• No results found

Ene en andere crisis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ene en andere crisis "

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

"

Ene en andere crisis

. CUM~'T"T'ECENTRUM

DO

t;"

nl , .... - 1/ 1:-

NE.DE.RL~ND SE

p .

Het was Joop den Uyl die op het congres 'Van crisis naar crisis' van de vereniging van directeuren van ge- meentelijke sociale diensten de ook-toen-litanie in- zette. Maar het had ook een ander kunnen zijn, want deze melodie is in onze kringen een bekende meezin- ger geworden. 'Toen, in juli 1934 was er ook een juli- pakket dat een verlaging van de steun aan werklozen inhield en leidde tot het Jordaanoproer. En ook toen ... .' (Volgens NRC-Handelsblad van 28 maart).

Helder is de gedachtengang:

1984 = werkloosheid

+

crisis

+

juli-pakket.

1934 = werkloosheid

+

crisis

+

juli-pakket.

Dus: nu = toen. Vandaar: ook-toen.

Nu is uitkering een recht voor iedereen, toen was steun een gunst voor omschrevenen (dat zijn twee verschillen). Toen moest je elke dag opnieuw uren op straat in de rij staan om te stempelen, nu lever je we- kelijks persoonlijk bij de WW een werkbriefje in en voor de WWV en de RWW gaat het per post (de eer- ste wekelijks en de tweede maandelijks; alweer twee verschillen). Niemand komt bij je thuis kijken of je een sok met zwart geld onder je matras hebt liggen, maar toen, toen moest een steuntrekker 'te allen tijde zijn woning openstellen voor controleurs van het steunverlenend orgaan. ' Op de vakantieweek in Vier- houten, betaald door Het Trakteerfonds, kregen de kinderen buikpijn want 'ze zijn dat eten niet meer ge- wend. 't Is een doodgewone maaltijd, die voor deze kinderen ..... te goed bleek. ' Zo ging het al vóór de juli- kortingen toe in een Jordaans gezin: 'Vleesch kwam ongeveer eens in de maand op tafel (voor vader), warm eten deden ze twee keer in de week: aardappelen met lawaaisaus. Suiker in de koffie zelden. Melk uit- sluitend voor in de thee. De laatste eieren hadden zij gegeten met Paschen. Vader had bij de steun een nieuw stel kleren voor moeder aangevraagd, maar ze moes- ten nog een half jaar wachten. '

Toen. En nu? Joop den Uyl: 'Geen pilsje kunnen schenken, geen geld om iets extra's te kunnen doen, ge- loof me dat is armoede.' (De Volkskrant van 28 maart). Pils-armoede vind ik iets anders dan aardap- pel-armoede en daarom is voor mij de éne crisis dan ook de andere niet. Het verschil zou je 'vooruitgang' kunnen noemen.

De citaten zijn achtereenvolgens ontleend aan:

R. Roegholt Amsterdam in de 20e eeuw, Het Spectrum, 1976, deel2, p. 143; H. van de Weg 'Hongeroproer in de Jor- daan', div. auteurs, in: Weet je nog wel de jaren dertig, De Bezige Bij 1960, pag. 17; Dr. J. M. Fuchs, Amsterdam een lastige stad, Baarn, 1970, pag. 134.

117

Johanna Fortuin publiciste; lid redactie Socialisme en Democratie

socialisme en democratie nummer 4

april 1984

(2)

HET PvdA -PARTIJBESTUUR 'WEET ZICH NOO GEEN RAAD

MET DE VIEZE TEKSTEN OPUE WC:S VAN HET PARTIJBUItO\H

/V /VL- i-I

/~

/ V v

/1 V

/ vvv

~ ~K97t~~v~ /~ -;

U\TKERW~ ~l~

-

~

---

I~

À- ~G! I~~\~~

-

I..- ~

~~ '~~

-IQ r .... uiJ< P--G r;;e7 ~

~~ .; h{W6 ~RfN ~ C

ei

"\ ~'\\~~fT

~

~rrnm

111111111111111

:K -

~

~

_

.. .. -

J

"lW' ~I\~

·~ofV~~ .~~;

"7

7 7 /

11111 _ \ . '\. "

7 1/ /

I

7 / 7 11111 \" ~ '"

""

--; / / \ \ '\ ~ ...

~

TI ~~ ~

7 1/ f7 7 \ \ ~

\ '" l~" , -.... ...

.,. I

socialisme en democratie

nummer 4 118

april 1984

(3)

Socialistische inkomenspolitiek

Een beleid gericht op herstel van economische groei en het scheppen van nieuwe werkgelegenheid is de beste inkomenspolitiek, dat is de kern van dit artikel.

Want inkomens moeten verdiend worden voordat we aan herverdeling kunnen denken, en vast werk in een bedrijf of een organisatie met een toekomst is de eni- ge solide vorm van sociale zekerheid. De PvdA zal zich dan ook ondubbelzinnig vast moeten leggen op een beleid waarin een duurzaam herstel van werkge- legenheid voorop staat, óók als dat vraagt om ver- gaande ingrepen in bereik en functioneren van de verzorgingsstaat. Bovendien moet zij, als partij die regeringsverantwoordelijkheid nastreeft, een pro- gramma ontwikkelen dat de mogelijkheid biedt van politieke wilsovereenstemming met anderen - let wel: wilsovereenstemming, niet zo'n schijnaccoord als in 1981.

Achtergronden en uitgangspunten Welvaart als keuzevraagstuk

Bij het vormgeven van onze welvaart staan we voor drie soorten keuzen. We moeten beslissingen nemen over (1) de doelmatigheid (efficiency) en doeltref- fendheid (effectiviteit) van de produktie, over (2) de rechtvaardigheid van de verdeling van inkomen, ken- nis en macht, en (3) over de (structurele) continuïteit en de (conjuncturele) stabiliteit waarmee de produk- tie beschikbaar komt, en inkomen, kennis en macht worden verdeeld. Intuïtief is iedereen duidelijk dat de keuze tussen welvaart nu en die op termijn span- ningen oproept. Tinbergen heeft dat, in een beroemd

boek, aardig verwoord met de Engelse volkswijsheid

'you can't have your cake and eat it'. 1 In de jaren ze- ventig hebben we de continuïteitsdimensie van de welvaart verwaarloosd, en ziJn er te weinig nieuwe banen beschikbaar gekomen. De structurele achter- stand die we daardoor opgelopen hebben moeten we inlopen. Wie dat niet wil, en wie alleen maar let op de herverdeling van het beschikbare werk, verdeelt ar- moe, en schept geen nieuwe welvaart.

Idealiter biedt de economische politiek zinvolle op- lossingen voor dit soort keuzen. In werkelijkheid is geen enkele politieke groepering erg kien om duide- lijke keuzen te maken: machtsvorming lijkt gebaat met de suggestie dat alles tegelijk kan; de grote para- dox is dat machtsuitoefening daardoor belast wordt met onhoudbare beloften.

De komende jaren bieden de PvdA een buitenkans om nu eens niet in die valkuil te lopen. De constate- ring dat dit kabinet de oppositie 'slapende rijk' maakt (Den Uyl) geeft politieke speelruimte. In 1986 kan de PvdA eindelijk eens onbelast de grootste partij zijn.

In programmatische zin vereist effectieve machtsuit- oefening, dat CDA en VVD dan voor ons lood om oud ijzer zijn. Daartoe verschaft het kabinet-Lubbers een open doel. Om te scoren moeten we twee dingen doen:

(1) onszelf onontkoombaar voor regeringsverant- woordelijkheid kandideren door het tonen van een ondubbelzinnige bereidheid een zo snel mogelijk structureel herstel van werkgelegenheid te bewerk- stelligen; en, aldus politiek onmisbaar geworden, (2) een progressieve inkomenspolitiek afdwingen, die dat herstel niet belemmert maar ondersteunt. Groei, inkomensverdeling en werkgelegenheid Iedere verbreking van het economisch evenwicht roept beleidskeuzen op tussen aanpassing en stimule- ring. Aanpassing is noodzakelijk voor zover de oor- zaak van de verstoring is gelegen in de aanbodzijde van het economisch proces (het arbeidsaanbod, de kostenstructuur en het geproduceerde pakket van goederen en diensten), of in een structurele doorbre- king van het bestedingsevenwicht aan de vraagzijde.

Stimulering biedt een oplossing voor het begaanbaar maken van het aanpassingspad bij veranderingen in de economische structuur en het dempen van con- juncturele schommelingen.3 De eerste olieprijsver- hoging van 1973 verscherpte de structurele oneven- wichtigheid die zich daarvoor al in Nederland had af- getekend.4 Dat vroeg om structurele aanpassing, want 'die tijd' (van vóór 1973) 'komt nooit meer te- rug', dat had Den Uyl goed gezien. Hier en elders is geen haast gemaakt met die aanpassing, en te gemak- kelijk gegrepen naar verhoging van het financierings- tekort als pijnstillend middel. Dat heeft zich gewro- ken bij de tweede olieprijsschok van 1979. Toen durf- den de Europese landen hun tekorten niet verder op te voeren, en gleed de recessie af in een wereldcrisis.

