• No results found

Het toepassen van integrated reporting en de rol van de auditcommissie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het toepassen van integrated reporting en de rol van de auditcommissie"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het toepassen van integrated reporting

en de rol van de auditcommissie

Master thesis, Msc Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde Juli 2014 Wiljo de Weerd Studentnummer: 2009293 Prinses Margrietlaan 29 7958 SB Koekange tel.: +31 (0)613634346 e-mail: s2009293@student.rug.nl

Eerste begeleider universiteit: B.M. Westendorp Msc RA Tweede begeleider universiteit:

W.K. Zwaagman

Abstract:

Een onderzoek naar de invloed van een auditcommissie op de toepassing van integrated reporting. Binnen een dataset van Europese banken wordt sectorspecifiek

onderzocht verricht met behulp van een onderzoeksmodel gebaseerd op relevante elementen van human capital en social capital. Er wordt geen significant verband

gevonden tussen de toepassing van integrated reporting en de auditcommissie-kenmerken; financieel experts, aantal vrouwen, aantal vergaderingen en het aantal

(2)

2

Voorwoord

Geachte lezer,

Voor u ligt mijn masterscriptie waarin onderzoek is gedaan naar de invloed van een auditcommissie op de toepassing van integrated reporting. Het biedt inzicht in het concept integrated reporting en daarnaast de manier waarop governance de toepassing van integrated reporting beïnvloedt.

Deze masterscriptie zou niet tot stand zijn gekomen zonder de volgende personen. Maar allereerst wil ik PwC bedanken voor de mogelijkheid tot het schrijven van een scriptie op kantoor. Daarnaast wil ik de collega’s van kantoor Zwolle bedanken voor de hulp en steun de afgelopen maanden. In het bijzonder mijn begeleider Henrik Mulder, voor zijn kritische blik en behulpzame feedback. Verder wil ik graag Bettine Westendorp bedanken, als begeleider vanuit de universiteit. Zonder haar feedback was deze masterscriptie niet geworden tot wat het nu is.

Tevens wil ik graag studiegenoten en vrienden bedanken voor de betrokkenheid de afgelopen maanden. En als laatste mijn familie en in het bijzonder mijn ouders, fijn dat jullie altijd voor mij klaar staan en mij altijd hebben gesteund tijdens mijn studietijd.

Veel leesplezier!

Wiljo de Weerd, juli 2014

Deze scriptie mag door anderen dan de schrijver slechts gebruikt worden na voorafgaande schriftelijke toestemming van PwC.

(3)

3

Inhoudsopgave

Voorwoord 2 1. Inleiding 4 1.1. Aanleiding 4 1.2. Relevantie 5 1.3. Onderzoeksvraag en deelvragen 6 2. Theoretisch kader 7

2.1. Het concept integrated reporting 7

2.2. Het integrated reporting framework in het kort 8

2.3. Het meten van integrated reporting 9

2.4. Waarom wordt integrated reporting toegepast? 11

2.5. De rol van de auditcommissie 12

2.6. Auditcommissiekenmerken 13

2.6.1. Financiële expertise binnen een auditcommissie 13

2.6.2. Geslacht binnen een auditcommissie 14

2.6.3. Vergaderingen van een auditcommissie 14

2.6.4. Omvang van een auditcommissie 15

3. Onderzoeksontwerp 16

3.1. Steekproefselectie 16

3.2. Afhankelijke variabele : toepassing integrated reporting 17

3.3. Onafhankelijke variabelen: auditcommissie kenmerken 19

3.4. Controle variabelen 20

4. Resultaten 22

5. Conclusie en discussie 28

6. Literatuurlijst 31

7. Bijlagen 35

7.1. Bijlage 1: selectie banken steekproef 36

7.2. Bijlage 2: gedetailleerd onderzoekmodel integrated reporting 37

(4)

4

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

“Integrated Reporting: het rapportagemodel van de toekomst!”. Met deze titel kopte het NBA 8 mei 20131 haar visie op integrated reporting. Gebruikers van verslaggeving hebben behoefte aan meer niet-financiële informatie over organisaties, aldus de NBA. Er is vraag naar meer verslaggeving over strategie, risicobeheersing en governance en daarnaast de impact op mens, milieu en maatschappij. De prestaties van een onderneming kunnen daarmee breder beoordeeld worden. Door gebruik te maken van integrated reporting kan de onderneming verantwoording afleggen over de maatschappelijke relevantie en inzicht geven in de wijze waarop de onderneming haar strategie uitvoert. Dat er steeds meer vraag komt naar de rapportage van niet-financiële informatie blijkt ook uit het feit dat de Europese Unie in april 20142 een richtlijn aannam om grote bedrijven te verplichten meer niet-financiële informatie op te nemen in de jaarverslaggeving. Informatie over zaken als de impact op het milieu, de omgang met mensenrechten en diversiteit binnen de organisatie worden dan verplichte onderdelen van een jaarverslag als het aan de Europese Unie ligt. Integrated reporting gaat een stap verder dan deze richtlijn en zorgt voor geïntegreerde verslaggeving van financiële en niet-financiële informatie. Het is één samenhangend verhaal van financiële verslaggeving en duurzaamheidsverslaggeving (Eccles & Krzus, 2010).

