• No results found

Jan van der Noot, Het bosken en Het theatre · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jan van der Noot, Het bosken en Het theatre · dbnl"

Copied!
374
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

H E T B O S K E N E N H E T T H E A T R E

D E Z E E D I T I E W O R D T D O O R D E B E W E R K E R O P G E D R A G E N A A N D E N A G E D A C H T E N I S V A N Z I / N L E E R M E E S T E R

A L B E R T V E R W E Y

(4)
(5)

JAN V A N DER N O O T

H E T B O S K E N E N H E T T H E A T R E

I N L E I D I N G E N A A N T E K E N I N G E N V A N

D R W . A. P. S M I T

H O O G L E R A A R A A N D E RIJKSUNIVERSITEIT T E U T R E C H T

M E T M E D E W E R K I N G V A N W - V E R M E E R , LITT. NEERL. DOCTS

U I T G E G E V E N VOOR D E STICHTING „ O N Z E O U D E L E T T E R E N " D O O R D E WERELDBIBLIOTHEEK T E A M S T E R D A M E N A N T W E R P E N

IN MCMLIII

(6)

Het bestuur van de stichting „Onze Oude Letteren'' vermeldt met grote erkentelijkheid, dat deze uitgave is tot stand gekomen met steun van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te Den Haag en van het ministerie van Onderwijs en Schone Kunsten te Brussel

(7)

W O O R D V O O R A F

Deze tekst-editie van Jan van der Noots Het Bosken en Het Theatre is voorbereid i n opdracht van het Departement van Onderwijs, K u n s t e n en Wetenschappen, en i n overleg met de Stichting „Onze Oude L e t t e r e n " te Amsterdam die zich bereid verklaarde de uitgave op zich te nemen* Zonder deze achtergrond Zon dit werk stellig (nog) niet tot stand zijn gekomen.

Bij m i j n arbeid hebben velen mij op de meest welwillende wijze steun verleend door het verschaffen van inlichtingen of het geven van een advies* Vooral aan mijn collega's uit de Utrechtse Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte en die der Godgeleerdheid ben ik i n dit opzicht veel dank verschuldigd*

In het bijzonder moge hier de naam worden genoemd van Prof* Dr* C* B* van Haeringen, die met grote aandacht en zorg de gehele taalkundige annotatie heeft doorgelezen; dat dit meer dan eens tot groter juistheid heeft geleid, behoeft daaraan nauwe- lijks te worden toegevoegd*

Ook van buiten Utrecht mocht ik verschillende malen een medewerking ondervinden, die mij tot grote dankbaarheid stemt*

Bijzonder belangrijk waren de inlichtingen en gegevens, die ik uit de Verenigde Staten en Engeland ontving en waarvoor ik dank heb te brengen aan de heren L o u i s S* F r i e d l a n d te N e w - Y o r k , Dr* James G* M c M a n a w a y te Washington, F* S* Fer- guson te L o n d e n en Leonard Forster te Cambridge, thans te Londen*

D e naam van Generaal J * Willems te Brussel, wiens unieke verzameling rariora verschillende bundels van V a n der N o o t

bevat, moet hier vermeld worden o m de uiterst voorkomende wijze waarop hij mij toegang tot zijn bibliotheek verschafte*

A a n de directeuren van de K o n i n k l i j k e Bibliotheek te ' s - G r a - venhage, de Universiteitsbibliotheek te G e n t en de Stedelijke Bibliotheek te H a a r l e m breng ik dank voor het tijdelijk afstaan van h u n kostbare exemplaren van Het Bosken en Het Theatre;

eveneens aan de conservator voor incunabelen en rariora ter K o n i n k l i j k e Bibliotheek te Brussel voor de wijze waarop hij m i j n kort bezoek aan zijn afdeling productief hielp maken*

E e n woord van oprechte dank richt ik tot de ambtenaren der Utrechtse Universiteitsbibliotheek, voor wie geen moeite ooit te veel was o m mij met raad en daad bij te staan*

Last but not least, heb ik de enthousiaste en trouwe h u l p te vermelden van mijn medewerker, de heer W* Vermeer, litt*neerl*docts * V a n het begin af heeft hij m i j krachtig terzijde gestaan en heel wat moeilijke en tijdrovende naspeuringen met succes volbracht* Zonder hem zou deze editie stellig nog niet voltooid zijn geweest*— Mejuffrouw A* van E u p e n , litt*neerl*docta, heeft i n het voorbereidende werk ten aanzien van Het Theatre haar aandeel gehad, dat ik met ere vermelden wil*

Ik moge dit „ W o o r d vooraf" besluiten met de woorden, waarmee V a n der Noot Het Bosken aan zijn lezers overdraagt:

H i e r i n te lesen dan ghy v vermaken meucht, T o t dat ghy hooger were van m y eens suit ontfangen, D w e l c k ghy haest lesen suit, coem ick tot m y n verlanghen*

W* A* R S M I T

5

(8)
(9)

I N L E I D I N G . L Jan van der Noot

RHYTHME DER WAARDERING. T o t het vele, dat Jonker Jan van der Noot aan de Pléiade-dichters ontleend heeft, behoort niet i n de laatste plaats het vaste geloof i n zijn poëtische onsterfelijkheid* H e t lijkt dan ook een ironie van het lot, dat vrijwel geen dichter zo spoedig en zo volledig vergeten werd als juist hij* D e enkele malen dat zijn naam aan het begin der 17de eeuw nog wordt genoemd x) , accentueren slechts de stilte die er i n het algemeen o m hem gevallen is* I n nog sterkere mate geldt dit voor het enige getuigenis over h e m dat mij uit de 18de eeuw bekend is, dat van Jan Baptista Wellekens i n de Ver- handeling van het Herderdicht achter zijn vertaling vanTasso's Amintas (1715): „Van Jonkheer J* vander Noot, van Antwerpen, word getuigt dat hy d'alleerste i n zuiver Nederlandts begon te dichten* tot blyk van 't welke m y n u alleen i n 't geheugen komen, de korte Inhoudtvaerzen, door hem gemaakt op de zestien boeken, den L u s t h o f der Maegden genoemt, van Jan Baptista H o u w a e r t " 2)* Dieper vernedering voor V a n der Noot is n a u -

1) Dr* F* Kossmann wijst in zijn Nederlandsch versrythme ('s-Gravenhage 1922) op pag* 24, noot, op de volgende vermeldingen van Van der Noots naam: door Maerten Beheyt (Den Nederduytschen Helicon, pag* 73), Jasper Bernaerds (Leydsch Viaemsch Orangie-Lely-hof, pag* 21), Jacob van der Schuere (Toe-eygen-brief voor Tristium ofte de Truer-dichten van Publ*

Ovidius Nazo) en door Roemer Visscher (vgL Dr* N* van der Laan, Uit Roemer Visscher's Brabbeling, pag* xxviii)* Vermeylen (Leven en werken van Jonker Jan van der Noot, pag* 5) vermeldde reeds eerder het „opduiken'' van Van der Noots naam in het werk van de Mechelse rederijker Willem de Gortter omtrent 1617, maar geeft daarvan geen nadere plaatsaanduiding* Ook Justus de Harduyn heeft uiteraard het werk van zijn vaders vriend gekend*

Prof* Dr* E* Rombauts {Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, deel III, pag* 137) voegde aan deze lijst nog het werk van de Brugse dichter Jan Lambrecht (1626 — db 1690) toe, eveneens zonder nadere plaatsaanduiding*

2) Pag* 192* Jan Frans Willems wees reeds in 1819 op deze plaats in zijn Verhandeling over de Nederduytsche taal- en letterkunde, deel I, pag* 290, noot*

welijks denkbaar: hij wordt nog slechts gekend o m en door het dichtwerk van een ander!

Eerst met de 19de eeuw begint zijn eerherstel* D e eerste stoot daartoe werd gegeven door de onvermoeibare speurder J a n F r a n s W i l l e m s , die h e m nog wel niet de plaats i n onze literatuurhistorie toekende waarop hij recht heeft, maar die i n ieder geval zijn naam aan de vergetelheid ontrukte en opnieuw de aandacht vestigde op zijn bestaan* Reeds i n 1819 vermeldde W i l l e m s h e m , hoewel nog zeer terloops, i n zijn Verhandeling over de Neder- duytsche tael- en letterkunde (deel I, pag* 290—291)* T i e n jaar later echter verscheen v a n zijn hand i n de Belgische Muzen- Almanak voor 1830 (pag* 2 0 2 — 2 1 2 ) een vrij uitvoerig „Berigt wegens Jonker Jan van der N o o t " , dat beschouwd kan w o r d e n als de eerste poging tot een b i o - en bibliografische studie over deze dichter en waarbij ook reeds een portret is opgenomen;

enkele aanvullingen op dit Berigt volgden i n Belgisch Museum I I I (Gent 1839), op pag* 421—424* O p het voetspoor van W i l l e m s had intussen ook reeds F* A* Snellaert i n 1838 i n zijn bekroonde

Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België aan Van der N o o t een plaats ingeruimd (pag* 222)* Zijn voorbeeld werd gevolgd door K * F* Stallaert, die zelfs i n 1857 een kleine bloemlezing uit V a n der Noots verzen verzorgde: Keurdichten uit de XVIe eeuw: L Jonker Jan van der NooL D e betekenis v a n Stallaerts werk voor diens eerherstel kan niet korter en beter worden samengevat dan met de woorden van V e r w e y : „ H i j is de eerste die de mooiheid van zijn verzen gevoeld, ze als «Vondels tijd waardig» bewonderd, en h e m een plaats aangewezen heeft op den breeden weg die v a n Petrarca over Ronsard naar H o o f t en V o n d e l v o e r t " *)*