Socialisten vinden dat het zo niet moet. Zij bepleiten - terecht - een belere internationale coördinatie om de groeikansen voor de wereldeconomie te benutten.

Maar meer behoudende geesten geven thans de toon aan in de belangrijkste hoofdsteden, en dreigen, uit angst voor de fouten van de jaren zeventig, .de fouten van de jaren dertig te herhalen. Zo staan de zaken;

dat kunnen we betreuren, maar Nederland kan de in- ternationale ontwikkeling niet of nauwelijks beïn- vloeden.

Wat we wèl kunnen - beter laat dan nooit - is ons aanpassen aan gewijzigde omstandigheden, om de schade in Nederland te beperken. Tegen de achter- grond van een stagnerende groei is het beslag van de collectieve sector op het nationale inkomen sedert 1973 toegenomen van 51 tot zeventig procent. An-

D. J. Wolfson Hoogleraar openbare financiën aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, lid van het curatorium van de Wiardi 8eckman Stichting

socialisme en democratie nummer 4

(4)

ders dan in de jaren zestig, toen er voldoende ruimte was om een stijgende belasting- en premiedruk te la- ten samengaan met een positieve ontwikkeling van het vrij beschikbare arbeidsinkomen in bedrijven, bleek de overheid na 1973 het koekoeksjong in het nest.

Het beschikbare arbeidsinkomen is de doorslagge- vende variabele. Want de groei van het procentuele aandeel van de overheidsuitgaven in het nationale in- komen komt grotendeels op conto van de toeneming van de overdrachten van arbeids- en winstinkomen dat wordt verdiend in de bedrijven naar uitkeringsge- rechtigden en, in mindere mate, naar arbeidsinko- mens van werkers in de quartaire sector. Op zichzelf hoeven overdrachten de structuur van de private be- stedingen niet aan te tasten; ze veranderen in eerste instantie alleen de verdeling ervan over personen.

Maar het ging toch fout, want de voor deze herverde- lingsoperatie benodigde solidariteit werd slechts ten dele opgebracht, en voor het overige afgewenteld in looneisen die de produktiviteitsontwikkeling te bo- ven gingen. Daardoor werd de winst - als continuÏ- teitsbepalende factor - weggedrukt en ging het ene kuikentje na het andere over de rand: in de marktsec- tor daalde alleen al de industriële werkgelegenheid van 1.120 duizend mensjaren in 1973 tot 880 duizend mensjaren in 1983, dat wil zegfen met gemiddeld 24 duizend arbeidsjaren per jaar. In de quartaire sector nam de werkgelegenheid in de jaren zeventig met driehonderd duizend arbeidsjaren toe.

Alleen een snelle terugtred van de collectieve sector tot een omvang die we kunnen en willen betalen, kan een verdere kaalslag van produktief vermogen voor- komen en het perspectief scheppen voor het ontwik- kelen van nieuwe markten, nieuwe produkten en nieuwe werkgelegenheid. Het is illusiepolitiek te me- nen dat de huidige verzorgingsstaat op hoofdzaken overeind gehouden kan worden, in de driezijdige be- klemming van stijgende kosten, stagnerende inko- mens en teleurstellende resultaten. Er is een funda- menteel andere sociale politiek nodig.

Nu blijkt dat het collectieve bestel de gewekte ver- wachtingen inzake het niveau van bestaanszekerheid niet kan waarmaken, moeten wij alles op alles zetten in het scheppen van vast en zeker werk als de enige solide vorm van sociale zekerheid en inkomenspoli- tiek. Méér werk - niet alleen maar een andere verde- ling van het bestaande werk - méh zelfrealisatie en minder afhankelijkheid; dat is de enige mogelijkheid om te ontkomen aan een herzuilde bedelingspolitiek als mensonterend alternatief.

Daartoe zullen de overheidsuitgaven scherp omlaag moeten, om de middelen vrij te maken voor een ver- breding van de werkgelegenheid in de marktsector.

Vooral voor de herverdelende taak van de overheid zal er veel minder geld beschikbaar zijn, terwijl die herverdeling bovendien de noodzakelijke structurele aanpassing van de samenleving krachtiger zal moeten ondersteunen. Anderzijds neemt de markt in deze gedachtengang een deel van de verdelingstaak over, door meer banen te scheppen. De ruiterlijke erken- ning van deze noodzakelijke voorwaarden voor eco-

120

nomisch herstel zal ons de macht geven om voor de resterende herverdelingsinspanning een sterker ac- cent op het solidariteitsbeginsel te leggen. En zo zal dan, in de nadere uitwerking van deze gedachte blij- ken dat economisch herstelbeleid ook links beleid kan zijn.

Economisch herstel

De faalangst voor ombuigingen, en de welhaast on- voorwaardelijke capitulatie van wat Het Parool des- tijds al de onverbiddelijke opmars der ambtenaren noemde, is in de PvdA gerechtvaardigd met de mis- vatting dat handhaven van de bestedingen door het verhogen van overheidsuitgaven prioriteit moest ge- nieten boven een verbetering van de economische structuur. Dat heeft rechts in de verweerhouding ge- bracht dat het financieringstekort als de voornaamste doelvariabele moest worden gezien (want als je die . rooien een vinger geeft hakken ze je arm af). Dom natuurlijk, want de urgentie van het terugbrengen van het financieringstekort, als saldogrootheid, hangt af van de kwaliteit van het economische structuurbe- leid aan de aanbodzijde (wat doen we met het geld?) en het gevaar van vraaguitval aan de bestedingskant van het economische proces. Maar de angst dat 'links' niet zal meewerken aan een op structuurverbetering gericht ombuigingsbeleid heeft de economische poli- tiek intussen in waarde doen dalen tot 'enkel' boek- houden, zonder aandacht voor de mogelijkheden van economisch management. Toch is de oplossing zo simpel:

(1) krachtig ombuigen van de overheidsuitgaven om de structuur van de economie te saneren en, tege- lijkertijd,

(2) belastingen of premies tijdelijk verlagen om de particuliere bestedingen op peil te houden en de her- verdelingseffecten te dempen en

(3) zodra de export en de particuliere investeringen aantrekken de belastingen weer zoveel verhogen als nodig is om het tekort tot structureel aanvaardbare proporties terug te brengen.

In die tussentijd is dan de capaciteit geschapen waar- uit de extra last van de schuld als gevolg van wat lang- zamer terugbrengen van het financieringstekort kan worden betaald.

De structuur van de ideale verdeling Doelmatigheid en rechtvaardigheid

Iedere inkomensverdeling kent een primair traject van inkomensvorming en een herverdeling in een se- cundair en een tertiair traject. Het primaire inkomen wordt verdiend in beroep en bedrijf, in ruil voor de individuele prestatie van arbeid en kapitaal. Ruil, in- dividualisme en prestatie, daar hebben socialisten het moeilijk mee: he-t klinkt zo liberaal! Dat is een mis- verstand.6 Er is niets fout met ruil als zelfbeschik- kingsrecht, zolang de fundamentele gelijkwaardig- heid van mensen daarbij tot zijn recht komt. Dat vraagt om een arbeidsbestel dat de macht spreidt of, waar dat niet mogelijk is, zorgt voor voldoende te- genmacht. Ook de overheid mag haar macht niet uit-

(5)

buiten: loonmaatregelen ter financiering van een fa- lende kostenbeheersing in de collectieve sector zijn niet aanvaardbaar.

Er is ook niets fout met een beloning als erkenning van een individuele prestatie in het maatschappelijk verkeer, en als voorwaarde voor verzelfstandiging daarin. In dat maatschappelijk verkeer heeft ieder- een dezelfde rechten op arbeid en beloning; de nieu- we ongelijkheid die zich aftekent tussen mensen met een grote en mensen met een kleine kans op werk is volstrekt onaanvaardbaar. Een emancipatiebeleid vraagt om gelijke kansen in beroep en bedrijf (wel- licht aangevuld met enige positieve discriminatie voor kwetsbare groepen), en een fiscaal beleid dat ge- lijke participatie van man en vrouw niet in de weg staat. Er is geen beter inkomen dan een verdiend in- komen, als we het hebben over eigenwaarde en zelf- ontplooiïng.