In december 2013 bracht het International Integrated Reporting Council (hierna IIRC) het eerste integrated reporting (IR) framework uit. Verslaggeving volgens integrated reporting begint bij integrated thinking. Integrated thinking zorgt ervoor dat een organisatie zich bewust wordt van de relaties tussen verschillende onderdelen van de organisatie. Het leidt daardoor tot meer samenhang in de besluitvorming (IIRC, 2013b). In plaats van denken in eilandjes wordt er gezorgd voor een organisatiebrede aanpak. Door samenhang te creëren en duurzaamheid te integreren in strategie en besluitvorming wordt ervoor gezorgd dat dit onderdeel wordt van het denken en doen van de organisatie, zodat het er een wezenlijk onderdeel van uitmaakt. Als er daarnaast een goede integratie van informatiesystemen is om interne en externe verslaggeving en communicatie op elkaar af te stemmen, wordt integrated reporting bevorderd. Een geïntegreerde strategie is immers eerst nodig voordat een organisatie hierover kan rapporteren (NBA, 2013).

Binnen de huidige governance structuur van organisaties speelt de auditcommissie een belangrijke rol. Deze commissie binnen de Raad van Commissarissen is specifiek belast met het toezicht op de financiële verslaggeving (Cohen, Hoitash, Krishnamoorthy & Wright, 2014). Vanuit deze functie is de auditcommissie verantwoordelijk voor de kwaliteit van de financiële verslaggeving en de relatie met de externe accountant. Integrated reporting is op dit moment enkel in Zuid-Afrika een verplichte verslaggevingsstandaard. Het is daar namelijk één van de zogenaamde listing rules van de beurs van Johannesburg (Klijnsmit, 2011).

Deze Zuid-Afrikaanse verplichting tot het uitbrengen van een integrated report is vastgesteld in de King III regelgeving (IoD, 2009). King III besteedt specifiek aandacht aan de auditcommissie met betrekking tot integrated reporting. De auditcommissie is namelijk belast met het toezicht op het integrated reporting proces, het proces waar uiteindelijk een integrated report uit voortkomt (IoD, 2009, p. 50). Gezien de specifieke rol van de auditcommissie met betrekking tot integrated reporting, roept dit de vraag op in welke mate een auditcommissie invloed heeft op de toepassing van integrated reporting door ondernemingen.

1

http://www.nba.nl/Actueel/Nieuws/Nieuwsarchief/Integrated-Reporting-het-rapportagemodel-van-de-toekomst/

(5)

5 1.2. Relevantie

Integrated reporting is een concept waar wetenschappelijk gezien nog niet veel aandacht aan besteed is. Doordat het een relatief nieuwe ontwikkeling is, blijft onderzoek beperkt tot het beschrijven van de integrated reporting principes (e.g. Cheng et al, 2014) of wordt integrated reporting bekeken vanuit het bredere corporate social reporting (Frais-Aceituno et al, 2013). In dit laatste onderzoek is gekeken naar de invloed die bepaalde kenmerken van een Board of Directors hebben op de toepassing van geïntegreerde verslaggeving. Door in deze masterscriptie de invloed van een auditcommissie te onderzoeken, wordt bijgedragen aan het verdere inzicht in corporate governance mechanismen en de invloed die deze mechanismen hebben op (geïntegreerde) verslaggeving.

Door vervolgens dit onderzoek specifiek te richten op de toepassing van integrated reporting binnen financiële instellingen wordt aangesloten bij de vraag naar meer inzicht in de verschillen tussen auditcommissies in gereguleerde en niet-gereguleerde sectoren (Cohen et al, 2004). Uit onderzoek van de Global Reporting Initiative (2013) blijkt daarnaast dat in de financiële sector de meeste, door de ondernemingen zelf als integrated reporting bestempelde, verslaggeving wordt uitgebracht ten opzichte van andere sectoren. Voor dit onderzoek wordt een steekproef gebruikt van Europese financiële instellingen. Een sector die in verschillende eerdere onderzoeken buiten de steekproef werd gehouden (e.g. Karamanou & Vafeas, 2005; Frais-Aceituno et al, 2013). Frais-Aceituno et al (2013) doen dit omdat financiële instellingen significant verschillen van andere soorten ondernemingen door de samenstelling van hun bezittingen en omdat deze ondernemingen een andere ondernemingsstructuur hanteren. Karamanou & Vafeas (2005) kiezen ervoor deze ondernemingen buiten de steekproef te houden omdat de regelgeving de invloed van de bestuursstructuur op de verslaggeving kan beïnvloeden. Aangezien beide onderzoeken dit niet onderbouwen met eerder onderzoek, is niet te staven of deze effecten werkelijk aanwezig zijn. Daarnaast nemen Li, Mangena & Pike (2012) in hun steekproef juist wel kennisintensieve ondernemingen mee, waaronder ook financiële instellingen vallen. Aangezien de toepassing van integrated reporting enkel binnen financiële instellingen wordt onderzocht, kan in dit onderzoek relevant sectorspecifiek onderzoek worden verricht.

Onderzoek naar de rol van auditcommissies als corporate governance mechanisme is in velerlei verband onderzocht. Sinds de invoering van de Sarbanes-Oxley Act in Amerika en de opkomst van corporate governance codes in Europa zijn de verantwoordelijkheden van een auditcommissie toegenomen. Deze toegenomen verantwoordelijkheden van auditcommissies hebben geleid tot een aantal onderzoeken naar de prestaties van auditcommissies (e.g. Cohen, Krishamoorthy and Wright, 2004; Carcello, Hermanson & Ye, 2011). Veelal worden karakteristieken van de auditcommissies, zoals bijvoorbeeld samenstelling en expertise, onderzocht in relatie tot financiële verslaggeving.

