Vraag nr. 183 van 14 mei 2001
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Vrijwilligerswerk – Opwaardering (2)
Met de beslissing van 31 maart 2001 wilde de Vlaamse regering het signaal geven dat zij zowel het vrijwilligerswerk als de semi-agorale arbeid w a a r d e e r t . Voor beide werd een aparte werkgroep opgericht om de verbetering van het juridisch sta-tuut te bewerkstelligen.
Om het gevarieerde werkveld daarbij voldoende te b e t r e k k e n , heeft de Vlaamse regering alvast een overlegronde binnen de verschillende sectoren op-gestart.
1. Welke problemen met een link naar de V l a a m s e o v e r h e i d , werden in aanmerking genomen na deze overlegronde ?
2. Werd er een actieplan opgesteld om voor al deze problemen oplossingen te vinden ? Met welke timing ?
3. Werden er specifieke problemen aangekaart bij de federale regeringscommissaris bevoegd voor de vrijwilligers ? Met welk resultaat ?
4. In welke sectoren waarvoor de minister be-voegd is, is werken met vrijwilligers een voor-waarde voor erkenning ?
Hoe ondersteunt de Vlaamse regering deze vrij-willigers concreet ?
Antwoord
1 en 2. De resultaten van de overlegronde worden nu op de website (www. v l a a n d e r e n . b e / v r i j w i l l i-gers) van de Vlaamse Gemeenschap gepresen-t e e r d . De resulgepresen-tagepresen-ten worden op digepresen-t momengepresen-t bin-nen de regering besproken. De regering zal om-trent de opvolging van de resultaten in septem-ber een beslissing nemen.
3. De resultaten van de overlegronde worden, zoals afgesproken binnen het Nationaal Comité van het Internationaal jaar van de V r i j w i l l i g e r 2 0 0 1 , aan de federale regeringscommissaris overgezonden.
Ook de federale parlementaire commissie zal van deze resultaten op de hoogte worden ge-bracht.
De federale regeringscommissaris zal de ge-meenschappen ook bij het uittekenen van een statuut van de vrijwilliger verder betrekken. 4. Bevoegdheidsdomeinen van de minister waar
werken met vrijwilligers een erkenningsvoor -w a a rde is met daaraan gekoppeld de concrete ondersteuningsregeling
Welzijn
a) Regelgeving betreffende het g e o r g a n i s e e rd vrij -w i l l i g e r s-w e r k in de -welzijns- en gezondheidssec-tor
Autonoom vrijwilligerswerk :
organisaties waarvan de doelstellingen uitslui-tend of hoofdzakelijk met vrijwilligers worden n a g e s t r e e f d , de organisatie van vrijwilligerswerk is de enige of hoofdzakelijke doelstelling (de-creet 23 maart 1994, artikel 2, 3° en artikel 5) ; subsidiëring (BVR houdende de lijst van de subsidiabele vrijwilligersactiviteiten) :
– passen binnen de vastgelegde thema's, – binnen het beschikbare begrotingskrediet, – maximale subsidie per jaar per organisatie :
300.000 frank, voor werking en verzekering. (BVR : besluit van de Vlaamse regering – red.) Ingebouwd vrijwilligerswerk :
kan binnen de perken van de begrotingskredie-ten en op de door de regering bepaalde wijze worden gesubsidieerd in het kader van de subsi-dienormen betreffende de voorzieningen waar-in het werk wordt uitgevoerd (decreet 23 maart 1994, artikel 15) (zie ook verder).
b) Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Pe r s o -nen met een Handicap
Artikel 2. De werking van de in artikel 1 be-doelde organisaties dient aan volgende kenmer-ken te voldoen :
7° in hoofdzaak werken met vrijwilligers die onder meer instaan voor de organisatie en begeleiding van de activiteiten voor de per-sonen met een handicap ;
8° beschikken over beroepskrachten die een ondersteunende en voorwaardenscheppende rol vervullen ten opzichte van bovenvermel-de vrijwilligers.
Subsidiëring
Artikel 5, § 3. De basissubsidie bedraagt 750.000 f r a n k . Dit bedrag kan zowel aangewend worden voor de werkingskosten als voor de kosten van het ondersteunend personeel. Minstens 80 % van de subsidies moet worden aangewend voor bijkomende tewerkstelling.