In N o o r d - N e d e r l a n d heeft G* K a l f f het eerst aandacht aan V a n der N o o t besteed* I n het tweede deel van zijn Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde in de 16de eeuw ( L e i d e n 1889) wijdt hij aan h e m een hoofdstuk van niet minder dan 17 bladzijden

*) Gedichten van Jonker Jan van der Noot (Amsterdam 1895), pag* 151*

7

(10)

(pag* 245—262), H i j heeft daarbij echter slechts een klein deel v a n V a n der Noots werk tot zijn beschikking, wat mede verklaart dat hij — ondanks erkenning v a n diens verdiensten voor de ontwikkeling v a n onze taal en onze poëtica — tot de conclusie k o m t : „ I n ons oog verdient hij echter d e n naam v a n d i c h t e r n i e t " *)• O m het volstrekte tegendeel aan te tonen gaf A l b e r t Verwey zes jaar later zijn uitvoerige bloemlezing u i t : Gedichten van Jonker Jan van der Noot (Amsterdam 1895), met een inleiding waarin hij haast uitdagend aan de officiële literatuurwetenschap en aan het grote publiek zijn dichter voorhoudt als een gróót, geheel ten onrechte vergeten en verwaarloosd poëet* Z ó voor- treffelijk is de keuze, die V e r w e y uit diens poëzie deed, dat onlangs terecht opgemerkt k o n w o r d e n : „ W i e V a n der Noots werk be- oordeelt volgens de bloemlezing v a n Verwey, z a l allicht geneigd zijn de beteekenis v a n d e n Antwerpschen jonker als dichter te overschatten" 2)* O o k V e r w e y zelf is aan deze overschatting niet ontkomen, waarbij wij evenwel i n aanmerking moeten nemen dat het h e m niet zozeer te doen was o m het geheel v a n V a n der Noots oeuvre als o m wat daarin m o o i was; aan het overige ging hij stilzwijgend voorbij*

Onder de onmiddellijke stimulans v a n Verwey's bloemlezing ontstond de studie waarmee August Vermeylen aan de Vrije Hogeschool v a n Brussel de doctorsgraad verwierf: Leven en

Werken van Jonker Jan van der Noot (Antwerpen 1899)* N o g steeds is dit boek de voornaamste bron voor onze kennis omtrent onze eerste werkelijke Vroeg-Renaissancist! — A n d e r s dan V e r w e y k o n Vermeylen uiteraard aan de zwakke kanten v a n V a n der Noots poëzie niet voorbijgaan, zodat hij deze zelfs „een tweederangsdichter" noemt* Karakteristiek voor heel de opzet en strekking van zijn studie is echter d e w i j z e w a a r o p hij deze beperking maakt: „ W a t is *t dan, dat h e m i n die 16de eeuw eene

x) T*a*p*, pag* 262*

2) E* Rombauts in Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, III, pag* 134*

8

zoo buitengewoon uitstekende plaats verzekert? Eenvoudig, dat hij, hoewel een tweederangsdichter, toch een dichter is, i n den reinsten z i n van 't woord, wat i n die eeuw iets heel nieuws was:

een dichter die alleen van aandoening en schoonheid leeft* H i j is zelfs onze eerste «moderne» dichter"*1) H e t is dan ook op dit

„heel nieuwe", dat voortdurend alle nadruk wordt gelegd; daarin sluit Vermeylen weer geheel bij Verwey aan* Zodoende werd zijn boek wel bijzonder levendig en boeiend, maar ook eenzijdig en soms zelfs tamelijk oppervlakkig* Daarbij komt nog, dat de feitelijke gegevens waarover Vermeylen beschikte, vrij schaars waren, zodat allerlei vragen onopgelost moesten blijven* W i j doen d a n ook aan de belangrijkheid van zijn werk niet te kort, wanneer wij constateren dat het na vijftig jaar i n vele opzichten als verouderd moet worden beschouwd* E r bestaat dringend be- hoefte aan een nieuwe studie, waarin vooral aandacht wordt ge- schonken aan V a n der Noots persoonlijkheid (welke ons nog voor menig raadsel stelt), aan de analyse van zijn verschillende bundels (met een nauwkeurig onderzoek naar zijn bronnen en voor- beelden) en aan het verloop van zijn poëtische ontwikkelingsgang*

Daarbij zou dan tevens voor het eerst volledig gebruik gemaakt kunnen worden van de nieuwe gegevens, die sinds 1899 aan het licht zijn gekomen: met name van de interessante documenten die de Antwerpse stadsarchivaris F l * Prims i n de Verslagen en Mededeelingen der Kon* Vlaamsche Academie v a n 1929 en 1937 heeft gepubliceerd, en van de bibliografische studie over de

„Poëticsche W e r k e n " door Leonard W i l l e m s i n de jaargang 1921 van deze zelfde reeks 2)*

K o r t n a de verschijning van Vermeylens dissertatie, maar nog i n hetzelfde jaar 1899, publiceerde Leonard Willems i n het

15de deel van de Biographie nationale de Belgique een uitvoerig artikel over Jan van der Noot, dat vooral belangrijk is doordat

!) T*a*p*, pag* 115*

2) Voor het overige verwijs ik naar de literatuur-opgave bij Rombauts, t*a*p*, pag* 137—138*

(11)

hij op enkele punten van Vermeylens conclusies afwijkt; wij zullen daarop nog hebben terug te komen* T e n onrechte werd deze studie bij verdere publicaties over V a n der N o o t blijkbaar algemeen verwaarloosd; wat de feiten en hun interpretatie betreft, is het steeds weer Vermeylen die m e n herkent*

M i n d e r onvoorwaardelijk sloot m e n echter bij h e m aan ten aanzien van de waardering van V a n der Noots dichterschap*

T e r w i j l wij bij Prinsen 1) ook i n dit opzicht een bijna woordelijke echo v a n Vermeylen horen, had reeds i n 1907 K a l f f i n het derde deel van zijn grote Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde een minder geestdriftig oordeel gegeven; wel blijkt deze d a n , vooral door Verwey's bloemlezing, teruggekomen te zijn van het ver- nietigende vonnis uit 1889 en erkent hij i n V a n der N o o t n u de dichter, maar wat h e m i n diens poëzie toch het meest blijft treffen, is „hare ongelijkmatigheid en, waar zij op haar best i s , haar nieuw vormenschoon, gepaard aan hare overigens geringe oorspronkelijkheid"2)* T e Winkel schijnt zich hierbij aan te sluiten, als hij V a n der Noots poëzie karakteriseert als „schoon- schijnende armoede" 3)* E n ook de Leuvense hoogleraar R o m - bauts komt i n het derde deel van de onder hoofdredactie v a n Prof* D r * F* C* Baur nieuw verschijnende Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden tot een conclusie welke niet zo heel ver afstaat van die van Kalff: „Onvermijdelijk wordt m e n pijnlijk getroffen door de ongemeene ongelijkheid van Jonker Jans poëzie:

merkwaardige en bevallige gedichten staan er verloren i n blad- zijden en bladzijden rijmelarij zooals enkele frissche bloemen i n een verdorde weide* Maar deze enkele fraaie stukken zullen blijven bekoren door h u n ongedwongen natuurlijkheid, h u n fijnheid en teerheid van gevoel, hun nieuw vormenschoon en h u n

!) Handboek tot de Nederlandsche Letterkundige Geschiedenis ('s-Graven- hage 1916,) pag* 215—220*

2) T*a*p*, pag* 350* Voor zijn gehele beschouwing over Van der Noot zie men pag* 335—356, benevens aant* 3 op pag* 357—358*

3) De Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde2, deel III (Haarlem 1923), pag* 53—54*

tot dan toe vrij zeldzame versmuziek" 1)* D e vraag lijkt m i j ge- wettigd, of de schaal hier niet wat a l te ver naar de andere kant is doorgeslagen, ook doordat er niet voldoende onderscheid wordt gemaakt tussen de latere broodschrijverij v a n V a n der N o o t en zijn eerste bundels, die daar geheel buiten staan* H e t doel v a n deze uitgave is mede, het antwoord op deze vraag te stimuleren en te vergemakkelijken*

* *

*

„TEMPERA TE TEMPORI". H e t m a g overbodig heten, hier nogmaals een samenvatting te geven v a n de voornaamste feiten uit V a n der Noots leven: vrijwel alle literatuurgeschiedenis- sen en handboeken hebben deze uitvoerig u i t V e r m e y l e n over- genomen* Ik volsta dus met er aan te herinneren, dat noch zijn geboorte- noch zijn sterfjaar ons met zekerheid bekend zijn*

Het eerste, 1539 of 1540, is afgeleid uit de vluchtige vermelding van zijn leeftijd i n een Franse ode v a n G u i l l a u m e de Poëtou 2)*

A l s vermoedelijk sterfjaar geeft Vermeylen 1595 aan, maar zijn enige argument i s , dat wij daarna niets meer over V a n der N o o t vernemen 3)* P r i m s , die i n officiële stukken naar meerdere zeker- heid zocht, kan enkel constateren: „Jonker Jan is dus overleden tusschen 27 J u l i 1595 en 23 M a a r t 1601" 4) , wat nog heel wat speling overlaat*