Deze karakteristieken of kwaliteitskenmerken van auditcommissies worden in dit onderzoek gerelateerd aan de toepassing van integrated reporting, in welke mate er een verband bestaat tussen de kwaliteit van een auditcommissie en de toepassing van integrated reporting.

Dit onderzoek draagt ook bij aan eerder onderzoek naar de effectiviteit van auditcommissies. Eerder onderzoek onderzocht auditcommissie kenmerken als omvang en financiële expertise in relatie tot de kwaliteit van financiële verslaggeving (e.g. Karamanou & Vafeas, 2005; Mangena & Pike, 2005). Volgens Karamanou en Vafeas (2005) heeft een effectieve auditcommissie positieve invloed op de kwaliteit van vrijwillige financiële verslaggeving. Aangezien integrated reporting buiten Zuid-Afrika nog vrijwillig toegepast wordt, biedt dit

(6)

6

onderzoek een aanvulling op het eerdere onderzoek naar vrijwillige (financiële) verslaggeving.

Dat de invloedssfeer van een auditcommissie verder rijkt dan financiële verslaggeving blijkt ook uit onderzoek van Li et al (2012). Hierin werden de kenmerken van auditcommissies in relatie tot verslaggeving over intellectueel kapitaal onderzocht. Intellectueel kapitaal richt zich op het bezit van kennis en ervaring, vakkennis en vaardigheden, goede relaties en technologische capaciteiten om organisaties een concurrentievoordeel te bieden (Li et al, 2012). De omvang en het aantal vergaderingen van een auditcommissie blijken de verslaggeving over intellectueel kapitaal positief te beïnvloeden. Deze kenmerken zijn dan ook interessant om te onderzoeken in relatie tot de toepassing van integrated reporting.

Het meeste eerdere onderzoek beperkt zich veelal tot Amerikaanse ondernemingen. Daarom wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van een set Europese ondernemingen. Dit sluit aan bij de aanbeveling van Carcello et al (2011) om onderzoek naar corporate governance ook in andere landen uit te voeren.

1.3. Onderzoeksvraag en deelvragen

Om de invloed van een auditcommissie op de toepassing van integrated reporting te onderzoeken luidt de hoofdvraag als volgt:

In welke mate is er sprake van een verband tussen kwaliteitskenmerken van een auditcommissie en het toepassen van integrated reporting bij banken binnen Europa?

Om deze onderzoeksvraag te kunnen onderzoeken en daarnaast meer inzicht te krijgen in het concept integrated reporting en de rol van een auditcommissie, zijn de volgende deelvragen opgesteld:

- Wat houdt integrated reporting in?

- Hoe kan integrated reporting worden gemeten?

- Waarom passen organisaties integrated reporting toe?

- Wat is de functie van een auditcommissie binnen een organisatie?

- Welke kwaliteitskenmerken van een auditcommissie zijn van invloed op de toepassing van integrated reporting (en hoe zijn deze kwaliteitskenmerken te meten)?

(7)

7

2. Theoretisch kader

2.1. Het concept integrated reporting

Integrated reporting probeert een link te leggen tussen de gerapporteerde niet-financiële en financiële informatie zodat de toekomstige prestaties van een onderneming beter beoordeeld kunnen worden. Het IIRC (2013b) ontwikkelde hiervoor een conceptueel framework om een beknopt, op de gebruiker gericht ‘integrated report’ mogelijk te maken. Het doel van een integrated report is een betere communicatie van de waarde die de organisatie op korte, middellange en lange termijn creëert. Het integrated report dient inzicht te verschaffen in de manier waarop strategie, leiding, prestaties en vooruitzichten van een organisatie, in de context van de externe omgeving, leiden tot het creëren van waarde (IIRC, 2013b, p.7).

Binnen de bredere context van corporate social responsibility kan integrated reporting worden gezien als verslaggevingsmodel om financiële informatie te integreren met duurzaamheidsinformatie (Hughen, Lulseged & Upton, 2014).

De kern van het IR framework is de aanname dat organisaties in hun verslaggeving aandacht besteden aan alle middelen die gebruikt worden als input voor de ondernemingsactiviteiten. Het IIRC gebruikt de term ‘capitals’ om deze middelen te duiden. In het framework worden zes capitals gedefinieerd:

- Financial capital - Manufactured capital - Intellectual capital - Human capital

- Social and relationship capital - Natural capital

Overigens zullen niet alle capitals voor elke organisatie even relevant of toepasbaar zijn. Al naar gelang het belang van deze relaties worden ze wel of juist niet opgenomen in het integrated report (IIRC, 2013b). In paragraaf 2.3 worden deze capitals nader toegelicht. Daarnaast dient een beschrijving van het businessmodel van de organisatie te worden opgenomen. Hierbij dient er aandacht te zijn voor de strategie van de organisatie en de manier waarop de zes capitals met de strategie worden geïntegreerd (Cheng et al, 2014).

