• No results found

EHRM 22 januari 2019 (Rivera Vazquez en Calleja Delsordo vs. Zwitserland)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "EHRM 22 januari 2019 (Rivera Vazquez en Calleja Delsordo vs. Zwitserland)"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

954

NEDERLANDS JURISTENBLAD − 12-4-2019 − AFL. 14

Rechtspraak

EHRM 954 Hof van Justitie EU 955 Hoge Raad (civiele kamer) 957 Hoge Raad (strafkamer) 964 Afd. bestuursrechtspraak RvS 969 Centrale Raad van Beroep 971 College beroep bedrijfsleven 978

Europees Hof voor de

Rechten van de Mens

Deze rubriek wordt verzorgd door onderzoe-kers van de Universiteit Leiden, de VU Amsterdam, de Universiteit Utrecht, de Radboud Universiteit en het College voor de Rechten van de Mens. Onderstaande bewer-king is verzorgd door M. Brüning en F.C. Bentvelzen (beiden UL). Alle uitspraken van het EHRM staan op www.echr.coe.int; een selectie verschijnt uiteindelijk in Reports of Judgments and Decisions. De uitspraken van kamers van het EHRM worden drie maanden na de uitspraakdatum definitief, tenzij er intern appel wordt ingesteld bij de Grote Kamer van het Hof.

769

17 januari 2019, nr. 22457/16

Essentie: vermeend seksueel misbruik van kinderen in residentiële instelling, positieve verplichtingen ter bescherming kinderen tegen kindermishandeling.

(art. 3 en 8 EVRM)

X. e.a. vs. Bulgarije

A. Feiten

Klagers zijn de kinderen X, Y en Z, samen met hun adoptieouders. X, Y en Z zijn een broer en twee zusjes die, als zij resp. 12, 10 en 9 jaar oud zijn, in 2012 worden geadopteerd door een Italiaans echtpaar. Een paar maan-den na de adoptie melmaan-den de adoptieouders aan de Italiaanse autoriteiten dat hun kinde-ren slachtoffer wakinde-ren van seksueel misbruik tijdens hun verblijf in het kindertehuis. Als de Italiaanse media dit nieuws naar buiten brengen, start de Bulgaarse kinderbescher-mingsautoriteit een inspectie-onderzoek naar het kindertehuis en worden de opspo-ringsautoriteiten ingelicht. Uit verschillende onderzoeken komt geen enkel bewijs of aan-wijzing dat het seksueel misbruik zou heb-ben plaatsgevonden. Het Italiaanse Ministe-rie van Justitie doet een officieel verzoek aan

de Bulgaarse autoriteiten. Nadat nog een extra onderzoek is uitgevoerd besluiten de opsporingsautoriteiten dat geen strafrechte-lijk onderzoek zal worden ingesteld.

B. Procedure in Straatsburg

Op 16 april 2016 wordt een klacht ingediend bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens namens de adoptieouders en de drie kinderen. Zij stellen dat de kinderen slachtof-fer zijn van seksueel misbruik tijdens hun verblijf in het kindertehuis en dat de Bul-gaarse autoriteiten hen onvoldoende hebben beschermd en evenmin een effectief onder-zoek hebben verricht naar aanleiding van hun klacht. Derhalve zouden de artikelen 3, 6, 8 en 13 EVRM zijn geschonden.

C. Beslissing van het Hof

(Vijfde sectie: Nussberger (president), Grozev Potocki, O’Leary, Mits, Kucsko-Stadlmayer Huseynov)

