor het toetsen van de drie theorieën die ten grondslag liggen aan deze definities. Deze theorieën gaan tevens uit van factoren die onderscheidend zijn voor een etnisch ondernemer ten opzichte van een autochtone ondernemer. De theorieën die worden gebruikt in dit onderzoek zijn de disadvantage theory, de cultural theory en de enclavetheory.

27 A. Choenni, Veelsoortig assortiment: allochtoon ondernemerschap in Amsterdam als incorporatietraject

1965-1995 (Amsterdam 1997).

(20)

19

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

De disadvantage theory

Deze theorie, bedacht door socioloog Eugene Fregetto in 2004, gaat uit van de nadelen die migranten ondervinden in de eerste jaren na hun aankomst in Nederland.29 Deze nadelen zullen in hun ontwikkeling op de arbeidsmarkt als belemmering gaan optreden. Uiteindelijk worden migranten door deze factoren, als noodzakelijk alternatief voor werkloosheid, tot ondernemerschap gedwongen. In deze theorie wordt er een onderscheid gemaakt in nadelen op het gebied van menselijk kapitaal en nadelen op het gebied van mobiliteit. De nadelen op het gebied van menselijk kapitaal zijn het gebrek aan beheersing van de taal, een gebrek aan goede educatie en tot slot een gebrek aan benodigde werkervaring. Deze drie tekortkomingen zorgen voor een achterstand in kwalificaties van de betreffende migrant, die zijn of haar kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt ernstig beperken. Naast de beperkingen in het menselijk kapitaal zijn er tevens factoren die de sociale mobiliteit van de immigrant benadelen. Hieronder vallen een gebrek aan financiële middelen, een bepaalde mate van directe en indirecte discriminatie en beperkte kennis van de lokale cultuur. De kernboodschap van de disadvantage theory die zich richt op het opstartmotief van de ondernemer, is dat etnisch ondernemerschap geen teken van succes is, maar in zekere zin een onvermijdelijk alternatief voor werkloosheid.30

De cultural theory

Lijnrecht tegenover de disadvantage theory staat de cultural theory van bedrijfskundige Enno Masurel (2004). In tegenstelling tot de disavantage theory staan namelijk niet de nadelen maar de voordelen van het zijn van een migrant centraal. Deze theorie houdt in dat migranten bepaalde cultureel gevormde kenmerken bezitten die het succes van een onderneming zouden bevorderen. Met deze kenmerken wordt gedacht aan de wil om hard te werken, het lidmaatschap van een sterke etnische gemeenschap, zuinigheid, het accepteren van risico’s, sociale waarden zoals solidariteit en trouw, en tot slot de reeds aanwezige oriëntatie richting het ondernemerschap.31 Bij deze theorie kunnen echter op voorhand al een aantal kanttekeningen worden geplaatst. De grootste kanttekening die kan worden geplaatst bij de cultural theory is dat de kenmerken die migranten volgens deze theorie zouden bezitten moeilijk meetbaar of controleerbaar zijn. Wanneer deze theorie in het verleden werd getoetst,

29 E. Fregetto, ‘Immigrant and ethnic entrepreneurship: a U.S. perspective’, in H.P. Welsch ed.,

Entrepreneurship: The Way Ahead, (New York 2004) 253–268.

30 Idem.

(21)

20

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

werd er gebruik gemaakt van een zelfevaluatie of de zogeheten ‘360-methode’, waarbij mensen uit de directe familie, vrienden en kennissenkring een vragenlijst over de persoonskenmerken van de ondernemer moesten invullen.32 Het is niet met zekerheid te zeggen dat deze karaktereigenschappen altijd tot een succesvollere onderneming zullen leiden. Uit verschillende onderzoeken naar etnisch ondernemerschap blijkt dat het succes van een onderneming van veel verschillende factoren afhankelijk is. Zo ontwikkelde Sahin in 2012 het prestatiemodel weergegeven in figuur 1.1. Persoonlijke kenmerken zijn een belangrijk aspect voor een succesvolle onderneming, maar niet uitsluitend verklarend voor succes.

