• No results found

Werkgelegenheid en economie

Het begin van de eenentwintigste eeuw kenmerkte zich door onbeantwoorde verwachtingen. Met het poldermodel had Nederland in de jaren negentig naar de buitenwereld toe bewezen dat welvaart en welzijn voor bijna de gehele Nederlandse bevolking binnen handbereik lag en de belofte van de euro als symbool voor de eenheid van Europa hing in de lucht.109 Waar de Nederlandse economie in 2000 nog hoogtijdagen vierde, kwam daar al snel verandering in. In de periode 2000 tot 2010 werd de Nederlandse economie twee keer door een economische recessies getroffen. De eerste economische crisis ving aan in 2000 en was het directe gevolg van de ICT-hausse die in 1997 was ontstaan. Toen de beurskoersen in 2000 verder daalden,

spatte de metaforische

‘internetzeepbel’, waarnaar deze crisis is vernoemd, uiteen en brak er wereldwijd een milde economische recessie uit.110 Deze recessie werd gevoed door de gevolgen van de invoering van de euro. Waar de euro voor de invoering nog enthousiast werd onthaald als symbool van Europese eenheid, werd de munt na de invoering voornamelijk gezien als oorzaak van verkapte prijsverhoging.111 Daarnaast zorgden de terroristische aanslagen van 11 september 2001 wereldwijd voor een scherpe koersval, waarna een periode van meerdere maanden volgde waarin de beurs nog verder kelderde.112 De gevolgen van deze eerste economische crisis zijn met enige vertraging zichtbaar in grafiek 3.1, waarin de werkloosheid onder de autochtone en allochtone beroepsbevolking in de periode 2000 tot 2010 in kaart is

109

Sociaal Cultureel Planbureau, Actuele maatschappelijke ontwikkelingen 2010. Een bijdrage aan het

waarderen en selecteren van informatie ten behoeve van toekomstige archieven (Den Haag 2011) 8.

110 W. Vermeend, De wij economie. De opkomst van de wij economie en de neergang van de ik economie (Amsterdam 2009) 266-270.

111 Sociaal Cultureel Planbureau, Actuele maatschappelijke ontwikkelingen 2010. Een bijdrage aan het

waarderen en selecteren van informatie ten behoeve van toekomstige archieven, 8.

112 W. Vermeend, De wij economie. De opkomst van de wij economie en de neergang van de ik economie, 266-270.

55

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

gebracht. Vanaf 2001, een jaar na het uiteenspatten van de internetzeepbel, liep de werkloosheid onder autochtonen op naar ruim vijf procent in 2004. Onder allochtonen was het werkloosheidspercentage opgelopen naar bijna twaalf procent.

Na een periode van vijf jaar waarin de Nederlandse economie en werkgelegenheid voorzichtig aan herstelden, brak er begin 2008 een tweede economische crisis uit waarvan de gevolgen vandaag de dag nog steeds zichtbaar zijn. Deze crisis wordt de kredietcrisis genoemd en vindt zijn oorsprong in de Verenigde Staten. Doordat Amerikaanse beleggingen slechter uitpakten dan alvorens gedacht, zagen internationale banken hun vermogen in rap tempo dalen, en hun klanten begonnen het vertrouwen in de banken te verliezen. Ten gevolge van deze verliezen in het bankwezen stortte de gehele wereldhandel in: de beurswaarden van zowel financiële als niet-financiële bedrijven halveerden.113 Deze ontwikkelingen hadden grote gevolgen voor de Nederlandse economie, die zich sindsdien tracht te herstellen. Een dergelijke economische recessie heeft in vertraging effect op verschillende facetten van de Nederlandse economie, zoals het loonpeil, de koopkracht en de werkgelegenheid. Het bruto binnenlands product daalde in 2009 met 3,9 procent, de stagnatie in de groei van lonen zorgde voor een verminderde koopkracht.114 Zoals in grafiek 3.1 zichtbaar is gemaakt steeg de werkloosheid, na een korte periode van afname, vanaf 2008 wederom tot een percentage van 5,45 procent in 2010. Wederom werd de allochtone Nederlandse beroepsbevolking harder getroffen dan de autochtone beroepsbevolking. Dit uitte zich niet alleen in een hoger werkloosheidspercentage, maar ook in een snellere stijging van dit percentage. De gevolgen van de economische crisis van 2008 werden dientengevolge door deze bevolkingsgroep het hardst gevoeld.