In vergelijking met traditionele financiële verslaggeving is IR niet simpelweg een weergave van transacties en gebeurtenissen in het verleden, maar is er ook aandacht voor meer toekomstgerichte informatie. Er wordt immers aandacht besteed aan de waarde die de organisatie op korte, middellange en lange termijn creëert. Stakeholders van de organisatie krijgen hierdoor meer inzicht in de overlevingskansen van een organisatie in de toekomst. Sinds de oprichting van het IIRC in 2011 en het eerste discussie paper dat in september 2011 werd uitgebracht (IIRC, 2011), is het concept van IR verder ontwikkeld. In april 2013 werd het IR framework ter consultatie uitgebracht (IIRC, 2013a). Nadat relevante stakeholders hier feedback op hadden gegeven werd in december 2013 het definitieve IR framework uitgebracht. Het framework is principle-based, waardoor organisaties flexibiliteit hebben in de keuze wat voor hen relevant is om over te rapporteren en om daarnaast de vergelijkbaarheid van organisaties tot een bepaald niveau mogelijk te maken (IIRC, 2013b, p.7).

(8)

8 2.2. Het integrated reporting framework in het kort

Binnen het framework worden drie vereisten genoemd om tot een integrated report te kunnen komen. De eerste zijn zogenaamde fundamentele concepten (fundamental concepts), de tweede uitgangspunten (guiding principles) en ten slotte inhoudselementen (content elements) (IIRC, 2013b). Hieronder worden deze drie onderdelen kort toegelicht.

Fundamentele concepten: dit is de basis van het IR framework. Centraal staat:

- Inzicht in de waardecreatie.

- Middelen en relaties die een organisatie gebruikt en beïnvloedt, de zogenaamde ‘capitals’. - Hoe de organisatie in relatie tot de externe omgeving de capitals gebruikt om waarde te creëren. (IIRC, 2013b, p. 10)

Uitgangspunten: de inhoud en presentatie van een integrated report worden bepaald door de

volgende uitgangspunten:

- Strategische focus en toekomstgerichtheid - Connectiviteit van informatie

- Stakeholder relaties - Materialiteit

- Beknoptheid

- Betrouwbaarheid en volledigheid

- Consistentie en vergelijkbaarheid (IIRC, 2013b, p. 16).

Inhoudselementen: een integrated report dient acht elementen te bevatten, welke worden

gesteld als vragen. Hierdoor kan een organisatie bepalen wat voor hen van belang is en wat wordt opgenomen in het integrated report.

- Overzicht van de organisatie en de externe omgeving: “Wat doet de organisatie en onder welke omstandigheden wordt dit gedaan?”

- Leiding: “Hoe ondersteunt de bestuursstructuur van de organisatie de waardecreatie op korte, middellange en lange termijn?”

- Business model: “Wat is het businessmodel van de organisatie?”

- Risico’s en kansen: “Wat zijn de specifieke risico’s en kansen die de waardecreatie van de organisatie op korte, middellange en lange termijn beïnvloeden en hoe gaat de organisatie hiermee om?”

- Strategie en middelenallocatie: “Waar wil de organisatie heen en hoe denken ze hier te komen?”

- Prestaties: “In hoeverre heeft de organisatie haar strategische doelstellingen voor de periode behaald en wat zijn de resultaten in termen van effecten op de capitals?”

- Vooruitzichten: “Welke uitdagingen en onzekerheden komt de organisatie waarschijnlijk tegen in het uitvoeren van haar strategie en wat zijn de mogelijke gevolgen voor het business- model en de toekomstige prestaties?”

- Basis voor voorbereiding en presentatie: “Hoe bepaalt een organisatie welke zaken in een integrated report komen en hoe zijn die zaken gekwantificeerd of geëvalueerd?” (IIRC, 2013b)

De organisatie dient zelf te beoordelen welke informatie wordt gerapporteerd en vervolgens hoe deze informatie wordt gerapporteerd. Van belang is dat informatie waarover gerapporteerd wordt, materieel is voor de waardecreatie die de organisatie genereert (IIRC, 2013b).

(9)

9 2.3. Het meten van integrated reporting

IR is een relatief nieuwe manier van verslaggeving. In 2013 bracht het IIRC het eerste framework uit om organisaties handvaten te bieden in het toepassen van integrated reporting. De eerste ondernemingen die een integrated report uitbrachten waren het Deense Novozymes (in 2002), het Braziliaanse Natura (in 2003) en het Deense Novo Nordisk (in 2004) (Eccles & Krzus, 2010). Volgens Eccles & Krzus (2010) was integrated reporting op dat moment nog visionair, het concept duurzaamheidsverslaggeving was in die jaren namelijk nog in de beginfase. Anno 2014 is integrated reporting nog steeds in ontwikkeling en is er nog geen duidelijke manier om het aantal bedrijven te meten dat integrated reports uitbrengt. Bepaalde ondernemingen doen meer aan integrated reporting dan anderen en er zijn ondernemingen die integrated reporting gebruiken, maar het jaarverslag niet bestempelen als een ‘integrated report’ (Eccles & Serafeim, 2014). Tot het uitbrengen van het eerste IR framework waren er geen duidelijke richtlijnen waaraan een integrated report moest voldoen. Nu het IR framework is uitgebracht kunnen er verdere stappen worden ondernomen om de toepassing van integrated reporting meer te standaardiseren en de vergelijkbaarheid tussen ondernemingen te bevorderen.