Belangrijker is echter het probleem v a n V a n der Noots beide geloofsovergangen, omdat de interpretatie daarvan voor een groot deel het oordeel over zijn persoonlijkheid en karakter bepaalt*

Gewoonlijk wordt over dit probleem zo lichtvaardig heengegleden, dat het zijn nut kan hebben het hier scherp te stellen, ook a l ben ik niet i n staat er tevens een oplossing voor te geven*

J) T*a*p*, pag* 134*

2) Vermeylen, t*a*p*, pag* 159, aant* 1* Voor de leeftijdsvermelding in de ode van De Poëtou zie hierachter, pag* 70, reg* 163—164*

3) T*a*p*, pag* 111—112*

4) Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie (in het ver- volg door mij aangeduid als: V M A ) 1929, pag* 621*

9

(12)

D e f e i t e n waarom het gaat, zijn de volgende* J a n v a n der N o o t is niet als Calvinist opgevoed en zijn aansluiting bij het Antwerpse Consistorie moet dus het gevolg zijn geweest van een welbewuste geloofsovergang* Onder welke invloed (en) en wan- neer deze heeft plaats gevonden, weten wij niet* W i j beschikken slechts over een mededeling v a n V a n der N o o t zelf i n Het Theatre, waarin hij met diep berouw belijdt, dat ook hij als magistraat behoord heeft tot degenen die de verkondiging v a n het zuivere W o o r d trachtten te verhinderen x)* N u is hij schepen geweest van 1562—1563 en v a n 1565—1566, zodat zijn overgang tot het Calvinisme niet vóór 1563 khn en waarschijnlijk zelfs op 1566 moet worden gesteld* I n ieder geval maakt V a n der N o o t bij de woelingen te Antwerpen i n het begin van 1567 deel uit van het Calvinistische Consistorie; hij is daarvan blijkbaar zelfs een v a n de voormannen, en als op een gegeven ogenblik de Calvinisten h u n eisen formuleren, d a n vragen zij o*m* de uitlevering v a n de Markgraaf v a n A n t w e r p e n , met de bedoeling o m J a n v a n der N o o t i n diens plaats als zodanig aan te stellen 2)* D e poging tot een gewelddadige omzetting v a n het gezag loopt echter op een volkomen fiasco u i t , en nog voor het einde der maand M a a r t blijkt V a n der N o o t reeds uitgeweken naar Londen* I n zijn ballingschap schrijft hij daar Het Theatre: een kleine reeks v a n 21 epigrammen en sonnetten op het motief der vergankelijkheid, uitlopend op de Apocalyptische visioenen van de ondergang van alle kwaad, terwijl Christus' overwinning als het ware zichtbaar wordt i n het nieuwe en eeuwige Jeruzalem dat u i t de hemel neerdaalt*

D e z e kleine cyclus dient als inleiding tot een uitvoerig proza- betoog waarin het hoofdmotief nader wordt uitgewerkt* I n dit proza n u betoont V a n der N o o t zich een hartstochtelijk Calvinist, voor wie de Rooms-Katholieke K e r k zonder meer gelijk is aan de Synagoge des Satans en de Paus aan de Antichrist*

I n de Franse en Engelse versie van Het Theatre, resp* i n 1568 en

*) Zie hierachter, pag* 279, re* kol*, reg* 2—16*

2) Prims, V M A 1929, pag* 279, re* koL, reg* 2—16*

10

1569 verschenen, is daaraan nog niets veranderd* M a a r als V a n der N o o t enkele jaren later i n Duitsland vertoeft en daar i n 1572 te K e u l e n een Duitse bewerking van deze bundel i n het licht geeft, blijkt heel de aanval op de Roomse K e r k daaruit zorgvuldig weggewerkt! Is hij dan reeds weer teruggekeerd i n de schoot der Moederkerk? Z o niet, dan heeft hij dat toch kort daarop gedaan* I n ieder geval, als hij i n de zomer van 1578, na een afwezigheid van r u i m elf jaar, toestemming krijgt o m naar Ant- werpen terug te keren, dan komt hij daar als Rooms-Katholiek*

E v e n m i n als de eerste maal weten wij met zekerheid iets omtrent de oorzaken en invloeden, die tot deze tweede geloofsovergang hebben geleid*

Intussen blijven die beide geloofsovergangen binnen tien jaar opmerkelijk genoeg o m te verklaren, dat m e n is gaan zoeken naar een aannemelijke motivering* I n aansluiting bij Vermeylen is het d e g a n g b a r e o p v a t t i n g geworden, dat m e n ze dient toe te schrijven aan een geprononceerd opportunisme bij V a n der Noot* Deze zou dan telkens de huik naar de w i n d hebben ge- hangen* I n Antwerpen z o u hij de zijde der Calvinisten gekozen hebben, omdat hij daarin een kans zag op de voorgrond te treden en zelfs misschien markgraaf v a n de stad te worden; de fel- heid v a n het proza-betoog u i t Het Theatre zon eerder toege- schreven moeten worden aan teleurstelling en woede dan aan een diepe geloofsovertuiging; toen hij was gaan inzien dat hij van de Calvinisten niets meer te verwachten h a d , z o u hij zich zo snel mogelijk weer van hen hebben afgewend o m tot het Rooms-Katholicisme terug te keren* M e t dit alles z o u dan i n overeenstemming zijn, dat hij zijn Calvinistisch verleden ver- loochent en i n J u n i 1586, i n een request aan de Antwerpse magistraals betoogt dat de Calvinisten boosdoeners zijn, „die professie doen van geneycht te wesen tot alle quaet ende onnut tot alle goet, gelyck sy oyck met de wercken naer heur vuyterste macht bethoonen, roepende alleene het geloove, het geloove,

ft geloove maeckt ons v r y , dickmaels oyck daerby nemende de H o p e , maer ganschelyc vergetende ja en verworpende de lieffde,

(13)

ende de vreese des Heeren* Dese hebben m y (soo sy vyanden der deucht, der Edelheyt ende aller goeden cunsten syn) tot der doot toe gehaet en versmaet: te meer, o m dat ick heur gebreken gestraft hadde, ende voorseyt wat heur naer volgen zoude, gelyck oyck geschiet i s ; ende oyck noch te meer om dat ick Catholicx was en deur G o i d t s gratie, genade ende bermherticheyt tot op dese ure gebleven ben, sonder van ons moeder de heylighe Roomsche Christelycke Kercke te scheyden, oft m y tot heure versierde opinien ende ceremoniën te begeven oft professie te

doen" *)*

Deze voorstelling v a n zaken blijkt echter bij nadere beschou- wing onhoudbaar* O m te beginnen volstaat een nauwgezette lezing van het proza-betoog i n Het Theatre o m ons er v a n te over- tuigen, dat daarin zeker n i e t teleurstelling en woede de boven- toon voeren* H e e l de felle aanval op de K e r k en de Paus is slechts een secundair motief; hoofdzaak is de ernstige vermaning, dat al het aardse vergankelijk is en daarom waardeloos: dat men dus op de eeuwige dingen moet zien en leven zooals een Evangelisch Christen betaamt* " T i s al verganckelijck sonder ( = behalve) de liefde G o d s " , is geheel terecht het motto waarmede het boekje aanvangt* E n de wijze waarop de eisen van het Evangelisch leven, de verzekerdheid van het geloof, de onderwerping aan de w i l van G o d (die n u eenmaal over Zijn kinderen het lijden toelaat o m daardoor h u n geloof te louteren zoals het goud i n de oven gelouterd wordt) worden behandeld, is zo diep-ernstig en overtuigd, dat het onmogelijk is o m hier te denken aan het gif- spuwen van een teleurgestelde samenzweerder* A l s J a n v a n der Noot alleen maar een uitlaat voor zijn woede h a d gezocht, zouden de satire en de agressie uiteraard zijn boekje volkomen hebben bepaald* M a a r dit is juist n i e t het geval: i n de 21 verzen wordt met geen woord rechtstreeks op Rome gedoeld, en i n het proza blijft de aanval — hoe heftig en uitvoerig ook — zozeer ondergeschikt aan de hoofdgedachte, dat hij i n de D u i t s e versie

i) Prims, V M A 1937, pag* 979*

van 1572 k o n worden geëlimineerd zonder dat daarmee tevens de eigenlijke strekking verloren g i n g !x) Ik kan hieruit geen andere conclusie trekken dan dat V a n der N o o t , toen hij Het

Theatre schreef, inderdaad uit volle overtuiging Calvinist was*

— T o c h wordt hij enkele jaren later weer R o o m s - K a t h o l i e k en keert hij als zodanig i n 1578 naar A n t w e r p e n terug* H o e wij dit moeten verklaren, weet ik niet; maar i n ieder geval n i e t u i t opportunistische overwegingen! E e n dergelijke veronderstelling Zou z i n hebben gehad, wanneer V a n der N o o t eerst na de ver- overing v a n Antwerpen door P a r m a , i n 1585, naar zijn vaderstad was teruggekeerd: töèn was daar voor een Calvinist inderdaad niets meer te verwachten* M a a r i n 1578? D a n is Antwerpen, waar- heen de Prins van Oranje en de Staten-Generaal zich na de nederlaag van G e m b l o u x uit Brussel hadden teruggetrokken, juist „ h o o f d -