Een verdeling naar toerekenbare prestatie is een eer- ste stap naar de verzoening van doelmatigheid en rechtvaardigheid. Ook dynamisch gezien is de afruil tussen die beide het best gewaarborgd in de primaire sfeer. Vast en zeker werk is de beste garantie voor be- staanszekerheid, van schoolverlaters tot (poten- tiële) bijstandsvrouwen; daarnaast moeten onder- wijs, gezondheidszorg, loopbaanbegeleiding en ar- beidsbemiddeling vóór alles gericht zijn op het voor- kómen van 'vervroegde afschrijving' op mensen. Tenslotte pleiten ook pragmatische overwegingen voor een betere verdeling van inkomensverwervende factoren als instrument voor een meer evenwichtige inkomensverdeling. Het is de enige effectieve verde- lingspolitiek die niet wordt uitgehold door afwente- ling of oneigenlijk gebruik. De halvering van de inko- mensongelijkheid sedert de jaren dertig is groten- deels aan ontwikkelingen in de primaire sfeer te dan- ken.7

Inkomensvorming versus herverdeling

Natuurlijk kan het daar niet bij blijven. Een geïndivi- dualiseerd eigendomsrecht op de inbreng in het maat- schappelijke produktieproces is een goed vertrek- punt voor wie ernst maakt met de emancipatie, maar er zijn ook nuanceringen nodig. In de eerste plaats is individuele toerekening soms arbitrair: bij een mo- derne operatie zijn vaak wel twintig mensen betrok-

ken, en na afloop weet niemand precies wie wat ge-

daan heeft, (zei een chirurg mij laatst). In de tweede plaats kan ook de beste scholings- of mededingings- politiek niet voorkomen dat bepaalde vaardigheden en produkten in een dynamische maatschappij plot- seling schaars blijken, waardoor monopoliewinsten ontstaan die geen economische functie hebben. Die moeten dan worden afgeroomd. En tenslotte, en dat is het belangrijkste, zullen we een vloer in het bestaan moeten leggen voor wie tegen zijn wil buiten het ar- beidsproces komt te staan. Vandaar de noodzaak van een corrigerend secundair traject van inkomensover- drachten, waarin niet de prestatie maar de behoefte voorop staat.

Ware solidariteit is een tweerichtingsverkeer tussen partijen: de gevende partij respecteert de gelijkwaar-

digheid van de ontvangende partij door behoeften te objectiveren en de bestedingsvrijheid zo min moge- lijk aan banden te leggen; de ontvangende partij helpt mee oneigenlijke aanspraken te voorkomen, bijvoorbeeld door een zeer ruime interpretatie van passend werk te aanvaarden. Solidariteit functio- neert tussen samenlevingsverbanden. Waar het indi- vidu de geëigende toerekeningseenheid is bij de inko- mensvorming in het maatschappelijk ruilverkeer, is het samenlevingsverband de typische inkomenseen- heid in de sfeer van de overdrachten. Individueel mo- gen mensen verdienen wat ze willen - zonder dat tweeverdieners worden gediscrimineerd - maar zo- wel bij de verdeling van de belastingdruk als bij de toekenning van rechten op inkomensoverdrachten dient het inkomen van het samenlevingsverband als geheel maatgevend te zijn. Binnen samenlevingsver- banden is er geen plaats voor verrekening, zij delen lief en leed.8

Rest nog de vraag wat we aanmoeten met het tertiaire traject, de zogenaamde batenverdeling van publieke voorzieningen. Dit 'profijt van de overheid' is in een aantal opzichten voor correctie vatbaar. Daarbij komt dat een deel van de baten 'weglekt' in hoge sala- rissen van dienstverleners en dat het gebruik van voorzieningen slecht beheersbaar is (gezondheids- zorg!), waardoor de collectieve sector te snel groeit. 9

Op het eerste gezicht lijkt er geen plaats voor een ter- tiair traject in een op emancipatie en mondig maken gericht verdelingsbeleid. Want herverdeling door middel van publieke voorzieningen riekt naar pater- nalisme. Wie uitgaat van de fundamentele gelijk- waardigheid van mensen moet vrij beschikbare koop- kracht herverdelen in de secundaire sfeer, en indivi- duele bestedingen niet laten 'voorprogrammeren' door de overheid. Deze stelregel is evenwel niet vol te houden wanneer mondigheid een illusie is, zoals in de afhankelijkheidsrelatie tussen patiënt en arts. In dat geval zijn we niet gediend met lippendienst aan een ongeloofwaardige consumentensouvereiniteit, maar met een vrije toegang tot en een optimale beheersing van het medisch handelen. Meer in het algemeen kan de wens bestaan in bepaalde nauw omschreven basis- behoeften gratis te voorzien, op grond van de over- weging dat een beschaafde samenleving deze als so- ciaal grondrecht dient te waarborgen.

Een partij die een grondrecht wil formuleren moet het individuele zeggenschapsnadeel van een 'voorge- programmeerde' koopkracht kunnen verantwoorden en dat kan een emancipatoire beweging eigenlijk al- leen wanneer individuele zeggenschap een farce is (zoals in grote delen van de gezondheidszorg) en de overheid de behoeften wel redelijkerwijs kan objecti- veren, of wanneer het scheppen van gelijke participa- tiekansen in het produktie proces moet prevaleren (funderend onderwijs). In zijn algemeenheid dienen (meer) gelijke consumptiemogelijkheden gereali- seerd te worden door (her)verdeling in geld, want daar waar geen grondrechten in het geding zijn ver- eist het respect voor fundamentele gelijkwaardigheid van mensen dat zij hun eigen bestedingsbeslissingen nemen en geen gesubsidieerde zaken 'opgedrongen'

121

socialisme en democratie nummer 4

(6)

krijgen door de overheid. Voor individueel gebruik bestemde publieke voorzieningen (zoals openbaar vervoer) dienen dan ook in beginsel tegen kostprijs met de consument verrekend te worden, na herverde- ling van koopkracht in de secundaire sfeer.

Samengevat rust een socialistisch inkomensbeleid op drie grondvesten: de primaire verdeling als waarborg van de zelfontplooiïng van individuen; de secundaire verdeling als de waarborg van solidariteit tussen sa- menlevingsverbanden; en de tertiaire verdeling als waarborg van sociale grondrechten. 10

De vorming van het primaire inkomen

Aan de vorming van inkomens uit beroep en bedrijf kan een aantal ideële eisen worden gesteld:

(1) Er dienen zo veel mogelijk individuele inko- mens te worden gevormd, als steunpunten van zelf- realisatie en bestaanszekerheid.

(2) Die inkomensvorming is pas ten volle emanci- patoir indien de contractvrijheid daarbij geëerbie- digd wordt: geen ingrijpen van bovenaf, en geen re- gulering van het aantal uren dienstverband per sa- menievingseenheid.

(3) Door scholing en programmering dient het ar- beidsmarktbeleid te bevorderen dat inkomensver- schillen nog slechts compenseren voor verschillen in inspanning en offers die met de inkomensverwerving gepaard gaan. 11

(4) De spreiding van het verdiende inkomen over de levensloop dient te sporen met objectiveerbare be- hoefteverschillen .

Wat betekenen deze criteria in de praktijk?

Arbeidsduurverkorting

Ruw geschat komt de investeringsinspanning die no- dig is om weer volledig werkgelegenheid te bereiken overeen met de in 1940-45 opgelopen materiële oor- logsschade. Toegegeven, dat is een nauwelijks te on- derbouwen vergelijking, maar één ding zal duidelijk zijn: een dergelijke inspanning is niet op korte ter- mijn op te brengen. Wie alle heil zoekt in investe- ringsherstel verschuift de oplossing van de werkloos- heid naar het midden van de jaren negentig, en kiest voor een verloren generatie van schoolverlaters. Dat mag niet. Vandaar de roep om een snelle herverde- ling van het beschikbare werk. Het dilemma tussen omvang en verdeling van de koek is hier levensgroot aanwezig. Wie zoveel mogelijk individuele inkomens wil vormen moet een evenwicht vinden tussen ar- beidsduurverkorting als herverdeling van bestaande welvaart, en arbeidskostenverlaging voor het schep- pen van nieuwe welvaart door uitbreiding van de werkgelegenheid. De vuistregel die thans wordt be- pleit is dat arbeidsduurverkorting gepaard moet gaan met 'overeenkomstige looninlevering' . Maar wat is 'overeenkomstig'? In ieder geval mogen we de 'inver- dieneffecten' van door herverdeling van werk uitge- spaarde sociale uitkeringen niet in mindering bren-

gen, want die berusten op gezichtsbedrog. De bespa-

ring op uitkeringen van mensen die langs deze weg aan het werk komen valt grosso modo weg tegen de verminderde opbrengst van de loonbelasting op de

122

daartoe gematigde lonen. 12 Maar daarmee zijn we er nog niet. Geld dat gebruikt wordt in proportionele of- fers voor arbeidsduurverkorting (waar vrije tijd te- genover staat) is niet meer beschikbaar voor recht- streekse kostenverlaging per mensuur, als voorwaar- de voor nieuwe afzet, nieuwe investeringen en nieu- we welvaart. Nieuwe investeringen zijn onmisbaar, niet alleen ter uitbreiding van de werkgelegenheid

maar, vooral ook, om aansluiting te kunnen houden

bij het internationaal voortschrijdende proces van technologische vernieuwing. Wie niet wil mee- groeien, en alleen maar bestaand werk herverdeelt, maakt van Nederland een indianenreservaat. We zul- len dus een dubbel inkomensoffer moeten brengen:

een solidariteitsoffer om het bestaande werk eerlijker te verdelen, en een offer om nieuw werk te scheppen, ter uitbreiding van het totale aantal gewerkte uren.