IR is ontstaan vanuit de markt en niet vanuit regelgeving. Zelfs in Zuid-Afrika, waar integrated reporting verplicht is, zijn er geen strikte regels wat een onderneming in een integrated report moet opnemen (Eccles & Serafeim, 2014). Volgens Eccles & Serafeim (2014) zorgt regelgeving voor betere vergelijkbaarheid van informatie. Ondernemingen worden daardoor verplicht over bepaalde informatie te rapporteren en kunnen door de regelgeving er niet voor kiezen om maar niet te rapporteren. Doordat IR op dit moment niet onderhevig is aan regelgeving, wordt de bruikbaarheid en vergelijkbaarheid tussen ondernemingen beperkt. Er ontstaan verschillen tussen wat ondernemingen opnemen in een integrated report en hoe zich dit ontwikkelt over de tijd. Voor managers ontstaat de mogelijkheid om slecht nieuws achter te houden en goed nieuws uit te brengen, dat dit gebeurt heeft eerder onderzoek bevestigd (Kothari, Shu & Wysocki, 2009).

Een centraal principe binnen IR is het plaatsen van duurzaamheidsactiviteiten binnen de context van het businessmodel en de strategie van een organisatie (Serafeim, 2014). Om de toepassing van IR te meten wordt in het onderzoek van Serafeim (2014) gebruik gemaakt van de Asset4 database. Asset4 meet de ‘commitment van het management in het creëren van een overkoepelende visie en een strategie die financiële en niet-financiële informatie integreert’. Vervolgens wordt een score tussen de 0 en de 100 toegekend. In het onderzoek wordt daarnaast nog een alternatieve meetmethode gebruikt, om de validiteit van de resultaten te verhogen. Vanuit de Sustainable Asset Management (SAM) database wordt gekeken naar de integratie van milieu-informatie en sociale informatie in het jaarverslag. Specifiek wordt gemeten of milieu-informatie en sociale informatie of KPI’s worden geïntegreerd in het jaarverslag.

De kern van het IR framework is dat ondernemingen verantwoording afleggen over alle middelen die ze gebruiken om waarde te creëren. Het IR framework schrijft een achttal elementen voor waaruit een integrated report dient te bestaan. Zeven van deze elementen werden in het discussie paper dat het IIRC in 2011 uitbracht (IIRC, 2011) al genoemd. Enkel ‘basis voor voorbereiding en presentatie’ is later toegevoegd.

In de onderzoeken die PwC (PwC 2012; 2013) uitvoerde naar de toepassing van integrated reporting dienden deze inhoudselementen (content elements) als referentiekader om de toepassing van integrated reporting te meten. Voor het onderzoek in 2012 werd gebruik gemaakt van het in 2011 uitgebrachte IR model. Elk verslag werd vervolgens beoordeeld op 60 meetpunten. In 2013 maakte PwC gebruik van een andere methode. Als basis diende toen

(10)

10

het door het IIRC ter consultatie uitgebrachte framework (IIRC, 2013a). De jaarverslagen werden vervolgens op 110 meetpunten beoordeeld.

Om de toepassing van integrated reporting te meten, wordt in dit onderzoek een andere methode gebruikt. Dit levert allereerst toegevoegde waarde ten opzichte van het eerdere onderzoek, dat is verricht en het maakt het daarnaast mogelijk om sectorspecifieke elementen te verwerken in het onderzoek.

Het integrated report probeert inzicht te bieden in de middelen en relaties die een organisatie gebruikt en een organisatie beïnvloeden. Dit komt tot uitdrukking in de zogenaamde ‘capitals’ (IIRC, 2013b). Deze capitals worden gebruikt om inzicht te geven in de waardecreatie van de organisatie, de kern van integrated reporting. De ACCA en NBA brachten begin 2013 een toelichting op deze capitals uit (ACCA & NBA, 2013). Door in deze masterscriptie te onderzoeken in welke mate organisaties rapporteren over de capitals, en daarmee in de basis over de creatie van waarde, kan worden onderzocht in hoeverre integrated reporting wordt toegepast.

De volgende zes capitals worden gedefinieerd vanuit het framework (IIRC, 2013b) en de uitgebrachte toelichting op de capitals (ACCA & NBA, 2013):

- Financial capital: Het geheel van middelen dat beschikbaar is voor de organisatie om goederen te produceren en diensten te leveren. De organisatie verkrijgt dit door middel van financiering. Voorbeelden hiervan zijn eigen en vreemd vermogen. Naast financiering kan deze capital ook gegenereerd worden door de activiteiten van de organisatie of door investeringen.

- Manufactured capital: Geproduceerde fysieke objecten die de organisatie kan gebruiken voor de productie van goederen of het leveren van diensten. Voorbeelden hiervan zijn gebouwen, apparatuur en infrastructuur. Over het algemeen wordt deze capital door andere organisaties voortgebracht, maar het kunnen ook bezittingen zijn die de organisatie zelf houdt voor verkoop of aanhoudt voor eigen gebruik.

- Intellectual capital: Op kennis gebaseerde immateriële activa. Voorbeelden hiervan zijn intellectuele rechten, zoals patenten, auteursrechten, software en licenties. Ook organisatorisch kapitaal valt onder deze capital zoals kennis, systemen, procedures en protocollen. Tevens zijn het merk en reputatie van de organisatie onderdeel van deze capital. - Human capital: De competenties van mensen, capaciteiten en ervaring. Hieronder valt ook het vermogen om een organisatiestrategie te begrijpen, ontwikkelen en implementeren. Daarnaast gaat het over de drijfveer om processen, goederen en diensten te verbeteren en de mate waarin mensen kunnen leidinggeven, managen en samenwerken.

