• No results found

Beleidsplan Wmo, Jeugd en gezondheid 2015 – 2016 gemeente Beuningen :

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beleidsplan Wmo, Jeugd en gezondheid 2015 – 2016 gemeente Beuningen : "

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Beleidsplan Wmo, Jeugd en gezondheid 2015 – 2016 gemeente Beuningen :

“Meedoen in Beuningen 2015-2016”

September 2014

(2)

2 Beleidsplan Wmo, Jeugd en gezondheid 2015 – 2016 gemeente Beuningen :

“Meedoen in Beuningen 2015-2016”

Inhoudsopgave 2

1.1 Startpunt nieuw beleidskader 3

1.2 Er ligt reeds een stevige basis voor verandering. 4

1.3 Rolverdeling proces 4

1.3 Coalitieakkoord en Collegeprogramma 2014 – 2018 4

2. Welke verantwoordelijkheid heeft de gemeente volgens de Jeugdwet en de Wmo? 5 2.1 Doel van de nieuwe Wmo 5-7 2.2 Doel transitie Jeugdzorg 7-8 2.3 Relatie met andere gemeentelijke wetgeving en taken 9 2.3.a. Raakvlakken met Participatiewet 9 2.3.b. Passend onderwijs 9-10 2.3.c. Raakvlakken met Wet Publieke Gezondheid (Wpg) 10-12 2.3.d. Raakvlakken met Wet langdurige zorg (Wlz) 12 2.3.e. Raakvlakken met Zorgverzekeringswet (ZVw) 12

3. Regionale samenwerking en inkoop jeugdhulp en Wmo 13

3.1 Proces inkoop jeugdhulp en nieuwe Wmo taken 13

3.2 Het inkoop-en subsidiemodel en aanbieders 13-14

3.2 wat willen we met het inkoop-en subsidiemodel ? 14

3.3 Belevingsgerichte Dagbesteding, dagbehandeling en kortdurend verblijf 14-15 3.4 Ambulante trajecten (begeleiding , hulp en behandeling, observatie en diagnostiek) jeugd 15 3.5 Regionale jeugdhulp – blok C (semi-) residentiele zorg en Pleegzorg 15-16 3.6 Het Gedwongen Kader – Jeugdbescherming en jeugdreclassering 16-18

4. Wat willen we in Beuningen bereiken? 19 4.1 Nieuwe indeling Wmo-doelen 19-20 4.2 Doel 1 : Veiligheid en leefbaarheid in de gemeente 20-21 4.3 Doel 2 : Preventie ondersteuning jeugd en Jeugdzorg (Wet op de Jeugdzorg) 22 4.4 Doel 3 : Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg en het vrijwilligerswerk 22-24 4.5 Doel 4 : Het ondersteunen van de participatie en zelfredzaamheid van personen

met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen 24-26 4.6 Doel 5 : Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang,

beschermd wonen en verslavingszorg ); het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld; 26-28 4.7 Doel 6 : Gezondheidsbeleid 28-31

5. Hoe gaan we dit bereiken? 32 5.1 Lokale toegangspoort met een pluriforme toegang 32

5.2a Sociaal Team als netwerk : Gezicht naar dorpen, wijken en wijknetwerken 33 5.2b Basiskwaliteitseisen sociale (wijk)teams /kernteams regio Nijmegen 33-35

5.2c Gebiedsgerichte Ambulante ondersteuningsteams 34 5.3 De aanvraag en het keukentafelgesprek als uitgangspunt 34-35 5.4 Sociale Netwerkstrategie en zelfredzaamheidsmatrix 35 5.5 Algemene voorziening en maatwerkvoorziening 36-38 5.6 Primaat verhuizen en primaat collectief vervoer 38-39 5.7 Gebruik van PGB (persoonsgebonden budget) 39-41 5.8 Eigen bijdrage 41-42 5.9 Ondersteuning chronisch zieken en gehandicapten met hoge zorgkosten 43

5.10 Communicatie 44

Bijlage 1 Afkortingen : Afkortingen- en begrippenlijst 45

(3)

3

Beleidsplan Wmo, Jeugd en gezondheid 2015 – 2016 gemeente Beuningen :

“Meedoen in Beuningen 2015-2016”

1.1 Startpunt nieuw beleidskader

De gemeente Beuningen werkt in de regio samen met de gemeenten Druten, Wijchen, Nijmegen, Heumen, Groesbeek, Ubbergen, Millingen aan de Rijn, Mook en Middelaar. Met deze samenwerking in de Regio Nijmegen werken we samen aan het vormgeven van de complexe opgave en het

realiseren van de regionale ambities. Regionaal is de visienotitie ‘Transformeren en integreren’

(maart 2012), de regionale beleidsnota ‘Kracht door verbinding’ (mei 2013) en het Regionaal Transitiearrangement Jeugd (RTA) (november 2013) opgesteld en vastgesteld door alle raden in de deelnemende gemeenten.

In de beleidsnota ‘Kracht door verbinding’ is een aantal kerndoelstellingen beschreven die leidend zijn voor het vormgeven van de transformatie van de wmo en jeugdhulp. Deze zijn:

1. De Kanteling is de kern van de werkwijze van de professional;

2. De mens in de eigen leefomgeving staat centraal;

3. Zorg en ondersteuning bieden aan die personen die het nodig hebben;

4. Eén huishouden, één plan & een optimale samenhang tussen zorg en welzijn door professionele en informele zorg en ondersteuning

5. Iedereen benut de eigen mogelijkheden en neemt eigen verantwoordelijkheid waarbij we streven naar maximale zelfregie en samenredzaamheid;

6. Optimale participatie in een inclusieve samenleving;

7. Een verschuiving in de keten van zwaar naar licht: preventie voor curatie;

8. Betaalbare zorg en ondersteuning.

Hierbij presenteren wij het beleidsplan Wmo, jeugd en gezondheid 2015 -2016 : “Meedoen in Beuningen 2015-2016 ”. Vanuit het Rijk zijn wij verplicht om uiterlijk 1 november 2014 een nieuw Wmo-beleidsplan te hebben. Wij combineren dit plan met het beleidsplan Jeugd dat wij op moeten stellen voor de Jeugdwet en met het gezondheidsbeleid vanuit de wet Publieke gezondheid (WPG).

Ook geven we de samenhang tussen deze en andere wetten en beleid weer.

Vanaf 1 januari 2015 krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid over de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) taken begeleiding, kortdurend verblijf en vervoer en de Jeugdhulp. Op deze budgetten legt de rijksoverheid een korting , nieuwe contractpartijen moeten we leren kennen en we moeten de regie voeren over de lokale toegangspoort (sociaal team). Al met al is duidelijk dat dit een behoorlijke uitdaging is voor de komende jaren.

Voor de totstandkoming van het nieuwe beleidsplan is al eerder een aantal documenten vastgesteld, dat kaderstellend is voor dit beleidsplan :

• Wmo-beleidsplan 2011-2014 "welzijn en gezondheid in Beuningen" ( december 2011)

• Wmo uitvoeringsprogramma 2014 (december 2013)

• Visienotitie transformeren en integreren (juni 2012)

• Regionaal Transitiearrangement Jeugd (RTA) (november 2013)

• Nota kracht door verbinding (december 2013)

• Notitie Lokale Toegang ondersteuning en zorg sociaal domein gemeente Beuningen (dec 2013)

Uitvoeringsprogramma Integraal Veiligheidsbeleid 2013-2014.

• Memo Uitgangspunten gedwongen kader (januari 2014)

• Brief aan staatssecretaris Teeven over toekomst Bureau Jeugdzorg (februari 2014)

• Notitie sturing en bekostiging regio Nijmegen (november 2013)

• Memo stand van zaken Participatie in de regio Nijmegen (februari 2014)

• Regionaal Inkoop- en subsidiemodel Transitie Jeugd en AWBZ Regio Nijmegen (juni 2014)

• Coalitieakkoord en Collegeprogramma 2014 – 2018 : “Samenwerken aan een samenleving die de toekomst aan kan” (augustus 2014)

(4)

4 1.2 Er ligt reeds een stevige basis voor verandering.