Tot slot wordt er bij de cultural theory geen onderscheid gemaakt in de afkomst van de ondernemer. Dit zou betekenen dat iedere migrant per definitie meer ondernemerskwaliteiten zou bezitten dan een ‘autochtone’ ondernemer. In de meeste onderzoeken naar etnisch ondernemerschap wordt er geen onderscheid gemaakt in kwaliteiten naar afkomst. Wel wordt geconcludeerd dat ondernemerschap bij bepaalde bevolkingsgroepen, waaronder Turkse migranten, vaker voor komt.

Ondanks de eventuele kritiek wordt in dit onderzoek toch gebruik gemaakt van deze theorie. De cultural theory is immers door veel auteurs als basis gebruikt voor het opstellen van hun definitie van etnisch ondernemerschap.33 In deze theorie staat centraal dat bepaalde eigenschappen in sterkere mate aanwezig zijn bij migranten dan bij autochtone Nederlanders, wat medebepalend is voor hun succes. Ondernemerschap onder etnische minderheden wordt derhalve als kans gezien, niet als noodzakelijk kwaad.

32 Dutch Dream Foundation, Nieuwe bakkers. Rapport Marktverkenning (Amsterdam 2006).

(22)

21

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Figuur 1.1 Bedrijfsprestaties als resultaat van menselijke en sociaal kapitaal 34

De enclavetheory

De enclave theory is in de jaren zeventig ontstaan vanuit de labor market theory van de economen David Gordon, Michael Reich en Richard Edwards.35 De enclavetheory hangt nauw samen met de netwerktheory en de middlemantheory; allen theorieën waarbij het netwerk van de ondernemer, ook wel het sociaal kapitaal, centraal staat. Deze theorieën stellen dat etnische ondernemers vaak gevestigd zijn in ‘etnische enclaves’. Deze ‘etnische enclaves’ kunnen op twee verschillende manieren worden opgevat. Enerzijds is er een enge uitleg mogelijk, wanneer er wordt gedoeld op de vestiging van etnisch ondernemers in specifieke stedelijke gebieden waar migranten van dezelfde afkomst samenwonen en deze buurtgenoten daardoor zijn klandizie vormen. Anderzijds is er een ruimere uitleg mogelijk; de ondernemer komt tegemoet aan de behoeftes van zijn of haar eigen etnische gemeenschap. Etnische ondernemers bevredigen specifieke etnische behoeften, aldus de enclavetheory. Twee belangrijke aspecten die bij deze theorie een rol spelen zijn de invulling van de factor ‘klandizie’ en de factor ‘aan te bieden goederen en/of diensten’. Deze theorie stelt dat een etnisch ondernemer enerzijds gekenmerkt wordt door en anderzijds zijn succes te danken heeft aan het aanbieden van ‘etnische goederen’ aan zijn ‘eigen etnische achterban’. Wederom lijkt het onderscheid tussen de etnische ondernemer en de autochtone ondernemer, die

34 Vrij vertaald uit M. Sahin, Studies on Migrant Entrepreneurship in Dutch Cities (Amsterdam 2012).

35 D. Gordon, M. Reich en R. Edwards, ‘A theory of Labor Market Segmentation’, in: American Economics

(23)

22

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

conform deze theorie blijkbaar geen of in mindere mate etnische producten aanbiedt, bepalend voor het succes van de etnische ondernemer. Door het beschouwen van de branchekeuze en de afzetmarkt van etnische ondernemers kan worden onderzocht of deze theorie zijn weerklank vindt in de praktijk.

Toetsen van de theorieën

(24)

23

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Grafiek 1.1 Werkloosheid in 1980-1990 als percentage van de beroepsbevolking, Bron: CBS

Hoofdstuk 1 De jaren tachtig: traditionele ondernemingen

Werkgelegenheid en economie

In de jaren tachtig bevond de Nederlandse economie zich in een diepe crisis. Deze economische crisis was het directe gevolg van een tweede energiecrisis die in 1979 was ontstaan tijdens de Iraanse Revolutie. De gevolgen van deze economische malaise werden wereldwijd gevoeld en ook Nederland bleef niet gespaard. De effecten waren met name op de arbeidsmarkt zichtbaar. Zo bereikte de werkloosheid in Nederland aan het einde van 1982 een nieuw naoorlogs record.36 Zoals in grafiek 1.1 zichtbaar is steeg de werkloosheid vanaf 1979 tot 1982 van ongeveer vier procent naar ruim tien procent van de Nederlandse beroepsbevolking. Dit kwam neer op nagenoeg 600.000 mensen die gedurende een lange periode geen baan konden vinden.