- Social and relationship capital: De instellingen en relaties binnen en tussen gemeenschappen, groepen stakeholders en andere netwerken. Daarnaast gaat het over de mogelijkheid om informatie te delen om individueel en maatschappelijk welbevinden te bevorderen. Het gaat hierbij om gedeelde normen/waarden en gedrag, merk en reputatie wat een organisatie heeft ontwikkeld en de maatschappelijke ‘license to operate’. Deze license to operate zien we terugkomen in de legitimiteitstheorie (Deegan, 2002), zie paragraaf 2.4. - Natural capital: Alle hernieuwbare en niet-hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen die worden gebruikt om de goederen te produceren en de diensten te leveren. Hieronder vallen lucht,

(11)

11

water, land, mineralen en bossen. Tevens wordt hieronder verstaan de biodiversiteit en de gezondheid van het ecosysteem.

2.4. Waarom wordt integrated reporting toegepast?

Op dit moment is de toepassing van integrated reporting buiten Zuid-Afrika niet verplicht. Desondanks wordt in landen buiten Zuid-Afrika in toenemende mate integrated reporting toegepast, zoals blijkt uit onderzoek van onder andere PwC (2012, 2013). De toegenomen toepassing van integrated reporting kan worden verklaard vanuit de volgende drie theorieën, welke hieronder nader worden toegelicht. Achtereenvolgens de institutionele theorie, de legitimiteitstheorie en voluntary disclosure theorie.

Institutionele theorie

De toepassing van integrated reporting kan de organisatie doen onder invloed van haar omgeving. Individuele organisaties worden beïnvloed door de regels en normen die gelden binnen de omgeving waarin ze opereren. Om te kunnen blijven bestaan zullen organisaties zich moeten conformeren aan en werken met de structuren die gelden binnen deze omgeving. Het gedrag van organisaties zal daardoor over tijd meer op elkaar gaan lijken (DiMaggio & Powell, 1983). Zo blijkt dat financiële instellingen, als zogenaamde ‘early adopters’ van integrated reporting, integrated reporting beginnen toe te passen om in te spelen op het verlies aan vertrouwen van beleggers in de nasleep van de financiële crisis (Wild & van Staden, 2013). De financiële instellingen die binnen dit onderzoek worden onderzocht zijn daarnaast alle onderhevig aan dezelfde regelgeving, die binnen de Europese Unie van toepassing is. Daarnaast is de toepassing van integrated reporting een mogelijkheid om in te spelen op de veranderde informatiebehoefte van gebruikers (NBA, 2013). In het Financiële Dagblad van 2 januari 2014 gaven Hollander, Pronk en Touwen aan dat integrated reporting wel degelijk dwingend is zonder een wettelijke verplichting. Geen informatie verstrekken, waar andere ondernemingen dat wel doen, kan volgens hen tegen de onderneming werken. Beleggers kunnen bijvoorbeeld gaan twijfelen aan de onderneming en de mate waarin deze waarde creëert. Om in te spelen op deze druk vanuit de omgeving kan integrated reporting als een oplossing worden toegepast. Integrated reporting biedt de mogelijkheid om de verwachtingskloof met stakeholders, zoals beleggers en in het algemeen de maatschappij, zoals die nu bestaat te overbruggen (NBA, 2013).

License to operate

Organisaties hebben invloed en worden beïnvloed, door de maatschappij waar ze onderdeel van uitmaken (Deegan, 2002). Centraal in de legitimiteitstheorie staat de relatie met de omgeving. Deze relatie bepaalt de communicatie met de stakeholders, welke een belangrijke mogelijkheid voor het management is om de percepties van stakeholders over de organisatie te beïnvloeden. Vanuit de maatschappij zal de organisatie een ‘license to operate’ moeten krijgen, anders komt het bestaansrecht in gevaar. Het gebruik van integrated reporting, waarmee de organisatie zich richt op wat de stakeholder belangrijk vindt, kan bijdragen aan het behoud van sociaal vertrouwen in de organisatie. Volgens Mervyn E. King moet in duidelijke, begrijpelijke taal worden uitgelegd hoe de activiteiten van de organisatie op sociaal, milieu en financieel gebied impact hebben (King, 2011). Hiermee maken ondernemingen duidelijk hoe hun activiteiten impact hebben op de maatschappij. Door middel van integrated reporting kan de organisatie dit vervolgens effectief communiceren richting de maatschappij om de ‘license to operate’ te behouden. Zo kan de organisatie in de toekomst kapitaal blijven aantrekken en wordt de continuïteit gegarandeerd (NBA, 2013).

(12)

