• No results found

∫(dus de oppervlakte van

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "∫(dus de oppervlakte van"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gelijke oppervlakte

1 maximumscore 4 ( ) 3 1 2 f ' x x = − 1 3 1 0 2 x − = geeft 3 2 x = 1 • Dit geeft 1 4 2 x= 1 1 1 1 1 4 4 4 4 (2 ) ( 3 2 2 ) 2

f = − = (dus de coördinaten van T zijn

(

2 , 214 14

)

) 1

2 maximumscore 6

• De oppervlakte van V is 9

(

)

0

3 xx dx

1

• Een primitieve van 3 x x− is 1 2 2 2x xx 1 • De oppervlakte van V is 1 2 9 1 2 0 2 2x x x 13  =   1

• De richtingscoëfficiënt van de lijn door A en T is 1 3

− 1

• De y-coördinaat van B is 3 1

• De oppervlakte van driehoek OAB is 1 1

2⋅ ⋅ =9 3 132 (dus de oppervlakte

van V en de oppervlakte van driehoek OAB zijn gelijk ) 1 of

• De oppervlakte van V is 9

(

)

0

3 xx dx

1

• Een primitieve van 3 x x− is 1 2 2 2x xx 1 • De oppervlakte van V is 1 2 9 1 2 0 2 2x x x 13  =   1

• De richtingscoëfficiënt van de lijn door A en T is 1 3

− 1

• Een vergelijking van de lijn door A en T is 1

3 3

y= − x+ 1

De oppervlakte van driehoek OAB is

(

)

9 9 2 1 1 1 3 6 0 2 0 3 d 3 =13 x xx x − + = − +

(dus de oppervlakte van V en de oppervlakte van driehoek OAB zijn

(2)

Het uiteinde van een wip

3 maximumscore 3 5 2 3 π 5 π 2π ( ) 1 2 sin 1 2 sin 5 3 5 15 h = +  ⋅ − = +      1 2 5 3 3 3π 5 6π 5 31π ( ) 1 2 sin 10 3 5 3 30 h = + − ⋅   + ⋅ −      1 • Dit geeft 5 3 3 2π ( ) 1 2 sin 15 h = + 

  (dus de hoogtes zijn gelijk) 1

4 maximumscore 4 2 1 3π π 3π ( ) 2 cos 2 10 6 10 h ' t =  t − ⋅ ⋅ t   2 1 1 3 3π π 3π 2 π π 2π ( ) 2 cos 2 cos 90 6 10 3 30 6 10 h ' =  − ⋅ ⋅ =  − ⋅     1 • Dus 1 1 3 2π 2π 2π 2π ( )= cos cos 5 15 5 15 h '− = 

    (dus de hellingen zijn gelijk) 1

5 maximumscore 4 2 π π π (1 ) 1 2 sin (1 ) 1 2 sin 5 5 5 ha = +  − −a= + a     (voor 2 3 0< < ) a 1 2 π π (1 ) 1 2 sin 1 2 sin 5 5 ha = + a= −  a     1 2 π π π (1 ) 1 2 sin (1 ) 1 2 sin 5 5 5 h +a = +  + −a= +  a     1 2 2 π π (1 ) (1 ) 1 2 sin 1 2 sin 2 5 5 h − +a h +a = −  a+ +  a=     (, dus 2(1 ) 2(1 ) 1 2 h − +a h +a = ) 1 of

(3)

Cirkel en lijnstuk

6 maximumscore 5

• ME is bissectrice van ∠AMB ; bissectrices driehoek 1

• Dus ∠AME = ∠BME (; bissectrice) 1

CM =DM (; straal cirkel) (en ME =ME) 1

CME≅ ∆DME; ZHZ 1

• Hieruit volgt dat de lijnstukken CE en DE even lang zijn 1

Gespiegelde punten

7 maximumscore 7

• De x-coördinaat van het snijpunt van de grafiek van f met de x-as is 1 1

xP = −1 a 1

• De y-coördinaat van het punt op de grafiek van f met x-coördinaat a

is 2 ln a⋅ 1

yQ = ⋅2 lna 1

2 ln⋅ a= − −(1 a) (of een gelijkwaardige uitdrukking) 1

• Beschrijven hoe deze vergelijking met de GR kan worden opgelost 1 • (a=1 voldoet niet, dus) het antwoord is 3,51 1 of

g x( )= ⋅2 ln(x+a) 1

x is de oplossing van P 2 ln(⋅ x+a)=0 1

xP = −1 a 1

yQ = ⋅2 lna 1

2 ln⋅ a= − −(1 a) (of een gelijkwaardige uitdrukking) 1

(4)