Als resultaat van de economische recessie en de harde maatregelen getroffen door het kabinet-Van Agt, zochten werkgevers en werknemers elkaar op in onder andere de Sociaal Economische Raad en de Stichting van de Arbeid.37 Als resultaat van deze samenkomst werd op 24 november 1982 het Akkoord van Wassenaar gesloten,

waarmee het Nederlandse ‘poldermodel’ werd bevestigd.38 Het poldermodel, dat als een uniek Nederlands model wordt beschouwd, is een ongeschreven samenwerkingsconvenant tussen overheid, werkgevers en werknemers. Hoewel deze overlegeconomie werd gevormd kort na de Tweede Wereldoorlog, werd met het Akkoord van Wassenaar nieuw leven geblazen in het poldermodel.39 Met dit akkoord werden de belangen van zowel de werkgevers als de

36

J. van Gerwen en F. de Goey, Ondernemers in Nederland. Variaties in ondernemen (Amsterdam 2008) 197. 37 Ibidem, 198.

38 L. Delsen, Exit poldermodel? Sociaal-economische ontwikkelingen in Nederland (Assen 2001) 9. 39

(25)

24

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Grafiek 1.2 Jaarlijks aantal migranten van en naar Marokko afgezet tegen de werkloosheid onder de Marokkaanse beroepsbevolking (1967-2007) Bron: L. Lucassen en J. Lucassen, Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans

van vijfhonderd jaar immigratie (Amsterdam 2011) 66.

werknemers behartigd. Enerzijds werd het belang van de groei van de economie, de prijsstabiliteit, het bevorderen van investeringen en tot slot een gecontroleerde loonontwikkeling erkend. Als tegenprestatie introduceerden de werkgevers de deeltijdbanen, waarmee er meer werkgelegenheid werd gecreëerd. Tot slot werden er afspraken gemaakt over de vervroegde uittreding van werknemers. 40

Of deze afspraken ook

opgingen voor de

allochtone werknemers in Nederland is lastig vast te

stellen. Hoewel de

werkloosheid onder

autochtonen begin jaren tachtig historisch hoog was, lag dit cijfer onder allochtone Nederlanders nog veel hoger.41 Waar

vanaf 1984 de

werkloosheid daalde bij de autochtone werknemers, nam de werkloosheid

onder etnische

minderheden alleen maar verder toe. Ter illustratie is grafiek 1.2 opgenomen. Zoals te zien in deze grafiek nam de werkloosheid vanaf de jaren tachtig onder Marokkaanse migranten in Nederland snel toe en nam dit werkloosheidspercentage pas vanaf 1990 af. Dit terwijl de werkloosheid onder autochtone Nederlanders al vanaf 1984 aan het afnemen was.

Journalist Will Tinnemans gaf in zijn boek Een gouden armband. Een geschiedenis

van mediterrane immigranten in Nederland (1945-1994) een treffende omschrijving van de

omvang van de werkloosheidsproblematiek onder etnische minderheden. De statistische kans om een ‘werkloze buitenlander’ tegen het lijf te lopen was volgens hem bijna even groot als

40

M. van der Meer, J. Visser, T. Wilthagen en P. van der Heijden, Weg van het overleg? Twintig jaar na

Wassenaar: naar nieuwe verhoudingen in het Nederlandse model (Amsterdam 2003) 62.

(26)

25

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

het tegenkomen van een ‘buitenlander met een baan’. Bovendien betroffen deze banen over het algemeen ongeschoolde arbeid.42 Hoewel de werkloosheid onder allochtone Nederlanders toenam, werd er op overheidsniveau weinig tot niets aan gedaan.