Kortom, er ligt een stevige basis voor het ”nieuwe Wmo- en Jeugdbeleid” vanaf 2015. We gaan bekijken of we het beleid meer concreet kunnen maken en op een goede manier in de praktijk kunnen uitvoeren . We willen zoveel mogelijk aanhaken bij wat er al is en versterken waar nodig samen met de partners in de regio en in de gemeente Beuningen. Om te kunnen bouwen op wat er al is, vinden we het belangrijk dat partijen vooral hun werk kunnen blijven doen, waar ze al goed in zijn. Ook nu al maken ze gebruik van hun netwerk waarmee ze bewoners snel en op maat kunnen helpen. Als gemeente moeten we dit blijven ondersteunen.

Daarom hebben we er voor gekozen dat ons Sociaal Team gaat samenwerken met de bestaande wijknetwerken , casusnetwerken en andere verwijzers zoals huisartsen en medisch specialisten als een netwerkorganisatie. We bouwen geen nieuwe instituten, maar bouwen voort op de basis die er al ligt. De ondersteuning die nodig is voor onze bewoners, wordt altijd besproken met de bewoners zelf. Daarom vinden wij het “keukentafelgesprek” ook zo belangrijk, waarbij we samen met de aanvrager kijken wat nodig is.

1.3. Rolverdeling proces

De beleidsbepalende rol ligt bij de gemeenteraad. De raad is verantwoordelijk voor het vaststellen van het beleid en de kaders. Daarnaast bepaalt de raad de beschikbare budgetten, waarop

gecontroleerd wordt en waarop gestuurd wordt. De raad legt verantwoording af aan de burgers. De opdracht gevende rol van de uitvoering ligt bij het college. Het college is verantwoordelijk voor de voortgang van de resultaten. Het college legt verantwoording af aan de gemeenteraad via het wmo- uitvoeringsprogramma en geeft aan wat ze met de partijen in het veld wil bereiken.

Maatschappelijke organisaties, professionals en sociaal netwerk zijn aanspreekbaar op het verlenen van kwalitatief goede, efficiënte en effectieve hulp. In hun uitvoerdersrol leggen zij verantwoording af aan inwoners en aan de teams (sociaal team en ambulant team) waar ze onderdeel van zijn. De regie op cliënt- en gezinsniveau wordt zo veel mogelijk bij de inwoner gelegd.

1.4 Coalitieakkoord en collegeprogramma 2014-2018 (“Samenwerken aan een samenleving die de toekomst aan kan” ) : De belangrijkste voornemens voor de decentralisaties zijn:

Bij de inrichting van zorgvoorzieningen wordt rekening gehouden met de individuele keuzevrij- heid van zorgvragers. In onze aanpak stellen wij vier principes centraal: 1. Inzetten op vroegtijdig signaleren (preventie); 2. Juiste inzet van hulp op het juiste moment; 3. Eén gezin, één plan, één hulpverlener; 4. Eigen kracht staat voorop.

Wij zijn van mening dat “het keukentafelgesprek” de basis is van de kwaliteit en betaalbaarheid van deze nieuwe zorgtaken. Het behoren tot een van de beste keukentafelgesprekken van Nederland is geslaagd als cliënten aangeven dat ze een goed gesprek hebben gehad, waarin geluisterd is en dat ze zijn uitgedaagd ook zelf oplossingen te zoeken. Bovendien moet het arrangement dat aan het eind van het gesprek is afgesproken, passen en goed worden uitgevoerd als surplus op eigen kracht. Uit te houden benchmarks zal dit duidelijk worden.

1 januari 2015 is het sociaal team Beuningen (via de methode ‘learning by doing’) ingericht met professionals van zorg- en welzijnsorganisaties. Voor de integrale probleemaanpak hanteren we één gezin, één plan, één hulpverlener.

We stimuleren en faciliteren preventieactiviteiten en algemene (laagdrempelige) voorzieningen waar onze inwoners zonder indicatie terecht kunnen zodat de zorgvraag uitgesteld of voorkomen wordt;

Mantelzorgers willen wij een steun in de rug geven. Dit kan onder andere door het organiseren van tijdelijke vervangende zorg zodat de mantelzorger op adem kan komen.

Verstevigen samenwerking tussen de burgemeester (OOV) en de wethouder Zorg bij de implementatie van de Jeugdwet.

(5)

5

2. Welke verantwoordelijkheid heeft de gemeente volgens de Wmo en de Jeugdwet ?

2.1 Doel van de nieuwe Wmo :

De gemeente moet zorg dragen voor de maatschappelijke ondersteuning en bevordert in dat verband goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap en de zelfredzaamheid ven participatie van personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, teneinde te bevorderen dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen.

1.De 9 prestatievelden maken plaats voor 3 doelen :

§ Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente en daarnaast het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld;

§ Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder);

§ Het ondersteunen van de participatie en zelfredzaamheid van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, indien mogelijk in de eigen leefomgeving.

2. Mantelzorgers en vrijwilligers moeten ondersteund worden door gemeenten 3. Gemeenten moeten voorkomen dat burgers op ondersteuning aangewezen zijn.

4. Gemeenten moeten de zelfredzaamheid en participatie van cliënten ondersteunen door het bieden van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Daarbij moet ook een

maatwerkvoorziening voor opvang worden geboden.

5.De algemene voorzieningen moeten toegankelijk zijn voor iedereen.

6. Ook moeten algemene voorzieningen de samenleving toegankelijker maken voor mensen met een beperking. Daarom zijn de algemene voorzieningen ook voorliggend op

maatwerkvoorzieningen.

7. In de wet is een maatwerkvoorziening een individuele voorziening. Voor maatwerkvoorzieningen geldt in veel gevallen een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.

8.De compensatieplicht in de bestaande Wet maatschappelijke ondersteuning wordt vervangen door de breder geformuleerde resultaatverplichting. Hierdoor wordt benadrukt dat de gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden.

9. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de voorzieningen.

Om het brede doel van de nieuwe wmo te bereiken zijn aantal maatregelen en taken overgedragen aan de gemeenten. Gemeenten voeren deze lokaal, regionaal of bovenregionaal uit. In hoofdstuk 3 worden de specifieke maatregelen en taken en de manier waarop die worden ingekocht nader omschreven. Hierbij streven we naar passende voorzieningen en datgene wat nodig is.

Overzicht Wmo taken en maatregelen

Overheveling individuele begeleiding (zie ad 1) Overheveling functie extramurale begeleiding in de thuissituatie van AWBZ naar de Wmo Overheveling Groepsbegeleiding/

dagbesteding

overheveling van functie extramurale

begeleiding in groepsvorm van Awbz naar de Wmo

Overheveling Vervoer Overheveling van functie vervoer naar groepsbegeleiding van AWBZ naar de Wmo Overheveling Kort verblijf (logeeropvang) overheveling van functie kort verblijf

(6)

6 (logeeropvang) van AWBZ naar Wmo

Overheveling ondersteuning bij persoonlijke verzorging (zie ad1)

overheveling van 5% van functie persoonlijke verzorging in de thuissituatie waarbij sprake is van begeleiding bij persoonlijke verzorging (voornamelijk bij cliënten met cognitieve problemen) vanuit AWBZ.

