• No results found

DE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ IN SOCIOLOGISCH PERSPECTIEF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ IN SOCIOLOGISCH PERSPECTIEF"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

gegeven antwoorden zouden worden gezien door de enquêteur en mo­

gelijk een afkeurende reaktie van hem zouden oproepen.

R esum erend lijkt het gewenst een schriftelijke enquête vooraf te doen gaan door een korte introduktiebrief — naast een begeleidend schrijven bij de vragenlijst zelf — , en de vragenlijst van een uiterste eenvoud te doen zijn. Bij de mondelinge enquête zouden met name de meer intie­

mere vragen zodanig moeten worden gesteld dat de respondent er zeker van is dat de enquêteur zijn antwoorden niet krijgt te zien (bijv.: zèlf- invulling; vragenlijst door respondent zelf in envelop te sluiten etc.).

BESPREKINGSARTIKEL

DE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ IN SOCIOLOGISCH PERSPECTIEF

d o o r J. E . E L L E M E R S

DE STUDIE VAN MAATSCHAPPIJEN ALS G EHEEL

Op sociologische studies van m aatschappijen als geheel heeft lang het odium gerust van journalistieke oppervlakkigheid en anecdotische ’w eetjeskunde’.

Sinds h et verschijnen van voortreffelijke studies als R . M. W illiams’ A m erica n S o ciety (1951), m aar misschien nog m eer o n d er invloed van de recente aan­

dacht voor ’nieuwe naties’ e n ontw ikkelingslanden, hebben sociaal-weten- schappelijke studies over m aatschappijen als geheel en de veranderingen daarin een m e er respectabele status gekregen. Z elfs hebben deze laatste stu­

dies — w aarvan h e t in 1955 d o o r D . E. A p ter gepubliceerde The C o ld C oast in Transition (in 1963 in herziene versie verschenen als Ghana in T ransition) als voorbeeld van een ’m inor classic’ genoem d k a n w orden — m acro-sociolo- gische analyses van de ontw ikkeling van ’w esterse’ m aatschappijen gestim u­

leerd; getuige b.v. Lipsets boek over de V erenigde Staten onder d e veelzeg­

gende titel The F irst N e w N ation.

Deze herlevende aandacht voor m aatschappijen als geheel — w aarbij tegelijk ook tal van oudere, vooral historische studies w eer nieuwe relevantie kregen

— heeft in d e laatste jaren oo k geleid tot enkele puW ikaties over d e th eo re­

tische en m ethodologische problem en bij het bestuderen en vergelijken van nationale sociale systemen. H ier zij slechts terloops gewezen op twee van dergelijke publikaties: Gross, The S tate o f th e N a tio n : Social S yste m s A c ­ counting en B auer (ed.), Social In dicators.

Beide boeken zijn bedoeld als bijdragen tot de discussie die m oet leiden tot een m eer geïntegreerd en internationaal aan v aard stelsel van indicatoren voor ’national social accounting’. D e overw eging daarbij is, dat dergelijke

’accounts’ nog te veel alleen gebaseerd zijn op ’h a rd e ’, vnl. economisch-statis- tische gegevens, m aar dat ook gezocht m oet w o rd e n naar equivalente ver-

(2)

gelijkingsm aatstaven voor m eer kw alitatieve, ’zachtere’ politieke, sociale en culturele gegevens. G ross kiest daartoe in zijn S tate o f th e N a tio n 1 voor een systeem model en p oogt de m oderne inzichten hierover in de econom ie, socio­

logie, politicologie en planning te integreren. H et boek bevat d a n ook ho o fd ­ stukken over nationale sociale systemen, systeem structuur, systeem v errich­

ting (’system perform ance’) en hoe de inform atie over system en in ’sociale indicatoren’ verw erkt kunnen w orden. D e visie en de greep op de m aterie is daarbij im ponerend, m a ar zoals zo vaak in dergelijke gevallen, m en zou een toepassing van de soms zeer com plexe analytische schem a’s zo graag eens in concreto gedem onstreerd zien.

H etzelfde geldt eigenlijk voor het, zoals de titel al aangeeft, hier nauw bij aansluitende Social In dicators,2 dat behalve een eerdere versie van G ro ss’

zojuist genoem de boek, bijdragen bevat van Bauer, Biderm an, R osenthal en Weiss. Deze bundel kw am voort u it de behoefte om de gevolgen van tech n o ­ logische veranderingen, zo niet te voorspellen, dan wel te ’anticiperen’. H et is echter niet de bedoeling hier in te gaan op de vele interessante beschouw in­

gen over h et gebruik van indicatoren bij analyse van doeleinden, bij het voor­

spellen en bij ’organizational feedback’. Slechts zij gewezen op de relevantie van deze problem atiek voor de studie van veranderingen, het voorspellen van toekomstige ontw ikkelingen en het vergelijken van nationale sociale syste­

men.3

M aar n u verder m eer ’down to e a rth ’, in casu de N ederlandse m aatschappij.

DRIE STUDIES OVER DE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ

Tot voor k o rt was er eigenlijk geen enkele sam envattende sociologische studie over de N ederlandse m aatschappij. Slechts bestond de in 1961 te r gelegen­

heid van het vijfentw intigjarig jubileum van de N ederlandse Sociologische Vereniging verschenen bundel D rift en koers: Een halve eeu w sociale veran ­ dering in N e d e rla n d,4 Alhoewel deze bundel tal van uitstekende bijdragen bevat, m ist h et door h et grote aantal auteurs echter een eenheid van conceptie.