Overheidsbeleid

Dat er eind jaren zeventig- begin jaren tachtig weinig werd gedaan aan het hoge werkloosheidcijfer onder migranten is niet zo vreemd. De overheid ging er tot 1979 vanuit dat Nederland geen immigratieland was en dat de gastarbeiders op den duur zouden terugkeren naar hun land van herkomst. De problemen die ontstonden binnen de groep etnische minderheden werden ad hoc opgepakt door het welzijnswerk. Er werden stichtingen speciaal voor dit doel opgericht, maar zij wisten maar moeizaam om te gaan met de aanpassingsproblemen van de nieuwkomers. Daarbij werd er door de kabinetten-Lubbers fors bezuinigd op welzijnswerk. In haar autobiografische werk Couscous op zondag beschrijft voormalig Tweede Kamerlid Khadija Arib, die in 1975 naar Nederland is gekomen, hoe zij deze periode heeft ervaren. Volgens Arib werd er op overheidsniveau weinig gedaan met de problemen waar migranten tegenaan liepen. Goedbedoelende vrijwilligers gaven Nederlandse les aan migranten in buurthuizen, maar desondanks bleef de opvang van deze migranten ondermaats. Arib beschuldigt in haar boek de overheid van onverschilligheid en het wegwuiven van grote sociale en culturele problematiek.43 Hoewel het persoonlijke verhaal van Arib als gekleurd kan worden beschouwd, vinden haar bevindingen grondslag in de verschillende studies die er zijn verricht naar de immigratie en integratie van met name Turken en Marokkanen in de periode 1975-1990. Hierbij is het meest treffende voorbeeld het reeds eerder genoemde onderzoek van Tinnemans, waarin de beperkte rol van de overheid ten aanzien van migranten breed wordt uitgemeten.44

Pas vanaf 1979 kwam er een einde aan de passieve houding van de overheid ten aanzien van de groeiende integratieproblematiek. In dat jaar publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (hierna: de WRR) het rapport Etnische

minderheden waarmee er direct een einde werd gemaakt aan de illusie dat de gastarbeiders

zouden terugkeren naar hun thuisland. De Raad adviseerde de overheid om ervan uit te gaan dat het verblijf van de gastarbeiders permanent was geworden en dat er een oplossing moest

42

W. Tinnemans, Een gouden armband. Een geschiedenis van mediterrane immigranten in Nederland

(1945-1994)( Utrecht 1994).

43 K. Arib, Couscous op zondag. Een familiegeschiedenis (Amsterdam 2009).

(27)

26

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

worden gezocht voor de daarbij horende problematiek.45 Dit rapport was het startsein voor een actief minderhedenbeleid. Kort nadat de regering publiekelijk had erkend dat een overgroot gedeelte van de gastarbeiders hun permanente plaats zouden innemen in de Nederlandse maatschappij, publiceerde de VVD het volgende officiële standpunt:

De overheid dient aan culturele minderheden een zo groot mogelijke gelegenheid geven tot integratie in de Nederlandse samenleving en daarbij dient hun recht op behoud van een eigen culturele identiteit te worden veiliggesteld.46

Het voornemen was een vorm van multiculturaliteit na te streven. Hiermee werd getracht nieuwkomers te laten integreren, maar met behoud van eigen culturele en religieuze identiteit. In de praktijk kwam er weinig van dit voornemen terecht. Het minderhedenbeleid was in beginsel erop gericht de oplopende werkloosheid, segregatie in concentratiewijken en achterstand in het onderwijs terug te dringen.47 Deze insteek zorgde ervoor dat enkel Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en de woonwagenbewoners tot de doelgroep van het minderhedenbeleid werd gerekend. Veel etnische minderheden in Nederland vielen derhalve buiten de boot.

De bestrijding van achterstand onder etnische minderheden in Nederland werd in deze periode met beide handen aangepakt door de vakcentrales die tot dan toe de toenemende werkloosheid onder de etnische minderheden met enige mate van passiviteit hadden geobserveerd. Opvallend hierin is de koerswijziging van de FNV die voor het verschijnen van het rapport van de WRR nog pleitte voor remigratieprojecten, maar sindsdien dit idee van de hand wees.48 Ook de werknemersorganisaties gingen over tot het vormen van wat vanaf dat moment ‘minderhedenbeleid’ was gaan heten. Waar voorheen de belangen van ‘gastarbeiders’ werden behartigd, strekten de beleidsplannen zich sindsdien uit tot alle ‘etnische minderheden’ in Nederland.