Overheveling Beschermd wonen Overheveling van de functie beschermd wonen vanuit de Awbz naar de Wmo

Overheveling Cliëntondersteuning overheveling budget cliëntondersteuning (MEE- organisaties) vanuit AWBZ

Bezuiniging hulp bij het huishouden (zie ad2) forse bezuiniging op het budget voor hulp bij het huishouden (40%)

Bezuiniging budget voor begeleiding, kort verblijf, vervoer, cliëntondersteuning

Bezuiniging op het totale transitie Awbz- budget 25%

Organiseren AMHK De gemeente is verantwoordelijk voor het organiseren van een meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.

Zelfredzaamheid en participatie staat voorop in plaats van bijvoorbeeld resultaat ‘schoon en leefbaar huis’;

9 prestatievelden komen te vervallen; een andere verdeling is nodig

meer eigen verantwoordelijkheid en meer ondersteuning op maat

keuze voor persoonsgebonden budget mogelijk maken

het bieden van toegang tot ondersteuning regelen

Ad 1 Persoonlijke verzorging

Begin november 2013 heeft staatssecretaris Van Rijn besloten om de extramurale persoonlijke verzorging niet over te hevelen naar de verantwoordelijkheid van gemeenten, maar deze bij de zorgverzekeraars onder te brengen zoals vermeld in de ” Nadere uitwerking brief Hervorming Langdurige Zorg”. Onder persoonlijke verzorging valt hulp bij het aankleden, eten, drinken, wassen, toiletgebruik e.d. en eenvoudige verpleegkundige handelingen. De gedachte hierachter is, dat persoonlijke verzorging voor de meeste mensen samenhangt met de verpleging die zij ontvangen. De staatssecretaris wil dit in één hand houden. 5% van de mensen krijgt verzorging vanwege cognitieve problemen. Er is dan meer sprake van begeleiding bij persoonlijke verzorging. De verzorging van deze groep gaat wel over naar gemeenten.

Ad 2 Hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden verandert per 2014. Nieuwe cliënten kunnen niet meer rekenen op het bestaande aanbod, omdat de aanspraak op huishoudelijke verzorging in de Wmo vervalt. Voor bestaande cliënten gaat de maatregel een jaar later in. Via de Wmo zal een maatwerkvoorziening worden aangeboden voor mensen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen. De gemeenten krijgen dan 60% van het huidige budget om deze maatwerkoplossingen te bieden.

Overige maatregelen Transitie AWBZ

Met de transitie Awbz komt er niet alleen een aanpassing aan de Wmo. Ook verschuiven er taken naar de zorgverzekeringswet. Extramurale verpleging gaat van de AWBZ naar de Zorgverzekerings- wet en de langdurige GGZ (met behandeling) in de AWBZ wordt overgeheveld naar de

Zorgverzekeringswet. De zorgverzekeraars worden in 2017 financieel verantwoordelijk voor de GGZ volwassenen. De kern-AWBZ die overblijft na de transitie in 2015 zal de Wet Langdurige Zorg genoemd worden.

(7)

7

2.2 Doel transitie jeugdzorg

Door de verschuiving van de jeugdzorg naar gemeenten wil het kabinet ervoor zorgen dat het jeugdzorgstelsel eenvoudiger wordt. Dat maakt een snellere en effectievere inzet van ondersteuning of hulp mogelijk. En vooral moet voorkomen worden dat ouders en jeugdigen verdwalen in het systeem. Er wordt ook niet meer gesproken over jeugdzorg maar over jeugdhulp. De jeugdhulp kan beter aansluiten bij de eigen kracht en de sociale netwerken van jeugdigen en hun ouders of verzorgers. Het nieuwe stelsel kent door één wettelijk kader en één financieringssysteem voor de jeugdhulp meer doelmatigheid. Ook maakt het meer integrale zorg in geval van meervoudige problematiek beter mogelijk. Het nieuwe stelsel biedt hierdoor kansen voor vermindering van de regels en het tegengaan van bureaucratie. De nieuwe taken komen bovenop de taken die gemeenten al hadden in het preventief lokaal jeugdbeleid, de jeugdgezondheidszorg en onder- steuning bij (lichte) opvoedingsvragen. Op grond van de nieuwe jeugdwet worden gemeenten onder andere verantwoordelijk voor: ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen. Ook worden gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering, en de advisering en verwerking van meldingen inzake huiselijk geweld en kindermishandeling. Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht, die waarborgt dat jeugdigen de hulp ontvangen die zij nodig hebben.

De nieuwe Jeugdwet kent 5 uitgangspunten:

1. Preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk en het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige;

2. De-medicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen;

3. Eerder de juiste hulp op maat te bieden om jeugdigen en gezinnen zo snel mogelijk, zo dichtbij mogelijk en zo effectief mogelijk hulp te bieden met aandacht voor de (kosten)effectiviteit van de geboden hulp.

4. Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur;

5. Meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden door vermindering van regeldruk en door het inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving;

Overzicht taken Jeugdwet :

Gemeente die organiseert Een ander die organiseert

1. De gemeente wordt bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor (Jeugdwet) :

• de jeugdhulp en ondersteuning die vielen onder de provincie op basis van de Wet op de;

• de jeugd-ggz (geestelijke gezondheidszorg) , jeugd-vb (verstandelijk beperkten): begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf (voorheen AWBZ);

• de jeugd-ggz en dyslexiehulp (voorheen Zvw ( zorgverzekeringswet));

• de gesloten jeugdzorg en de hulp en ondersteuning in het gedwongen kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering (voorheen van het Rijk).

5. De inspectie jeugdzorg (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) onderzoekt de kwaliteit van (Jeugdwet) :

• de jeugdhulpaanbieders;

• de certificerende instelling;

• de gecertificeerde instellingen;

• het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling AMHK);

• de Raad voor de Kinderbescherming;

• de justitiële jeugdinrichtingen; en rapporteert hierover.

(8)

8 2. De gemeente treft voorzieningen als er

sprake is van opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen en het zelfoplossend vermogen van de jeugdigen en de ouders onvoldoende is, en zij treft

voorzieningen voor de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering (Jeugdwet) :

• de gemeente zorgt voor de toeleiding naar, advisering over en inzet van de aangewezen vorm van jeugdhulp;

• als het gaat om hulp in de vorm van bege- leiding, omvat deze hulp ook het vervoer van en naar de begeleiding als de zelfredzaamheid ontoereikend is;

• als het gaat om jeugdigen die aangewezen zijn op permanent toezicht, treft de gemeente voorzieningen waardoor de ouders hun rol als verzorgers en opvoeders kunnen blijven vervullen;

• de gemeente biedt keuzevrijheid voor de jeugdhulp als dit redelijkerwijs mogelijk is;

• in het geval van uithuisplaatsingen zorgt de gemeente voor plaatsing van de jeugdige bij een pleegouder of in een gezinshuis, als dit

redelijkerwijs mogelijk is.

6. De minister van Veiligheid en Justitie wijst de certificerende instellingen aan voor de

certificering van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De minister stelt ook het normenkader voor certificering vast (Jeugdwet)

3. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering (Jeugdwet) :

• jeugdbescherming en –reclassering wordt uitgevoerd door een gecertificeerde instelling;

• als de rechter, officier van justitie, Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) of directeur van een justitiële jeugdinrichting een maatregel oplegt, moet de gemeente hier uitvoering aan geven;

• als een kinderbeschermingsregeling

noodzakelijk is, schakelt de gemeente de Raad voor de Kinderbescherming in.

7. De Raad voor de Kinderbescherming (RvK) – (Jeugdwet):

• onderzoekt de noodzaak om een

kinderbeschermingsmaatregel te treffen als de RvK hiervoor een verzoekt krijgt van de

gemeente, een gecertificeerde instelling of het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling;

• onderzoekt als er sprake is van een acute en ernstige bedreigende situatie voor de

minderjarige.

4. Jeugdhulp is toegankelijk na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de

jeugdarts (Jeugdwet).

8. De kinderrechter kan een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven als (Jeugdwet) :

• jeugdhulp noodzakelijk is door ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen;

• de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt aan jeugdhulp.