*) De compositie van deze Duitse versie (in 4°) is als volgt (voor de aanduiding der onderdelen van het proza-betoog zie men hieronder de analyse van dit laatste op pag* 39—42):

B* 1* recto — D* 4* recto: de algemene inleiding van het betoog (A);

D* 4* verso — F* 2* verso: de epigrammen naar Petrarca (met platen);

F* 3* recto — F* 4* verso: de verklaring daarvan (B*I*a) en de aan- kondiging van de sonnetten naar D u Bel- lay (begin van B*I*b);

G* 1* recto — I* 3* recto: de sonnetten naar D u Bellay (met platen);

I* 3* verso — K* 2* recto: de verklaring daarvan, tot de ondergang van het antieke Rome en de triomf van het Christendom (rest van B*Lb);

K* 2* verso — L* 1* recto: de eerste drie Apocalyptische sonnetten (met platen);

L* 1* verso — L* 3* recto: korte nieuwe verklaring daarvan;

L* 3* verso — L* 4* recto: het vierde Apocalyptische sonnet (met plaat);

L* 4* verso : blanco;

M * l * recto — P* 1* verso: een enkele zin uit B* II* d [„Kurtz umb, die Glider Christi und der rechtglaubige

(wie sie auch verfolgt und beleidigt werden) werden hie allzeit im Geist gesterckt"], en practisch geheel C (Conclusie en Toe- passing)*

11

(14)

stad van de o p s t a n d " 1) geworden, wat inhoudt dat de Calvinisten er een belangrijke r o l spelen* Enkele jaren later komt de Calvinist k outrance, M a r n i x van Sint-Aldegonde, er als „buiten- burgemeester" trachten de stad tegen P a r m a te behouden* H a d V a n der N o o t werkelijk de huik naar de w i n d willen hangen, dan had hij i n die laatste Geuzenjaren van Antwerpen aan de andere kant moeten staan! W a n t het ligt voor de hand, dat de dominerende Calvinisten hem als renegaat hebben beschouwd en behandeld, ook al werd hij vanwege de godsdienstvrede officieel niet lastig gevallen* Ik meen dan ook, dat wij i n deze z i n het fragment uit het request van 1586 moeten verstaan, dat ik hierboven citeerde* V a n der N o o t doelt daarin niet op zijn g e h e l e leven, maar slechts op de periode na zijn terugkeer i n Antwerpen, waarin hij het inderdaad moeilijk gehad zal hebben

„ o m dat ick Catholicx was en deur Goidts gratie, genade ende bermherticheyt tot op dese ure gebleven ben"* H e t wonderlijke van het geval is dus, dat hij i n zekere z i n zowel van de Calvi- nistische als van de Rooms-Katholieke zaak een martelaar is geweest — hetgeen toch zeker niet op opportunisme wijst!

In dit verband moet ook stelling worden gekozen tegen de opvatting, als z o u dit opportunisme z i c h onbeschaamd hebben gemanifesteerd i n de zinspreuk welke V a n der N o o t zich koos:

„Tempera te t e m p o r i " (voeg u naar de tijd)* W i j vinden ze reê3s bij V e r m e y l e n 2) , maar ook nog bij Rombauts 3)* — U i t welke tijd dit devies stamt, weten wij niet; het komt echter reeds voor aan het slot van het proza-betoog i n Het Theatre*). V a n der N o o t is dan bezig met de leefregels voor de Evangelische Christen, die hij rechtstreeks en zo letterlijk mogelijk aan de Bijbel ontleent, met name aan de Paulinische brieven en aan die van Jacobus en Petrus* Z o neemt hij ook een aantal vermaningen

x) De uitdrukking is van Prof* Dr* P* Geyl, Geschiedenis van de Neder- landsche Stam, deel I (Amsterdam 1930), pag* 609*

2) T*a*p*, pag* 63*

8) T*a*p*, pag* 133*

4) Zie hierachter, pag* 397, li* koL, reg* 6, benevens de context*

12

over uit Romeinen 12 : 9 — 1 8 : „ v liefde sy ongheueyst, hatet quaet, hanghet goede ane, sijt met broederlycke liefden onder malcanderen vriendelick: comt malcanderen te ghemoête met eerbiedinge, en sijt i n v voornemen niet traech, maer sijt vierich i n den gheest: VOECHT V NA DEN TYT, sijt vrolyck inde hope, herbercht gheerne, gebenedijt die v vervolghen, ghebene- dijt ende en vermalendijt niet, ende houdt (ist moghelyck) vrient- schap met alle menschen"* I n dit vrijwel letterlijke citaat1) is

„Voecht v na den t y t " (in plaats van „Dient den H e r e " , zoals m e n i n Vulgaat en Statenvertaling vindt) geen eigenmachtige verandering, maar wordt slechts een andere lezing van de tekst gevolgd* In zijn beroemde Novum Testamentum Graece vermeldt Ê* Nestle naast rep XVQICO dovXevovxeg als „lectio reiecta nota- b i l i s " rq> xcuocp dovXevovzeg. Erasmus heeft deze laatste lezing gevolgd („tempori servientes"), en i n navolging van hem ook L u t h e r („Schicket euch i n die Zeit")* V i a de Lutherbijbel vond deze versie haar weg i n de meeste oudere Nederlandse Bijbels als die van Biestkens en V a n Liesveldt („Schiet v na den tyt")*

I n het Bijbelverband is zij volkomen duidelijk en i n betekenis vrijwel gelijk aan de andere versie: nü komt het er op aan, want nü is het de tijd dat G o d van u de beslissende keuze vraagt: schiet v na den tyt en dient dus den Here* — Waarom V a n der Noot „voecht v " verkiest boven het gebruikelijke

„schiet v " , heb ik niet kunnen ontdekken, maar i n dit ver- band is het ook slechts van ondergeschikt belang* Hoofdzaak blijft, dat zijn devies aan de Bijbel ontleend blijkt te zijn2) en dus onmogelijk een opportunistische strekking kan hebben gehad*

Onze dichter was trouwens niet de enige, die i n deze onrustige tijden dit vermanende Bijbelwoord tot devies koos* Hetzelfde deden de Utrechtse kanunnik M a r c u s van Wees (gest* 1548),

1) Zie voor de vermoedelijke bronnen van Van der Noots Bijbelcitaten Bijlage IV*

2) Ik dank deze zekerheid aan de heer S* J* Lenselink, litt* Need*

doet8 te Dordrecht, die mij opmerkzaam maakte op het bestaan van twee versies van Romeinen 12:11c*

(15)

wiens grafsteen i n de Domkerk het „Tempera te t e m p o r i " ver- meldt, en de Haarlemse Doperse lieddichter M a r i n (de) Brauwer, van wie i n 1611 en 1616 een bundel verscheen en die als zin- spreuk voert „Schiet v na den tyt"*

Daarmee is het probleem van V a n der Noots beide geloofs- overgangen uiteraard niet opgelost* M a a r er kan uit blijken, hoezeer een nauwkeuriger kennis omtrent zijn levensomstandig- heden ook voor de juiste interpretatie van zijn werk betekenis zou hebben*

II* Het Bosken.

BIBLIOGRAFIE. Vermeylen kende van Het Bosken twee exemplaren, een uit de Stedelijke Bibliotheek te Haarlem en een uit de Universiteitsbibliotheek te Gent, waarvan het laatste niet geheel compleet is 1)* E r blijkt evenwel nog een derde exemplaar bewaard te zijn gebleven, dat zich thans bevindt i n de Folger Shakespeare L i b r a r y te Washington* Ik duid deze drie exem- plaren verder aan met H (Haarlem), G (Gent) en W (Washington)*

HL B i j Vermeylen vinden wij van deze bundel de volgende beschrijving: „8° van 1 0 % vel, met signatuur; tusschen % vel A en vel B is het portret van den dichter ingeplakt (houtsnee)'"*

Daaraan dient te worden toegevoegd, dat de signatuur eerst begint met B* 1*, waar nè het voorwerk de eigenlijke bundel een aanvang neemt* Z i j loopt dan regelmatig door tot en met L * 8*, met dien verstande dat na G* 8* onmiddellijk I* 1* volgt (de H ontbreekt dus) en dat de I slechts 7 bladen telt i n plaats van 8 2)*

U i t niets valt echter af te leiden, dat de bundel onvolledig zou zijn; èls er iets ontbreekt, dan moet dit dus volledige verzen betreffen*

!) T*a*p*, pag* 143*

2) Bovendien heeft een drukfout in de signatuur van B* iij* gemaakt:

E* iij*

H e t voorwerk vertoont daarentegen geen enkele signatuur en maakt de indruk afzonderlijk te zijn bijgevoegd* H e t omvat:

1* een ingeplakt titelblad met de volgende tekst: „ H E T E E R S T E // B O S K E N V A N H * I A N // V A N D E R N O O T , I N H O V //

dende verscheyden Poëtixe vvereken: jj des Duerluchtighen en Hoochgheboren // Vorst, H: Willem, Hertoghe tot Gulich.

