Vraag nr. 48
van 14 december 2001
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Cardiovasculaire preventie – Kwaliteitscontrole Op het Medisch Discussieforum kreeg het project "Cholesterolbus" heel wat tegenwind. Dit project, dat in Vlaanderen loopt in samenwerking met Becel en de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen (WVVH), mikt op choleste-r o l v e choleste-r l a g i n g, niet op een totale cacholeste-rdiovasculaicholeste-re preventie.
Een preventiecampagne die niets zegt over stop-pen met roken en zwaarlijvigheid is in dit kader weinig doeltreffend, beweren medici. De campagne zou slechts aanleiding geven tot consumptiegenees-kunde : men gaat even langs, haalt een advies op en . . . doet aan zelfgeneeskunde. Er is in heel deze campagne bovendien geen link ingebouwd naar de (huis)arts, naar erkende gezondheidsinstanties. 1. Is de minister betrokken bij de organisatie of de
organisatoren van deze campagne ? Steunt de minister of een andere minister deze organisatie en/of organisatoren ?
2. Hoe wordt de kwaliteitscontrole van deze cam-pagne en van andere preventiecamcam-pagnes in Vlaanderen gegarandeerd ?
3. Hoe verzamelt de Vlaamse Gemeenschap nu gegevens over cardiovasculaire aandoeningen bij de bevolking in het kader van haar preven-tiebeleid ?
Antwoord
1. De campagne van de "Cholesterolbus" gaat niet uit van de Vlaamse Gemeenschap en wordt evenmin door haar gesubsidieerd.
Wel is het zo dat één van de betrokken partijen, namelijk de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen, door de Vlaamse Gemeen-schap gesubsidieerd wordt voor haar expertise in de eerstelijnszorg.
2. Vermits deze preventiecampagne niet uitgaat van de Vlaamse overheid, kan er evenmin spra-ke zijn van kwaliteitscontrole.
Het ligt in mijn bedoeling in het toekomstige preventiedecreet richtlijnen voor een degelijke kwaliteitscontrole in te bouwen. In het verleden
is de Vlaamse overheid namelijk al herhaalde-lijk geconfronteerd geweest met initiatieven tot bevolkingsonderzoek waarvan de wetenschap-pelijke onderbouwing problematisch was. Het is daarom wenselijk dat een halt wordt toe-geroepen aan "wilde screening". Voordat initia-tiefnemers een bevolkingsonderzoek kunnen s t a r t e n , zou het in de toekomst aangewezen zijn dat de voorafgaandelijke toestemming van de Vlaamse regering vereist is.
3. De Vlaamse overheid verzamelt langs drie ver-schillende wegen gegevens over cardiovasculai-re aandoeningen in Vlaandecardiovasculai-ren.
In de eerste plaats gebeurt dit via de sterftege-g e v e n s, verzameld door het Nationaal Instituut voor de Statistiek. Voor Vlaanderen kan men deze gegevens terugvinden in de jaarlijks uitge-geven "Gezondheidsindicatoren". De analyse van specifieke doodsoorzaken leidt tot de iden-tificatie van belangrijke gezondheidsproblemen. Dit kunnen dan aangrijpingspunten zijn voor een preventief gezondheidsbeleid.
In de tweede plaats zijn gegevens beschikbaar vanuit het zogenaamde Monica-project (Moni-toring of Trends and Determinants of Cardio-vascular Disease). Dit is een multinationaal on-d e r z o e k , gecoöron-dineeron-d on-door on-de We r e l on-d g e z o n on- d-h e i d s o r g a n i s a t i e, dat in België uitgevoerd wordt in Gent, Brugge en Charleroi. Dit project han-delt over een subgroep van cardiovasculaire pa-t h o l o g i e, hepa-t bepa-trefpa-t namelijk een regispa-trapa-tie van acute coronaire aanvallen. Aan de hand van deze analyse wil men uitmaken of de wijziging in coronaire sterfte toe te schrijven is aan een wijziging van de overleving, veeleer dan aan een wijziging van de incidentie. Dit is namelijk be-langrijk in de evaluatie van preventiestrate-g i e ë n . Een wijzipreventiestrate-ginpreventiestrate-g in overlevinpreventiestrate-g zou namelijk indirect veeleer wijzen op een effect van secun-daire preventie en behandeling. Wijziging in in-cidentie daarentegen zou veeleer een resultaat kunnen zijn van primaire preventie.