Ankerketting

8 maximumscore 6

(

)

1 1 2 2 1 ( ) e e e e 2 ax ax ax ax f ' x a a a − − = ⋅ ⋅ − ⋅ = − 2

(

1 1

)

2 1 2 1 1 1 2 2e 2e 4e 2 2e 2e 4e axax = ax− ⋅ axax +ax 1

(

1 1

)

2 1 2 1 1 1 2 2e 2e 4e 2 2e 2e 4e ax+ax = ax+ ⋅ axax +ax 1

(

1 1

)

2 1 2 1 1 2 2e 2e 4e 2 4e axax = ax− +ax en

(

)

2 2 2 1 1 1 1 1 2e 2e 4e 2 4e ax+ax = ax+ +ax 1

(

)

2 1 2 1 1 2 4 2 4 1+ f ' x( ) = +1 e ax− + e− ax =

(

)

2 2 2 1 1 1 1 1 4e 2 4e 2e 2e ax+ +ax = ax +ax

(dus geldt de gelijkheid) 1

9 maximumscore 5

• De waterdiepte is f(96)≈34 (meter) (of nauwkeuriger) 1 • De lengte van de ankerketting is 96 2

0

1 (+ f ' x( )) dx

1

• Beschrijven hoe deze integraal met de GR kan worden berekend 1 • De lengte van de ankerketting is ongeveer 104 meter (of nauwkeuriger) 1

• (104> ⋅3 34, dus) de ankerketting voldoet aan de vuistregel 1

of

• De waterdiepte is (96) 34f ≈ (meter) (of nauwkeuriger) 1 • De lengte van de ankerketting is 96 2

0 1 (+ f ' x( )) dx

1

(

1 1

)

140 140 96 96 2 1 1 2 2 0 0 1 (+ f ' x( )) dx= e ⋅x+ e− ⋅x dx

1

• Een primitieve van 1 1

140 140 1 1 2e 2e x x+ − ⋅ is 70e1401⋅x70e− ⋅1401 x; 96 96 140 140

(5)

Acht keer zo groot

10 maximumscore 5

• De oppervlakte van het rechterdeel is

3 2 3 (3 ) d p p pxx x

1

• Een primitieve van 2 3

3 pxx is 3 1 4

4

pxx 2

• De oppervlakte van het rechterdeel is 4

6 p 1

• De oppervlakte van het rechterdeel is 3 44

4

6 8

p

p = keer zo groot als die van

het linkerdeel 1 of • De oppervlakte van V is 3 2 3 0 (3 ) d p pxx x

1

• Een primitieve van 2 3

3 pxx is 3 1 4 4 pxx 2 • De oppervlakte van V is 3 4 4 6 p 1

• De oppervlakte van het rechterdeel is 3 4 3 4 4

4 4 (6 pp =) 6p en dat is 4 4 3 4 6 8 p

p = keer zo groot als de oppervlakte van het linkerdeel (of: de

oppervlakte van V is 4 3 4 4 3 4 6 9 p

p = keer zo groot als die van het linkerdeel,

dus is de oppervlakte van het rechterdeel 8 keer zo groot als die van het

linkerdeel) 1

11 maximumscore 4

• De lengte van BO is gelijk aan 2 6

4

p + p 1

• De vergelijking 2 6

4 3

p + p = p moet worden opgelost 1 • Herleiden tot 6 2

4p =8p 1

• Het antwoord: 4

2

(6)

12 maximumscore 5

( ) 6 3 2 p

f ' x = pxx 1

• De richtingscoëfficiënt van de buigraaklijn is f ' pp ( ) 3= p2 1 • Een vergelijking van de buigraaklijn is y=3p x p2 3 1

• De buigraaklijn snijdt de x -as in C 1 3 ( , 0)p 1 23 1 3 2 8 p CA

OC = p = (en dus is de lengte van CA acht keer zo groot als de

lengte van OC) 1

Tussen twee bewegende punten

13 maximumscore 4

• De lengte van A'B' is xAxB 1

• Beschrijven hoe het maximum van cos(3 ) costt gevonden kan

worden 1

• Per rondgang zijn er 4 maxima die even groot zijn 1

• Het antwoord: 1,54 1

of

• Het verschil tussen de x-coördinaat van A' en de x-coördinaat van B'

is xAxB 1

• Beschrijven hoe het maximum en het minimum van cos(3 ) costt

gevonden kunnen worden 1

• Per rondgang zijn er 2 maxima en 2 minima die in absolute waarde even

groot zijn 1

• Het antwoord: 1,54 1

Opmerking

Als alleen het maximum van xAxB ofwel xBxA wordt beschouwd, voor deze vraag maximaal 2 scorepunten toekennen.