(9)

9 2.3 Relatie met andere gemeentelijke wetgeving en taken

2.3.a. Raakvlakken met Participatiewet

De Participatiewet bundelt de regelingen op het terrein van werk en inkomen. Op 1 juli 2014 is de Participatiewet door de Eerste Kamer aanvaard. Ook zijn de maatregelen Wet werk en bijstand aangenomen. Gemeenten krijgen hierin de centrale rol. De bedoeling van de Participatiewet is dat meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een baan vinden, met minder bureaucratie en regeldruk. In onze regio wordt momenteel gebouwd aan een Werkbedrijf als eerste module van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR). Mensen die op zoek zijn naar werk of arbeidsmatige dagbesteding kunnen terecht bij het werkbedrijf. Het Werkbedrijf vormt de verbindende schakel tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.

In de participatiewet staat net als bij de Wmo meedoen centraal. Doordat de Participatiewet, de Jeugdwet en de nieuwe Wmo taken vanaf 1 januari 2015 onder verantwoordelijkheid voor de gemeente vallen, biedt dit kansen om de ondersteuning te verbinden. In sommige gevallen zullen cliënten met problemen op het gebied van werk of inkomen ook een behoefte hebben aan (zorg)ondersteuning. Het is belangrijk dat we goed regelen dat de hulp en ondersteuning ook daadwerkelijk uitgaat van 1 plan wanneer dit noodzakelijk is. Werkafspraken tussen het werkbedrijf en het Sociaal team Beuningen zullen zorgvuldig gemaakt moeten worden, zodat mensen niet weer met nieuwe schotten te maken krijgen.

Arbeidsmatige dagbesteding : De arbeidsmatige dagbesteding wordt vanaf 1 januari uitgevoerd onder regie van het werkbedrijf. In de arbeidsmatige dagbesteding is de laatste jaren veel gepionierd en zijn nieuwe werkvormen ontstaan. Vormen die het potentieel van mensen met een arbeidsbe- perking op allerlei manieren anders inzetten. We zullen deze kwetsbare vormen van vernieuwing moeten opsporen en de gemaakte verbindingen tussen Wmo en participatiewet verder uit te bouwen.

Tegenprestatie en vrijwilligerswerk : De maatregelen Wet werk en bijstand verplichten gemeenten in ieder geval een beleid te formuleren op de tegenprestatie naar vermogen. Vanuit het Werkbedrijf wordt hiervoor regionaal beleid ontwikkeld. Dit kan goed aansluiten bij de vraagstukken die er zijn vanuit de Wmo voor het ondersteunen en inzetten van vrijwilligers.

Participatie op eigen kracht ? : Zowel vanuit de participatiewet als de wmo zetten we in op het vergroten van de eigen kracht van burgers. Eigen kracht alleen is echter niet genoeg. Het gaat niet alleen om willen en moeten, maar ook om kunnen en mogen participeren. Good practices laten zien dat een samenspel van mensen die geloven in hun kwaliteiten, gedreven sociale ondernemers, vernieuwende zorgaanbieders en een goed faciliterende overheid tot resultaten kan leiden. Om het voor ondernemers aantrekkelijk te maken om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een werkplek te bieden, wordt vanuit het Werkbedrijf bedrijfsdienstverlening ontwikkeld.

2.3.b. Raakvlakken met Passend onderwijs

Het nieuwe stelsel Passend Onderwijs is in gegaan per 1 augustus 2014. Scholen hebben de

verantwoordelijkheid om voor elk kind een zo goed mogelijke plek in het onderwijs te vinden en om kinderen zoveel mogelijk binnen het reguliere onderwijs een startkwalificatie te laten halen. Dit vraagt samenwerking tussen scholen onderling in regio’s, maar ook tussen scholen en zorgaan- bieders op het terrein van jeugd en opvoeding. De PO(primair onderwijs)-Raad, VO(voortgezet onderwijs)-raad en VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) hebben in nauwe afstemming met de ministeries van OCW en VWS de handreiking 'Verbinding passend onderwijs' opgesteld om zowel gemeenten als samenwerkingsverbanden te ondersteunen bij de invoering van passend onderwijs.

Hiervoor moet een Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) worden gevoerd ; één vanuit het onderwijsveld en één vanuit de jeugdsector. In onze regio ( Nijmegen, Cuijk, kop van Noord-Limburg) heeft een eerste gezamenlijk overleg (OOGO onderwijs) tussen 17 gemeenten, het regionaal

(10)

10 samenwerkingsverband Primair Onderwijs Stromenland en Voortgezet Onderwijs 25.07

plaatsgevonden , waarna een ontwikkelagenda is opgesteld om met elkaar in gesprek te blijven. Het overleg is georganiseerd om de aanpassingen binnen de nieuwe Wet op Passend Onderwijs en de Jeugdwet op elkaar aan te laten sluiten. In het OOGO Onderwijs is als uitgangspunt genomen het belang van het kind dat ondersteuning nodig heeft om een succesvolle schoolgang te hebben.

Ondanks meerdere discussiepunten zien zowel de besturen onderwijs als de gemeenten genoeg lichtpunten om het motto 'Eén kind, één gezin, één plan, één regisseur' als uitgangspunt aan te houden en opnieuw bij elkaar te komen. Het volgende OOGO (OOGO jeugd) staat gepland in oktober 2014, waarbij overleg wordt gevoerd over gezamenlijke voorbereidingen en praktische uitwerkingen over de aansluiting Jeugdzorg – Passend Onderwijs. De uitkomsten worden meegenomen in het Wmo-uitvoeringsprogramma 2015.

Wet Passend Onderwijs (verantwoordelijkheid schoolbesturen) :

De school regelt extra ondersteuning in de klas, een plek op een andere school of in het speciaal onderwijs. De landelijke indicatiesystematiek wordt afgeschaft;

• het accent verschuift van het medisch labelen van kinderen, naar wat zij daadwerkelijk nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. De onderwijsbehoefte is het uitgangspunt;

• scholen stellen een schoolondersteuningsprofiel op. Hierin geven zij aan welke onderwijsonder- steuning ze aan leerlingen kunnen bieden;

• leraren worden opgeleid in het omgaan met leerlingen met verschillende onderwijsbehoeften;

• leerlingen krijgen zo veel mogelijk extra ondersteuning in de klas, in plaats van daarbuiten;

• de samenwerkingsverbanden passend onderwijs worden verantwoordelijk voor de toekenning en bekostiging van lichte en zware ondersteuning aan kinderen met een extra onderwijsbehoefte;

• samenwerkingsverbanden krijgen een eigen budget voor extra ondersteuning;

• samenwerkingsverbanden stellen een ondersteuningsplan op waarin zij onder meer aangeven welk niveau van basisondersteuning zij bieden, hoe zij met elkaar een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen hebben gecreëerd, hoe de beschikbare middelen worden verdeeld, op welke wijze verwijzing naar het (v)so plaatsvindt en hoe zij ouders informeren.

2.3.c. Raakvlakken met Wet Publieke Gezondheid (Wpg)

De Wet publieke gezondheid is ook de wettelijke grondlegger voor dit beleidsplan. De gemeente is verplicht vierjaarlijks een gezondheidsbeleid vast te stellen. We pakken gezondheid, Wmo en Jeugd integraal op. Het heeft dus een iets andere status voor het beleidsplan dan Passend onderwijs en Participatiewet, die elk een eigen beleidskader hebben.

Publieke gezondheidszorg wordt in de Wet publieke gezondheid (Wpg) omschreven als de 'gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit. Hieronder valt het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten'.

De Wpg kent drie deelterreinen:

• collectieve preventie

• uitvoering van de infectieziektebestrijding

• uitvoering van jeugdgezondheidszorg en ouderengezondheidszorg

Op basis van de Wpg zijn wij verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg. Daarnaast moeten wij de samenhang van en afstemming met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen te bewaken.