Dat is de harde waarheid. Alleen als we die niet ont- lopen scheppen we nieuwe welvaart. Alleen dan is er uitzicht op bestaanszekerheid en maatschappelijke participatie voor iedereen in de jaren negentig. Om- dat herverdeling van het bestaande werk geen nieuwe welvaart schept zijn de daartoe gebrachte inkomens- offers niet te compenseren door tijdelijke belasting- verlichting, zoals hierboven bepleit. Kostenverlaging per eenheid produkt schept wel nieuwe welvaartskan- sen: meer werk uit export, invoersubstitutie en inves- teringen. Om vertragingen in deze nieuwe vraagont- wikkeling te bufferen en de binnenlandse bestedin- gen in de aanpassingsperiode wat te ontzien kan hier een zekere tijdelijke belastingverlichting tegenover staan.

We moeten de noodzakelijke offers wel op een zin- volle manier brengen: onder verlenging van de be- drijfstijd. Alleen dan zijn de roostertechnische pro- blemen relatief gemakkelijk oplosbaar, en alleen dan kan de nationale investeringsdoelstelling wat verlicht worden door een betere benutting van de bestaande hoeveelheid kapitaalgoederen. Stel: we verkorten de arbeidsduur tot zesendertig uur per week, onder ver- lenging van de bedrijfstijd tot negen uur per per dag en vijfenveertig uur per week. Daarmee komen we in één klap aan een vier-daagse werkweek, en kunnen we bij een individueel loonoffer van tien procent van slechts vier werknemers (in ruil voor vier dagen per maand vrij, wel te verstaan) een hele arbeidsplaats vrij maken als we tenminste mensen simpelweg in een op- schuivend rooster brengen (eerste week maandag- donderdag; tweede week dinsdag-vrijdag; derde week woensdag-maandag enzovoort; het weekend blijft uiteraard voor een ieder vrij. Zo'n systeem is uitvoerbaar voor de werkgever, en niet onaantrekke- lijk voor de werknemer, die (ruwweg maandelijks) twee maal een verlengd weekend heeft, tegen drie maal een roostervrije dag om te winkelen, te klussen, de wasmachine te laten repareren of een sportdag van een kind bij te wonen. Dit eenvoudige model biedt vele variatiemogelijkheden. Bij vijfenveertig uur be- drijfstijd per week en één opschuivende roostervrije dag per twee weken is het zelfs al mogelijk arbeids- plaatsen vrij te maken zonder individuele arbeids- duurverkorting en looninlevering!.13 En in de andere

(7)

)

richting variërend (tien uur bedrijfstijd per dag?) ko- men er allerlei perspectieven voor inhoudelijke deel- tijdbanen (vijf maal vijf en vijfentwintig uur per week) en een betere dienstverlening aan het publiek (banken, winkels en gemeentehuis open van 9-19 uur). Vergelijk dat met het huidige onordelijke op- trekken naar de vrije vrijdagmiddag, die geen enkele arbeidsplaats zal vrijmaken, en je vraagt je af of deze wereld dan alléén maai bestaat uit mensen die moei- lijkheden naar zich toehalen.

De loonvorming en de trendsystematiek

Uit de fundamentele gelijkwaardigheid van mensen, als socialistisch uitgangspunt, volgt dat het algemeen beginsel van contractvrijheid juist ook in de loonvor- ming geëerbiedigd dient te worden. Naast principiële zijn er op dit moment ook pragmatische gronden die pleiten voor vrije loonvorming. Geleide loonpolitiek leidt tot een verstarring van de loonstructuur die de noodzakelijke industriële vernieuwing in de weg staat. Bovendien is het loonbeleid in de jaren zeven- tig niet in staat gebleken de verdeling tussen kapitaal en arbeid zodanig te beheersen dat de continuïteit van de werkgelegenheid gewaarborgd werd. De re- cente loongeschiedenis heeft de interventionisten in het ongelijk gesteld, als schoolvoorbeeld van over- schatting van de maakbaarheid van de samenleving.

Voor het moment biedt vrij overleg dan ook de beste mogelijkheden om te komen tot een loonstructuur die aansluit bij relatieve schaarsteverhoudingen, mits de Stichting van de Arbeid en de overheid de loon- ontwikkeling in de marktsector en de collectieve sec- tor zorgvuldig blijven afstemmen op de macro-econo- mische ruimte en, zonodig, met globale richtlijnen begeleiden. 14 Op het decentrale niveau liggen ook meer kansen voor de vakbeweging om in scholing, loopbaanbegeleiding en interne arbeidsbemiddeling zinvolle mogelijkheden te vinden om te overleven, in tijden waarin aan de loonruimte geen eer te beleven valt. Wat de interventionisten moeten leren is dat het terugbrengen van inkomensverschillen tot aanvaard- bare proporties een taak is van de vakbeweging, als tegenmacht ter plekke, en niet van de politiek die niet verder kan komen dan een voorwaardenscheppend beleid in scholing en programmering.

Binnen de grenzen van een zorgvuldige verdeling van inkomensverwervende factoren, een streven naar versoepeling van de loonstructuur en een actief intern en extern arbeidsbemiddelingsbeleid kan loonvor- ming die aansluit bij de produktiviteitsontwikkeling op het niveau van de bedrijfstak een aanvaardbare benadering geven van het socialistische ideaal van be- loningsverhoudingen op basis van compenserende verschillen. Bovendien kan alleen langs deze, in we- zen decentrale weg een optimale aansluiting worden gevonden bij voortdurend veranderende schaarste- verhoudingen, onder verkleining van informatie- en besluitvormingskosten. Ook arbeidsduurverkorting zal - aan de hand van globale afspraken op macro- niveau - decentraal ingevuld moeten worden. Wel valt te overwegen bedrijven hierbij wat te prikkelen met fiscale tegemoetkomingen, bijvoorbeeld door de

tweede tranche van de toegezegde verlaging van de vennootschapsbelasting afhankelijk te maken van voortgang in arbeidsduurverkorting.

Tegen deze achtergrond geldt het beginsel van con- tractvrijheid ook voor werknemers in de collectieve sector. Dit betekent dat ook socialisten afscheid moe- ten nemen van het trendbeleid. Om redenen van rechtvaardige verdeling èn op rechtvaardighei&i- gronden is er veel te zeggen voor een autonoom ar- beidsvoorwaardenbeleid van de overheid. Gegeven de uitgangssituatie moet dat beginnen met een ach- terblijven ten opzichte van de marktsector. Werkne- mers en vooral ook nieuwe toetreders tot de arbeids- markt moeten het signaal krijgen dat het niet alles meer goud is wat er blinkt in de publieke sector: wat meer vastigheid van loopbaan (enkele subsectoren daargelaten), maar geen loonontwikkeling meer die de produktiviteitsontwikkeling in het bedrijfsleven blindelings volgt. Want het is een ervaringsfeit dat de produktiviteitsontwikkeling in de dienstverlening achterblijft bij die in de industriële voortbrenging. In tijden van snelle groei kan dat betrekkelijk moeite- loos worden opgevangen, zelfs bij een constant over- heidsaandeel in een stijgend nationaal inkomen.

Stagneert de groei, dan is de loonvorming in de marktsector bij een gelijkblijvende publieke dienst- verlening alleen bij te houden bij een voortdurende stijging van de collectieve lastendruk, of bij een doel- bewuste actie ter opvoering van de produktiviteit in de publieke sector. Dat laatste alternatief biedt on- derschatte mogelijkheden. Wanneer ambtenaren zelf belang krijgen bij een zo doelmatig mogelijke dienst- uitvoering zijn er ook in de publieke sector mogelijk- heden verdere produktiviteitsstijgingen te realise- ren. 15 We zullen naar een systeem moeten waarbij de wetgever de ambtelijke loonsom en de eindtermen van de publieke dienstverlening vaststelt, en de bon- den onderhandelen over de volume- en prijscompo- nent waarover die loonsom dan wordt opgedeeld.

Dat is vruchtbaarder dan het domweg korten zonder het functioneren van de dienstverlening aan de orde te stellen. Daarbij moeten we de stabiliteitseis van bestedingsevenwicht niet verwarren met de eisen van efficiency. 16 Waar rationalisatie noopt tot loonverla- ging of zelfs afvloeïng moeten we daar niet voor vluchten. Het bestedingsevenwicht dient bewaard te worden door maatregelen in de secundaire sfeer (las- tenverlichting, of bescherming van essentiële inko- mensoverdrachten ).