De laatste twee ja ar is hier ingrijpende verandering in gekom en. Z o beschik­

ken we n u over niet m inder dan drie studies die een sam envattende sociologi­

sche visie op d e N ederlandse m aatschappij geven.

In volgorde van verschijnen m oet daarbij als eerste genoem d w orden het proefschrift van K raem er T he Societal State, m et als ondertitel ’T h e m odern osmosis o f State and Society as presenting itself in T h e N etherlands in parti- cular: A case study of a general tren d ’.5 H et is een historische analyse van de 1 Bertram M. Gross, The State of the Nation: Social Systems Accounting.

London: Tavistock Publications, 1966, x + 166 pp.

2 Raymond A. Bauer (ed.), Social Indicators. Cambridge, Mass.: The M.I.T. Press, 1966, xxii + 357 pp.

3 Voor een uitwerking en toepassing van verschillende van deze gezichtspunten zie twee afleveringen van The Annals of the American Academy o f Political and Social Science, ’Social Goals and Indicators for American Society’, I (May 1967), II (Sept. 1967).

4 Zie voor een bespreking van dit boek William Petersen, ’A Nation Adrift, or on Which Course?’, Sociologische Gids, jrg. 11 (jan-april 1964), pp. 84-91.

5 P. E. Kraemer, The Societal State. Meppel: Boom, 1966, viii + 210 pp.

(3)

relatie tussen staat en m aatschappij, die behalve sociologisch in bepaalde op­

zichten o o k ’ideeengeschichtlich’ genoem d k an w orden, aangevuld m et en gefundeerd door de sociaal-econom ische gegevens.

E erst w ordt nagegaan hoe n a het absdlutism e zich o nder invloed van de F ranse en industriële revolutie een scheiding voltrok tussen staat en m aat­

schappij in het liberalism e (’the F re e Society’). D ezelfde krachten die aan het liberalism e ten grondslag lagen, leidden, volgens K raem er, echter ook tot h aa r verval en tot het o ntstaan van de ’Societal S tate’, de verm aatschappe- lijkte staat.

H et is deze laatste ontwikkeling die in het eerste en tw eede hoofdstuk geana­

lyseerd w ordt aan d e hand van de sociaal-econom ische geschiedenis van N ederland gedurende de laatste honderd jaar. In hoofdstuk tw ee w ordt dit ten aanzien van drie ontw ikkelingen uitgew erkt: de groei van het organisatie­

wezen, d e em ancipatiebewegingen en de ontw ikkeling v an het sociale gewe­

ten. V ooral de analyse van d e viervoudige em ancipatiebeweging (van K atho­

lieken, o rth o d o x Protestanten, arbeiders en vrouwen) bevat tal van interes­

sante en op ingenieuze wijze verkregen gegevens, o.a. indices over de K atho­

lieke em ancipatie. H et laatste hoofdstuk is een co n fro n tatie van d e verm aat- schappelijkte staat m et de verantw oorde m aatschappij (’th e Responsible So­

ciety’), een enigszins M annheim iaans aandoende beschouw ing — alhoewel M annheim zelf nauwelijks te r sprake kom t.

O ok tam elijk historisch van opzet is G oudsblom s D u tch Society, h et eerste deel van een serie over m oderne m aatschappijen in de bekende R andom H ouse reeks ’Studies in Sociology’.6 D it boekje, d at n a a r de w oorden van de auteur m eer descriptief d an theoretisch is, geeft een analyse van de ontw ik­

keling van de N ederlandse m aatschappij aan d e h an d van de ’simpele them a’s’

van continuïteit en verandering en van eenheid en verscheidenheid. N a een korte inleiding, w aarin d e begrippen natie, m aatschappij, sociale structuur en cultu u r beknopt w orden aangeduid — G oudsblom ziet welbewust af van het gebruik van andere en m eer com plexe sociologische begrippen — volgen hoofdstukken over het historisch perspectief, dem ografische samenstelling en sociale differentiatie, nationale integratie, over gezin en lokale sam en­

leving en een k o rt sam envattend hoofdstukje.

Beginpunt van G oudsblom s analyse is h et ontstaan van d e N ederlandse natie aan het eind van de 16e eeuw, die zich in de 17e eeuw consolideerde to t een

’gem enebest van burgers’. Tegen deze achtergrond w orden vervolgens de processen van m odernisering geschetst, w aarm ee d e N ederlandse m aatschap­

pij in d e loop van d e 19e eeuw in toenem ende m ate geconfronteerd is. D eze processen van m odernisering, die gekenm erkt w orden door een grote m ate van geleidelijkheid, leidden o.a. tot een toenem ende aanvaarding van een gem eenschappelijke nationale cultuur en een verdere spreiding van de bu r­

gerlijke ’civility’. D e nieuwe integratie die ontstond, was echter een zeer spe­

cifieke. G oudsblom noem t het een gesegm enteerde integratie, w aardoor in de periode 1870-1920 o n d er invloed van de schoolstrijd, d e uitbreiding van het kiesrecht en de sociale wetgeving de bekende verzuilde structuur ontstond. D it alles w ordt nad er uitgew erkt in d e hoofdstukken over dem ografische samen- 0 Johan Goudsblom, Dutch Society. New York: Random House, 1967, xii + 175 pp.

(4)

stelling en sociale differentiatie, waarbij o.a. gewezen w ordt op de beperkte sociologische aandacht vo o r h et probleem van de sociale stratificatie in zijn totaliteit, en over nationale integratie. In het hoofdstuk over ’Fam ily and C om ­ m unity’ w orden de nog betrekkelijk spaarzam e gegevens o ver het N ederlandse gezin en over lokale sam enlevingen samengevat.