Specifiek maakt de Wpg ons verantwoordelijk voor de uitvoering van :

• Het verwerven van inzicht in de lokale gezondheidssituatie van de bevolking.

• Het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen.

• Het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma's, waaronder programma's voor gezondheidsbevordering.

(11)

11

• Het bevorderen van medisch milieukundige zorg.

• Het bevorderen van technische hygiënezorg.

• Het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen.

GGD'en voeren in opdracht van gemeente onderdelen van publieke gezondheidszorg uit.

Gemeenten zijn wettelijk verplicht om een GGD (gemeenschappelijke geneeskundige dienst) in stand te houden voor de uitvoering van de taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg.

GGD'en voeren allerlei activiteiten uit ter bevordering van de gezondheid van de samenleving en het voorkomen van ziekten bij met name kwetsbare groepen, zoals kinderen, jongeren, ouderen en asielzoekers. De GGD is actief op de volgende terreinen:

• Gezond en veilig opgroeien/opvoeden.

• Gezonde en veilige (school)omgeving.

• Gezonde leefstijl.

• Lagere drempels voor reguliere zorg.

• Gezondheidsrisico’s zo snel mogelijk opsporen en bestrijden.

• Samenwerken met gemeenten en andere partners in de zorg en veiligheidssector om gezondheid te waarborgen.

Gemeentelijk beleid afgestemd op beleidskader ministerie van VWS

Naast het wettelijke kader hebben we ook te maken met beleidskaders vanuit het ministerie van VWS bij het opstellen van ons gezondheidsbeleid. Zo stelt het ministerie van VWS elke vier jaar de landelijke prioriteiten voor collectieve preventie vast. In 2011 is de landelijke nota gezondheids- beleid ‘gezondheid dichtbij’ vastgesteld. De vijf speerpunten om de volksgezondheid te verbeteren zijn: overgewicht, diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik. Het kabinet legt daarbij het accent op bewegen. Sport en bewegen in de buurt staan hierbij hoog op het prioriteitenlijstje.

Ook staat het kabinet voor eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van mensen. Dat geldt ook voor het thema gezondheid. In deze landelijke nota gezondheidsbeleid is de visie van het kabinet uitgewerkt in drie thema’s: vertrouwen in gezondheidsbescherming, zorg en sport dichtbij in de buurt en zelf beslissen over leefstijl.

Naast het landelijke gezondheidsbeleid is het ministerie ook gestart met het opzetten van het Nationaal Programma Preventie (NPP). Met het NPP wil het rijk meer samenhang brengen in

bestaande projecten en afspraken maken voor de lange termijn. Het NPP richt zich op preventie in de wijk, op school, op het werk en in de zorg. Ook gezondheidsbescherming is een onderdeel van het NPP. Het NPP betrekt niet alleen partijen uit de publieke gezondheid en de zorg bij het programma.

Het programma richt zich vooral ook op partijen uit andere sectoren: gemeenten, bedrijfsleven, onderwijs-, welzijns- en milieuorganisaties. Het NPP wil namelijk een brede aanpak bevorderen van de gezondheid van mensen: in de omgeving waarin zij wonen, werken, leren en zorg krijgen.

Op basis van wijkgegevens en ontwikkelingen in Beuningen, rekening houdend met de landelijke nota en het NPP, is het aan de gemeenteraad om de uiteindelijke keuzes te maken welk beleid prioriteit krijgt.

Samenhang Wmo en Wpg

Een gezonde samenleving raakt aan meerdere gemeentelijke beleidsterreinen. Voor het bereiken van een gezonde samenleving is het nodig dat alle gemeentelijke beleidsterreinen, zoals wonen, werken, welzijn, onderwijs, verkeer en milieu zich hierbij betrokken voelen. Veel andere partijen spelen hierin een rol, bijvoorbeeld jeugd- en thuiszorgorganisaties, eerstelijnszorg, welzijnsorganisaties, ggz- instellingen, woningcorporaties, onderwijs, sportverenigingen en burgers zelf. Het is belangrijk dat deze partijen met elkaar samenwerken en afspraken maken over een gezamenlijke aanpak. Er is een duidelijke samenhang te zien in de taken en verantwoordelijkheden vanuit de Wmo en de jeugdwet voor de doelgroep jeugd en de basistaken voor de jeugdgezondheidszorg vanuit de Wpg. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is een goed voorbeeld waar gezondheid en Wmo samengaan.

(12)

12 Zowel vanuit de Wmo als vanuit de Wpg heeft de gemeente taken rond informatie en advies. Vanuit de Wmo zorgt de gemeente voor een laagdrempelige plek waar mensen terecht kunnen met hun vragen. Hierbij kunnen ook vragen worden gesteld over gezondheid en preventie. Het is vanuit dit punt mogelijk noodzakelijke verbindingen te maken. Gegevensverzameling is voor beide wetten nodig. Gegevens die vanuit de Wpg verzameld worden voor gezondheidsbeleid zijn bijvoorbeeld ook relevant voor het Wmo-beleidsplan, zeker op gedeelde doelgroepen. De visieontwikkeling in de Wmo en de Wpg loopt gelijk als het gaat om het versterken van de zelfredzaamheid van burgers en het stimuleren van hun zelforganisatie.

2.3.d. Raakvlakken met Wet langdurige zorg (Wlz)

De Wlz vervangt in het wetsvoorstel per 1 januari 2015 de huidige AWBZ. Alleen de zwaarste, langdurige zorg wordt dan nog vergoed vanuit de Wlz. De wet is bedoeld voor kwetsbare ouderen mensen met een beperking die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/ of permanent toezicht nodig hebben. Met deze wet moet de kwaliteit van leven voor ouderen en gehandicapten die veel zorg nodig hebben gegarandeerd blijven. De wet maakt deel uit van een samenhangend systeem van nieuwe en vernieuwde wetten, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) en de Jeugdwet.

2.3.e. Raakvlakken met Zorgverzekeringswet (ZVw)

Vanaf 1 januari 2015 vallen de langdurige geestelijke gezondheidszorg tot drie jaar verblijf en de extramurale verpleging en verzorging onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) + persoonlijke verzorging.

Dit betekent dat de kosten voor deze zorg worden vergoed vanuit de zorgverzekering.

Gemeenten en zorgverzekeraar(s) zijn samen verantwoordelijk voor de zorg en het welzijn van onze inwoners. Via de gemeente Nijmegen waren reeds eerder afspraken gemaakt over kwetsbare ouderen, basis GGZ en gezondheidspreventie. De samenwerking blijft gericht op de gezamenlijke transformatie en de raakvlakken tussen Wmo, Wet Publieke Gezondheid en de Zorgverzekeringswet.

Ook in regionaal verband zal de samenwerking met zorgverzekeraars worden versterkt. De

samenwerking met zorgverzekeraars wordt des te belangrijker nu gemeenten en zorgverzekeraars vanaf 2015 samen verantwoordelijk worden voor de extramurale zorg & ondersteuning bij mensen thuis: gemeenten voor welzijn, hulp bij het huishouden, ambulante begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen GGZ, jeugdhulp, hulpmiddelen, woonaanpassingen en vervoersvoorzieningen.

Zorgverzekeraars voor de eerstelijnszorg, basis GGZ, verpleging en verzorging (thuiszorg) en revalidatie. De regiogemeenten en VGZ maken om te beginnen afspraken over de inzet van de wijkverpleegkundige in het lokale wijkteam en stellen een samenwerkingsagenda op voor de komende jaren.