II Cleue, Berghef dcc. Graue vander // Marck, ende Rauens- berch, dcc. // Heer van Rauenstein, dcc. // Outste Sone Karle jj Fredrick toe- jj gescreuen. // [typografische versiering als vignet]

// M E T G R A T I E E N D E // P R E V I L E G I E * " Daaromheen is een uit typografische versieringen samengestelde, recht- hoekige omlijsting aangebracht*

Daar dit titelblad i n geen der beide andere exemplaren voorkomt en bovendien is ingeplakt, mag worden aangeno- m e n , dat het niet bij de oorspronkelijke uitgave behoorde x)*

0 Hertog Wilhelm V van Gulik (geb* 1516) regeerde van 1539—1592*

Aanvankelijk Hervormingsgezind, kwam hij door allerlei invloeden en omstandigheden steeds meer aan de andere zijde te staan* „Der spanische Gesandte Juan Battista de Tassis wuszte im J* 1570 zu berichten, es sei dem Erzieher von Wilhelm's alterem Sohne, dem Jungherzog Karl Friedrich, Werner v* Gymmich, gelungen, nicht nur seinen Zögling bei streng katho- lischer Gesinnung zu erhalten, sondern auch den Herzog selbst zur wahren Religion zurückzuführen, da dieser wieder Messe gehort, darauf gebeichtet und communicirt habe* Seitdem communicirten sowohl W* als dessen alte- rer Sohn regelmaszig unter einer katholischen Messe* aber unter beiden Gestalten" (Allgemeine Deutsche Biographie, deel 43 — Leipzig 1898 — , pag* 110)* De vier dochters gingen echter niet naar de Mis, terwijl de jongste zoon Johann Wilhelm weer streng Katholiek werd opgevoed* Karl Friedrich vertrok in October 1571 naar Italië (Vermeylen, t*a*p*, pag* 32), waar hij op 9 Februari 1575 te Rome aan de pokken stierf* De opdracht van Het Bosken (waarschijnlijk in 1571, vóór het vertrek van de erfprins) had dus plaats op een tijdstip dat de hertog en zijn zoon beiden als tegenstanders der Hervorming bekend stonden; Wilhelm V was trouwens ook in zijn meer Reformatorische periode steeds anti-Calvinistisch geweest*

Vermeylen (t*a*p*, pag* 143—144) deelt mede, dat volgens de heer J* W*

Enschedé, bibliothecaris der stad Haarlem, het bewuste titelblad eerst uit het einde der 17de of het begin der 18de eeuw dateert* Of dit juist is, heb ik niet nader onderzocht* Zo ja, dan zullen wij wel moeten aannemen, dat

13

(16)

2* het eigenlijke titelblad, zonder enige omlijsting of versiering:

„HET [I BOSKEN VAN H * L // Vander Noot* Inhouden- \\

de verscheyden Poëtixe jj wercken. // — // Met Gratie ende //

PRIVILEGIE"*

3* een Franse ode van 4 pagina's, ter opdracht van de bundel aan de Markies van Northampton*

4* een Nederlandse elegie: „ D e Poet, T o t den Leser"*

5* een ingeplakt blaadje, slechts aan de verso-zijde bedrukt, met een (gelauwerd) portret van de d i c h t e rx) en een bij- schrift van D * G * G * (waarschijnlijk: Doctor Gerardus G o o s - senius)*

G * Vermeylen vermeldt hierover slechts: „ I n 't gentsch ex*

ontbreekt het portret, en verder twee bladen"* D i t laatste betreft de bladen F* 6* en F* 7* (het slot van de ode op de H e e r van C a r l o o , het Franse sonnet op W i l l e m van Oranje en de Franse ode voor Lodewijk van Nassau)* Bovendien echter is de op- dracht-ode aan de Markies van Northampton hier niet i n het voorwerk opgenomen, maar ingevoegd tussen G* 8* en I* 1*

(op de bladen is met de pen als signatuur aangegeven H * 1* en H * 2*)* D e beide ingeplakte bladen uit het voorwerk van H (zie boven, sub 1 en 5) ontbreken* Overigens is G geheel gelijk aan H ; slechts is het ongelukkig afgesneden, zodat daardoor op sommige plaatsen de eerste letters van de tekst werden geschonden*

G is samengebonden met Een schoon profytelick Boeckf genaemt den benauden, verjaechdenf vervolchden Christen van Jeronymus v a n der V o o r t , gedrukt bij Peeter Verhaghen te D o r d r e c h t i n 1615, maar volgens een „Incarnatie" geschreven (voltooid?) op 10 J u l i 1577*

omstreeks 1700 het 16de-eeuwse titelblad dusdanig in het ongerede was geraakt, dat de toenmalige eigenaar van H het vervangen liet door een nieuw, waarop zo getrouw mogelijk de typografie van het oorspronkelijke was nagevolgd*

*) Hetzelfde portret wordt in 1572 opgenomen in de Duitse versie van Het Theatre.

14

W * Het Washingtonse exemplaar heb ik o m begrijpelijke redenen niet zelf i n handen gehad* Ik kreeg daarover echter uitvoerige inlichtingen van de bibliothecaris der Folger Shake- speare Library, Dr* James G* M c M a n a w a y , aan wie ik een volledige fotocopie van H ter vergelijking kon verschaffen*

Afgezien van de beide ingeplakte bladen (zie bij H sub 1 en 5), welke hier ontbreken, is W naar zijn inhoud geheel gelijk aan H en dus, voor zover wij weten, compleet1)* E e n gedeelte van Het Theatre is er echter bij en tussen gebonden (wanneer?)*

W opent dus met titelblad en motto van Het Theatre (fol* *A* 1*) en met de lofdichten van Gerardus Goossenius en Lucas de Heere voor deze zelfde bundel (fol* *A* 4* en *A* 5*)* Hierop volgt een blad met blanco recto- en een portret van V a n der Noot aan de verso-zijde* Eerst daarna verschijnt het titelblad van Het Bosken, gevolgd door het voorwerk dat geheel overeen- komt met dat i n H * Voordat echter na dit voorwerk de eigenlijke bundel met B* 1* aanvangt, is weer een deel van Het Theatre ingevoegd, namelijk alle 21 verzen daaruit met de bijbehorende platen (fol* A* 1*—C* 6*), waarbij op C* 6*verso het „ T o t den leser" nog het proza-betoog aankondigt dat evenwel niet is opgenomen*

Het feit, dat de ode waarmee V a n der N o o t Het Bosken aan de Markies van Northampton opdraagt, i n W op dezelfde plaats voorkomt als i n H , overtuigt ons er van, dat de wonderlijke plaatsing daarvan i n G niet oorspronkelijk kan zijn*

Belangrijker echter is het feit, dat i n W de eenvoudige gedrukte tekst van het titelblad (zoals deze i n H en G voorkomt) gevat is i n een weelderige ornamentale omlijsting die er een medaillon omheen vormt* Rechts en links verheft z i c h een vrouwenfiguur

(de Poëzie en de M u z i e k ? ) op een door een leeuw gesteund voet- stuk* A a n de onderkant prijkt tussen deze beide leeuwen het

x) Behalve de ook in H voorkomende drukfout in de signatuur (E* iij* voor B* iij*) heeft W tevens E* j* voor B* j* Blijkbaar is deze laatste fout tijdens het afdrukken dus opgemerkt en hersteld*

(17)

geslachtswapen der V a n der Noots, vijf schelpen i n k r u i s v o r m , met de zinspreuk van onze dichter „Tempera te tempori"* D e bovenzijde vertoont tussen allerlei emblemen van muziek- en dichtkunst een opengeslagen boek, dat ongetwijfeld de Bijbel voorstelt, want op de openliggende bladzijden is de tekst uit

1 Petrus 1 : 25a leesbaar: „Verbum D o m i n i manet i n eternum"*

Hoewel dit niet definitief vaststaat (het feit, dat W ook ge- deelten bevat die niet tot Het Bosken behoren, noopt ons tot voorzichtigheid), acht ik het toch waarschijnlijk, dat het boven vermelde portret van de dichter tegenover het titelblad op deze plaats inderdaad zijn oorspronkelijke functie vervult* H e t is n i e t hetzelfde portret als op het i n H ingeplakte b l a d : de aldaar voorkomende lauwerkrans, ereketen en mantel ontbreken hier* Daartegenover staat echter de weelderige omlijsting, met twee genii die een kleine krans boven het hoofd van de dichter houden; aan de onderkant verschijnt weer diens zinspreuk

„Tempera te tempori''* Onder het geheel, dat inderdaad een waardige pendant vormt van het rijke titelblad, staat v e r m e l d :

„Clarissimi Poëte D * Ioannis vander Noot Patrity* A n t : viva ef(f?)"*

D e bijzonderheden uit bovenstaande beschrijvingen geven enige aanleiding tot het vermoeden, dat V a n der N o o t reeds met Het

Bosken enigszins handelde, zoals hij dit vanaf 1580 deed met zijn Poëticsche Werken. Leonard Willems heeft voor deze laatste de handelwijze van de dichter als volgt samengevat x) : „ V a n der Noot drukte zijne verspreide gedichten op folio plano, van weers- kanten gedrukt, — hetgeen geplooid en in boekvorm gebracht, 2 folio's uitmaakt = 4 bladzijden* D i e folio's droegen noch paginatuur, noch signatuur, noch custoden* Zoodanig dat ieder exemplaar der P* W* eigenlijk op verschillende wijze samengevoegd kon worden, en feitelijk dan ook verschillend is* — H a d V a n der Noot een liefhebber gevonden, die den vollen prijs betalen wilde,