H et boekje als geheel overziend, lijkt het me enigszins te lijden o n d er zijn be­

knoptheid. Alhoew el G oudsblom er uitstekend in geslaagd is een beeld te schetsen van de continuïteit èn de veranderingen in de N ederlandse m a at­

schappij, blijft zijn betoog o p verschillende plaatsen te globaal o f een opsom ­ ming van ’catchw ords’, zoals m echanisatie, arbeidsverdeling, centralisering, urbanisering. Deze processen w orden echter weinig diepgaand uitgew erkt o f in ieder geval em pirisch w aargem aakt. A an d e andere kant biedt b.v. de p a ra ­ graaf over het onderw ijs een zeer conciese sociologische analyse van de o nder­

w ijsproblem atiek, ook al berust het m aar ten dele o p concreet o p N ederland betrekking hebbend m ateriaal.

In principe geheel anders van opzet is h et A ula-boek van V an D aalen W ij N ederlanders: E en sociologisch e verkenning.7 D eze au teu r wil geen descrip- tief-historisehe benadering presenteren, m a ar poogt vanuit een tweeledige sociologische optiek de N ederlandse m aatschappij te analyseren. D e eerste optiek is gericht op d e sam enleving als geheel en legt de nadruk op veran de­

ringen in d e samenleving. Als een centraal m echanism e bij deze m acro-socio- logische optiek beschouw t V an Daalen, in navolging v an Vercruijsse, het stre­

ven n aa r verandering van de verdeling van rechten o p ’schaarse’ goederen en w aarden. D it zijn in concreto: bestaanszekerheid, beroepsprestige, carrière­

mogelijkheden, m acht, beschikking over tijd en deelnam e aan cultu u rp atro ­ nen. D e tweede optiek, die m eer geschikt zou zijn voor analyse op meso- en micro-niveau, gaat uit van betrekkelijke rust. D eze benadering w ordt volgens de schrijver gekenm erkt door h e t begrip ’systeem ’, w aarvan hij V an D o o m en L am m ers’ M o d ern e sociologie een voorbeeld acht.

N a een uiteenzetting over deze en enkele andere zaken, o.a. over de objectivi­

teit, volgen hoofdstukken over arbeidsdeling en d e gevolgen, publiekrechtelijke organisaties, verzuiling, veranderingsorganisaties o p de arbeidsm arkt, het o n ­ derwijs als veranderingsorganisatie en over m annen, vrouw en en h u n leeftijd.

H et geheel w ordt ondersteund en geadstrueerd door een groot aantal, v e d a l in tabellen weergegeven, statistische gegevens. H e t is echter interessant om vast te stellen, dat deze gegevens nagenoeg uitsluitend betrekking hebben op de jaren vijftig en vooral zestig.

H et boek is dan ook te karakteriseren als een up-to-date sam envatting van een groot aantal gegevens over d e N ederlandse m aatschappij. A fgezien van allerlei terzijdes, die ech ter vaak te beknopt zijn o m duidelijk te m aken w at nu precies bedoeld w ordt,8 en verschillende kennelijk als grappig bedoelde

7 P. van Daalen, Wij Nederlanders: Een sociologische verkenning. Utrecht/Ant­

werpen: Aula-boeken, 1967, 256 pp.

8 Enkele voorbeelden hiervan zijn o.a. de uiteenzettingen over ’persoonsontwikke- ling’ (p. 36), over ’self-fulfilling’ en ’self-destroying prophecies’ (pp. 49-50) over macht en regeling ’Grootboek woningverbetering’ (p. 74) en over de voorlopers, van de democratie (pp. 105-6).

(5)

opm erkingen,9 geeft het boek wel het een en ander. M aar is dit w at d e schrij­

ver beoogt? Hij heeft nl. duidelijk de pretentie vanuit een bepaalde sociolo­

gische ’optiek’ de N ederlandse m aatschappij te bezien. Hij heeft daarbij voor de m acro-behandeling, die terecht de n ad ru k krijgt, gekozen voor d e verde­

ling van ’schaarse’ goederen (en w aarden). E n h e t m oet gezegd w orden, hij heeft het zichzelf daarm ee niet gem akkelijk gem aakt.

Z o is duidelijk, d a t de gekozen optiek zich ten aanzien van bepaalde insti­

tutionele sferen m akkelijker la at toepassen d a n te n aanzien van andere. M aar w aarom is niet gepoogd deze optiek n u eens duideüijk uit te w erken voor de politieke verhoudingen, w aar we h e t principe van verdeling van schaarse goederen in optim a fo rm a aantreffen?

H et lijkt m e d a t dit alles misschien te m aken heeft m et de paradoxale situatie, dat de schrijver enerzijds beoogt vanuit zijn theoretische optiek de n adruk te leggen op verandering, m aar anderzijds deze optiek toepast op louter descrip­

tief, a-historisch m ateriaal. Hij heeft dit zelf verm oedelijk ook gezien, getuige zijn w at cryptische opm erking ’D e veranderingen in een sam enleving dienen uitgangspunt te zijn, niet de veranderingen van d e sam enleving’ (p. 17; cursi­

vering van V an D aalen). Als ik hem goed begrijp, wil hij hierm ee zeggen, dat het hem om de m echanism en van verandering gaat en niet om de veranderin­

gen zelf. H et blijft n a a r mijn m ening vooralsnog een vraag of m en verande- ringsm echanism en k a n onderkennen zonder de veranderingen zelf in be­

schouwing te nem en. D e d o o r V an D aalen gevolgde werkwijze heeft mij daar althans niet van overtuigd.