(13)

13

3. Regionale samenwerking en inkoop jeugdhulp en Wmo

3.1 Proces inkoop jeugdhulp en nieuwe Wmo taken

In dit hoofdstuk geven we de (gezamenlijke) inkoop aan, om welke (jeugd)taken het gaat en wat we regionaal willen. Gemeenten regio Nijmegen kopen gezamenlijk in bij aanbieders AWBZ- en

Jeugdhulppartijen. De negen colleges van B&W stelden hiervoor het ‘Inkoop- en subsidiemodel Transitie Jeugd en AWBZ regio Nijmegen’ vast. Het uitgangspunt is dat zij lokaal inkopen wat lokaal kan, en regionaal inkopen waar dat nodig is. Vanaf 2015 krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor de begeleiding en behandeling van volwassenen, ouderen en mensen met een beperking, en krijgen zij de jeugdhulp onder hun hoede. De overgang van deze taken gaat gepaard met een forse budgetkorting van het Rijk. De regio Nijmegen kiest er voor om te werken met een sturings- en bekostigingsmodel dat uitgaat van drie kernthema’s: toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid.

De contractering van de ondersteuning en zorg dient per 1 januari 2015 gereed te zijn.

In het inkoop- en subsidiemodel is een indeling gemaakt van de nieuwe taken aan de hand van een blokkenschema. Er is een onderscheid gemaakt tussen lokaal en regionaal. Lokaal betekent per gemeente. Regionaal betekent organisatie op het niveau van regio Nijmegen.

3.2. Het inkoop- en subsidiemodel en aanbieders : Blokken A, B en C

CONTRACTEREN

LOKAAL REGIONAAL

UITVOEREN

BLOK A

Basis dagbesteding ouderen

Bestaand lokaal preventief jeugdbeleid, o.a. JGZ

Mee: cliëntondersteuning

Inloop GGZ

BLOK B

1. Belevingsgerichte dagbesteding, kortdurend verblijf en vervoer;

(Specialistische) Belevingsgerichte dagbesteding ouderen en vervoer

Dagbehandeling jeugd

2. Ambulante trajecten: begeleiding, hulp en behandeling (jeugd), observatie en diagnostiek (jeugd);

Ambulante trajecten (begeleiding) volwassenen

LOKAAL

BLOK C

1. Pleegzorg en (semi)residentiele zorg voor jeugd en dagbehandeling

2. Jeugdbescherming en jeugdreclassering

REGIONAAL

De taken in blok A worden lokaal ingekocht en uitgevoerd. Dit is ondersteuning die zo lokaal mogelijk, dicht tegen het welzijnswerk aan georganiseerd kan worden.

De taken in blok B kopen we regionaal in en voeren we lokaal uit. Dit is vooral de lichtere, ambulante hulp, die bij voorkeur in de wijken of gemeenten plaatsvindt.

De taken in blok C kopen we regionaal in en voeren we regionaal uit. Dit is de zwaardere jeugdhulp, waarbij vaak sprake is van uithuisplaatsing.

Zorg die lokaal kan worden uitgevoerd, wordt deels door de gemeenten zelf afzonderlijk

gecontracteerd. Dit betreft huidige Wmo-taken, inloop ontmoeting en dagbesteding voor ouderen.

Zorg die lokaal kan worden uitgevoerd wordt ook deels regionaal gecontracteerd. Het gaat dan om de inkoop voor (ontwikkelingsgerichte) dagbesteding en ambulante ondersteuning voor jeugd en volwassenen. Deze gebiedsgerichte aanbesteding zorgt ervoor dat zorgaanbieders, die de doelgroep kennen en daarvoor de beste zorg kunnen leveren, een contract krijgen.

De zorgaanbieders worden gevraagd om in hun offerte handige combinaties te maken van zorg voor verschillende doelgroepen in de gemeente. Zo kan er efficiënter en dus goedkoper gewerkt worden.

Zorg die voor cliënten uit verschillende gemeenten in de regio bedoeld is, zoals jeugdbescherming, pleegzorg en residentiele zorg, wordt gezamenlijk ingekocht.

(14)

14 De inkoop van de voorzieningen in blok A (dagbesteding ouderen en inloop & ontmoeting) wordt per gemeente afzonderlijk gedaan. Met het oog op een goede aansluiting tussen blok A, B en C streven we naar een gemeenschappelijke lijn voor blok A wat betreft de keuze tussen algemene en

maatwerk-/individuele voorzieningen, maar gemeenten hebben beleidsvrijheid om van deze gemeenschappelijke lijn af te wijken. De toegang tot arbeidsmatige dagbesteding wordt nader uitgewerkt met als uitgangspunt dat dit geschiedt door het regionale werkbedrijf in samenspraak met het sociale (wijk/kern)team.

3.2 Wat willen we met het inkoop-en subsidiemodel ?

Het inkoop- en subsidiemodel is tweemaal besproken met de zorgaanbieders in de regio en met de negen gemeenteraden. De reacties op marktconsultatie en consultatie van de gemeenteraden hebben het model aangescherpt. Op 4 juni 2014 start de aanbesteding door publicatie van de bestekken en naar verwachting zijn in november 2014 de zorgaanbieders die zorg gaan leveren bekend. Daardoor houdt de regio rekening met de zorgcontinuïteit voor jeugdhulpcliënten en het overgangsrecht van AWBZ-cliënten.

We sturen actief hierbij op minder concurrentie en meer samenwerking in de zorg. We hebben een balans gezocht tussen meer samenhang in de zorg enerzijds en keuzevrijheid voor cliënten

anderzijds. In de bestekken vragen we aan (grote) zorgaanbieders om per gebied (perceel) één offerte in te dienen met een samenhangend aanbod van zorg, ondersteuning en dagbesteding voor 0-100 jarigen. Daarnaast krijgen kleine aanbieders de mogelijkheid om zorg te leveren via een raamcontract.

We werken met vaste tarieven; de selectie van aanbieders vindt plaats op basis van kwaliteit. Met dit inkoop- en subsidiemodel hebben we een balans gevonden tussen meer samenhang in de zorg en keuzevrijheid voor cliënten.

In de bestekken zijn reeds kwaliteitseisen opgenomen, vooruitlopend op de ontwikkeling van landelijke kwaliteitsstandaarden die te laat gereed zijn om mee te nemen in het offertetraject voor 2015. Daarnaast eisen we conform de landelijke wetgeving dat aanbieders een klachtenregeling hebben en een regeling voor de medezeggenschap van cliënten, waaronder de verplichting om een cliëntenraad te hebben.

In het vastgestelde inkoop- en subsidiemodel zijn de uitgangspunten vastgesteld voor het contracteren van de AWBZ- en Jeugdhulpaanbieders. De organisaties die zorg gaan leveren vanaf 2015 worden beoordeeld op kwaliteit van de dienstverlening, samenwerking met andere zorg- en welzijnspartijen op wijkniveau, op innovatief vermogen en de aanpak voor het betaalbaar houden van de zorg. Door innovatie op te nemen als gunningscriterium komen regiogemeenten tegemoet aan de kritiek dat kleine, innovatieve aanbieders bij de decentralisaties geen kans zouden maken.

3.3 Belevingsgerichte Dagbesteding, dagbehandeling en kortdurend verblijf

Dagbesteding kan uiteenlopende activiteiten omvatten zoals vorming, educatie en het toewerken naar vaardigheden die nodig zijn voor een vorm van arbeid. Dagbesteding draagt bij aan het opdoen van nieuwe ervaringen, maar ook het krijgen van aandacht en het ontwikkelen en versterken van kinderen in hun vermogens en talenten. Dagbesteding is een plek om te ontplooien. Aanbieders kunnende gestelde doelen vormgeven op individuele wijze of door te werken in groepsverband.