Deze toename in werkloosheidscijfers heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Steeds meer mensen werken op oproep- of flexkracht-basis. Tevens is er een sterke toename in het aantal zzp-ers, zelfstandigen zonder personeel, waarneembaar. Deze toenemende flexibilisering heeft een aantal directe oorzaken. Allereerst wil een steeds groter wordend aandeel van de Nederlandse werknemers niet meer fulltime werken. Aan de vraagzijde hebben organisaties door de economische crisis steeds meer, al dan niet onvrijwillig, behoefte aan tijdelijke krachten en expertise. Overigens is de flexibilisering niet enkel economisch gemotiveerd: de Nederlandse maatschappij van de eenentwintigste eeuw laat zich kenmerken door een toenemende mate van individualisering.

113 Ibidem, 192-195. 114

56

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

De kenmerken van flexibilisering, zoals het zijn van je eigen baas, het projectmatig werken, de afwisseling in werkomgeving en het in zekere zin in vrijheid kunnen ondernemen zijn daardoor kenmerken die steeds meer, vooral jonge, Nederlanders aan zal spreken. 115

Overheidsbeleid

De economische recessies van de eenentwintigste eeuw waren niet de enige katalysatoren voor het collectieve gevoel van ontevredenheid. Zoals al eerder in de jaren tachtig was gebleken, werd er ook in deze economisch zware tijd gezocht naar een zondebok. Sinds de publicatie van het artikel Het multiculturele drama aan het begin van 2000, geschreven door publicist Paul Scheffer, was het maatschappelijke debat over immigratie en integratie opnieuw ontketend. Voortbordurend op de betogen van Bolkestein en Verwey-Jonker uit de jaren tachtig verweet Scheffer politici en migratiewetenschappers blind te zijn voor de consequenties die de massamigratie met zich meebracht.116 Waar de argumenten van zijn medestander en tijdgenoot Pieter Lakeman in diens boek Binnen zonder te kloppen (1999) erop gericht waren de negatieve gevolgen van migratie op de Nederlandse economie aan te tonen, was Scheffers meest opvallende argument er een van culturele strekking. Scheffers was ervan overtuigd dat de binnenstromende migranten een culturele bedreiging vormden voor de Nederlandse identiteit. ‘De maatschappelijke vrede’ in Nederland werd direct bedreigd door de komst van mensen uit verschillende delen van de wereld. Met dit sociaal-culturele betoog wist Scheffer meer mensen te raken dan het economische betoog van Lakeman.117

Dit maatschappelijke sentiment werd verder gevoed door onder andere de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten (2001) en de moord op Theo van Gogh (2004). Standpunten die voorheen enkel door Janmaat’s Centrumdemocraten op de agenda gezet werden, stonden in 2002 regelmatig ter discussie. In 1998 werd nog gepleit voor een actieve overheid in het terugdringen van de achterstandspositie en discriminatie van minderheden. Enkel de VVD en de Centrumdemocraten stonden toentertijd voor het beperken van de immigratie.118 In 2002 en 2003 werd de structurele achterstand van minderheden niet langer gezocht in factoren zoals racisme of discriminatie, maar werd het individu verantwoordelijk gehouden. Er was geen ruimte voor het behoud van eigen identiteit en cultuur; deze ‘luxe’ hield het integratieproces tegen. ‘De Nederlandse identiteit’ en de daarbij