§ 4. Rekening houdende met elementen zoals het aanbod van activiteiten, het deelnemersbe-r e i k , het aantal vdeelnemersbe-rijwilligedeelnemersbe-rsudeelnemersbe-ren, het aantal in-woners van de betreffende regio kan, a f h a n k e-lijk van de beschikbare kredieten op de begro-t i n g, een aanvullende begro-toelage begro-toegekend wor-d e n . De Vlaamse minister bevoegwor-d voor wor-de bij-stand aan personen, bepaalt de voorwaarden en de criteria voor de toekenning van deze aanvul-lende toelage."
c) Kind en Gezin
Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels in-zake erkenning en subsidiëring van de consulta-tiebureaus voor het jonge kind
"Hoofdstuk 11 : Kosten voor de opleiding van de vrijwilligers
Artikel 6, § 1. Het organiserende bestuur zorgt voor de medewerking van vrijwilligers, van wie er minimum twee per zitting aanwezig zijn. De vrijwilligers staan in voor een vlot verloop van de zitting en de promotie van het consulta-tiebureau of steunpunt.
In onderlinge overeenkomst tussen het organi-serende bestuur en Kind en Gezin worden tijds-i n v e s t e r tijds-i n g, frequenttijds-ie en omvang van de mede-werking omschreven.
Het organiserende bestuur staat in voor de vor-m i n g, professionele ondersteuning en begelei-ding van de vrijwilligers.
§ 2. De vrijwilliger is meerderjarig, v e r z e k e r b a a r en bezit, overeenkomstig hoofdstuk IV van het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van Kind en Gezin, een grondige kennis van het Nederlands.
Hij levert bij zijn organiserende bestuur een at-test in dat zijn goede algemene gezondheidstoe-stand voor de uit te voeren taken bevestigt. Subsidiëring
Artikel 31. Voor de vorming en opleiding van de vrijwilligers verleent Kind en Gezin een jaarlijk-se subsidie, afhankelijk van het aantal wekelijk-se zittingen.
Die subsidie bedraagt per consultatiebureau of steunpunt 12.363 frank.
Indien er meer dan twee zittingen per week worden georganiseerd, wordt deze subsidie per begonnen schijf van wekelijkse zittingen ver-hoogd met 1.030 frank.
Hoofdstuk III : Functioneringskosten
Artikel 32. Kind en Gezin verleent vanaf de op-richting een subsidie voor de tegemoetkoming in de functioneringskosten, waaronder kosten voor huur en onderhoud van de lokalen, h e t verbruik van gas, w a t e r, stookolie en elektrici-t e i elektrici-t , elektrici-t e l e f o o n , de medische verbruiksgoederen voor het consultatiebureau of steunpunt en voor het huisbezoek, verzekeringen en verplaat-singskosten van vrijwilligers alsmede afschrij-vingskosten.
Die subsidie bedraagt 52.746 frank per maand op basis van minstens 5 zittingen per week. Bij minder dan 5 zittingen per week wordt dat bedrag in verhouding verminderd."
d) Thuiszorg, diensten voor oppashulp
Bijlage V I . Diensten voor oppashulp – A f d e-ling 3. – Specifieke erkenningsvoorwaarden Artikel 5. Onverminderd de toepassing van arti-kel 14 en 15 van het decreet, zijn op de diensten voor oppashulp volgende specifieke erkennings-voorwaarden van toepassing :
A. Voorwaarden betreffende de hulp- en dienst-verlening :
1° de dienst voor oppashulp staat per kalen-derjaar in voor de coördinatie van min-stens 10.000 uren oppashulp, w a a r v a n minstens de helft verleend door vrijwilli-g e r s. Tijdens het kalenderjaar dat samen-valt met het eerste werkjaar dient de dienst de coördinatie van minstens 5.000 uren oppashulp te bewijzen, w a a r v a n minstens de helft verleend door vrijwilli-gers.
Afdeling 5. – Subsidiëring
Artikel 8. De subsidie-enveloppe voor een dienst voor oppashulp bedraagt 500.000 frank per kalenderjaar.
e) In de andere welzijnsregelgevingen wordt het werken met vrijwilligers eigenlijk verondersteld als normale werkingsmethode in de welzijnssec-t o r, maar niewelzijnssec-t expliciewelzijnssec-t aparwelzijnssec-t ingeschreven als erkenningsvoorwaarde (qua aantallen bijvoor-b e e l d ) . De ondersteuning van dit "ingebijvoor-bouwd" vrijwilligerswerk gebeurt met de algemene wer-kingsmiddelen van de professionele voorzienin-gen.
Gezondheidszorg
Besluit van de Vlaamse regering houdende erken-ning en subsidiëring van palliatieve netwerken van 3 mei 1995
Erkenningsvoorwaarde
Artikel 8. Om erkend te worden als palliatief net-werk moet er een schriftelijke overeenkomst wor-den overgelegd met meerdere in de regio bestaan-de partners zijnbestaan-de :
7° Organisaties van families, thuisverzorgers en/of vrijwilligers die op palliatief vlak actief zijn.
Beschikbare ondersteuning
Artikel 35. Palliatieve netwerken erkend door de bevoegde minister ontvangen binnen de grenzen van de begrotingskredieten jaarlijks een subsidie van 1.300.000 frank per volledige schijf van 300.000 bereikte inwoners.