45

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Etnische minderheden (Den Haag, 1979) xxxix-xl. 46 L. Lucassen en J. Lucassen, Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie (Amsterdam 2011) 84.

47 Ibidem, 85.

(28)

27

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Ondernemen

Niet alleen de werknemers, maar ook het Nederlandse bedrijfsleven moest de gevolgen van de economische crisis onder ogen zien. Waar in 1979 ruim 2500 bedrijven hun faillissement aanvroegen, vroegen in 1982 meer dan 6700 bedrijven faillissement aan.49 Deze buitengewone toename in het aantal faillissementen dwong de overheid en wetenschap tot het ondernemen van actie. De WRR beet in 1980 het spits af door het publiceren van Plaats en

toekomst van de Nederlandse industrie. De Raad had met dit onderzoek getracht inzicht te

verschaffen in de economische situatie op dat moment. Door middel van deze verkenning moest duidelijk worden of de economie uit zichzelf zou herstellen of dat er een intensivering van overheidsbeleid nodig was.50 Geconcludeerd werd dat een sterke industrie essentieel zou zijn voor het herstel van de Nederlandse economie. De Raad sloot het rapport af met een groot aantal beleidsadviezen, waaronder het advies tot het instellen van zowel een Regeringscommissie en een Nationale Ontwikkelingsmaatschappij.51

Naar aanleiding van deze aanbevelingen van de Raad stelde het kabinet-Van Agt/Wiegel (1977-1981) de ‘Adviescommissie inzake het industriebeleid’ in. Deze commissie werd geleid door de oud-directeur van de Shell, Gerrit Wagner. Onder zijn leiding verschenen verschillende rapporten, waaronder het in 1981 gepubliceerde Een nieuw industrieel elan, waarin werd geconcludeerd dat de positie van de Nederlandse industrie bijzonder zwak was en dat dit met name werd veroorzaakt door een eenzijdige samenstelling, hoge loonkosten, de dun gezaaide geografische spreiding van de industrie en tot slot ‘de industriële verstarring’.52 De commissie adviseerde de overheid tot slot geen geld meer te steken in bedrijven die geen toekomst hadden, maar juist te investeren in opkomende sectoren zoals de informatie- en communicatietechnologie (ICT).53

Een tweede ontwikkeling in het ondernemerswezen van de jaren tachtig was het toenemende belang van globalisering. Vanaf deze periode nam de verbondenheid van landen op het gebied van economie, politiek en cultuur in rap tempo toe. Deze toename uitte zich bijvoorbeeld in het gebruik van het woord ‘globalisering’ in wetenschappelijke publicaties. Waar in 1981 nog maar twee publicaties gebruik maakten van het woord ‘globalization’,

49 Ibidem, 197.

50 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie (Den Haag 1980) 7-20.

51 Ibidem, 266-310.

52 Adviescommissie inzake het industriebeleid, Een nieuw industrieel elan (g.p. 1981) 5-8. 53

(29)

28

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

waren dat er in 2001 maar liefst 57.000.54 In de wetenschappelijke literatuur over de toenemende globalisering in de jaren tachtig en negentig werden de opkomst van multinationale ondernemingen en het actief handelen van westerse instituties zoals de Wereldhandelsorganisaties (WTO), de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) als oorzaken gezien. Deze multinationals investeerden in toenemende mate in buitenlandse regio’s, zoals Japan, Zuidoost-Azië en Noord-Amerika. Deze externe oriëntatie van het bedrijfsleven stuitte al snel op een grote hoeveelheid maatschappelijke kritiek. Hierbij stonden thema’s zoals milieuvervuiling, lage lonenlanden en grondstoffenuitbuiting centraal. In deze periode ontstond dientengevolge het maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Buiten het handelen van de westerse instituties en de toenemende investeringen in het buitenland kan de oorzaak voor de toenemende globalisering naar alle waarschijnlijkheid ook worden gezocht in de hoek van het etnisch ondernemerschap, een factor waar in de wetenschappelijke literatuur naar dit onderwerp weinig aandacht is besteed.