*) V M A 1921, pag* 41—47* Het citaat is ontleend aan pag* 41*

dan werd voor h e m een exemplaar samengesteld met een groot getal folio's* — Was de kooper een kniezer, die tegen den hoogen prijs opzag, dan kreeg hij een exemplaar met een beperkt getal folio's* — W a s de liefhebber een K a t h o l i e k , dan werden (voor de P* W* van 1580—1585) de folio's ter zijde gelaten, waaruit bleek dat de dichter eenen G i l l i s H o f m a n of welk anderen vurigen Calvinist ook had bezongen* — Integendeel, was de liefhebber een hevige geus, dan bleven de folio's weg, die bewezen dat V a n der N o o t de bescherming van gekende Katholieken zocht"*

Bovendien aarzelde deze niet o m meer dan eens voor een nieuwe bundel een o u d titelblad te gebruiken, al klopte het daarop vermelde jaar van uitgave niet meer met de werkelijkheid*

Deze door W i l l e m s aangetoonde feiten zijn typerend voor de broodschrijverij, waartoe V a n der N o o t na 1580 is vervallen*

Bij de verschijning van Het Bosken is dit echter nog niet het geval, en wij moeten hier dan ook stellig niet aan commerciële overwegingen denken* T o c h is het opmerkelijk, dat eerst nè het voorwerk de bladen op normale wijze van signatuur en custoden zijn voorzien, al ontbreken deze laatste vrij vaak, wanneer na het einde van een vers de pagina met een typografische ver- siering werd vol-gemaakt* T e r w i j l dus de eigenlijke bundel stellig als samenhangend geheel werd gedrukt, behoeft dit voor het voorwerk niet te gelden; het ontbreken der signatuur x) liet de mogelijkheid open o m dit op verschillende wijze samen te stellen*

Heeft V a n der N o o t daarvan wellicht gebruik gemaakt, o m de opdracht te variëren al naar gelang hij aan de een of aan de ander een exemplaar van zijn bundel ten geschenke bood? Daar- t e g e n pleit, dat de opdracht-ode aan de Markies van N o r t h a m p t o n i n alle drie de bewaard-gebleven exemplaren voorkomt, zij het dan ook i n G niet onder het voorwerk; d a a r v o o r , dat de i n H ingeplakte titelpagina met opdracht aan de zoon v a n de hertog

1) Custoden zijn er in dit voorwerk wèl, maar slechts b i n n e n de af- zonderlijke verzen* Van de opdracht-ode verwijst dus géén custos naar de elegie „ D e Poet* Tot den Leser", en evenmin van deze laatste naar het begin van de eigenlijke bundel op fol* B* 1*

15

(18)

van G u l i k en K l e e f i n deze richting schijnt te wijzen *)* O o k hei voorkomen v a n de weelderige titel-omlijsting i n W , terwijl deze i n H en G ontbreekt, z o u verklaard k u n n e n worden uit het feit dat zij eerst is aangebracht, toen d i t exemplaar als geschenk voor een bepaald persoon werd gereed gemaakt; bij diezelfde gelegenheid z o u tevens het portret kunnen zijn toegevoegd*

Heeft dan later V a n der N o o t voor de exemplaren die hij nog i n zijn bezit had (en waartoe i n dit geval H en G moeten hebben behoord), v a n deze titel-omlijsting geen gebruik meer willen maken, omdat de daarop voorkomende opengeslagen Bijbel al te duidelijk herinnerde aan het Calvinisme, waarvan hij zich tijdens zijn verblijf i n Duitsland reeds grotendeels of geheel had ge- distanciëerd? O f stonden enkel o m de een of andere reden deze omlijsting en het portret uit W niet meer tot zijn beschikking?

E e n positief antwoord op deze vragen is onmogelijk; daarvoor is het aantal bewaard gebleven exemplaren en dus het beschik- bare vergelijkingsmateriaal te klein* Ik beschouw het echter als niet onwaarschijnlijk, dat de oplossing i n de boven-aangeduide richting ligt, te meer omdat ook Het Theatre een soortgelijk systeem v a n signatuur vertoont* D e eigenlijke verzenreeks begint er o p fol* A * 1*, terwijl i n het voorwerk het eerste lofdicht staat afgedrukt op * A * ij* (het titelblad, met i n verso het motto v a n de b u n d e l , is daarbij dus beschouwd als * A * j*)* W i j komen hierop bij de bibliografie v a n Het Theatre nader terug*

* *

DA TERING. H e t jaar v a n uitgave wordt i n Het Bosken nóch op het titelblad nóch elders vermeld* D e daarin voorkomende verzen zijn echter, zoals bij de bespreking v a n de i n h o u d z a l blijken, grotendeels geschreven vóór V a n der Noots vlucht u i t

*) Het feit, dat het voorwerk zelf niet werd gewijzigd en de oorspron- kelijke titelpagina niet verwijderd, kan veroorzaakt zijn door omstandigheden (het a*s* vertrek van de erfprins?) die een degelijker voorbereiding van het geschenk onmogelijk maakten, zodat volstaan moest worden met toevoeging van de nieuwe titel en waarschijnlijk ook van het in H ingeplakte portret*

16

Antwerpen naar Londen* M a a r mogen wij daaruit zonder meer concluderen, dat dtis Het Bosken als V a n der Noots oudste bundel eerder verschenen moet zijn dan Het Theatre van 1568? Ge- woonlijk wordt dit inderdaad gedaan en stelt men Het Bosken op 1567, alsof hier i n het geheel geen probleem school* Z o doen T e W i n k e l2 (III, pag* 50), Rombauts (t*a*p*, pag* 131) en K n u - velder *), waaruit blijkt hoe de „ m y t h e " v a n dit jaartal lang- zamerhand definitief is aanvaard* D e oudere literair-historici zijn i n dit opzicht voorzichtiger: i n 1916 spreekt Prinsen (t*a*p*, pag*

217) van „waarschijnlijk nog i n '67 te Antwerpen gedrukt"; i n 1907 Zegt K a l f f (III, pag* 336) zelfs: „waarschijnlijk omstreeks 1568, i n allen gevalle vóór 1571, uitgekomen"* Deze voorzichtigheid wordt begrijpelijk, als wij zien hoe aarzelend Vermeylen zelf z i c h uit- spreekt: „Kwam het werk misschien i n L o n d e n uit? Zulks is moei- elijk te gelooven* W i j zijn geneigd aan te nemen dat de uitgave grootendeelsin 't begin van 1567 gereed lag, en door de antwerpsche onlusten en de vlucht van Jan V a n der Noot eerst belemmerd, toch kort nadien i n Antwerpen verscheen, met bijvoeging van eenige stukken («Fauten int drucken deur afwesen des Auteurs b y - comen» luidt het boven de foutenlijst)*" 2) Kalffs uitbreidende toevoeging, „ i n allen gevalle vóór 1571", vindt ongetwijfeld haar oorsprong in de mening van L e o n a r d W i l l e m s , die de verschijning van Het Bosken „vraisemblablement en 1570" stelt 3)*

Dat de datering inderdaad een probleem vormt, was reeds Verwey opgevallen4)* Deze begint met als zijn mening uit te spreken: „Het Eerste Bosken houd i k voor V a n der Noot's eerste uitgaaf, en ik stel den tijd van zijn verschijnen op niet vroeger dan 1567"*

*) Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse Letterkunde, deel I ('s-Her- togenbosch 1948), pag* 327*

2) T*a*p*, pag* 33*

8) Biographie Nationale de Belgique X V (1899), kol* 867*

4) Vgl* voor het volgende zijn Gedichten van Jonker Jan van der Noot, pag* 155—157* Voor zijn latere, gewijzigde, opvatting zie men hierachter, Bijlage V*

(19)

T e n aanzien v a n de „eerste uitgaaf" beroept hij zich op twee feiten: „1° de titel, 2° eenige regels i n het eerste vers van den bundel, die erop schijnen te doelen dat hij voor het éérst iets hoopte uittegeven* N L

S i la faveur Celique

M e fait ce bien que dedans Tunivers, L e s divers sons de ma M u s e L y r i q u e Soient publiez, e t c / ' *)*

Beide argumenten blijken echter onhoudbaar* D e titel „ H e t Eerste B o s k e n " komt slechts voor op het i n H bijgevoegde titel- blad met opdracht aan K a r l Friedrich van G u l i k en K l e e f , dat kan zijn ingeplakt toen Het Theatre reeds lang verschenen was* Bovendien duidt „Eerste B o s k e n " niet op een eerste bundel in het algemeen, maar slechts op een eerste „ B o s k e n " (d*w*z*

„een boek verscheiden van inhoud, waaraan geen vast plan onderlag, en dat grillig en vrij als een boschjen opgegroeid was" 2)), zodat een eerdere anderssoortige bundel als Het Theatre er niet door wordt uitgesloten* — Wat het citaat uit de opdracht- ode betreft, is „ p u b l i e z " zonder twijfel een drukfout voor

„publiez"; V a n der Noot w i l slechts zeggen: als de gunst des hemels het m i j vergunt, dat mijn lyrische „verscheidenheden"

(dit slaat dus op de aard van een „ B o s k e n " ! ) door de gehele wereld bekend worden, dan**** enz*

M e t betrekking tot het tweede punt (verschijning niet vroeger dan 1567, maar vóór Het Theatre) wijst Verwey er dp, dat V a n der N o o t reeds achttien maanden i n L o n d e n vertoefde, toen hij op 18 September 1568 de opdracht van Het Theatre aan Rogier Martens schreef, wat voldoende speling laat o m een uitgave van Het Bosken gedurende die achttien maanden aan- nemelijk te maken* „ E n er zijn redenen om aan te nemen, dat evenals het Theatre, H e t Eerste Bosken van uit L o n d e n is uit- gegeven"* Verwey noemt er twee: le het feit, dat de bundel