(7)

15 maximumscore 5

cos(2 ) 1 sin(2 )

t t

− = − geeft cos(2 )t =sin(2 )t 1

1

2

sin(2 )t =cos(2t− π , dus ) cos(2 )t =cos(2t− π21 ) 1

1

2

2t= − π + ⋅ π (met k geheel) (welke geen oplossingen heeft) of 2t k 2

1 2

2t= − + π + ⋅ π (met k geheel) 2t k 2 1

1

2

4t= π + ⋅ π , dus k 2 t = π + ⋅ π (met k geheel) 18 k 12 1 • Het antwoord: 1 8π t= of t=58π of t=181π of t=158π 1 of cos(2 ) 1 sin(2 ) t t

− = − geeft cos(2 )t =sin(2 )t 1 • (Een redenering met eenheidscirkel of grafieken waaruit volgt dat)

(8)

Diagonalen en gelijke hoeken

16 maximumscore 4

BAC= ∠BDC; constante hoek 1

BCA= ∠BDA; constante hoek 1

• Omdat BDC= ∠BDA volgt: BAC= ∠BCA 1

• Dus AB BC= ; gelijkbenige driehoek 1

of

AMB= ⋅∠2 ADB en ∠BMC= ⋅∠2 BDC, waarbij M het middelpunt

van de cirkel is; omtrekshoek 1

• Omdat ADB= ∠BDC volgt: ∠AMB= ∠BMC 1 • Dit betekent: kleinste boog AB = kleinste boog BC 1

• Dit geeft AB BC= ; boog en koorde 1

of

AMB= ⋅∠2 ADB en ∠BMC= ⋅∠2 BDC, waarbij M het middelpunt

van de cirkel is; omtrekshoek 1

• Omdat ADB= ∠BDC volgt: ∠AMB= ∠BMC 1 • Ook geldt AM = BM = CM (; cirkel), dus AMB≅ ∆BMC; ZHZ 1

• Dit geeft AB BC= 1

17 maximumscore 6

MA MC= (; straal cirkel) en BA BC= (resultaat vorige vraag), dus BM is middelloodlijn van lijnstuk AC (; middelloodlijn) 2 AC verdeelt ∠BAD in twee gelijke hoeken, dus BC CD= (resultaat

vorige vraag) 1

MB MD= (; straal cirkel) en CB CD= , dus CM is middelloodlijn van

lijnstuk BD (; middelloodlijn) 1

EFM = ∠EGM =90°; middelloodlijn 1 EFM+ ∠EGM =180°, dus vierhoek EFMG is een koordenvierhoek

(; koordenvierhoek) (, dus E, F, M en G liggen op een cirkel) 1 of

BDA= ∠BDC= ∠BAC= ∠CAD; constante hoek 1

AED=180 2° − α; hoekensom driehoek 1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Als je naar de figuur kijkt zie je dat voor het bepalen van de grootte van de rechthoek eigenlijk alleen de langste twee stroken belangrijk zijn.. De langste zijde van de rechthoek

Nu kun je wel een nieuwe formule voor de hoogte opstellen die de cosinus gebruikt, maar je kunt ook proberen om de cosinus om te schrijven naar een sinus.. Daarvoor kijk je naar

Om de twee vierkanten is steeds een zo klein mogelijke rechthoek getekend, met twee zijden langs het vaste vierkant.. In figuur 4 en op de bijlage is één van die

De grote driehoek heeft hoogte c, en omdat lijn k en lijn AB evenwijdig zijn is zijn basis ook c.. Nu weet je dat de oppervlakte van het lichtgrijze vlak en de oppervlakte van

In de vierde ronde wordt de finale gespeeld door de twee overgebleven deelnemers.. 4p 6 † Bereken de kans dat speler 1 de finale speelt tegen speler 16 en speler 1 deze

In deze studie wordt gebruik gemaakt van een kruiscorrelatie techniek die voor het eerst werd toegepast door Vos et al.. Of en in welke mate dit het geval is,

Dit prisma en het viervlak ABCD hebben hetzelfde grondvlak (namelijk ABC) en dezelfde hoogte (DH, waarbij H de projectie is van het punt D op vlak ABC)... Een willekeurig