115

Ibidem, 45-47. 116

P. Scheffer, Het multiculturele drama, NRC Handelsblad 29 januari 2000.

117 L. Lucassen en J. Lucassen, Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie (Amsterdam 2011) 22-23.

118

57

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

behorende westerse normen en waarden kwamen centraal te staan in het hernieuwde minderhedenbeleid. Wat deze Nederlandse identiteit moest behelzen is, ondanks een uitgebreid onderzoek van de WRR in 2007, tot op de dag van vandaag een groot raadsel.119

Ondernemen

In de ondernemerswereld van de jaren 2000 tot 2010 was juist een tegenovergestelde trend waarneembaar. In plaats van vast te houden aan de Nederlandse identiteit richten ondernemingen zich in toenemende mate op het buitenland. Het besef van globalisering was sinds de jaren negentig alleen maar toegenomen. Door ‘internationale handel, grensoverschrijdende overnames, deelnemingen in andere bedrijven, joint ventures, strategische allianties en uitwisselingen’ wist Nederland zich de vijfde plaats te verwerven in de ranglijst van belangrijkste landen wat betreft buitenlandse investeringen.120 Succesvolle voorbeelden hiervan waren de multinationals Unilever en Akzo Nobel, en de banken ING en Fortis. Binnen deze oriëntatie op het buitenland waren twee trends zichtbaar. Enerzijds was nam de dienstensector in belang toe. Hierbij valt te denken aan de sectoren ‘handel’, ‘transport, opslag en communicatie’ en ‘overige diensten’.121

Een tweede ontwikkeling was de toenemende oriëntatie op Europa. Na het wegvallen van de interne grenzen op 1 januari 1993, vonden directe investeringen binnen de Europese Unie steeds vaker plaats. Hoewel de Verenigde Staten op een belangrijk deel van de Nederlandse investeringen kon rekenen, nam dit aandeel steeds verder af. 122

Ondernemerschap onder etnische minderheden

Het aantal ondernemers onder etnische minderheden in Nederland is in het afgelopen decennium alleen nog maar verder toegenomen. In 2000 was het aandeel van etnische minderheden bij het totaal aantal ondernemers 12 procent, in 2007 was dit 14 procent, wat neer komt op ongeveer 152.000 ondernemers met een etnische achtergrond in het jaar 2007.123 Deze toename is met name zichtbaar onder de niet-Westerse allochtonen. Zo is in tabel 3.1 zichtbaar dat het aantal ondernemers van niet-Westerse afkomst in 2000 in totaal neer kwam op 38.600, acht jaar later waren dit er 65.900.

119

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Identificatie met Nederland (Den Haag 2007). 120 J. van Gerwen en F. de Goey, Ondernemers in Nederland, 200.

121 Ibidem, 201. 122 Idem. 123 Zie tabel 3.1.

58

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Tabel 3.1 Aantal ondernemers naar afkomst en generatie 2000-2008 (x 1000), Bron: CBS Statline (ondernemers en hun lonen/winst, geraadpleegd op 03-07-2013)

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Autochtoon 843,1 849,1 845,7 845,3 824,9 841,9 898,6 935,2 956,0 Allochtoon, Westers, 1e generatie 27 28,1 28,1 28,2 27,4 28,6 32,5 35,5 37,6 Allochtoon, Westers, 2e generatie 48,8 49,5 49,5 49,6 47,9 49,2 52,8 55,6 57,4 Allochtoon, niet-Westers, 1e generatie 33,9 38,2 39,5 41,2 40,8 41,8 45,5 50,7 53,8 Allochtoon, niet-Westers, 2e generatie 4,7 5,5 6 6,5 7 7,5 9,1 10,7 12,1

