Vraag nr. 200 van 11 juni 1996
van de heer GEORGES CARDOEN Wielersport en wegbeheer – Overleg
De wielerklassieker voor beroepsrenners Gent-Wevel-gem heeft bij mij en bij vele anderen uit wielerminnend Vlaanderen een ietwat droeve nasmaak gelaten. Ik was een van de gelukkige volgers en na amper 10 km wed-strijd plofte voor onze volgwagen Wilfried Nelissen tegen de grond. Hij zou blijven haken zijn aan een weg-afbakeningspaaltje.
De jongste tijd worden door de onderscheiden wegbe-heerders (gemeenten, provincies en Vlaams Gewest) om aanvaardbare redenen ingrepen gedaan die de vei-ligheid van de weggebruikers moeten dienen.
Vele van deze kleine infrastructuurwerken hebben ech-ter nadelige gevolgen voor de doortocht en de organi-satie van wielerwedstrijden.
Er zijn ook heel wat risico's voor de renners zelf aan verbonden.
Als de beheerders van onze wegen op een dikwijls onvoldoende doordachte manier met het aanbrengen van verkeersremmende elementen blijven doorgaan, dan vrees ik dat de wielersport op termijn ten dode is opgeschreven .
1. Is hierover reeds overleg gepleegd tussen de Belgi-sche Wielrijdersbond en de overheidsinstanties ? 2. Is met betrekking tot deze problematiek reeds enig
initiatief genomen door de diensten van de minister ? 3. Wat is het beleid van de minister ter zake ?
Antwoord
Het koninklijk besluit (KB) van 21 augustus 1967 tot reglementering van de wielerwedstrijden en veldritten (Belgisch Staatsblad/BS 3 oktober 1967),
– gewijzigd bij KB van 6 februari 1970 (BS 24 februari 1970),
– gewijzigd bij KB van 14 februari 1974 (BS 23 febru-ari 1974),
– gewijzigd bij KB van 17 juni 1981 (BS 1 juli 1981), – gewijzigd bij KB van 12 december 1984 (BS 19
janu-ari 1984),
– gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Executieve van 15 februari 1984 (BS 29 februari 1984),
regelt alle modaliteiten met betrekking tot het organi-seren van wielerwedstrijden, met name de voorwaar-den betreffende de organisatie van wielerwedstrijvoorwaar-den, de voorwaarden betreffende de deelnemers, de voor-waarden betreffende de aansprakelijkheidsverzekering en de vergunningen.
Uit deze besluiten blijkt dat de diverse wegbeheerders (gemeenten, provincies en Vlaams Gewest), los van alle verkeersremmende initiatieven, vergunningen uit-reiken voor het gebruik van de wegen voor wielerwed-strijden, maar dat de o r g a n i s a t o r van deze wedstrijden de uiteindelijke verantwoordelijkheid draagt.
Voor vraag 1 kan worden bevestigd dat er in het kader van de opleiding van jongeren tot de wielersport (het decreet van 19 april 1995 en het besluit van 26 april 1995) contacten bestaan tussen het Bloso (Commissari-aat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en de Openluchtrecreatie) en de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond (KBWB), die een van de erkende organisaties is voor opleiding van jongeren tot de wielersport. Immers, het besluit van de Vlaamse regering van 26 april 1995 stelt in artikel 10, 2° dat het parcours waarop de wielerproeven worden gehouden moet afgesloten zijn voor alle verkeer, over de gehele lengte een breedte moet hebben van min-stens 5 meter en moet worden goedgekeurd door de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur (Bloso). De contacten die het Bloso met de KBWB onderhoudt, blijven beperkt tot de aspecten van de opleiding van jongeren tot de wielersport, vermits de KBWB tot op heden geen erkende Vlaamse sportfederatie is.
Wat de vragen 2 en 3 betreft, zijn het Bloso ter zake geen initiatieven bekend.