Pensioenen

Pensioen is uitgesteld inkomen, en daarmee ben ik aan de verdeling over de levensloop. Met die verde- ling is het vreemd gesteld. De arbeidsproduktiviteit van veel mensen daalt na hun vijfenvijftigste jaar, of daaromtrent. Dan leggen kennis en ervaring het af te- gen de economische slijtage. Ook hun behoeften da- len, want de kinderen zijn uit huis, en het huis staat vol spullen. Maar hun loon daalt niet, en daarom wor- . den ze te duur, en worden ze afgevoerd in WAO of

VUT. Dat hebben we dom geregeld, maar daar is bin- nen de grenzen van onze maatschappelijke tradities

socialisme en democratie nummer 4

(8)

en organisatievormen voorlopig niet veel aan te doen, denk ik.

Wat vrijer zijn we in onze beleidsruimte inzake pen- sioenopbouw. Want ook daar klopt het niet. We heb- ben te weinig (bij pensioenbreuk, of voor het bejaar- dentehuis), of te veel (als we thuis wonen, en in rela- tie tot behoeften). Laten we daar dan wat aan doen.

Het teveel - bij een pensioen van rond de honderd procent voor vele lagere inkomens - moeten we ook als socialisten aan de orde durven stellen, in het licht van veel dringender noden. Inkomensafhankelijk maken van de AOW straft een spaarzaam leven af:

dat is onbehoorlijk en, nationaal economische ge-

zien, ondoelmatig. Een structurele verlaging van de

AOW dient wel bespreekbaar te zijn (in ieder geval voor nieuwe toekenningen, en dat dan zonder auto- matische compensatie in privaatrechtelijke en ambte- lijke pensioenregelingen; vrijwillige bij verzekering op basis van kapitaaldekking moet mogelijk zijn). De ruimte die bij een structurele verlaging ontstaat kun- nen we verdelen over een betere oplossing van de pensioenbreuk als eis van rechtvaardigheid èn doel- matigheid (ter flexibilisering van de arbeidsmarkt, waar blijft het kabinet nou?), een betere bejaarden- zorg en de invulling van hoe dan ook noodzakelijke ombuigingen.

Het herverdeelde inkomen

Publieke heffingen en overdrachten in het secundaire en tertiaire inkomenstraject hebben een stabiliseren-

de, keuzebepalende of herverdelende taak. De stabi-

lisering van het bestedingsevenwicht kwam hiervoor al ter sprake. Over de keuzebepalende taak kan ik kort zijn. Voorzover het daarbij, zonder aanzien des persoons, gaat om het bestrijden van ongewenste ex- terne effecten (milieu) of het bevorderen van een maatschappelijk efficiënt voorzieningengebruik (dal- uren- en nachtstroomkortingen) vallen heffingen bui- ten het bestek van een verdelingspolitiek, want dan gaat het om de zaak en niet om de mens. Twijfelachti- ger wordt het wanneer de overheid met subsidies werkt om individuele voorkeurspatronen te beïnvloe- den. Voor dergelijke 'merit'- of bemoeigoederen is geen plaats in een socialistische ideologie die de mon- digheid van mensen respecteert. Zo is er bij voor- beeld géén ideologische reden om goed wonen als zo- danig te subsidiëren (met objectsubsidies); kwali- teitskeuzen maken mondige mensen zelf wel. Dat die subsidies toch gegeven worden heeft meer te maken met politieke cJientèlebinding en machtsvorming, dan met solidariteit. Er is wèl een reden om woon- ruimte, als sociale basisvoorziening, betaalbaar te houden voor wie daar werkelijk behoefte aan heeft. Daartoe dient de individuele huursubsidie als ver- deel maatregel. Kortom, het gaat om de solidariteit, en niet om de paternalistische betweterigheid. En als machtsvorming door het toewerpen van kluiven aan pressiegroepen (bouwbonden, ambtenarenbonden) ten koste gaat van de solidariteitsruimte voor mensen die het ècht nodig hebben, dan gaat de solidariteit vóór de strategie.

soclaUsme en democratie nummer 4

april 1984 124

Het fiscale beleid

De loon- en inkomstenbelasting steunt in belangrijke mate op het draagkrachtbeginsel, de notie dat de sterkste schouders ook de zwaarste lasten moeten dragen. Ogenschijnlijk is dat niet slecht geregeld, want het tarief van de inkomstenbelasting loopt nogal stijl op. Maar dat tarief wordt uitgehold door belas- tingfaciliteiten ('tax expenditures') die hogere inko- mens bevoordelen. Het is niet verstandig om de no- minale belastingprogressie te verscherpen (want die 'oogt' al vrij afschrikwekkend), maar wel dringend gewenst om die progressie meer effectief te maken, mogelijk zelfs onder verlaging van het nominale ta- rief.

Sommige aftrekposten zijn verdedigbaar, zoals per- soonlijke verplichtingen voor oudedagsvoorziening en een belangrijk deel van de buitengewone lasten (al zouden de ziektekosten veel beter geregeld kunnen worden via een algemene volksverzekering). Binnen grenzen zou de aftrek van rente op hypotheken er ook mee door kunnen, als daar een geloofwaardig huurwaardeforfait tegenover staat. 17 Voor het overi- ge is de aftrek voor rente op schulden aanvechtbaar.

Het valt niet in te zien waarom de gemeenschap moet meebetalen aan het consumptief krediet, anders dan bij incidentele leenbijstand tegen een schappelijke rente. Het meest twijfelachtig is evenwel de aftrek voor kosten van verwerving, in totaal zes miljard gul- den in 1979. Als we beter leren omspringen met de woningvoorraad kan de reiskosten af trek (1.7 miljard in 1979) beperkt blijven tot één jaar na iedere veran- . dering van woon- en arbeidsplaats. De aftrek boven

de vier-procent regeling zou alleen gegeven moeten worden voor zover daar belastbare nevenverdiensten tegenover staan, en dan tot een maximum van die ne- venverdiensten. Het huidige regime leidt tot veel on- geloofwaardigheid (studeerkamers waarin niet gestu- deerd wordt). Het gaat bovendien voorbij aan het in- zicht dat enigszins omvangrijke kosten van verwer- ving door de werkgever (zouden moeten) worden ge- dragen, en ten laste gebracht van de winstbelasting. 18

Woonlasten

Wonen is weliswaar een sociaal grondrecht, maar de behoeften terzake zijn niet zonder meer te objective- ren en mensen kunnen, anders dan gewoonlijk in de gezondheidszorg, in staat geacht worden hun eigen voorkeuren terzake te formuleren. Wel is er reden

om, zolang de woningmarkt niet goed functioneert,

adequate woonruimte voor iedereen betaalbaar te houden. Bij de uitvoering van die solidariteitstaak in de individuele huursubsidieregeling wordt inmiddels, terecht, een verband gelegd met het inkomen van de- genen die onder één dak samenwonen.

Niettemin dreigt de huursubsidie onbetaalbaar te worden, nu de aanspraken toenemen. De oplossing ligt in een sanering van het traditionele volkshuisves- tingsbeleid, dat handenvol geld kost zonder aan zijn doel te beantwoorden. Wat we nodig hebben is een versnelde huurharmonisatie en een afschaffing van objectsubsidies, en de invoering van een inkomensaf- hankelijke doorstromingsheffing op relatief welva-

(9)

J

rende samenlevingsverbanden die beslag blijven leg- gen op goedkope huurwoningen. Alleen op die ma- nier kunnen we de vele goedkope woningen die met behulp van gemeenschapsgeld aan de woningvoor~

raad zijn toegevoegd ook werkelijk beschikbaar krij- gen voor de mensen voor wie ze bedoeld zijn. Naar- mate dat herverdelingsproces zich voltrekt zal zo'n doorstromingsheffing minder opbrengen, doch zal anderzijds ook minder huursubsidie nodig zijn. 19

Sociale zekerheid en de netto-netto-koppeling Ook voor een socialistisch sociale zekerheidsbeleid zijn een aantal algemene criteria te formuleren:

(1) De eis van bestaanszekerheid moet worden ge- steld in een verantwoorde afweging met eisen van doelmatigheid en continuïteit.

(2) Ook voor de gerechtigden moet het systeem ge- loofwaardig zijn op lange termijn.

(3) In de opzet moet solidariteit, zoals belichaamd in gefiscaliseerde sociale voorzieningen en ongebon- den geldoverdrachten op behoefte-basis duidelijk voorrang hebben boven sociale verzekeringen op equivalentiebasis.

(4) De uitvoering moet menswaardig zijn.