De absolute aantallen allochtone ondernemers met een westerse achtergrond is weliswaar hoger, maar wanneer er naar deze cijfers wordt gekeken met de beroepsbevolking van de betreffende groepen in het achterhoofd dan is het aandeel ondernemers onder de niet-westers allochtone beroepsbevolking een stuk hoger. Het afzetten van het aantal ondernemers tegen de beroepsbevolking van die betreffende bevolkingsgroep wordt de ondernemersquote genoemd. De ondernemersquote onder niet-westerse allochtonen is een stuk hoger dan onder westerse allochtonen in Nederland. Onder de Turkse migranten is de ondernemersquote zelfs hoger dan onder autochtonen.124

De opstart van een bedrijf

Ik merk niet zozeer aan etnische ondernemers dat een gebrek aan werk de reden is om op te starten. Ik heb puur gevoelsmatig de idee dat zij vaker starten vanuit een innerlijke drive. Dat handelen en ondernemen eigenlijk veel meer aan de voorkant ligt.125

De keuze voor het ondernemerschap was onder etnische minderheden in de periode 2000 tot 2010 geen noodzakelijk alternatief meer voor werkloosheid. Deze ontwikkeling werd, gezien

124

ANP, ‘Saldo van immigratie uiteindelijk positief’, NRC Handelsblad, 11 november 2010. 125 Citaat uit interview 11.

59

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

het bovenstaande citaat, ook bij de Kamer van Koophandel, waar men voornamelijk in contact staat met startende ondernemers, opgemerkt. Hoewel de werkloosheid onder etnische minderheden nog steeds hoog was, werd er steeds minder vanuit deze motivatie voor het ondernemerschap gekozen. Uit de Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010 blijkt dat ondanks dat er in deze periode een collectieve neiging naar ondernemerschap ontstond, etnische minderheden deze stap minder snel maakten. De eerste reden die hiervoor werd gegeven was dat het financiële risico van het ondernemerschap met name door deze groep niet snel werd aanvaard, des te meer omdat etnische ondernemers, meer dan autochtone ondernemers, moeite hebben met het aantrekken van starterskapitaal. Het verkrijgen van een bancaire lening bleef door het gebrek aan de beheersing van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse gewoontes een probleem.126 De tweede reden was dat het opleidingsniveau onder de etnische minderheden in Nederland aan het stijgen was.127

Dit verhoogde educatieniveau in combinatie met een betere beheersing van de Nederlandse taal verhoogde hun kansen op de arbeidsmarkt. Hierdoor was het ondernemerschap een secundaire stap geworden. Met name de tweede generatie heeft meer kansen op de arbeidsmarkt en voelt zich daarom minder snel gedwongen tot het ondernemerschap. De monitor riep op tot een actief overheidsbeleid om het ondernemerschap onder etnische minderheden te bevorderen, omdat uit het onderzoek was gebleken dat deze ondernemers nog vaak tegen problemen, zoals onbekendheid met de vereiste vergunningen, aanliepen.128 Door middel van een doelgroep specifiek beleid moesten eventuele drempels die als storend werden ervaren worden weggewerkt. Het EIM deed hierbij twee voorstellen: het vouchersysteem en het coaching programma. Het vouchersysteem betekende dat de overheid eenmalig een bedrag aan de ondernemer zou geven om ondersteuning en advies te kunnen financieren. Daarnaast was het EIM groot voorstander van het coaching systeem, waarbij de startende etnische ondernemer werd bijgestaan door een ervaren ondernemer. Op deze manier konden zij gebruik maken van een ‘inspirerend netwerk’ en voldoende steun ontvangen.129

De grootste valkuil voor deze ondernemers was nog steeds een gebrek aan kennis van de wet- en regelgeving, hetgeen met deze initiatieven zou kunnen worden beperkt.