Dagbehandeling, ook wel deeltijd verblijf overdag genoemd, is er op gericht dat kind en gezin in staat zijn zich verder te ontwikkelen en sociaal te functioneren zonder ondersteuning of met een minder intensieve ondersteuning dan door de dagbehandeling geboden wordt. Binnen de setting wordt de dagelijkse zorg, die gedurende het verblijf in de groep wordt overgenomen van de ouders, geboden. Het betreft hier de algehele verzorging en (persoonlijke) aandacht volgens een vaste structuur.

Kortdurend verblijf, is het verblijf gedurende een korte periode in een logeerhuis. Dit ontlast de mantelzorgers. Het kind is in een andere omgeving, ontmoet nieuwe mensen en doet andere dingen dan thuis. De logeerlocaties kunnen heel divers zijn, bijvoorbeeld op een boerderij. Tijdens het

(15)

15 kortdurend verblijf is vooral ook ontspanning en vrije tijd het uitgangspunt. Het kortdurende verblijf kan variëren van een paar dagen tot een paar weken.

3.4. Ambulante trajecten (begeleiding, hulp en behandeling, observatie en diagnostiek) jeugd Jeugd en opvoedhulp: hiermee wordt bedoeld alle vormen van ambulante opvoedhulp en gezinsondersteuning die voorheen vanuit de provinciale jeugdzorg werden gefinancierd.

Begeleiding: het geven van ondersteuning bij structuur/dagritme, activering, praktische hulp,

begeleiding bij algemene dagelijkse levensverrichtingen, administratie en emotionele ondersteuning, opvoed- en gezinsondersteuning vanuit de awbz-jeugd voor jeugd tot 18 jaar.

Behandeling: psychologische, psycho-therapeutische en psychiatrische behandeling in het kader van de Kinder- en Jeugd-GGz en licht verstandelijk gehandicaptenzorg (LVG) voor jeugd tot 18 jaar.

Diagnostiek en observatie: het stellen van diagnoses, al dan niet met gebruikmaking van observaties (individueel of groepsgewijs) voor jeugd tot 18 jaar.

Verzorging en begeleiding: het ondersteunen of overnemen van de zelfzorg bij jeugd tot 18 jaar met een aandoening of beperking. Ook het stimuleren om deze activiteiten zelf te doen en het aanleren ervan behoren tot de verzorging en begeleiding, alsook het ondersteunen van ouders/verzorgers in het aanleren van vaardigheden rondom persoonlijke verzorging van het kind.

Wat we regionaal willen :

Aanvullend aan de algemene beleidsdoelstellingen uit ‘Kracht door verbinding’, willen we voor deze producten:

Werken in gebiedsgerichte teams op basis van samenwerking, ofwel het gezamenlijk kunnen vervullen van de zorgbehoefte. Niet alleen met elkaar maar ook met lokale (welzijns)partners;

Werken op basis van beschikbaarheid en het geven van consultatie en advies aan lokale partners, o.a. de sociale wijkteams;

Streven dat kinderen zo lang mogelijk en zo veilig en geborgen mogelijk in de eigen gezins- situatie kunnen leven. We willen een impuls geven aan lichtere vormen van zorg, o.a. kort- durend verblijf/logeren als alternatief voor het inzetten van zwaardere (semi-)residentiele zorg;

Dat de aanbieders verantwoordelijk zijn voor passend vervoer naar de (dagbestedings)locaties;

3.5 Regionale jeugdhulp – blok C (semi-)residentiele zorg en Pleegzorg

Pleegzorg is voor kinderen tot 18 jaar die door opvoedproblemen (tijdelijk) niet bij hun ouders kunnen wonen. Zij gaan bij een pleeggezin wonen. We willen dat kinderen zo veel mogelijk opgroeien in een omgeving die structuur, warmte en veiligheid biedt. Jaarlijks maken ongeveer 24.000 kinderen gebruik van pleegzorg. Er zijn verschillende vormen van pleegzorg, bijvoorbeeld netwerkpleegzorg (eigen netwerk) of crisispleegzorg.

(Semi)residentiele zorg bestaat uit alle zorgvormen, waarbij sprake is van 24-uurszorg en waarbij jeugdigen gedwongen of vrijwillig uit het gezin worden geplaatst in een subsidieaanvrager of ‘huis’

met professionele begeleiding en zorg. Dit kan tijdelijk zijn, bijvoorbeeld alleen doordeweeks, of ook langduriger en gesloten.

(Semi-)residentiele zorg bestaat (nu) uit de volgende deelproducten:

§ Gezinshuis

§ Deeltijd-wonen, Leerhuis, fasehuis, kamertraining, Behandelgroep 24 uurs open in de wijk

§ Behandelgroep 24 uurs open op instituutsterrein jeugd&opvoedhulp

§ Behandelgroep 24 uurs gesloten jeugdzorg-plus

§ Opname / langdurige klinische opname GGz / psychiatrie

§ Beschermd wonen J-GGz en LVG ZZP 4 en 5

§ Crisisplaatsen of crisisopvang ikv spoedeisende hulp jeugd&opvoedhulp, crisis klinisch GGz Voor de contractering van de zorgvormen JeugdzorgPlus, terreingebonden residentiele zorg, gesloten psychiatrische opnames, (L)VG ZZP 4 en 5 en crisisplaatsen spoedeisende hulp (bedden en spoedteam) gaan we samenwerken in G7-verband. Dit zijn de zeven Gelderse jeugdzorgregio’s. Het betreft de voorbereiding en maken van gezamenlijke afspraken over beschikbaarheid, tarieven en

(16)

16 volumes, waarbij de daadwerkelijke formele contractering bij de regio Nijmegen ligt. We gaan deze vormen subsidiëren.

Wat we regionaal willen :

Wij willen in de regio focussen op het toekomstbestendig maken van de residentiele zorg en pleegzorg.

We willen de afspraak met de aanbieders maken dat de 10% korting op pleegzorg en 15% op residentiele zorg zo min mogelijk ten koste gaat van het aantal cliënten in zorg. De korting dient bovenal te worden opgevangen door efficiency, vernieuwing en verbeterde samenwerking met elkaar en met de wijkteams.

We vragen van de aanbieders dat zij een visie op pleegzorg en residentiele zorg opstellen, waarin zij aanvullend aan de algemene doelstellingen uit ‘Kracht door verbinding’ - aangeven:

Hoe de druk op traditionele, terrein gebonden residentiele zorg te verkleinen.

Hoe zij werken aan gerichte opschaling en vooral ook afschaling naar lichtere vormen van zorg en aandacht hebben voor een divers aanbod in de wijk (bijv. gezinshuizen en pauzehuizen).

Hoe zij de duur van de zorg gaan verkorten en flexibeler inzetten;

Hoe zij de pleegzorg aantrekkelijker gaan maken: verschillende vormen, verschillende maten van intensiteit en het bevorderen van de rol van het eigen netwerk (netwerkpleegzorg) en vrijwilligers;

Hoe zij aandacht geven aan een gerichte inzet van kortdurend verblijf (logeren);

Hoe zij de problematiek van de 18-jaarsgrens oppakken. We streven naar een soepele

‘overgang’ en samenwerking met de verantwoordelijken voor de zorg voor 18-plussers.

Meeleefgezinnen

Meeleefgezinnen bieden jonge kinderen van ouders met psychiatrische problemen (KOPP) opvang. Het gaat om een gelijkwaardige relatie waarin de meeleefouders en de ouders van het kind hun eigen

verantwoordelijkheid houden. Een meeleefgezin biedt een veilige plek waar het jonge kind minimaal een dag(deel) per week en een weekend per maand wordt opgevangen. Meeleefouders zijn vrijwilligers, die vanuit maatschappelijke betrokkenheid als meeleefgezin deze opvang willen bieden. Deze betrokkenheid geeft ouders kracht om te herstellen. Herstel van de ouders is het belang van hun kind.