Ondernemerschap onder etnische minderheden

Hoewel ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland geen nieuw fenomeen is, wordt er pas de afgelopen dertig jaar, met de opkomst van ondernemerschap onder niet-westerse migranten, aandacht besteed aan dit fenomeen. Deze migranten lieten hun autochtone landgenoten door middel van hun ondernemingen kennis maken met producten die voorheen als exotisch werden beschouwd. De aanwezigheid van ondernemerschap onder de etnische bevolkingsgroep kende daarom al een veel langere geschiedenis. Toch kreeg dit ondernemerschap een nieuwe dimensie in de jaren tachtig. Begin jaren tachtig zat Nederland in een diepe economische crisis wat ervoor zorgde dat veel voormalige gastarbeiders zonder werk kwamen te zitten. Door het gebrek aan educatie, werkervaring en beheersing van de Nederlandse taal maakten zij weinig kans op de arbeidsmarkt. Dit dwong veel voormalige gastarbeiders ertoe een onderneming te starten. De opkomst van deze migrantenondernemers, met name uit niet-Westerse landen, veranderde het straatbeeld in de grote steden radicaal. Voorbeelden hiervan waren de Turkse bakkers, Islamitische slagers en Surinaamse kappers.55 Zoals eerder vermeld werd pas vanaf 1979 door de Nederlandse regering erkend dat het verblijf van deze migranten permanent was. Naarstig werd er gezocht naar oplossingen voor de problematiek die hiermee gemoeid was. De Minderhedennota, die in 1983 werd gepubliceerd, repte als eerste over het ondernemerschap van deze migranten en zag het als een

54

(30)

29

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

mogelijke uitkomst voor de achterstand die zij hadden op het gebied van onderwijs, huisvesting en werk.56

Door de beperkte registratie in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel was het lastig onderzoek te doen naar etnisch ondernemerschap. Een voorbeeld van deze beperkte registratie is het feit dat de Kamer van Koophandel enkel het geboorteland van de ondernemer registreert. Onduidelijk is tot welke generatie de ondernemer behoort of hoelang deze persoon in Nederland verblijft. Er is daarom tot op heden weinig bekend over de ontwikkeling van het aantal etnische ondernemers in de jaren tachtig. Het Instituut voor Toegepaste Sociologie (hierna: ITS) heeft eind jaren tachtig op verzoek van de regering onderzoek gedaan naar etnisch ondernemerschap.57 Bij dit onderzoek maakten zij gebruik van de cijfers van het Handelsregister en werd er gebruik gemaakt van verschillende ijkpunten. Een van die ijkpunten was het jaar 1986, waarvan de gegevens zijn opgenomen in tabel 1.1. Een aantal kanttekeningen moeten worden geplaatst. Zo betreffen dit absolute aantallen ondernemers die niet zijn afgezet tegen de beroepsbevolking van de betreffende etnische groepering. Hierdoor is er enkel een beperkte vergelijking mogelijk. Ter illustratie: de beroepsbevolking van Turkse migranten was vele malen groter dan de beroepsbevolking van Marokkaanse migranten. Het is dan ook niet zo vreemd dat de Turkse migranten ook meer ondernemers voortbrengen (al was het ondernemerschap onder de Turkse beroepsbevolking over het algemeen hoger dan onder de andere migrantengroepen). Opvallend is dat met name onder niet-westerse migrantengroepen het ondernemersaantal hoog is. De werkloosheid was bij deze groepen ook vele malen hoger dan bij de westerse migrantengroepen. De noodzaak om een onderneming te starten zal dientengevolge ook in grotere mate aanwezig zijn geweest.

56

Minderhedennota 1983, Kamerstukken II , 1982/1983, 16102, nr. 20-21, 15.