126 EIM, Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010 (Zoetermeer 2011) 81. 127 Ibidem, 74.

128 Ibidem, 78. 129 Ibidem, 83.

60

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Wanneer er wel werd gekozen voor ondernemerschap, werd deze keuze bewust en vanuit een innerlijke drive gemaakt en volgde deze keuze vaak na het afronden van een (universitaire) studie:

Op een gegeven moment ben ik gaan studeren aan de Erasmus universiteit, bedrijfskunde. Dat is vrij algemeen, mijn hart lag altijd bij strategie. Ondernemen zat al in mijn bloed. Vanaf dat ik 4 of 5 was, was ik al aan het handelen en aan het doen, van een stuiver een dubbeltje maken zeg maar. Na bedrijfskunde heb ik twee masters gedaan: accounting & control en ondernemerschap.130

Branchekeuze

Hoewel zich vanaf de jaren negentig een heroriëntatie in branchekeuze had ingezet, werd de keuze voor de traditionele sectoren ‘horeca’ en ‘handel en reparatie’ nog steeds het meest gemaakt. Wat voor een soort ondernemingen binnen deze sectoren werden gedreven is uit de onderstaande tabel echter niet te achterhalen. Het is zeer aannemelijk dat, gezien de eerdere ontwikkelingen die in de jaren negentig werden ingezet, etnisch ondernemers nog steeds voor de sectoren ‘horeca’ en ‘handel en reparatie’ kiezen, maar dat zij zich binnen deze sectoren in de hogere marktsegmenten zijn gaan begeven. Wat opvallend is in de ontwikkeling van branchekeuzes in de jaren 2000-2007 is dat deze keuzes vrij stabiel zijn gebleven. Slechts twee ontwikkelingen zijn opvallend.

Tabel 3.2 brancheverdeling 2000 en 2007, Bron: Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010, op basis van cijfers van het CBS.

Niet-Westers Westers

2000 1e generatie 2e generatie 1e generatie 2e generatie

Landbouw/visserij 2% 2% 2% 5% Delfstoffen/industrie/energie 4% 4% 6% 6% Bouwnijverheid 4% 4% 6% 6% Handel en reparatie 25% 21% 20% 21% Horeca 33% 13% 11% 6% Vervoer, opslag en communicatie 4% 6% 4% 5% Financiële instellingen 1% 2% 2% 3% Zakelijke dienstverlening 14% 23% 25% 24% Zorg, openbaar bestuur,

onderwijs

6% 6% 11% 11%

Overige dienstverlening 7% 15% 14% 12%

61

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

Totaal 100% 100% 100% 100%

2007 1e generatie 2e generatie 1e generatie 2e generatie

Landbouw/visserij 2% 1% 3% 3% Delfstoffen/industrie/energie 4% 3% 4% 5% Bouwnijverheid 7% 3% 4% 5% Handel en reparatie 24% 20% 16% 17% Horeca 25% 10% 7% 4% Vervoer, opslag en communicatie 6% 8% 3% 3% Financiële instellingen 2% 3% 3% 6% Zakelijke dienstverlening 16% 25% 26% 29% Zorg, openbaar bestuur,

onderwijs

7% 9% 10% 10%

Overige dienstverlening 8% 13% 15% 13%

Totaal 100% 100% 100% 100%

Allereerst is dat de keuze voor de sector ‘horeca’ steeds minder wordt gemaakt door de niet-westerse ondernemers van de eerste generatie. In het licht van eerdere publicaties over etnisch ondernemerschap is dit een opvallende ontwikkeling. In deze publicaties, onder andere van de hand van hoogleraar etnisch ondernemerschap Ewald Engelen, werd de verwachting uitgesproken dat met name de tweede generatie steeds vaker de keuze zal maken voor een meer moderne sector. Engelen maakte in dit artikel het onderscheid tussen de traditionele 1.0 onderneming, waar de sector ‘horeca’ een treffend voorbeeld van is, en de moderne 2.0 onderneming, zoals de financiële dienstensector.131 Ook in de Monitor

vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010 wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt

tussen de eerste en tweede generatie etnisch ondernemers. Volgens deze studie richtte de eerste generatie zich nog erg op traditionele sectoren en dit was met name zichtbaar in het assortiment en de afzetmarkt. Onder de tweede generatie was de branchespreiding groter en qua bedrijfsvoering, assortiment en afzetmarkt waren ze veel minder traditioneel dan hun voorgaande generatie.