W anneer we de drie boeken globaal m et elkaar vergelijken, dan blijkt d a t K raem er en G oudsblom een m eer historische visie geven. K raem er wil d aa r­

bij een algem ene ontw ikkeling illustreren aan de hand van N ederland. Zijn visie is ook m eer ’geëngageerd’, vooral toegespitst op d e vraag hoe de ontw ik­

keling n aa r een ’verantw oorde m aatschappij’ van d e toekom st zou m oeten zijn. G oudsblom beperkt zich duidelijk tot N ederiand. Hij gaat historisch ver­

der terug en geeft een m eer geïntegreerd ’totaal’ beeld, w aarbij continuïteit en verandering, eenheid en verscheidenheid duidelijk op elkaar betrokken w orden, m aar blijft d o o r zijn beknopte om vang aan de oppervlakte. O ndanks zijn uitgesproken ’optiek’, is V an D aalens boek m erkw aardig genoeg het meeste feitelijk, m a ar ook het m eest verbrokkeld. W anneer het mogelijk zou zijn u it bestaande boeken zonder m oeite n aa r eigen voorkeur een nieuw boek te ’assem bleren’, dan zou m ijn voorkeur uitgaan n aa r een boek, d a t een histo­

risch perspectief en een ’totaal’ beeld geeft als dat v an G oudsblom , m aar m et minstens zo veel em pirische inform atie als V an D aalen — echter dan ó f m et een beter uitgew erkt, ó f m et een soepeler toegepast theoretisch k ader — , het geheel voorzien van een vleugje ’sociologische verbeelding’ a la K raem er.

9 ’ ’Wie kent niet de ombudsman, de ombudsman uit Scheveningen’, zo zou over een aantal jaren een bekend volksliedje kunnen beginnen’, (p. 113).

. ’De meest gebruikte methode zou in Nederland de ’volksmethode’ zijn (coïtus inter- ruptus), ook wel genaamd ’voor het zingen de kerk uitgaan’.’ (p. 220).

(6)

DE VERZUILING

A an het m erkw aardige N ederlandse fenom een d e verzuiling zijn to t nog toe slechts artikelen gewijd — waarbij natuurlijk m et ere d e naam van J. P. K ruijt genoemd m oet w orden — , die al of niet sam engevat zijn in speciale num m ers van tijdschriften en bundels.10 D aaraan is enkele jaren geleden nog toegevoegd de bundel P acificatie en d e zuilen ” , m et n a a r goed N ederlands gebruik, bij­

dragen v an a u te u rs v an verschillende levensbeschouwelijke huize. E chter niet alleen vanw ege déze diversiteit vertonen de bijdragen weinig onderlinge sa­

menhang.

K ruijt h erh a alt zijn visie, d a t er nog weinig sprake is (was?) van structurele ontzuiling, m a a r wel een tendentie tot psychologische ontzuiling. W aterinks artikel is een so o rt apologie van de verzuiling in het onderwijs. Rooij stelt dat het k arak ter v an de N ederlandse kranten niet bepaald w ordt door econo­

mische pressie vanw ege georganiseerde groepen v an buitenaf en concludeert dat de verzuiling van de dagbladpers eigenlijk toch niet zo sterk is als wel gem eend w ordt. V oorts is e r een w at ingewikkeld, zichzdlf soms herhalend betoog over zuilvorm ing, verzuiling en ontzuiling van G ielen, een verhande­

ling over pacificatie in de om ro ep van Oostindie en — m irabile dictu — over het film bedrijf (V an G orkum ) dat doordat het niet verzuild is, grote groepen van de bevolking in een isolem ent zou hebben gelaten.

Sinds enkele m aan d en is er nu echter ook een sam envattend boek over dit onderw erp, nl. V erzuiling, pacificatie en kentering in d e N ederlan dse p o litiek van de tot nog to e in A m erika w erkzam e politicoloog van — kennelijk — N ederlandse origine L ijphart.12 D it boek bevat, behalve een inleidend ho o fd ­ stuk over de k entering in de N ederlandse politiek, w aarin gewezen w ordt op de sfeer van o n ru st en onbehagen gedurende de laatste jaren, twee delen: een overzicht van d e verzuiling (ca 160 pagina’s) en een theoretisch deel (ca 40 pagina’s). In feite bestaat h et echter uit drie delen. O m dat het behalve een aantal nieuw e gegevens, o o k enkele originele theoretische gezichtspunten biedt, w il ik e r w a t uitvoeriger op ingaan.

D e eerste h o ofdstukken van deel I geven een overzicht en sam envatting van de feitelijke situatie m et betrekking tot de verzuiling, vooral gebaseerd o p de resultaten van een — in o p d rac h t van de schrijver? — in novem ber 1964 in­

gestelde enquête. D eze enquête bevat een groot aantal interessante gegevens, 10 Zie de verzuilingsnummers van Sociologische Gids, jrg. 3 (maart-april 1956); en Socialisme en D em ocratie, jrg. 14 (jan. 1957). Voorts Sociologisch Jaarboek, deel 11 (1957); J. P. Kruijt, e.a., Verzuiling (Zaandijk: Heijnis, 1959); J. P. Kruijt en W. Goddijn, ’Verzuiling en ontzuiling als sociologisch proces’, in D rift en koers (Assen: Van Gorcum, 1961), pp. 227-63; Social Compass, vol. 9, no. 1-2 (1962);

J. I. Poeisz, ’Gruppenisolierung, Kirchlichkeit und Religiosität: Das niederlän­

dische Beispiel’, Internationales Jahrbuch für Religionssoziologie, I (1965), pp.