De afweging met doelmatigheid en continuïteit houdt in dat sociale zekerheid de arbeidsinspanning, het spaargedrag en de investeringen zo min mogelijk moet frustreren. Daartoe is het dienstig een onder- scheid te maken tussen het micro- en het macro-eco- nomische prikkelverhaal. Met het micro-economi- sche aspect doel ik op het bittertafelverhaal dat we de uitkeringsniveaus zouden moeten verlagen om de mensen te prikkelen tot werkaanvaarding. Dat geldt wellicht voor jongeren, die vaak op een uitkering ko- men die hoger ligt van het 'laatst genoten inkomen' (studiebeurs of zakgeld). Maar in zijn algemeenheid is dat een misverstand, met de ideologische wens als vader van de gedachte. Als regel mogen we aanne- men dat hoge uitkeringen alleen de toetreding rem- men als aangeboden werk straffeloos kan worden ge- weigerd of als er daarnaast zwart wordt gewerkt.

Maar voor de meeste mensen is gedwongen werk- loosheid een 'inferieur goed', dat ze, in weerwil van financiële tegemoetkomingen, zo lang mogelijk ont-

gaan. Dat blijkt uit het heftige verzet tegen gedwon-

gen ontslagen. Op zichzelf indiceert dit een beleid ge- richt op bestrijding van oneigenlijk gebruik en frau- de, met een ruime interpretatie van passend werk als volumebeperkende maatregel. Maar geen prikkels zolang er geen banen zijn; dat is wreed.

Het macro-economische prikkelverhaal is wèl waar.

Over de relatie AOW-spaargedrag had ik het al. In de relatie sparen-investeren-werkgelegenheid is sprake van een fnuikende vicieuze cirkel: stijgend uitke- ringsvolume - hogere premies - hogere arbeidskos- ten - vermindering bedrijfsbesparingen en investe- ringsneiging - verlies werkgelegenheid - verder stij- gend uitkeringsvolume - enzovoort. Deze cirkel leert ons een eenvoudige les: een stelsel van secundai- re maatschappelijke inkomensoverdrachten kan al- leen conjuncturele en geen structurele klappen op- vangen. Als we, zoals in de jaren zestig en zeventig,

de structuur van de economie uit de hand laten lopen vernietigt het stelsel op den duur zichzelf. Structureel is bestaanszekerheid alleen te garanderen bij een hoog niveau van werkgelegenheid: alleen een vol- doende beschikbaarheid van vast en zeker werk ver- schaft sociale zekerheid geloofwaardigheid als garan- tie voor secundaire beschikkingsmacht. Dáárom moeten de uitkeringen omlaag, om ze in de toekomst grotendeels weer door werkgelegenheid te kunnen vervangen. Dat is de harde waarheid, die we niet mo- gen ontlopen. 20

Het doorzien van de ogenschijnlijke paradox dat be- staanszekerheid op termijn nu onmiddellijk een ver- gaande versobering van het bestaande stelsel van overdrachten en sociale verzekeringen vereist, brengt ons op de vraag welk relatief gewicht solidari- teit en equivalentie moeten hebben in een nieuw stel- sel. In de sfeer van de inkomensoverdrachten staat voor socialisten de solidariteit centraal, en strekt equivalentie alleen ter verzachting van het aanpas- singspad. Dit betekent dat een nieuw stelsel van so- ciale zekerheid in beginsel dient te worden bekostigd uit de algemene middelen en te worden uitgevoerd door de fiscus. In deze visie dienen aanspraken te stoelen op geobjectiveerde minimum-behoeften (een afweging van inkomen en vermogen versus samen- stelling van het samenlevingsverband). Bij werkloos- heid, ziekte of invaliditeit van één of meer werkne- mers in het samenlevingsverband kan deze genor- meerde minimum-overdracht 'vertraagd intreden' na een kortlopende werknemersverzekering op equiva- lentiebasis, waarvan de looptijd varieert met de leef- tijd. Daarmee wordt de inkomensterugval vanuit het bovenminimale niveau wat gebufferd, en recht ge- daan aan de individualisering van het arbeidsverle- den zolang dat nog recent is. Ik denk hierbij aan af- schaffing van de WWV en verlenging van de WW tot gemiddeld één jaar, wat korter voor jongeren, wat langer voor ouderen. Voor arbeidsongeschiktheid zou een wat soepeler regeling op zijn plaats zijn. In beide gevallen zou een uitkeringsrecht afhankelijk gesteld moeten kunnen worden van bereidheid tot (her)scholing. Bijverzekering voor bedrijfstaksge- bonden werkgelegenheidsrisico's kan, voor rekening van de werkgever. Verder blijft, naast het geobjecti- veerde sociale minimum, de geïndividualiseerde bij- stand in bijzondere kosten van bestaan van kracht.

Bij de vaststelling van uitkeringsrechten wordt de middelentoets opgeschort voor de (overeenkomsti- ge) looptijd van de werknemersverzekering, ook voor niet-werknemers; er is geen reden om het eigen huis bij mensen met een arbeidsverleden anders te behandelen dan bij bijstandsvrouwen, noch om het eigen huis anders te behandelen dan andere vermo- gensbestanddelen.

Deze korte schets laat zich samenvatten tot een drie- tal hoofdgedachten:

(1) Het relatieve gewicht van de solidariteit wordt verzwaard door inkorting van het equivalentietraject van de sociale verzekering. De daarmee vrijkomende ruimte komt beschikbaar voor lastenverlichting en het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen, als instru-

125

socialisme en democratie nummer 4

(10)

ment van solidariteit met schoolverlaters en andere nieuwe toetreders, en als basis voor bestaanszeker- heid op termijn.

(2) De middelentoets wordt - na een naar leeftijd gedifferentieerde gratieperiode - gelijkelijk toege- past op mensen met en zonder arbeidsverleden. Die algemene toepassing is een eis van solidariteit. De gratieperiode ontlast het individuele aanpassingspro- ces en verzacht de 'afstraffing' van een spaarzaam le- ven.

(3) In operationele zin worden uitkeringsrechten onderling afgestemd door 'on-line' verbinding van de verschillende administratieve systemen. In laatste in- stantie is het denkbaar dat de fiscus de 'centrale kas' voor alle maatschappelijke overdachten wordt; zij int dan de belastingen en de premies, en betaalt op indi- catie van de gemeentelijke sociale diensten en de 'kleine commissies' van de bedrijfsverenigingen.

Een dergelijk systeem brengt ons op de drempel van een negatieve inkomstenbelasting als systeem van so- ciale zekerheid. Veel van de argumenten die daar in het verleden tegen zijn ingebracht hebben inmiddels hun overtuigingskracht verloren, nu ons bestel dreigt te verzanden in een groot aantal slecht gecoördi- neerde inkomensafhankelijke heffingen en toesla- gen. Een negatieve inkomensbelasting als sociale maatrege[21 biedt de mogelijkheid van integratie van sociale zekerheid met naar samenlevingsverband ge- differentieerde huursubsidie (nieuwe stijl, met door- stromingsheffing), inkomensafhankelijke kinderbij- slag, en schoolgeldheffing in één op draagkracht ge- baseerd systeem. Tenslotte leveren fiscalisering en harmonisering uitzicht op een meer menswaardige uitvoering. De 'echte minima' zijn in dit systeem bij de fiscus bekend en hoeven zichzelf niet keer op keer in het openbaar te vernederen door folders te halen of aanvragen te doen. Werknemersverklaringen voor de loonbelasting kunnen rechtstreeks bij de fiscus worden ingezonden, hetgeen de vrees voor voyeuris- me bij tweeverdieners in alternatieve samenlevings- verbanden kan verminderen. Natuurlijk brengt dit al- les een taakverzwaring voor de fiscus mee, maar daar staat een verbetering van de maatschappelijke effi- ciency en een verlichting bij de bedrijfsverenigingen en de Raden van Arbeid tegenover. De politiek zal zich bewust moeten zijn van de weerstand tegen der- gelijke veranderingen bij de belanghebbende uit- voerders die, naar Arie Groenevelt's gevleugeld woord, meer stoelgericht dan doelgericht zijn. Niet- temin is een dergelijke hervorming het overwegen waard, zeker voor wie zich durft voor te stellen wat een rompslomp de door het kabinet-Lubbers voorge- stelde stelselwijziging binnen de huidige structuur met zich zal brengen.

Een laatste consequentie van deze denktrant is dat het minimumloon gevoegelijk kan verdwijnen. Dat is maar goed ook, want het heeft zijn functie overleefd, zowel als ijkpunt voor de netto-netto-koppeling, die in een consequent naar behoeften gedifferentieerd solidariteitsbeleid in wezen is losgelaten als - en vooral - door de opkomst van het werken met be- houd van uitkering. Dat laatste is een oneigenlijke

126

ontwikkeling, die we beter recht kunnen trekken door de loonvorming helemaal vrij te maken en - waar nodig - te suppleren tot een minimum-inko- men. Wie dit allemaal te ver en te snel gaat kan den- ken aan een afschaffing van het minimum (jeugd)loon èn het werken met behoud van uitkering voor jongeren (bijvoorbeeld tot zevenentwintig jaar), om deze categorie als eerste prioriteit aan de slag te krijgen in de 'normale' arbeidsmarkt.