*) Aan het slot van de opdracht-ode aan de Markies van Northampton;

zie hierachter, pag* 54, reg* 57—60*

a) Vermeylen, t*a*p*, pag* 34*

werd opgedragen aan de Markies v a n N o r t h a m p t o n , „een E n g e l - schen L o r d en staatsraad d u s " , terwijl daarin bovendien K o n i n g i n Elisabeth „als door een onderdaan, kortweg Sa Majesté g e n o e m d "

wordt; 2e „dat zich i n het bundeltje een sonnet bevindt v a n een Portugees, L u i s F r a n c o , die, na h e m [= V a n der Noot] o m allerlei andere zaken geprezen te hebben, zegt dat wat hij daar- enboven nog i n hem bewondert, i s , dat hij beroofd v a n de aangename Schelde, zich zijn verdriet ontveinst en een vroolijk wezen t o o n t " , waaruit duidelijk blijkt dat het tot een balling is gericht x)* — H e t eerste punt is op zichzelf niet afdoende, omdat

(zoals V e r m e y l e n veronderstelt) V a n der N o o t de opdracht-ode i n L o n d e n geschreven en daarna op de een of andere wijze nog aan zijn Antwerpse drukker i n handen gespeeld zou k u n n e n hebben* M e t het sonnet van L u i s F r a n c o komen wij echter tot de kern van het probleem* Ditzelfde sonnet, dat i n Het Bosken geen dagtekening vermeldt, is later namelijk ook opgenomen i n de Poéticsche Werken van 1581—1585, waar het is gedateerd

„ D e Valencia en Tano 1570" 2)* A l s dit juist is, kan dus Het Bosken onmogelijk vóór 1570 verschenen zijn en vervalt auto- matisch de gehele hypothese van Verwey* Deze tracht dan ook aannemelijk te maken, dat de datering i n de P* W* onjuist is en als een mystificatie moet worden beschouwd: „ M i j d u n k t , wij hebben hier een van de vele middelen waardoor V a n der N o o t , later roomsch geworden en i n Antwerpen teruggekeerd, de aandacht van zijn vroegere ketterschheid probeerde afteleiden*

W i e i n 1570 i n Valencia vertoefd h a d , moest toen al een goed katholiek geweest zi]nf\ E r vallen tegen deze mystificatie-theorie vier bezwaren aan te voeren, die het gezamenlijk volkomen zeker maken dat zij niet juist kan zijn* i * Reeds Vermeylen (t*a*p*, pag* 31) heeft er op gewezen, dat „ D e V a l e n c i a " onder het sonnet allerminst behoeft te betekenen dat V a n der N o o t daar zelf ooit

1) Zie voor dit sonnet hierachter, pag* 110*

2) Kalff vermeldt dit reeds in 1889 (Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde in de 16de eeuw, deel II, pag* 247, noot 2)* Ook in de P*W* van

1594 komt het voor*

17

(20)

is geweest; een ontmoeting met Franco i n A n t w e r p e n of L o n d e n kan tot een vriendschappelijke correspondentie hebben geleid, waarvan dit vers een der vruchten was* 2* A l s V a n der Noot door een mystificatie i n de datering „ d e aandacht van zijn vroegere ketterschheid probeerde afteleiden", dan heeft hij over het hoofd gezien dat het sonnet zelf duidelijk op zijn ballingschap, en daarmee op zijn ketters verleden, doelt* 3* Omtrent L u i s Franco is weinig bekend, maar toch mag m e n z i c h afvragen of hij kon gelden als een vriend van onverdacht Rooms-Katholieke signatuur* Z i j n bewondering voor de wijze, waarop V a n der Noot zijn ballingschap draagt, duidt op sympathie, zoal niet voor diens ketterse denkbeelden, dan toch voor diens ketterse persoonlijk- heid* 4* D e P* W*, waarin het sonnet op 1570 gedateerd staat, behoren tot de groep van 1581—1585, uit de jaren dus vóór de v a l van Antwerpen* W i j hebben reeds gezien, dat er toen voor V a n der N o o t geen enkele noodzaak was o m zijn ketters verleden angstvallig te verbloemen* — W i j kunnen dan ook niet anders dan concluderen, dat Verwey's theorie het probleem niet oplost, waardoor zijn hypothese omtrent 1567 als verschij- ningsjaar van Het Bosken i n de lucht komt te hangen*

Intussen, V e r w e y heeft i n ieder geval naar een oplossing ge- zocht* Hetzelfde kan van Vermeylen niet worden gezegd *)* Ik citeerde reeds de passage, waarin hij een uitgave te Antwerpen i n de loop van 1567 het meest waarschijnlijk acht; aansluitend dus bij Verwey wat de datering betreft, maar van hem afwijkend ten aanzien van de plaats van uitgave* D e „Fauten int drucken deur afwesen des Auteurs bycomen" vat hij op als een bevestiging van zijn hypothese: de auteur zou immers vóór de verschijning van zijn bundel reeds naar L o n d e n zijn uitgeweken* Ook de opdracht-ode aan de Markies van N o r t h a m p t o n en het sonnet van L u i s Franco vermeldt h i j , op het voetspoor van Verwey, als bewijs voor dit laatste* B i j dit alles gaat hij echter met géén woord i n op het probleem, dat door de datering 1570 van

*) Zie voor het volgende t*a*p*, pag* 32—33*

18

Franco's gedicht i n de P* W* wordt gevormd! Slechts i n de

„Aanteekeningen" achter het eigenlijke boek zegt hij terloops:

„ E r bestaat geen reden om den datum der P*W* niet aan te ne- m e n " 1)* M a a r d a a r m e e s p r e e k t h i j z i c h z e l f t e g e n , want beide opvattingen zijn onmogelijk met elkaar i n overeenstemming te brengen* D e theorie van Vermeylen blijkt i n laatste instantie te berusten op een onnauwkeurigheid*

L e o n a r d Willems heeft deze tegenstrijdigheid opgemerkt en daarom i n zijn reeds vermelde artikel i n de Biographie Nationale de Belgique de verschijningsdatum naar 1570 verschoven* Overi- gens voert hij na Verwey en Vermeylen geen nieuwe argumenten aan* Merkwaardig is, dat hij zelfs onveranderd overneemt: „ D e plus, è l a fin d u volume, se l i t : Fauten int drucken deur afwesen des auteurs bycomen; d'oti Ton peut inférer que Vander Noot s'était déjè exilé"* D i t „déjè" heeft voor 1570 geen enkele z i n meer; evenmin trouwens het „afwesen des auteurs" als aan- d u i d i n g van zijn ballingschap* Immers, bij verschijning i n 1570 kan Het Bosken onmogelijk nog i n Antwerpen gedrukt zijn en moeten wij uitgaan van een uitgave i n Engeland, waar de auteur toen zelf ook vertoefde, zodat de nauwkeurigheid van de druk door zijn ballingschap niet behoefde te l i j d e n2) * D i t neemt evenwel niet weg, dat aan Leonard W i l l e m s de eer toekomt door zijn afwijkende conclusie een zéér wonde plek i n Vermeylens betoog te hebben aangewezen* Z i j n stem bleef echter die eens roependen i n de woestijn: na KalfF wordt het jaartal 1570 i n verband met Het Bosken niet meer genoemd*

Bij m i j n eigen pogingen om voor het probleem der datering een oplossing te vinden, heb ik allereerst nagegaan of er i n de bundel zelf nog meer aanwijzingen te vinden zijn dan de twee, die Verwey reeds vermeldde* Ik meen er inderdaad een tweetal gevonden te hebben:

*) T*a*p*, pag* 161, aant* 11*

2) Dezelfde tegenstrijdigheid treffen wij reeds aan bij Verwey (t*a*p*, pag* 156), die aan een uitgave te Londen denkt, maar toch „deur afwesen des Auteurs" opvat als aanduiding voor diens ballingschap*

(21)

L een Frans sonnet v a n S* Pierre Dentieres aan V a n der N o o t , dat hier ongedateerd voorkomt, is later i n de Poëticsche Werken van 1581 overgenomen met de dagtekening „ D e L o n d r e s le 6* de M a y 1567" *)* O p deze datum was V a n der N o o t zelf reeds een week of vijf i n Londen, zodat het voor de hand ligt dat de beide edellieden elkaar daar hebben ontmoet en dat het sonnet een gevolg van deze ontmoeting is*

2* een Latijns gedicht van V a n der Noots vriend en lofdichter Gerardus Goossenius is blijkens zijn titel opgezet als ver- taling i n het L a t i j n van een vroeger Nederlands vers, dat eveneens i n Het Bosken is opgenomen2)* B i j alle overeen- stemming is er echter ook verschil* D e eerste strofe v a n de Nederlandse ode doelt op een ontmoeting i n A n t w e r p e n , vóór einde Maart 1567 dus:

Onlancx n a dat ick was // i n Antwerpen ghecomen, So heb ick euen ras // uwen persoon vernomen E d e l Heer Vander Noot,

Waer deur ick op dat pas // vry van alder onvromen Verheuchde i n blyschap groot*

M a a r als Goossenius van deze ode een Latijnse elegie gaat maken, stelt h i j de ontmoeting niet meer i n A n t w e r p e n , maar i n Engeland, waarheen hij blijkbaar kort na V a n der N o o t is uitgeweken:

N v p e r vt applicui, saeuum fugiendo t y r a n n u m , Littoribus lachrymans Anglia vasta tuis, Ofïendi clarum sed n o n sine numine d i u u m ,

Virtute óc prisco stemmate & arte v i r u m , T e Noetane puto quem Phoebi laurea cingit*

Ook deze vertaling is dus eerst i n Engeland tot stand ge- komen* — Z o langzamerhand wordt het toch wel moeilijk o m aan te nemen, dat al deze verzen uit L o n d e n naar A n t -

1) Vermeylen, t*a*p*, pag* 161, aant* 6* Voor het sonnet zie hierachter pag* 94*

2) Zie voor het Latijnse gedicht hierachter pag* 108—109; voor het Nederlandse pag* 105—106*

werpen werden gesmokkeld o m daar — elk op zijn eigen plaats!