(31)

30

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

De opstart van een bedrijf

Zoals gezegd dreef de hoge werkloosheid onder migranten in de jaren tachtig veel voormalige gastarbeiders tot het ondernemerschap. Dit gegeven

wordt in alle onderzoeken naar etnisch ondernemerschap erkend.58 Ondanks een geringe ondernemerschapsoriëntatie stortten veel migranten zich op het ondernemerschap in de hoop dat het goed zou uitpakken. Er waren geen garanties, maar op deze manier trachten zij hun inkomenspositie te verbeteren. Deze wanhoopsdaad had grote consequenties voor het beeld dat van etnisch ondernemerschap werd gevormd. Het ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland werd in de wetenschap omschreven als ‘armoedeverschijnsel’ en als vorm van ‘verborgen werkloosheid’.59

Doordat veel migranten zich hals over kop en zonder gedegen voorbereiding in het ondernemerschap stortten, werd er nauwelijks nagedacht over een branchekeuze, assortiment en

afzetmarkt. Het ging hier over overwegend ongeschoolde migranten die de Nederlandse taal niet of maar weinig machtig waren. Het is dan ook niet vreemd dat de slagingskans onder deze migrantenondernemers zeer gering was.60

Branchekeuze

Migranten die in de jaren tachtig voor het ondernemerschap kozen, kozen dit zoals gezegd vaak uit noodzaak. Uit het onderzoek Etnische ondernemers in Nederland uit 1988 van het ITS bleek dat zij zowel voor de start als ondernemer als voor hun branchekeuze ‘negatieve’ motieven noemden. Het gebrek aan een beter alternatief bleek het meest gegeven antwoord.61 Ze kwamen terecht in sectoren waar de instapeisen, zoals scholing en startkapitaal, laag waren. Na het afstrepen van de mogelijkheden bleef de horeca vaak als sector over. Tabel 1.2

58 Een voorbeeld hiervan is W.M.C. Engels, P.F.A.M. Linsen en R.H. Setzpfand, Onbekend maakt … onbenut.

Onderzoek naar de effecten van het beleid inzake het ondernemerschap van allochtonen (Utrecht 1993)

59

R.S. Gowricharn, Etnisch ondernemerschap: werkgelegenheid en economische politiek: over paupers en

kleine bazen (Rotterdam 1985) 89. 60

H. van den Tillaart, Th. J.M. Reubsaet, Etnische ondernemers in Nederland (Nijmegen 1988) 87. 61 Ibidem, 67. Herkomstland Aantal ondernemers in 1986 Italië 905 Portugal 84 Spanje 221 Voormalig Joegoslavië 338 Griekenland 448 Turkije 1895 Marokko 866 Tunesië 78 Kaapverdische eilanden 42 Nederlandse Antillen en Aruba 405 Suriname 1725 China 1332 Hongkong 1054 Totaal etnische minderheden 9393 Totaal Nederland 460.000

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een recent initiatief is Social Impact Ventures, een puur op sociale ondernemingen gericht investeringsfonds dat is opgericht door onder meer Willemijn Verloop, die ook oprichter

Aandeel Belgen die aangeven dat hun opleiding hen geholpen heeft om de rol van ondernemers in de samenleving beter te begrijpen Aandeel Belgen die aangeven dat hun opleiding

De minister en de toezicht- houder zouden in hun toezicht meer aandacht aan publiek-private arrangemen- ten moeten besteden Het externe toezicht is niet ingericht op het

In het proefschrift wordt een verband gelegd tussen het wel of niet accepteren van blijvende schuldverhoudingen en in het verlengde daarvan het wel of niet vragen van rente,

betrokkenheid. Pekela heeft qua beleid niet een specifiek aandachtspunt waaruit dit te verklaren is en een vervolg onderzoek met meer cases zou hier een verklaring voor kunnen

17 Ondanks dat de ondernemer aangeeft dat het sociale netwerk geen rol heeft gespeeld ten tijde van de vestiging, kan de vestigingskeuze beter verklaard worden door sociale

Door de verantwoordelijkheid van de goede uitkomsten neer te leggen bij de leerkracht, de projectmedewerker van de SKBG en het ICT bedrijf, kan de onderzoeker ‘blind’ gemaakt

Ten tweede kan een genereus sociaal zekerheidssysteem werkloosheid rela- tief aantrekkelijk maken, boven zelfstandig ondernemerschap of werknemerschap, of meer specifiek als de