113-50. Voor een recent overzicht zie ook I. A. van Kemenade, De Katholieken en hun onderwijs (Meppel: Boom, 1968), pp. 56 w .

11 P. H. van Gorkum (red.), Pacificatie en de zuilen. Meppel: Boom, 1965, 200 pp.

12Arend Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek.

Amsterdam: De Bussy, 1968, 228 pp. D it boek is een door de auteur zelf verzorgde bewerking van zijn The Politics o f Accomodation: Pluralism and D emocracy in the Netherlands, dat tegelijkertijd bij de University of California Press verscheen.

(7)

w aarin partijkeuze en godsdienstige gezindte m et elk aar en m et variabelen als w elstand, beroep, leeftijd, vakbondslidm aatschap, h et lezen van dag- en om roepbladen en vriendschappelijke relaties, vergeleken worden.

N a een tussenhoofdstuk over ’interlocking d irectorates’, houdt de schrijver zich in de rest van deel I vooral bezig m et de v raa g w aarom d e N ederlandse d em ocratie o ndanks de grote verdeeldheid in vergelijking m et an d e re co n ti­

nentale dem ocratieën zeker tot 1965 zo’n opvallende stabiliteit heeft v er­

toond. H ij wijt d it niet in de eerste plaats aan de nationale saam horigheid of aan d e rol van h e t O ranjehuis als nationaal sym bool, m aar eerder aan h e t feit d at religieuze en klassetegenstellingen niet sam envallen. N og belangrijker acht hij d a t er een m inim um aan consensus was en d a t de leiders van alle zuilen op basis van evenredigheid serieus bereid w aren n a a r oplossingen te zoeken v oor ideologische geschillen, hetgeen op den d u u r to t perm anente en u itein­

delijk zelfs tot officieel door de wet erkende toporganisaties leidde, w aarin confederatief overleg plaats vindt. H et succes v an deze pacificatie-politiek, die niet de zuilen zelf to t elkaar bracht, w erd nog bevorderd d o o r de politieke spelregels die de élites in acht nam en; te weten: een ernstige, zakelijke instel­

ling, verdraagzaam heid, voortdurend topoverleg bij belangrijke politieke kwesties, h e t principe van evenredigheid, depolitisering van gevoelige kw es­

ties, geheim houding en een grote m ate van zelfstandigheid en autonom ie van de regering. In tegenstelling tot de ideologische relaties m et d e aanhangers, w orden de relaties tussen de élites onderling gekenm erkt do o r zakelijkheid.

D e N ederlandse politiek is volgens L ijphart niet saai d o o r het ontbreken van strijdpunten, m a a r doordat zij zorgvuldig in to o m gehouden w orden door élites. D it acht hij niet een sym ptoom van ziekte v an het dem ocratisch bestel, m aar juist van gezondheid, in casu stabiliteit.

D e keerzijde van d e medaille is echter dat d it de oligarchische tendenties heeft versterkt en heeft geleid tot politieke volgzaam heid, lijdelijkheid en o nver­

schilligheid (vergeleken m et E ngeland, D uitsland, Italië en de V.S. b leken b.v.

de N ederlandse kiezers duidelijk m eer ’respectful’ te zijn). D it alles heeft de laatste ja re n echter ook geleid tot een kentering in het politieke bestel, o.a. tot uiting kom end in e e n vergrote belangstelling vo o r kleine partijen, die L ijp­

h art een veiligheidsklep voor het systeem noem t. O ndanks h e t laatste deel van d e titel van zijn boek, wenst hij echter de toekom stige ontw ikkeling d a a r­

van uitdrukkelijk niet te voorspellen.

In het tw eede deel w orden deze beschouw ingen in een m eer algem een th eo re­

tisch k ad e r geplaatst, w aartoe hij als uitgangspunt neem t d e politiek-sociolo- gische theorie van het pluralisme. D aarbij schenkt hij vooral aandacht aa n de d o o r hem genoem de ’derde stelling’ van deze theorie, nl. dat dw ars d o o r el­

k aa r lopende politiek relevante scheidslijnen en bindingen (’crosscutting soli­

darities’) h e t handhaven van een stabiele dem o cratie bevorderen. N ederland, w aar de scheidslijnen tussen de zuilen ’mutuallly reinforcing’ zijn en d a t toch een hoge m ate van dem ocratische stabiliteit kent, lijkt, volgens d e schrijver, hierop een uitzondering te vormen.

N a nog een aantal theoretische alternatieven te hebben onderzocht en deels te hebben verw orpen, keert L ijphart terug n a a r zijn 'derde stelling’ van de politiek-sociologische theorie van het pluralism e do o r deze aanvankelijk om te keren. W anneer dw arslopende scheidslijnen een gunstige invloed hebben op de stabiliteit van de dem ocratie, zou om gekeerd bij afwezigheid van dw ars-

(8)

lopende scheidslijnen en bindingen een dem ocratie ten prooi vallen aa n o n ­ stabiliteit en desintegratie. E n dit nu is volgens L ijphart in N ederland een