Het Hof beslist ten eerste dat geen sprake is van een schending van art. 3 en 8 EVRM ten aanzien van het vermeende ineffectieve onderzoek dat door de Bulgaarse autoriteiten is verricht. De autoriteiten hebben snel en zorgvuldig gereageerd zodra zij op de hoogte waren van het vermeende seksueel misbruik dat door de kinderen was gemeld via de media, ook al ontvingen zij niet zelf een klacht van de kinderen. Zij hebben samenge-werkt met de Italiaanse autoriteiten, de politie en de kinderbeschermingsautoriteit en hebben het kindertehuis geïnspecteerd en er onderzoek gedaan, onder meer door de medische dossiers van de kinderen te analy-seren en groepsleiders, kinderen en andere betrokken personen bij het kindertehuis te interviewen. De verklaring van de drie kinde-ren uit Italië werden niet bevestigd door de kinderen die in hetzelfde tehuis verbleven, door de medewerkers van het tehuis of door andere betrokkenen. De beslissing van de opsporingsautoriteiten dat er onvoldoende grond was om strafrechtelijk onderzoek door te zetten was niet willekeurig of onredelijk en het Hof vindt geen onzorgvuldigheden in de procedure. Verder kregen de adoptieou-ders de ruimte om te participeren in de pro-cedure. Concluderend hebben de Bulgaarse autoriteiten niet verzuimd om een effectief onderzoek te verrichten naar de beschuldi-gingen van de kinderen.

Het Hof beslist verder dat de autoriteiten aan hun positieve verplichtingen hebben voldaan om actie te ondernemen om kinderen in kindertehuizen tegen seksueel misbruik te beschermen. Het kindertehuis had verschil-lende maatregelen getroffen om kinderen die daar woonden te beschermen. Zo was de toegang tot het tehuis voor derden beperkt

en gecontroleerd en hadden derden en man-nelijke werknemers maar zeer beperkt en met begeleiding van een vrouwelijke werkne-mer toegang tot de units waar de kinderen verbleven. De kinderen werden regelmatig gecontroleerd door een huisarts en een psy-choloog in dienst van het kindertehuis. Ver-der hadden de kinVer-deren toegang tot een tele-foon en een hulplijn waar meldingen konden worden gedaan. Uit de onderzoeken bleek niet dat de directeur of het personeel op de hoogte waren gesteld van het vermeende misbruik. Het Hof concludeert dat niet is komen vast te staan dat de Bulgaarse autori-teiten hebben gefaald in hun positieve ver-plichtingen om kinderen tegen geweld waar-van zij op de hoogte hadden kunnen zijn, te beschermen.

D. Slotsom

Het Hof oordeelt dat artikel 3 en 8 EVRM niet zijn geschonden (unaniem).

770

22 januari 2019, nr. 65048/13

Hoor en wederhoor. Equality of arms. Verrassingsbeslissing. Recht op een eerlijk proces. Ontbreken van procesbevoegdheid advocaat. Ongeldige procesvertegenwoordi-ging. Art. 6 EVRM.

(art. 6 lid 1 EVRM)

Rivera Vazquez en Calleja Delsordo vs. Zwitserland

A. Feiten

In een huurgeschil procederen verzoekers vanaf oktober 2010 bij het Tribunaal voor lease- en huurzaken, en vervolgens de Kamer voor lease- en huurzaken van het Hof in het Kanton van Genève. Zij worden daarbij verte-genwoordigd door huurdersvereniging ‘ASLO-CA’ (l’Assocation genevoise des locataires) in de persoon van P.S. Beide instanties wijzen het beroep af. Op 21 januari 2013 stellen verzoe-kers civiel beroep in bij het Federale Hof. P.S. is hun advocaat. Verzoekers eisen nietigverkla-ring van de contractueel vastgestelde huur-prijzen en vaststelling van nieuwe huurprij-zen en voorts veroordeling van verhuurder tot terugbetaling van het te veel betaalde en ver-laging van de bankgarantie. De volmacht die P.S. de bevoegdheid geeft verzoekers in rechte te vertegenwoordigen, is op 18 januari 2013 ondertekend. P.S. was al betrokken geweest in andere procedures voor het Federale Hof. Het Federale Hof wijst het beroep gedeeltelijk toe, maar oordeelt dat verzoekers niet geldig zijn Aanbevolen citeerwijze:

(2)

NEDERLANDS JURISTENBLAD − 12-4-2019 − AFL. 14

955

Rechtspraak

vertegenwoordigd. Omdat P.S. ondergeschikte van ASLOCA is en verzoekers cliënten van ASLOCA zijn, is P.S. volgens de wet niet onaf-hankelijk. Het Federale Hof kent verzoekers daarom geen vergoeding van hun eigen advo-caatkosten toe. In een parallelle zaak waarin de bevoegdheid van P.S. eveneens ter discussie stond, werd door het Federale Hof beslist op 26 februari 2013.