12 Voluntary disclosure

De voluntary disclosure theorie stelt dat organisatie redenen hebben om goed nieuws uit te brengen. Dit doen ze om zich te onderscheiden ten opzichte van organisaties die slecht nieuws uitbrengen om zo de informatie asymmetrie te verlagen (Dye, 1985; Verrechia, 1983). Zelfs in efficiënte kapitaalmarkten hebben managers superieure informatie over de verwachte toekomstige prestaties van de onderneming, daar waar investeerders deze informatie niet hebben (Healy & Palepu, 2001). Als de verslaggevingsregels perfect zijn, dan worden veranderingen volledig gecommuniceerd richting investeerders buiten de organisatie. Als er sprake is van imperfectie, dan is het aan de managers om de afweging te maken welke informatie via verslaggeving naar buiten wordt gebracht. In dat geval wordt het gebruik van voluntary disclosure door managers overwogen (Healy & Palepu, 2001). Volgens Clarkson, Li, Richardson & Vasvari (2008) hebben ondernemingen met superieure milieuprestaties, door een proactieve milieustrategie, belangen om investeerders en andere stakeholders meer te informeren over de gekozen strategie door meer gebruik te maken van vrijwillige verslaggeving over milieuprestaties. Integrated reporting is er primair op gericht om de verstrekkers van financieel kapitaal inzicht te geven in de creatie van waarde door de organisatie en biedt daarnaast alle andere stakeholders inzicht in de gecreëerde waarde (IIRC, 2013b). Aangezien integrated reporting enkel in Zuid-Afrika de norm is, is toepassing van integrated reporting in Europa een mogelijkheid om de onderneming beter op waarde te kunnen laten schatten door investeerders. Het biedt de mogelijkheid meer relevante informatie te verstrekken aan beleggers en andere stakeholders en kan daardoor gezien worden als een vorm van vrijwillige verslaggeving. Het IR Framework (IIRC, 2013b) biedt door de principle-based benadering ook de mogelijkheden voor managers om te kiezen wat wel en wat niet wordt opgenomen in de verslaggeving.

2.5. De rol van de auditcommissie

Een van de meest belangrijke functies van corporate governance is het zorg dragen voor een kwalitatief goed financieel verslaggevingsproces (Cohen, Krishnamoorthy & Wright, 2004). Door boekhoudschandalen bij Enron, WorldCom en Parmalat is er meer aandacht gekomen voor de rol van corporate governance binnen organisaties (Cohen et al, 2004). Door deze toegenomen aandacht voor corporate governance is er onder andere een aantal hervormingen doorgevoerd om de effectiviteit van de auditcommissie te verhogen. Denk hierbij aan de Amerikaanse Sarbaney-Oxley Act (SOX, 2002) en het Engelse Smith Report (Smith Report, 2003), waarin kwaliteitseisen voor auditcommissies zijn vastgelegd. In Europa gelden deze eisen voor beursgenoteerde ondernemingen en daarnaast voor de grotere ondernemingen (EC, 2006). Voor kleine en middelgrote ondernemingen gelden deze eisen niet, maar bestaat de mogelijkheid om vrijwillig te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen.

Door de hedendaagse scheiding tussen eigendom en zeggenschap binnen ondernemingen, wordt corporate governance ingezet om de kosten die ontstaan door deze scheiding tussen enerzijds eigendom en anderzijds zeggenschap te beperken (e.g. Fama & Jensen, 1983). Deze zogenaamde agency kosten kunnen worden beperkt door de inzet van corporate governance mechanismen, waarbij de auditcommissie volgens Mangena en Pike (2005) een belangrijk mechanisme is. De auditcommissie is namelijk specifiek belast met het toezicht op de financiële verslaggeving (Cohen et al, 2014) en tegenwoordig ook op het integrated reporting proces (IoD, 2009). Naast het verhogen van de effectiviteit van een auditcommissie is daarnaast het verbeteren van verslaggeving volgens Healy & Palepu (2001) een mogelijkheid om de agency problemen, die voortkomen uit de eerder genoemde scheiding tussen eigendom en zeggenschap, te verminderen. Volgens Serafeim (2014) zorgt integrated reporting voor meer betrouwbare en relevantere informatie over duurzaamheid voor beleggers. Er is

(13)

13

daarnaast groeiend bewijs dat ondernemingen die integrated reports uitbrengen met lagere kapitaalkosten te maken hebben dan organisaties die dat niet doen (Cheng et al, 2014). Integrated reporting biedt de mogelijkheid om de verwachtingskloof met beleggers te overbruggen en is in de toekomst essentieel voor het aantrekken van kapitaal aldus de NBA (NBA, 2013).

De auditcommissie kan de functie met betrekking tot integrated reporting vervolgens vormgeven door ondersteuning te bieden bij het bepalen wat materieel is voor de organisatie en wat wordt opgenomen in het integrated report, het creëren van een passende toezichtstructuur op de waardecreatie of overzicht op de informatiestromen die ter grondslag liggen aan het integrated reporting proces (ICAA, 2014). Om vast te stellen wat een effectieve auditcommissie is, worden in de volgende paragraaf een aantal kwaliteitskenmerken van een auditcommissie vastgesteld. Deze worden verwacht invloed te hebben op de toepassing van integrated reporting.