Dit ietwat rigide onderscheid kan met behulp van bovenstaande cijfers grotendeels worden genuanceerd. Enerzijds is het juist dat ondernemers van de tweede generatie zich meer in de moderne sectoren, zoals de zakelijke dienstverlening, bevinden. Immers in vergelijking met de eerste generatie werken er veel minder tweede generatie ondernemers in de sector ‘horeca’ (een 1.0 onderneming) en anderzijds werken er veel meer ondernemers van de tweede generatie in de financiële dienstensector (een 2.0 onderneming). Anderzijds moet worden onderkend dat de tweede generatie zich al vanaf het begin in deze sectoren heeft bevonden en dat er in hun keuze weinig ontwikkeling waar te nemen is. De branchekeuze van

131

62

Etnisch ondernemerschap. Ontwikkeling van een verschijnsel en herdefiniëring van een begrip. Ondernemerschap onder etnische minderheden in Nederland in de periode 1980-2010 (A.V. Las, 20-08-2013)

de eerste generatie (in het bijzonder de niet-Westerse) ondernemers laat in de bovenstaande tabel wel een duidelijke ontwikkeling richting de 2.0 sectoren zien. Deze heroriëntatie in branchekeuze onder de eerste generatie is tot op heden in geen enkele publicatie erkend. Tot slot kan de kanttekening bij het onderscheid van een 1.0 en een 2.0 onderneming worden geplaatst dat de aanname wordt gemaakt dat bij een ogenschijnlijk traditionele sector zoals de horeca ook de bedrijfsvoering automatisch op een traditionele wijze plaatsvindt. Zo zullen niet alle etnische ondernemers in de horeca Turkse koffiehuizen of Chinese afhaalrestaurants zijn. Nogmaals wordt duidelijk dat de bovenstaande tabel weinig zegt over hoe de bedrijven binnen deze sectoren eruit zien.

Interne of externe oriëntatie

De EIM heeft met zijn Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010 onder andere onderzocht hoe het in de periode 2000-2010 was gesteld met de zelfredzaamheid van ‘de etnisch ondernemer’. 132

In dit onderzoek werd de zelfredzaamheid in de lijn van de cultural

theory als een onderscheidende kwaliteit van de etnisch ondernemer genoemd. Later in dit

rapport wordt duidelijk gemaakt dat deze zelfredzaamheid eerder uit noodzaak dan uit vrije wil is ontstaan. Ondanks het bestaan van een door het EIM aangeduid uitgebreid ondernemersinstrumentarium, maakt de etnisch ondernemer hier weinig gebruik van. Uit het onderzoek bleek dat deze ondernemers vaak slecht op de hoogte waren van de fiscale mogelijkheden, geen beroep deden op de eventuele subsidies waar zij gebruik van konden maken en dat er weinig contact was met de Kamer van Koophandel. Dit laatste werd in het interview met de Kamer van Koophandel bevestigd:

Ik weet niet of het uit maakt of iemand uit Irak, Marokko of Turkije komt, maar wij merken dat ze heel weinig een beroep op ons doen, tenzij ze echt een probleem hebben wat ze waarschijnlijk niet opgelost krijgen in hun omgeving.133

Uit het feit dat ze de weg naar de Kamer van Koophandel en andere instanties dus nog steeds niet weten te vinden, blijkt de voorkeur voor een intern gerichte oriëntatie. Deze voorkeur is met name zichtbaar bij de eerste generatie ondernemers. De tweede generatie weet zich in toenemende mate open te stellen voor andere markten en bedrijfsstrategieën:

132 EIM, Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010 (Zoetermeer 2011).