— te worden toegevoegd aan een reeds ter perse zijnde bundel van de verbannen jonker*

M a a r er is een veel belangrijker, en zelfs definitief, argument tegen Vermeylens hypothese v a n uitgave i n Antwerpen* Engelse geleerden hebben steeds bijzondere belangstelling gehad voor het werk van V a n der N o o t , voornamelijk omdat er i n 1569 een Engelse versie v a n diens Het Theatre verscheen, waarin de ver- taling der verzen vrijwel zeker van de hand v a n de beroemde dichter E d m u n d Spenser i s , die toen nog slechts 17 jaar telde*

Z o had ook de vermaarde bibliograaf op het gebied v a n 16de- eeuwse Engelse d r u k k e n , F* S* Ferguson, z i c h reeds bezig ge- houden met het onderzoek naar de drukker v a n Het Bosken.

D i t was voor mij aanleiding voor deze kwestie een beroep te doen op zijn medewerking, welke m i j op de meest welwillende wijze werd verleend* Ferguson vat zijn conclusie als volgt samen:

„ I have now been able to compare at the British M u s e u m the ornaments and the initial used i n that book [ = Het Bosken], b y aid of the photostats w h i c h y o u have kindly sent to m e , with others i n books p r i n t e d i n L o n d o n b y H e n r y B y n n e m a n ; and can now assert with certainty that he was indeed the printer also of Het Bosken" *)*

*) Ferguson geeft in zijn brief de volgende argumenten:

„I* The ornament on the page beginning «Or viuez donc***» [dit is fol* 2* v° van het voorwerk] is to be found on the following pages of books printed by Bynneman (the S*T*C* numbers are those given in the Bibliographical Society's «A Short-Title Catalogue of Books printed in England**** 1475—1640» (1926)):

S*T*C* 10423 Epictetus* The manuell* 1567* On A* 7* recto*

„ ,, 20072 Plutarch* The amorous and tragicall tales* 1567* On B*6*

verso and F*6* recto*

„ „ „ 22990 Spagnuoli* The eglogs* 1567* On N*5* verso*

„ ,, „ 11476 Fulwood* The enimie of idlenesse* 1568* On A*4* verso and M*8* recto*

„ „ „ 11710 Gelli* The fearfull fansies of the Florentine couper*

1568* On S*2* verso* (z.o.z.)

19

(22)

Daarmee staat dus vast, dat Het Bosken niet i n A n t w e r p e n , maar i n Lc>nden is verschenen* E n met het oog op de datering v a n L u i s Franco's sonnet i n de Poëticsche Werken (ik onderschrijf de mening v a n Vermeylen en W i l l e m s , dat er geen enkele reden is o m deze niet te aanvaarden) kan dit niet eerder dan i n de loop v a n of kort n a 1570 zijn gebeurd* H e t opschrift boven de foutenlijst achter de bundel is met deze conclusie niet i n strijd*

„ D e u r afwesen des A u t e u r s ' ' behoeft immers niet op diens afwezigheid u i t A n t w e r p e n te slaan* W i j weten dat V a n der N o o t omstreeks de zomer v a n 1571 i n Duitsland was, misschien al eerder; het is niet uitgesloten, dat h i j L o n d e n reeds verlaten h a d , vóórdat de uitgave v a n Het Bosken voltooid was *)* Waar- schijnlijker echter komt het m i j voor, dat wij hier aan een

S*T*C* 20097 Polybius* The hystories* 1568* On first A*5* verso and on R*2* verso*

The initial letter V on the page signed C* ij* is to be found i n : S*T.C* 13063 Hemmingsen* A postill* 1574* On V*7* verso and Z*6*

verso*

II* As to the remaining ornaments, these are formed of type orna- ments which were used contemporaneously by other printers, but there are some, such as those in which stars appear, which seem peculiar to Bynneman, and these, combined in ornaments similar to those in Het Bosken I have found in several books printed by Bynneman* And it should be mentioned that I have not taken into consideration the types in which the book is printed, as these were likely to be used also by other London printers of the period; but I have noticed that some, at any rate, are the same as those employed by Bynneman* However, in my opinion, the evidence given by the ornament and the initial V is decisive*"

Curiositeitshalve vermeld ik nog de titels van twee andere, door Bynneman uitgegeven, Nederlandse boeken welke Ferguson in zijn schrijven noemt:

S*T.C* 6581 Denakol (pseud.). Den sack met die stucken voor den Paus van Roomen* 1578 (in error for 1568)*

,, „ ,, 24774 De cautelen * * * met het canon ende ceremoniën vander misse*** A l in Latyn ende Duytsch* 1568*

x) De heer C . A* Zaalberg te Amsterdam, die een proefschrift voor- bereidt over Van der Noots Das Buch Extasis, maakte mij op deze mogelijk- heid attent*

20

t i j d e l i j k e afwezigheid van de dichter uit L o n d e n moeten denken*

T o e n hij was teruggekeerd, z o u dan zijn bundel reeds afgedrukt zijn geweest en konden verbeteringen nog slechts als post scriptum op de laatste pagina worden toegevoegd* Voor deze op- vatting pleit, dat niet duidelijk is w i e deze fouten ontdekt moet hebben, als V a n der Noot dit door een definitief vertrek uit L o n d e n niet zelf heeft kunnen doen* Bovendien is er onder de vijf verbeteringen slechts éénmaal sprake v a n een werkelijke drukfout: het wegvallen van een woord, waardoor tevens de structuur van het vers wordt aangetast; de vier andere gevallen betreffen v e r a n d e r i n g e n v a n r i j m w o o r d e n en h u n onmiddel- lijke context* E r valt daaruit niet anders te concluderen dan dat de drukker de tekst gevolgd had die h e m ter beschikking stond, en dat de dichter achteraf deze oorspronkelijke tekst hier en daar nog heeft willen wijzigen; dergelijke „Fauten" kunnen onmo- gelijk door een ander zijn opgemerkt en hersteld dan door h e m zelf* D e eigenlijke drukfouten, die vrij talrijk zijn, maar het vers als zodanig geen afbreuk doen, worden rustig ter verbetering aan de lezer overgelaten: „ D e reste mach ( = kan) den goetwil- ligen Leser by hemseluen corrigeren"*

D e v e r s c h i j n i n g v a n H e t B o s k e n m o e t d u s g e s t e l d w o r d e n op 1 5 7 0 o f b e g i n 1 5 7 1 te L o n d e n , bij H e n r y Bynneman* H e t v e r s c h e e n e e r s t nè H e t T h e a t r e v a n 1 5 6 8 e n k a n d a a r o m n i e t l a n g e r g e l d e n a l s d e e e r s t e b u n d e l v a n V a n d e r N o o t *

#

BUNDELS VOOR 1568? M e n zal zien, dat i k ondanks deze conclusie i n de hierachter volgende uitgave toch Het Bosken vóór Het Theatre heb geplaatst* Ik heb dit gedaan op grond van het feit, dat de i n h o u d van Het Bosken voor het grootste deel ongetwijfeld uit V a n der Noots Antwerpse tijd afkomstig is en

wij op deze wijze dus de chronologie der verzen het dichtst benaderen*

Trouwens, het feit dat Het Theatre eerder verscheen dan

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De manière plus fondamentale, le Conseil est cependant d'avis qu'il n'est pas indiqué de prendre des mesures visant uniquement à augmenter la participation des travailleurs à

Le Conseil constate que le projet d'arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 18 juillet 2002 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi dans le secteur non-marchand et por-

A l’instar des commissions paritaires concernées par la problé- matique, il a formulé, quant au contenu du présent projet d’arrêté royal, un certain nombre de

Le Conseil note qu'en vertu de l'article 21 de l'arrêté royal du 15 janvier 1999, les comptes annuels, le rapport annuel et le rapport du réviseur ou de l'expert-comptable

Le Conseil constate que l'article 10 du projet d'arrêté royal insère un nouvel article 62 quater dans l'arrêté royal du 18 juillet 2002, prévoyant que l'employeur qui, pour

Le Conseil indique que la loi-programme du 24 décembre 2002 et l'ar- rêté d'exécution du 16 mai 2003 ne prévoient pas d'exigence de faible qualification pour la réduction

VANDENBROUCKE, minis- tre de l'Emploi et des Pensions, a saisi le Conseil national du Travail d'une demande d'avis sur l'adaptation des montants applicables au travail autorisé

Le Conseil constate que ce projet d'arrêté royal poursuit deux objectifs, à savoir, d'une part, mettre à exécution les conclusions de la conférence pour l'emploi en ce qui concerne