’self-denying p ro p h ecy ’ geworden. In N ederland zouden sam envallende scheidslijnen de bevolking zo van elkaar gescheiden en geïsoleerd houden, dat toen deze diagnose eenm aal gesteld was, de élites van d e zuilen — m et nam e zou dit zijn sinds 1910 — zich ervan bew ust w erden d a t zij deze gevaarlijke situatie niet langer m ochten laten voortduren. D it heeft door h e t besef dat alle zuilen een perm anente m inderheidspositie innem en, o.a. een ’p ru d en t leadership’ in d e h a n d gew erkt, hetgeen Lijphart ook als een voorw aarde voor een stabiele dem ocratie ziet. Bovendien kan volgens hem overkoepelende sa­

menwerking op het niveau van élites dezelfde functie vervullen als dw arslo- pende bindingen o p lagere niveau. Sterker nog, hij m eent op grond v an het N ederlandse voorbeeld te kunnen stellen, dat, ’w anneer verschillende bevol­

kingsgroepen sterk uiteenlopende levensbeschouwingen aanhangen en belan­

gen hebben, een onderling isolement tussen deze groepen bevorderlijker is vo o r de stabiliteit v an het dem ocratische stelsel dan een hoge m ate van dw ars- lopende verbindingen’ (p. 208). M aar hij wijst er o o k op, dat ’pru d en t lead er­

ship’ bevorderd is d o o rd at religieuze en sociale scheidslijnen in N ederland ongeveer loodrecht o p elkaar staan en dat de stabiliteit van de dem ocratie ook vergroot w ordt d o o r de p u re aanwezigheid van talrijke organisaties, zelfs al zijn ze verzuild.

H e t ’self-denying pro p h ecy ’ effect van de theorie van het pluralism e, d e o ver­

koepelende co ntacten op het niveau van de élite in plaats van dw arslopende scheidslijnen en b an d e n en het daaruit voortvloeiend ’prudent leadership’, m aken volgens L ijp h a rt d e N ederlandse pacificatie-politiek niet e e n uitzo n ­ dering, m aar een altern atief type van de (vooral Angelsaksische) stabiele de­

m ocratie die b erust op dw arslopende banden en scheidslijnen.

H e t is verleidelijk o p allerlei do o r L ijphart aan de orde gestelde p unten in te gaan. Ik zal mij e c h te r m oeten beperken tot enkele hoofdpunten. U itgaande v an d e door L ijp h a rt zelf genoem de feiten en overwegingen, wil ik enkele kanttekeningen m ak en bij de wijze w aarop hij zijn feiten heeft geïn terp re­

teerd en zijn overw egingen heeft gerangschikt.

A llereerst lijkt het m e, d a t L ijphart zijn analyse niet ver genoeg in de histo­

rische dimensie d o o rtre k t. ’P rudent leadership’ gebaseerd o p h e t besef dat iedere zuil een p erm a n en te m inderheidspositie inneem t, is niet iets d a t zich pas bij de consolidering van de pacificatie-politiek openbaarde. Sinds d e d a ­ gen van de Republiek is de N ederlandse natie gekenm erkt door een tam elijk p rec air evenwicht tussen de drie voornaam ste ’volksdelen’, de orthodoxe P ro ­ testanten, de m eer vrijzinnige ’burgers’ en de K atholieken (welke laatsten nog lang een num erieke m eerderheid vorm den).13 T o en de natie in d e loop v a n de 19e eeuw door d e zich opdringende processen van m odernisering geconfron­

te erd w erd m et d e n o odzaak van een verdere integratie, vond deze plaats langs lijnen van reeds geïnstitutionaliseerde m inderheidsbescherm ing en groeps-

13 Uitvoeriger hierover J. E. Ellemers, ’The Revolt of the Netherlands: The Part Played by Religion in the Process of Nation-building’, Social Compass, vol. 14 (1967), pp. 93-103.

(9)

particularism e.14 M.a.w. ’pru d en t leadership’ is niet iets dat de pacificatie- politici vo o r het eerst hebben uitgevonden, m a a r is reeds veel lan g er een vereiste geweest in de ’politieke cu ltu u r’ van een n atie bestaande u it verschil­

lende ’m inderheden’, die geen van alle in alle opzichten een m eerderheids­

positie innam en en daaro m steeds w isselende coalities moesten aangaan. Dit is het bijzondere van d e N ederlandse natie.

N og om andere redenen doet L ijpharts ’om gekeerde bewijs’ van h e t pluralis­

m e via het m echanism e van ’self-denying p ro p h ecy ’ w at geforceerd aan. D aar­

bij speelt hem verm oedelijk parten de wijze w aa ro p hij verzuiling opvat. Hij

* heeft het m eestal o ver drie zuilen: een katholieke, een protestants-christelijke en een ’algem ene’; som s echter ook over vier, w aarbij hij d e algem ene zuil verdeelt in een socialistische en een liberale. Z ijn eigen analyses m a k en echter reeds duidelijk, d at deze drie (of vier) zuilen n iet zo duidelijk v a n elk aa r af te grenzen en geïsoleerd zijn als hij voorstelt. Bij d e K atholieken — wel eens genoem d d e enige ’echte’ zuil — is (was?) de zuilstructuur wel duidelijk. Bij de Protestanten, m et verschillende politieke partijen, vele kerkgenootschap­

pen, één (of twee?) radio-om roepen, ligt h e t a l aanzienlijk gecom pliceerder;

om van h et vreem de conglom eraat van onkerkelijken, hum anisten, socialisten, liberalen, NVV, A V R O (en V PRO?) m a ar helem aal te zwijgen. A nders ge­

zegd: buiten d e K atholieke zuil hebben w e reeds te m aken m et tal v a n organi- sationele overlappingen. L ijp h art rek en t vo o rts consequent d e onkerkse K atholieken en H ervorm den to t d e ’algem ene zuil’. In feite gaat het hier om een groot aantal ’crosscutting solidarities’, zoals o o k blijkt u it zijn tabellen over godsdienst en partijkeus. N og interessanter misschien zijn zijn gegevens over w elstand en beroep n a a r partijkeuze en godsdienstige gezindte (pp. 32-33 en 95-96), w aaruit zonneklaar blijkt dat zek er de drie oonfessionele partijen èn de drie door hem onderscheiden zuilen een vrij redelijke dw arsdoorsnede vorm en van de sociaal-econom ische sam enstelling van de N ederlandse bevol­

king als geheel. L ijphart herinnert h ier trouw ens zelf aan in d e laatste pagina’s van zijn boek.