B. Procedure in Straatsburg

Verzoekers doen beroep op het recht van een eerlijk proces ex art. 6 lid 1 EVRM. Zij klagen over het oordeel van het Federale Hof dat P.S. hen niet geldig als advocaat kon vertegen-woordigen, zonder dat zij de mogelijkheid hebben gehad zich hierover uit te laten en dat geen kostenvergoeding is toegekend, ondanks dat zij gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld.

C. Beslissing van het Hof

(Derde Kamer: Vincent A. De Gaetano (voor-zitter), Branko Lubarda, Helen Keller, Pere Pastor Vilanova, Alena Polácková, Georgios A. Serghides, Mariá Elósegui)

Het Hof overweegt dat de beginselen van hoor en wederhoor en equality of arms fun-damentele elementen van het recht op een eerlijk proces zijn, zoals bepaald in art. 6 lid 1 EVRM. Het beginsel van hoor en wederhoor vereist dat de rechter zich niet baseert op feiten of rechten die tijdens de procedure niet aan de orde zijn geweest en die leiden tot een uitkomst die geen van de partijen redelijkerwijs had kunnen voorzien. Elk van de partijen moet een redelijke kans krijgen zijn zaak voor het voetlicht te brengen onder omstandigheden die hem niet in aanmerke-lijk ongunstigere positie brengen ten opzich-te van de andere partij(en).

Het Hof overweegt dat de bevoegdheid van P.S. weliswaar in de parallelle procedure ter discussie is gesteld, maar dat P.S. daarin mogelijke belangenconflicten heeft betwist. De uitspraak in de parallelle procedure werd meer dan een maand na het indienen van het beroep in de zaak van verzoekers gewe-zen. Het Hof concludeert dat verzoekers de verdediging van hun belangen hebben toe-vertrouwd aan een advocaat die schijnbaar bevoegd was hen te vertegenwoordigen en dat zij zijn verrast door het onvoorspelbare en onverwachte gevolg van het oordeel van het Federale Hof dat zij niet geldig zijn verte-genwoordigd. Hieraan doet niet af dat P.S. reeds tijdens de indiening van het beroep wist dat zijn procesbevoegdheid in de paral-lelle procedure ter discussie is gesteld. Ener-zijds kon P.S. niet vooruitlopen op de beslis-sing in de parallelle procedure en was hij ten tijde van de indiening van het beroep bij het

Federale Hof niet gehouden verzoekers te adviseren een andere advocaat te zoeken. Anderzijds was P.S. niet bevoegd verzoekers wegens het belangenconflict te vertegen-woordigen. Zonder dat zij zich hiervan bewust waren, konden zij ten tijde van het instellen van het hoger beroep niet profite-ren van advies van een procesbevoegde advo-caat. Het kan hen niet worden tegengewor-pen dat zij zelf deze omstandigheid niet naar voren hebben gebracht.

Het Federaal Hof heeft verzoekers de proces-vertegenwoordiging ontnomen door ambts-halve de bevoegdheid van P.S. ter discussie te stellen, zonder dat verzoekers hierover zijn geïnformeerd, zijn uitgenodigd hierover hun zienswijzen naar voren te brengen, of de kans hadden dit gebrek te herstellen. Door het ont-nemen van deze procesvertegenwoordiging heeft het Federale Hof, gegeven het ontbreken van hoor en wederhoor, verzoekers in een aanmerkelijk nadeligere positie gebracht ten opzichte van hun wederpartij, die wel rechts-geldig in rechte werd vertegenwoordigd.

D. Slotsom

Het Hof oordeelt dat sprake is van een schen-ding van het recht op een eerlijk proces en daarmee een overtreding van art. 6 lid 1 EVRM. Het Hof veroordeelt Zwitserland tot een betaling aan verzoekers van € 2.334 aan materiële schadevergoeding en € 7.000 aan proceskosten.