MEE, Entrea, Driestroom en NIM hebben het plan om dit - van oorsprong uit de KOPP afkomstige – aanbod verder uit te bouwen naar andere doelgroepen in Nijmegen. Er wordt gezocht naar meeleefouders in de directe omgeving van het gezin waarbij een meeleefgezin deel kan uitmaken van het sociale netwerk van ouders en kind. Door inzet van een meeleefgezin kan voorkomen worden dat een kind uit huis wordt geplaatst en zo in een duurdere hulpverlening terecht komt. Ook kan de ondersteuning door een professional aan het gezin worden verminderd of zelfs worden afgebouwd. Dit vormt een toevoeging / aanvulling op het aanbod aan kortdurend verblijf / respijtzorg alsook op de (deeltijd-)pleegzorg.

3.6 Het Gedwongen Kader - Jeugdbescherming en jeugdreclassering

De kernvisie van de regionale jeugdbescherming en jeugdreclassering (JB en JR) is om de zorg in de regio Nijmegen verder te versterken onder het motto: 'kinderen groeien het beste op in een gezinssituatie en de veiligheid van de kinderen dient ten alle tijden zo goed als mogelijk geborgd te worden'. In de regionale uitwerkingsnotitie ‘Regionale uitgangspunten voor het Gedwongen Kader’

zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

§ Een veilig opvoed- en opgroeiklimaat staat voorop,

§ Kwalitatief goede jeugdhulp voor een kleine doelgroep,

§ Versterking van het voorveld leidt tot minder maatregelen,

§ Zware jeugdzorg is onderdeel van een sluitende keten,

§ De regie ligt (zo dicht mogelijk) bij het gezin.

Jeugdbescherming, zijnde (Gezins-)voogdij, richt zich op: ‘het realiseren van een stabiele, duurzame en voor de ontwikkeling van de jeugdige, optimale opvoeding.’ Het opleggen van een

kinderbeschermingsmaatregel betekent dat er wordt ingegrepen in het privéleven van de jeugdige

(17)

17 en zijn ouders en dient met waarborgen te zijn omkleed. Alleen de kinderrechter kan besluiten tot een kinderbeschermingsmaatregel, na zorgvuldig onderzoek en advisering door de raad voor de Kinderbescherming (RvdK). In het huidige Casusoverleg Bescherming (COB) wordt dit door de RvdK voorbereid samen met een medewerker van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de uitvoerende JB/JR organisatie(s). Voor uitvoering van de ondertoezichtstelling (OTS) geldt dat het daarbij gericht moet zijn op: ‘het opheffen van de bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind.’

Als een jongere wordt aangehouden door de politie of als een leerplichtambtenaar proces verbaal heeft opgemaakt kan jeugdreclassering worden ingezet. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Het doel van begeleiding door jeugdreclassering is het voorkomen van recidive en het realiseren van een gedragsverandering bij de jongere.

Wat we regionaal willen :

Naast het feit dat de instellingen die JB en JR gaan uitvoeren gecertificeerd dienen te zijn, dienen zij ook te voldoen aan de eisen in het ‘Normenkader uitvoerende organisaties JB en JR’. Daarnaast willen we – aanvullend aan de algemene doelstellingen uit ‘Kracht door verbinding’ - een aantal zaken realiseren:

De instellingen dienen gezamenlijk zorg te dragen voor zo min mogelijk registratie/ bureaucratie en het vereenvoudigen van procedures en protocollen;

De instellingen zorgen voor een goede, solide en efficiënte samenwerking met de partners in de justitiële keten en partners in het lokale veld (lokale (wijk)teams, regieteams). De overall-regie blijft zoveel als mogelijk bij de lokale teams liggen.

De instellingen regelen een goede inzet van dranghulpverlening, die nauw aansluit op de lokale (wijk)teams of regieteams.

De instellingen werken vanuit een systeemgerichte (gezinsgerichte) benadering. Wanneer meerdere kinderen uit één gezin een OTS hebben, dan wordt dit zo veel als mogelijk door één voogd uitgevoerd.

De instellingen werken aan het terugdringen van het aantal maatregelen en het verkorten van de duur van maatregelen, o.a. door tijdige aanmelding voor aansluitende zorg, inzet van

‘lichtere flexibelere maatregelen’ en een betere samenwerking met zorgaanbieders en gezinnen.

We hechten veel waarde aan een divers aanbod voor verschillende doelgroepen.

Project Ingang

Voor de meest bewerkelijke en vaak actief zorgmijdende gezinnen met meervoudige problematiek, kennen Bureau Jeugdzorg (BJz) en Entrea een gezamenlijk vormgegeven aanbod onder de naam Ingang. De

professionals van Ingang weten bij deze groep gezinnen toch een ingang te krijgen en hulp in gang te zetten. Bij Ingang worden de functies Behandelen van Zorgmeldingen en Dranghulpverlening (BJz) gecombineerd met intensieve ambulante gezinsbehandeling (functie van Entrea) en door één professional uitgevoerd. De praktijk laat zien dat dit aanbod voorziet in een behoefte van een kleine bewerkelijke groep.

Met Bureau Jeugdzorg maken we apart afspraken over de transitie op basis van de brief aan staatssecretaris Teeven (feb. 2014). Er is afgesproken dat er een Transitie- en transformatieplan wordt opgesteld. Hierin komen daarnaast de volgende aspecten aan bod:

§ Afspraken over het beëindigen van indicatiestelling en de voortgang van vroeghulp en vraagverheldering in de lokale teams.

§ Ten behoeve van het voorkomen van maatregelen maken we afspraken over de inzet van

dranghulpverlening in het vrijwillig kader. Er worden hierover afspraken met BJz gemaakt over de inzet in de lokale teams.

§ Deelname aan het Advies en Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk Geweld (AMHK).

§ Deelname aan en vernieuwing van het Casusoverleg Bescherming, contacten met de RvdK.

(18)

18

§ Afspraken rond spoedeisende hulp, zorgmeldingen en de toeleiding naar jeugdzorg-plus.

Advies en Meldpunt Kindermishandeling en Huiselijk Geweld (AMHK wordt Veilig Thuis)

Met ingang van 2015 zal het AMHK, de samenvoeging van Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Aanpak Huiselijk Geweld (HG) in werking treden. Dit onderdeel wordt bij doel 5 van de Wmo beschreven - Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg ); het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer scholen geen toegang krijgen tot het beschikbare budget voor de zorg en ondersteuning op school, dreigen zij het onderwijs aan deze kwetsbare kinderen te moeten staken..

gemaakt. 4) Elke gemeente biedt de mogelijkheid van een PGB zoals bepaald in de Jeugdwet. De gemeenten voeren het PGB volgens de wettelijke voorschriften uit en stellen het

Gemeenten zijn vanaf 2015 verantwoordelijk voor de ondersteuning van inwoners die hulp nodig hebben bij het voeren van een gestructureerd huishouden.. Het doel van de ondersteuning

Het is belangrijk dat er een goede aansluiting bestaat tussen deze lokale infrastructuur en de maatwerkvoorzieningen die worden ingezet vanuit de unit zorg en ondersteuning

De beurs draagt de titel ‘Samen beter worden’, omdat huisartsen, patiënten maar ook andere zorgaanbieders steeds meer en vaker samen moeten optrekken om goede kwaliteit te

Een tiende van de Wmo-cliënten is het niet eens met de stelling en is dus van mening geen betere kwaliteit van leven te hebben door de hulp of ondersteuning.. Figuur 21: Door de

Aan een breed algemeen publiek wordt uitgelegd wat gemeenten doen, hoe gemeenten werken en hoe we meer voor elkaar kunnen gaan betekenen.. De veranderingen voor jeugd, zorg,

Website: aan een breed algemeen publiek wordt uitgelegd wat gemeen- ten doen, hoe gemeenten werken en hoe we meer voor elkaar kunnen gaan betekenen. De veranderingen voor jeugd,