Een laatste vraag is dan of het minimum-inkomen nog ergens aan gekoppeld moet worden. Tot op zeke- re hoogte is deze koppelingsvraag een schimmenge- vecht, als we zo eerlijk willen zijn om toe te geven dat onder de huidige politieke en economische omstan- digheden de wettelijke koppeling niet meer kan bie- den dan een papieren garantie. We zullen een aan- vaardbaar minimum gulden voor gulden beleidsmatig moeten bevechten, in politieke strijd en - vooral - door een groeizame economische politiek. In die zin getuigt het pleidooi - ook in onze kring - voor een beleidmatige koppeling van realiteitszin. Maar om te voorkomen dat het loslaten van de netto-netto kop- peling ons laat afglijden naar de bijltjesdag in de so- ciale politiek zullen we toch moeten blijven streven naar enigerlei vorm van indexatie, op basis van een vooraf overeengekomen referentiepunt in de loon- vorming.

Specifieke voorzieningen

In de verzorgingsstaat wordt de naastenliefde gedi- plomeerd bedreven en gaandeweg in eigenliefde ge- transformeerd. In weerwil van alle prietpraat over democratisering is het bestel hecht in handen van zich afschermende, hoog gekwalificeerde dienstverleners - de klant komt op de tweede plaats. De verzorgings- staat is meer een gevolg van een door politieke mee- loperij gedoogd monsterverbond tussen de bureau- cratie en de pressiegroepen, dan een produkt van so- cialistische visie. 22 Zij subsidieert alles wat los en vast zit, als er maar macht achter staat; ze heeft dan ook langzamerhand niet veel meer te maken met een eer- lijke verdeling van kennis, inkomen en macht. Ja, ze brengt die in het gedrang omdat er steeds minder geld is voor echte solidariteit. Er is dan ook alle reden om de nodige bezuinigingen zoveel mogelijk te vinden in een kritisch doorlichten van het tertiaire verdelings- traject. Ik had het al over de bodemloze put van het volkshuisvestingsbeleid, dat nog steeds niet voldoen- de betaalbare woonruimte beschikbaar heeft gekre- gen voor wie het echt nodig hebben. Kortheidshalve beperk ik mij verder tot één voorbeeld van wat we niet en wat we wel moeten doen, in de tertiaire sfeer.

Wat we niet moeten doen is het openbaar vervoer zonder meer subsidiëren, dat is een volstrekt node- loze aanslag van miljarden per jaar op de begroting die leidt tot maatschappelijk ondoelmatige woon- plaatskeuzen. Negatieve externe effecten van auto- gebruik moeten we niet compenseren met subsidies, maar wegnemen. Een alternatief begint bij kosten- verlaging door spreiding, c.q. vermindering van de woon-werkpiek, in samenhang met arbeidsduurver- korting en bedrijfstijdverlenging en de hiervoor be-

(11)

J

)

schreven verbetering van de woningmarkt. Want die piek bepaalt de onrendabele capaciteit in de daluren. En verder zullen we de negatieve milieu-effecten van het autogebruik beter moeten doorberekenen in ben- zine-accijns, wegenbelasting en parkeerheffingen, waardoor ook het openbaar vervoer, als alternatief, meer kostendekkend kan tariferen.

Wat we wel moeten doen is de gezondheidszorg be- taalbaar houden, door het aanbod van voorzieningen zorgvuldig te budgetteren en het medisch handelen door interprofessionele toetsing gaandeweg te stan- daardiseren. De blinde vlek in het progressieve den- ken over gezondheidszorg is het medisch handelen;

de illusie bestaat dat alle problemen zijn opgelost als de arts maar in dienstverband komt. Maar een pu- bliek dienstverband verandert de mens niet bij tover- slag, dat zouden we nu toch moeten weten. We schie- ten er niet veel mee op als artsen, eenmaal in dien~t­

verband, minder hard gaan werken, want dan hebben we weer meer artsen nodig. De huidige ontwikkeling in de richting van meer limitatieve budgetten, proto- colaire geneeskunde en degressieve tarieven biedt al- ternatieven die ook voor de PvdA interessant kunnen zijn.23 Diezelfde ontwikkeling roept de vraag op of het niet mogelijk en wenselijk is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) om te zetten in een sociale voorziening ten laste van de begroting, met een eigen bijdrage naar draagkracht, waarin ook de vermogenspositie een rol speelt. Daarmee zou on- der meer een schrijnende rechtsongelijkheid tussen bejaarden in bejaardenoorden en verpleeginrichtin- gen zijn opgelost.

Besluit

Het gaat al tien jaar slecht met de Nederlandse eco- nomie. Terwijl we mondjesmaat werken aan econo- misch herstel, zijn we meer dan een miljoen arbeids- plaatsen achterop geraakt, de verborgen werkloos- heid meegerekend. Zowel ten aanzien van het ver- diende als het herverdeelde inkomen zullen we ach- terhaalde ideeën los moeten laten en njeuwe benade- ringen op hun progressieve potentie moeten toetsen.

In de sfeer van loonvorming moeten we naar meer flexibiliteit in arbeidsduur, bedrijfstijd en loonstruc- tuur. Het minimumloon moet op de helling, het be- schermt de zwakke groepen niet (meer), het sluit ze uit. Vervanging door een systeem van (gezins)toesla- gen voor beneden-minimale inkomens voorkomt bo- vendien het afglijden naar zoiets oneigenlijks als wer- ken met behoud van uitkering.

In het herverdeelde inkomen dient een sterker accent te worden gelegd op draagkracht en solidariteit, ten koste van het equivalentie-traject in de sociale verze- kering, om ruimte te scheppen voor nieuw werk. Met hetzelfde doel moet bekostiging naar draagkracht van specifieke overheidsvoorzieningen worden be- perkt tot sociale grondrechten, zoals funderend on- derwijs en gezondheidszorg. We moeten ophouden pressiegroepen te gerieven door alles wat los en vast zit te subsidiëren.

Wie duurzaam werk wil, zal evenwel moeten ombui- gen als dit kabinet. Dat is alleen erg voor wie bang is.

Wie niet in faalangst tegenstreeft, maar ingaat op wat de toekomst eist, zal de macht verwerven om daarbij de op solidariteit gebouwde kern van het sociaal be- leid te versterken en een economische politiek voeren waarin de bestedingsbeperkende impulsen van een structureel noodzakelijk ombuigingsbeleid worden gecompenseerd met een bestedingsverruimende fis- cale politiek. Alleen dan is het micro- en het macro- economische beleid consistent. En alleen dan kunnen we voorkomen dat de samenleving splijt in een we- reld van werk en een wereld van uitzichtloze werk- loosheid.

Noten

1. J. Tinbergen, Economic Policy: Principles and Des- ign, vierde editie, Amsterdam 1967, blz. 19: 'By an in- consistency in aims we mean a situation in which some things are aimed at which are ultimately incompatible with other aims held concurrently. A very simple exam- ple is the aim to eat a cake in conjunction with another aim to have it. The aim to have a good time and hence not to save may, later on, prevent the same man from having a good time'.

2. Zie hierover G.A. Kessler, J. Pen en D.J. Wolfson in Overlevingskansen van de verzorgingsstaat. Preadviezen Vereniging voor de Staatshuishoudkunde, Den Haag 1981.

3. Zie voor een glasheldere uiteenzetting over de dilem- mas van aanpassing en financiering J.J. Polak, 'Interna;

tionaal beleid met betrekking tot betaJingsbalansproble- men, 1973 tot 1983', in De financieel-economische crisis in de wereld, Preadviezen Vereniging voor de Staathuis- houdkunde, Den Haag 1983.

4. Zie hierover het OESO landenrapport Netherlands, Parijs, januari 1983, en mijn 'Nederland ontwikkelings- land,', ESB 9 maart 1983, blz. 211.

5. Cijfers ontleend aan het Herstelplan voor de industrie,

d.d. 9 november 1983, van de Industriebond FNV.

6. In een aan dit stuk min of meer complementair arti- kel ('Een socialistische loon- en prijspolitiek') in het the- manummer over liberalisme en socialisme van Liberaal Reveil (1984, nr. 1) ga ik uitvoeriger in op de verschillen

t~sse.!l. het socialistische en het liberale gedachtengoed.

7. Zie J. Pen en J. Tinbergen, Naar een rechtvaardiger inkomensverdeling, Amsterdam 1977.

8. Daarvoor leeft men samen. Zie over de structuur van nutsfuncties in samenlevingsverbanden ook.J .M.M. Rit- zen, 'De meting van de tertiaire inkomensverdeling', in N.C.M. van Niekerk, red., Tertiaire Inkomensverdeling, Den Haag 1979.