Hof van Justitie van de

Europese Unie

Deze rubriek wordt verzorgd door mr. M.K. Bulterman, hoofd van de Afdeling Europees Recht binnen de Directie Juridische Zaken, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De volledige uitspraken van het HvJ EU zijn beschikbaar via http://curia.europa.eu.

771

Arrest van 26 februari 2019, gevoegde zaken C-202/18 en C-238/18

(K. Lenaerts, president, J.C. Bonichot (rap-porteur), A. Prechal, M. Vilaras, E. Regan, K. Jürimäe en C. Lycourgos, kamerpresiden-ten, A. Rosas, E. Juhász, E. Levits, L. Bay Lar-sen, D. Šváby en M. Berger, rechters) Ilmārs Rimšēvičs (C202/18) en Europese Cen-trale Bank (ECB) (C238/18) tegen Republiek Letland

Europees Stelsel van Centrale Banken – Beroep wegens schending van artikel 14.2, tweede alinea, van de statuten van het

Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank – Besluit van een nationale autoriteit om de presi-dent van de nationale centrale bank tijde-lijk van zijn ambt te ontheffen

Feiten en achtergrond geding

Rimšēvičs is bij besluit van het Letse parle-ment van 31 oktober 2013 benoemd tot pre-sident van de centrale bank van Letland voor een termijn van zes jaar, met ingang van 21 december 2013. Op 17 februari 2018 is Rimšēvičs aangehouden naar aanleiding van een strafrechtelijk vooronderzoek dat het Letse bureau voor corruptiepreventie en -bestrijding (KNAB). Hij werd er van verdacht in zijn hoedanigheid van president van de centrale bank van Letland in 2013 steekpen-ningen te hebben verlangd en aangenomen met het oog op de uitoefening van invloed ten gunste van een Letse particuliere bank. Op 19 februari 2018 heeft de KNAB een besluit vastgesteld, waarbij hem een aantal bindende maatregelen worden opgelegd, namelijk het verbod om zijn beslissings-, con-trole- en toezichtstaken bij de centrale bank van Letland uit te oefenen – in het bijzonder het ambt van president van deze centrale bank –, de verplichting om een borgsom te betalen en een verbod om bepaalde perso-nen te benaderen en het land zonder vooraf-gaande toestemming te verlaten. Het beroep van Rimšēvičs tegen dit besluit bij de Letse rechter wordt verworpen. Op 28 juni 2018 wordt Rimšēvičs in staat van beschuldiging gesteld wegens het ontvangen van steekpen-ningen.

Zowel Rimšēvičs als de ECB komen krachtens artikel 14.2, tweede alinea, van het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Euro-pese Centrale Bank op tegen het besluit van de KNAB van 19 februari 2018 bij het Hof van Justitie.

De uitspraak van het Hof

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de beschreven voorbeelden blijkt dat het ontwerpen van toekomstscenario’s een zeer geschikte methodiek is voor samenwerkend leren en collectieve en individuele reflectie

The Court notes that in November 2009 the Data Protection Board forbade the first applicant company to process taxation data in the manner and to the extent that had been

doctrines hostiles à leur foi”. Enfin, le Gouvernement soutient que rien n’indique que les journalistes aient agi de mauvaise foi ou qu’ils aient eu un autre objectif que celui

Deze respondenten is onder meer gevraagd welke pullfactoren er aanwezig zijn in het gebied en welke factoren het voor hen aantrekkelijk maakt om naar de Noord

Verzoeker vraagt meermaals om voorwaardelijke invrij- heidsstelling, maar zijn verzoeken worden afgewezen omdat hij niet meewerkt met de gerechtelijke instanties en niet is

If a private insurance company appointed a private investigator to lawfully monitor a person, Article 96 (b) of the Accident Insurance Act and 43 (1) read in conjunction

Deze dwaze maagden gedroegen zich, toen zÍ$ iets Blkrogen hadden, alsof ze een overvloed van genegenheid en lrrrl{frlonis bezaten; zÍ$ dachten dat ze zoo goed als

Twee weken eerder ontmoetten we in Boom Olf Dudinck, volgens de Dienst Noord-Zuidbeleid van de Provincie Antwerpen een vrij- williger van onschatbare waarde voor het gratis