Z o gezien is de N ederlandse verzuiling niet e e n so o rt ’om gekeerd bewijs’ van de theorie van het pluralism e en een altern atief type van de stabiele dem ocra­

tie, gekenm erkt d o o r het ontb rek en van dw arslopende banden en scheidslij­

nen. N iet alleen aan de top, m aar ook aa n de ’basis’ zijn e r — en soms al heel lang — dw arslopende verbindingen en overlappingen; m et uitzondering mis­

schien — to t voor k o rt tenm inste — van d e K atholieke zuil. O ok de N eder­

landse m aatschappij heeft een pluralistisch k a ra k te r m et ’crosscutting solida­

rities’. H e t vorm t vooral een v arian t van an d e re stabiele dem ocratieën door een sterker groepsparticularism e (echter ook m e t tal van ’crosspressures’) in sam enhang m et een sterk geïnstitutionaliseerde m inderheidsbescherm ing.

H et is duidelijk, d a t h ier nog veel m eer over te zeggen is. H et zou daarbij wen­

selijk zijn, d a t m eer nauw keurige m aatstaven voor vergelijking ontwikkeld worden, zoals in het begin van d it artikel w erd uiteengezet. D it neem t niet weg, d at h et Lijpharts verdienste is alle feiten en inzichten eens bij elkaar te hebben gebracht en — w at m isschien n o g belangrijker is — z e te hebben geconfronteerd m et een aantal belangrijke sociaal-wetenschappelijke theo­

rieën.

14 Zie hierover het uitstekende artikel van I. Schöffer, ’Verzuiling, een specifiek Nederlands probleem’, Sociologische Gids, jrg. 3 (juli 1956), pp. 121-27.

(10)

EEN FACETSTUDIE OVER DE VERZUILING: ABRAHAM KUYPERS’

IDEOLOGIE

Tenslotte zij h ier verm eld, als voorbeeld van een facetstudie over de begin­

fase van één van de zuilen, V an W eringhs H e t m aatsch appijbeeld van A b r a ­ ham K u y p e r .lh D it is een sociologische studie over de idedlogieën — V an W eringh zelf spreekt van w aarde-oriëntaties — van de antirevolutionaire vo o r­

man, w aarvan d e k ern gevorm d w ordt door een (inhouds)analyse van diens gepubliceerde ideeën. H et is dus niet een studie over de antirevolutionaire be­

weging als geheel en de au teu r gaat dan oo k nauwelijks in op de structurele aspecten van deze beweging.

N a een inleidend hoofdstuk, w aarin probleem stelling en begripsvorm ing aan de orde kom en, geeft V an W eringh een historisch-sociologische analyse van de kentering ro n d 1870. In term en van M ertons bekende anom ie-typologie kenschetst hij de reactie van conservatieven als ritualism e, van de liberalen als conform ism e, van de socialisten aanvankelijk als innovatie en van de K atholieken (do o r h u n ’dubbele’ oriëntatie) als een m engvorm , terwijl de G ereform eerden aanvankelijk gekenm erkt d o o r ’retreatism ’ onder leiding van K uyper to t rebellie kwam en. Vervolgens kom en K uypers concepties van het sociaal-wenselijke te r sprake, die m eer ’organisch’ zijn tegenover de m eer

’atomistische’ denkbeelden van de anderen. D an volgen tw ee hoofdstukken over de ’binnencirkel’, een sociaal systeem van ’aparth eid ’, en de verovering van de buitencirkel, het streven van K uyper om zijn ideeën op de N ederlandse maatschappij to e te passen. K uyper kom t hieruit naar voren als een a u to ri­

taire op m acht beluste charism atische leider wiens dem ocratische oriëntatie m eer een kwestie van ’tactiek’ dan van progressieve gezindheid is. H et m eest opm erkelijke h o o fd stu k is het 'laatste, w aarin V an W eringh na gewezen te hebben op de ’initiale tegenstrijdigheden’ van de F ranse revolutie, K uypers ideologie vergelijkt m et die van de andere restauratieve theoretici u it zijn tijd en zelfs gew aagde parallellen suggereert m et bewegingen als het nationaal- socialisme, 1’A ction Française, de Z uidafrikaanse apartheid en de John Birch Society. A l deze bew egingen zouden gekenm erkt w orden d o o r een kiezen voor een ’G em einschafts’-type sam enleving met status-, ’folk’- en ’sacred’

waarden.