9. Zie hierover met name het SCP-rapport Profijt van de overheid in 1977, Den Haag 1981 en mijn samenvat- ting van het Nederlandse onderzoek naar de tertiaire in- komensverdeling in D.J. Wolfson, 'On the Social Selec- tivity of Public Spending Programmes' , The Netherlands Journalof Sociology, oktober 1983.

10. Zie over de samenhang tussen deze drie verdeling- strajecten ook mijn 'Inkomensverdeling en beheers- baarheid', in D.J. Wolfson, red., Naar een beheersbare collectieve sector, Deventer 1981, en mijn Criteria in en- gineering social justice, research memo 83/10, Erasmus Universiteit Rotterdam 1983.

11. Zie hierover de Interim-nota Inkomensbeleid van het

kabinet-Den Uyl, Tweede Kamer zitting 1974-75,13399 nrs. 1 en 2, blz. 6-8.

.12. Zie H. de Groot, C.A. de Kam en E. Pommer, Een algemene arbeidsduurverkorting met tien procent, SCP- cahier nr. 30, Rijswijk 1982.

127

socialisme en democratie nummer 4

(12)

soclallsme en democratie nummer 4

april 1984

13. Reken maar na: 9x9=81 uur werken per twee we- ken, bij 10x9=90 uur bedrijfstijd, biedt ruimte voor 10% meer arbeidsplaatsen zonder additionele capaci- teitscreatie. De politiek en met name de PvdA als voor- vechter van arbeidsduurverkorting, heeft de opties die bedrijfstijdsverlenging biedt ten onrechte laten liggen, en dat terwijl de Industriebond FNV daar bijtijds voor- zetten voor gegeven heeft. Zie Vijf jaar voor kwaliteit (1976) en de heruitgave daarvan in 1978, blz. 50-52.

14. Zie over de hier bedoelde 'begeleide loonpolitiek' mijn 'Arbeidsvoorwaarden en de collectieve sector', in M. Brouwer en M.J. Ellman, red., De collectieve sector in de crisis, Deventer 1983.

15. Er is de laatste jaren een uitgebreide literatuur ont- staan over de produktiviteitsontwikkeling in de over- heidssector. Zie bijv. H.M. van de Kar, 'Het meten van overheidsvoorzieningen' , Maandblad voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde, juli-aug 1983. Als ruwe be- nadering voor de produktiviteit kunnen we uitgaan van de personeels/dienstenverhouding. Zie hiervoor bijv. de SCP-studie De kwartaire sector in de jaren tachtig, Den Haag 1980, en bijbehorende vervolgstudies.

16. Dat is mijn probleem met het veel besproken artikel van D.B.J. Schouten en A.H.J. Kolnaar, 'De tekort- schietende jaren tachtig', Maandschrift Economie, de- cember 1983.

17. Zie hierover Het huurwaardeforfait in de inkomsten- belasting, Tweede Kamer, zitting 1980-81, nr. 16668.

18. Cijfers in deze alinea ontleend aan de nota Herstruc- turering tarief inkomstenbelasting, Tweede Kamer, zit- ting 1982-83, 17611 nrs. 1-3.

19. Ik ben mij bewust dat de Raad voor de Volkshuisves- ting in zijn Advies inzake de doorstromingsheffing (1982)

Vervolg van blz. 131.

destabiliserender en bedreigender voor de Sovjet- Unie dan de Pershing II om maar iets te noemen. De agitatie voor een kernwapenvrij Europa voegt het Europese 'anti-kernwapen sentiment' naadloos in in deze huiveringwekkende plannen van Amerikaanse militairen.

Het kan niet de bedoeling zijn geweest, maar het is wel het resultaat. De kansen op een conventionele oorlog nemen toe zonder dat de nucleaire risico's werkelijk verminderd worden. Men sust zich in slaap met een nucleaire illusie om wakker te schrikken door een conventionele nachtmerrie.

Noten

1. Voor een heldere samenvatting en kritische analyse van deze voorstellen verwijs ik naar R. Riemersma, A Nuclear Free Zone in Europe: Proposals and Possibili- ties, Rotterdam, 1983 (te bestellen bij R. Riemersma,

128

deze gedachte in meerderheid heeft afgewezen. Zonder de problemen die de Raad etaleert te willen bagatellise- ren taxeer ik de mogelijkheden en wenselijkheden toch anders. Zie over de volkshuisvestingsproblematiek ver- der ook J.A.H. Bron e.a., Woonbeleid opnieuw onder- bouwd, Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitga- ven, Den Haag, 1983.

20. De kern van deze gedachte is al terug te vinden in de nota Collectieve voorzieningen en werkgelegenheid, Tweede Kamer, zitting 1975-76, 139512, van het kabi- net-Den Uy!.

21. Een negatieve inkomstenbelasting (NIB) als sociale maatregel onderscheidt zich van een NIB als fiscaal sys- teem voor het aanvaarden van een breuk in tarieflijn, zoals we die ook al (impliciet) kennen in ons huidige sys- teem van sociale zekerheid. Zie hierover de Nota nega- tieve inkomstenbelasting, Tweede Kamer, zitting 1970- 71, nr. 11206.

22. Zie over deze materie vele eerdere bijdragen in dit blad, waaronder met name P. Kalma en E. Wolffensper- ger, 'Grenzen aan de verzorging', SenD juli-aug. 1982, En zie vooral ook P.J. Vos, 'Sociaal-democratie en ver- zorgingsmaatschappij', in J. Bank e.a., red. Het vierde jaarboek voor het democratisch socialisme, Amsterdam 1983.

23. Zie F. Jaspers, red., Artsen in dienstverband (WBS cahier), Deventer 1980, F.F.H. Rutten, 'Privatisering en deregulering in de gezondheidszorg', Openbare Uit- gaven, december 1983 en W.P.M.M. van de Ven, 'Ziek- tekosten en financiële prikkels tot doelmatigheid; con- touren van een Algemene Wet Ziektekosten', ESB, 26-1-'83 en 2-2-'83.

p.a. Erasmus Universiteit, H 12-13, Postbus 1738, 3000 OR Rotterdam).

2. Zie 'Comment by Egon Bahr' in: Common Security.

A Programme for Disarmament, Pan Books, 1982, p.

182.

3. Common Security, p. 147.

4. Zie bijvoorbeeld Daniel Elsberg in: E. P. Thompson and D. Smith, Protest and Survive, 1981, p. V-VII, voor een overzicht van gevallen van Amerikaanse nucleaire dreiging. Voor de Sovjet-Unie, die in mindere mate van hetzelfde middel gebruik maakte, geldt hetzelfde: steeds gaat het om niet-kernwapenstaten, die met succes be- dreigd worden.

5. Zie bijvoorbeeld: S. Zuckerman, Nuclear Illusion and Reality, 1982, Ch. 4.

6. Zie bijvoorbeeld L. Freedman in: Gerald Segal e.a., Nuclear War and Nuclear Peace, 1983, p. 92-3. 7. Alexander Haig, New York Times, April 7, 1982.

8. S. Rozemond en J. G. Siccama, Evenwicht van de kwetsbaarheid. NIVV, Den Haag, 1982.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het borgen van de onderwijskwaliteit en -continuïteit, het structureel aanpakken van kansengelijkheid, het ontwikkelen en innoveren van onderwijs en het inlopen van de huidige

In hun eigen praktijk kunnen werk- gevers uit de regio Noord-Holland Noord gebruikmaken van onder meer het programma ‘Harrie Helpt’, een laagdrempelige training op de

'Dat er niets over palliatieve zorg in het regeerakkoord staat, is een gemiste kans voor CD&amp;V.' Een nieuw euthanasiedebat in het parlement mag, maar niet als de uitkomst

Daarnaast vinden wij het heel belangrijk dat overal mensen met dementie én hun naast- betrokkenen (professionele zorgverleners, informele zorg, bezoek, stagiaires, etc.) makkelijk

Dus zij heeft ook voor elkaar gekregen dat ik wel onder begeleiding omdat ze natuurlijk niet wilde dat ik zelf zou weglopen of iets gewoon ook echt buiten de instelling zeg

Belangrijk dat individuele begeleiders een eigen stijl ontwikkelen waarin zij oog houden voor behoeften en belangen van individuele jongeren. Voor het hele rapport,

Migranten hebben vaak een relatief beperkte verblijfsduur in Nederland en kennen daardoor een onvolledige AOW-opbouw (SER, 2000, p. Zoals eerder aangegeven bestaat de groep personen

De kostennor- men in het Normenboek zijn berekend door de vastgestelde tijdnormen te combineren met de uurtarieven voor arbeid en materieel die daarbij worden ingezet..