Vraag nr. 86
van 21 februari 2002
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Beroepsactieve zorgverstrekkers – Gegevens Het aantal beroepsactieve zorgverstrekkers in Vlaanderen is blijkbaar niet bekend. De federale overheid heeft alleen gegevens van zorgverstrek-kers die ooit in het kader van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (Riziv) zijn aanvaard (artsen, t a n d a r t s e n , v e r p l e e g k u n d i-g e n ,v r o e d v r o u w e n , kinesitherapeuten) en i-gebruikt deze gegevens om het aantal zorgverstrekkers te k e n n e n . Of ze hun beroep nog effectief uitoefenen, voltijds of deeltijds werken, in loopbaanonderbre-king zijn, . . . wordt niet nagegaan. Zo is er federaal een vertekend beeld van het aantal zorgverstrek-kers, wat een efficiënt beleid in de weg staat. Naast de Riziv-zorgverstrekkers zijn er de vele ver-p l e e g k u n d i g e n ,k i n e s i t h e r a ver-p e u t e n ,. . . die werken in de welzijnssector in Vlaanderen.
Om een gezondheids- en welzijnsbeleid uit te stip-pelen in Vlaanderen is het nodig te weten hoeveel zorgverstrekkers er zijn (verpleegkundigen, m e t hun specialisatie), a r t s e n ,k i n e s i t h e r a p e u t e n , v r o e d-k u n d i g e n ,d-k i n d e r v e r z o r g e r s, verzorgenden in de ge-z i n s- en bejaardenhulp, o p v o e d e r s, e r g o t h e r a p e u-ten en andere verzorgenden) die hun beroep uitoe-f e n e n . Voor het onderwijs, voor tewerkstellings-m a a t r e g e l e n , tewerkstellings-maar vooral voor de zorgsector zijn deze cijfers essentieel.
1. Welke werkwijze hanteert de minister om het beroepsactief zijn van Riziv-zorgverstrekkers te volgen ?
2. Welke werkwijze hanteert ze om het beroepsac-tief zijn van andere zorgverstrekkers te volgen ? 3. Beschikt de minister over andere mogelijkhe-den om deze zinvolle gegevens te verzamelen ? Zo ja, waar zijn de resultaten voor belangstel-lenden te volgen ?
Zo neen, welke stappen zijn er daartoe reeds gedaan ?
Antwoord
In het kader van het Vlaams gezondheids- en wel-zijnsbeleid is er geen systematische opvolging van
de beroepsactieve zorgverstrekkers die werken binnen de Vlaamse gezondheids- en welzijnszorg. Het toezicht op de beroepsuitoefening van artsen, v e r p l e e g k u n d i g e n , paramedici en verzorgenden wordt bepaald door het koninklijk besluit nr. 7 8 van 10 november 1967 en is een federale aangele-g e n h e i d . Het toekennen (en eventueel intrekken) van de beroepstitels gebeurt door de Dienst Ge-neeskundepraktijk van het federale Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. D e opvolging van wie beroepsactief is en in welke be-r o e p s t i t e l , past in de bevoegdheden van deze d i e n s t . Een systematische opvolging hiervan door de Vlaamse overheid zou niet stroken met de hui-dige bevoegdheidsverdeling inzake het gezond-heidsbeleid.
Een dergelijke opvolging zou bovendien een ver-werking van persoonsgegevens veronderstellen. Deze is onderworpen aan de wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Wel worden in het kader van de erkenningen en subsidies die aan gezondheids- en welzijnsinstellin-gen worden verleend, personeelsgegevens opge-v r a a g d . Deze worden enkel geopge-vraagd in het kader van de normen waaraan moet worden voldaan in-zake de personeelsformatie. Het betreft hier hoofd-zakelijk anonieme en geaggregeerde gegevens, n a-melijk voltijdse equivalenten op dienst- of instel-lingsniveau die de toestand op een bepaalde datum weergeven.