H elaas moet volstaan w orden m et deze (te) beknopte aanduiding van een wel zeer ’geëngageerde’ studie. Slechts wil ik er — m et enige persoonlijke spijt — op wijzen dat ook dit boek door zijn — overigens volkom en legitieme — n a­

dru k op de ideologie van K uyper en zijn beweging ons in h e t ongewisse laat ten aanzien van een aa n ta l cruciale vragen die u it d e studies van K raem er, Goudsblom en v o o ral L ijphart n aa r voren kwam en: hoe begon d e verzuiling n u precies? E nerzijds w orden de volksdelen gekenm erkt d o o r ’totale’, agres­

sieve aanspraken o p dom inantie (bij V an W eringh de ’verovering van de bui- tencirkel’), anderzijds is e r toch een m erkw aardig grote ’tactische’ bereidheid to t een ’politiek v a n accom m odatie’, o m de titel van L ijpharts A m erikaanse editie te citeren. O ok bij V an W eringh zien we deze ’om slag’; b.v. heel spre­

15 Jac. van Weringh, H et maatschappijbeeld van Abraham Kuyper. Assen: Van Gorcum, 1967, 223 pp.

(11)

kend in K uypers houding tegenover de K atholieken. Trouw ens deze c o n tra ­ dictie blijkt o o k w anneer hij het sociale systeem v an de G ereform eerden re­

kent to t h e t ’universailistic-ascription-pattern’ in te rm en van P arsons’ ’p attern variables’. Z ouden toch de pluralistische tendenties, die er blijkens V an W eringhs studie ook binnen h e t o rth odox-P rotestants volksdeel duidelijk w a­

ren, h ie r niet een doorslaggevende rol hebben gespeeld?

VENSTER OP GRIEKENLAND

d o o r A . B. D R O O G L E E V E R F O R T U IJ N

D e beoefening van de sociale w etenschappen v erk eert in G riekenland in een pril stadium . D e o orzaak hiervan ligt voornam elijk in het systeem van o n d er­

wijs, d a t zw aar belast is door ’H et G roots V erleden’. Is het voor iedere open­

bare spreker een groot gem ak m et behulp v an zijn m iddelbare schoolkennis een erudiete en gloedvolle rede te kunnen h ouden (elke rede te r gelegenheid van de opening van een school o f dorpshuis is een beknopte G riekse kultuur- geschiedenis, beginnend bij P lato en A ristoteles), v o o r d e w etenschap is deze oriëntering o p het verleden ram pzalig. H et ideaal van de universiteit wijkt nauwelijks af van de 19de eeuwse D uitse ’B ildungs’traditie, sterk filosofisch- literair en m et een afkeer van exaktheid en em pirie. Men is in universitaire k ringen gauw geneigd interesse voor sociale problem en uit te m aken voor kom m unistische sym pathieën. Sociologie is sterk verw ant aan socialisme, dus

’links’, ’ro o d ’ en ’tegen de G riekse geest’ in A theense akadem ische ogen. H et probleem u it het begin van deze eeuw geldt no g volop: de logika van de natuurw etenschappen is een andere dan die v a n de sociale w etenschappen.

Jonge wetenschapsm ensen, die een studie in d e V erenigde Staten o f Engeland voltooid hebben en zich in h u n eigen land vol enthousiasm e aan d e m oderni­

sering van d e w etenschap willen w ijden, o n tdekken d a t d e vooroorlogse gene­

ratie v an hoogleraren haar eigen zoons en schoonzoons betere opvolgers acht:

h et hoogleraarschap is bijna erfelijk. V oor zover e r in G riekenland w eten­

schappelijk w erk w ordt gedaan o p het gebied van de sociale w etenschappen, geschiedt d a t grotendeels buiten d e universiteiten.

T o ch w as het begin van de sociale w etenschappen niet zonder beloften. Reeds in 1910 richtte A. P apanastasïou een ’V ereniging voor Sociale en Politieke W etenschappen’ op, die zich o.a. ten doel stelde buitenlandse sociaal-weten- schappelijke literatuur in G riekenland bekendheid te geven. In het begin van de jaren dertig kw am en er twee universitaire leerstoelen, de A theense be­

kleed d o o r de latere prem ier P. K anellopoulos, die in Thessaloniki door Ch.

Eleftheropoulos, tot d an hoogleraar in de sociologie te Zürich. M a a r de leer­

stoel van Kanellopoulos is onbezet gebleven sinds deze in de politiek is gegaan.

E n Eleftheropoulos is in A thene noo it voor vol aangezien en w erd in Thes­

saloniki zo tegengewerkt, d a t hij zich in 1938 teleurgesteld heeft teruggetrok­

k en u it het universitaire milieu. T o t ver n a d e Tw eede W ereldoorlog heeft de ontw ikkeling van de sociologie ernstig gestagneerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat steeds duidelijker wordt en groter tot het zich niet meer laat negeren.. Het eist je wezen op,

Het zal echter duidelijk zijn dat een vervangingsinkomen wel nodig zal zijn voor velen, maar daarvoor kijken we dan naar echt (opleidings)tijdspecifieke ondersteuning zoals het

De industrie is een ander verhaal. Deze sector kampt al enkele jaren met een werkgelegenheids- verlies. Toch is het ook hier niet al kommer en kwel.. eerste kwartaal van 2003,

In een bedrijf zoals Euroterm, waar de werknemers niet zelf over alle informatie beschik- ten en dus de analyse niet op een systematische wijze maakten, zou een dergelijke analyse

Niet alleen werden de recente parle- mentsverkiezingen daar gewonnen door een anti-vreemdelingenpartij, maar uit een opiniepeiling blijkt dat een meerderheid de open grenzen met

Een manier voor sommige mensen in armoede om de gevolgen van het statuut samenwonende te om- zeilen, is in de feiten samenwonen en tegelijk een kamer huren waar één van de twee

Waar we in de kwekerij geen kernhout kunnen blootleggen door snoei omdat er nog geen kernhout gevormd is, moeten we er bij volwas- sen bomen doelbewust voor zorgen dat we dat

Dat de soort daar, en overigens langs heel onze kust, inderdaad vroeger veel talrijker moet geweest zijn, getuigen bovendien de soms vele lege schelpen, die ook nu nog