2.6. Auditcommissiekenmerken

2.6.1. Financiële expertise binnen een auditcommissie

De auditcommissie is specifiek belast met het toezicht op de financiële verslaggeving. Vanuit de Amerikaanse SOX (2002) wordt daarom van de auditcommissie financiële kennis verwacht en dient ten minste één lid van de auditcommissie een financieel expert te zijn. Ook in Europese landen geldt deze verplichting (EC, 2006). Deze eisen zorgen ervoor dat auditcommissies het overzicht houden over het financiële verslaggevingsproces en daarnaast zorgen voor financiële verslaggeving van hoge kwaliteit (SEC, 2003). Financiële expertise zorgt voor een betere corporate governance. De aandeelhoudersbelangen kunnen beter beschermd worden en daardoor stijgt de aandeelhouderswaarde (DeFond, Hann & Hu, 2005). Auditcommissies met financiële expertise kunnen beter begrijpen wat de invloed van verslaggeving is op kapitaalmarkten. Hierdoor kunnen investeerders de onderneming beter op waarde schatten (Li et al, 2012). Dit sluit aan bij het doel van integrated reporting om de kwaliteit van informatie richting verstrekkers van financieel kapitaal te vergroten (IIRC, 2013b). Financiële expertise binnen auditcommissies blijkt uit eerder onderzoek een positieve invloed te hebben op de verslaggeving die wordt uitgebracht (e.g. Mangena & Pike, 2005; Mangena & Tauringana, 2007). Volgens Li et al (2012) leidt financiële expertise binnen een auditcommissie tot een beter begrip van de invloed van vrijwillige verslaggeving, in hun geval over intellectueel kapitaal, op de kapitaalmarkt. Dit leidt volgens hen tot een kwalitatieve verbetering van de verslaggeving, waarbij de gecreëerde waarde beter kan worden gecommuniceerd richting de markt. Het probleem van informatie asymmetrie, waarbij de manager over meer (financiële) informatie beschikt dan de belegger, wordt hierdoor tegengegaan (Healy & Palepu, 2001). Integrated reporting is effectiever in het communiceren van de gecreëerde waarde dan traditionele verslaggeving volgens Serafeim (2014) en daarnaast blijkt uit dit onderzoek ook dat deze ondernemingen meer lange termijn georiënteerde beleggers aantrekken. Het aantal leden in een auditcommissie dat beschikt over financiële expertise kan dan ook een positieve invloed hebben op het daadwerkelijk toepassen van integrated reporting. Integrated reporting is effectiever in het communiceren van de gecreëerde waarde en financieel experts binnen een auditcommissie begrijpen beter wat de invloed van integrated reporting op de kapitaalmarkt, en daarmee de verstrekkers van financieel kapitaal, is. Hypothese 1 wordt daarom als volgt geformuleerd:

H1: Het percentage financieel experts in een auditcommissie is positief geassocieerd met de toepassing van integrated reporting.

(14)

14

2.6.2. Geslacht binnen een auditcommissie

Vanuit de maatschappij is er de laatste jaren meer aandacht voor de diversiteit binnen de boardroom. Zo wordt er in de Nederlands Corporate Governance code (2008, p.22) genoemd dat een raad van commissarissen “streeft naar een gemengde samenstelling, onder meer met betrekking tot geslacht en leeftijd”. Uit onderzoek van Adams & Ferreira (2009) blijken vrouwen een significant positief effect te hebben op board input en ondernemingsresultaten. Vrouwen hebben daarnaast meer kans om in een auditcommissie benoemd te worden (Adams & Ferreira, 2009). Een meer diverse board qua geslacht blijkt een betere monitor van het management. De impact van vrouwelijke leden in een auditcommissie op het beperken van earnings management is in meerdere onderzoeken onderzocht. Gul, Srinidhi & Tsui (2007) concluderen dat minstens één vrouw in de auditcommissie minder earnings management tot gevolg heeft. Vrouwen brengen namelijk andere invalshoeken binnen de auditcommissie en zorgen daarmee voor betere besluitvorming, waarmee de transparantie wordt verhoogd en de informatie asymmetrie wordt verminderd (Srinidhi, Gul & Tsui, 2011). Sun, Liu & Lan (2011) vinden in een ander onderzoek geen relatie tussen de aanwezigheid van vrouwen in een auditcommissie en earnings management. Zij verklaren dit verschil met Gul et al (2007) in de beperkte hoeveelheid controlevariabelen die Gul et al (2007) in het onderzoek hebben gebruikt om de invloed van andere auditcommissies kenmerken mee te nemen. Volgens Gul et al (2007) hebben vrouwen een grotere risico aversie en daarnaast een groter ethisch normbesef. Hierdoor zullen vrouwen eerder dan mannen earnings management als onethisch classificeren. Vervolgens zullen vrouwen de rest van de auditcommissie beïnvloeden om het earnings management te beperken. De aanwezigheid van een vrouw leidt volgens Abbott, Parker & Presley (2012) tot meer groepsdynamiek en meer effectieve monitoring. Uit hun onderzoek blijkt de aanwezigheid van een vrouw te leiden tot minder aanpassingen van financiële overzichten. Aangezien integrated reporting een veel breder spectrum heeft dan financiële verslaggeving kunnen vrouwen in een auditcommissie een bijdrage leveren door diverse invalshoeken te bieden. Integrated reporting is ‘een andere manier van kijken, denken en handelen’ (NBA, 2013, p. 4), waardoor de aanwezigheid van vrouwen binnen een auditcommissie waardevol kan zijn voor de toepassing van integrated reporting. Gezien de voordelen die vrouwen binnen een auditcommissie kunnen bieden, wordt hypothese 2 als volgt geformuleerd:

H2: Het aantal vrouwen in een auditcommissie is positief geassocieerd met de toepassing van integrated reporting.

2.6.3. Vergaderingen van een auditcommissie

Auditcommissies die vaker een vergadering organiseren, zijn beter in het uitvoeren van de monitoring taak (Menon & Williams, 1994). Onderzoek van Beasley et al (2000) toont aan dat ondernemingen in de technologie- en gezondheidszorgsector waar fraude is geconstateerd, een significant lager aantal vergaderingen houden dan ondernemingen waar geen fraude is geconstateerd. Meer vergaderingen door een auditcommissie zorgen ervoor dat commissieleden meer tijd hebben om hun monitoring taak uit te voeren. En daarmee een effectievere controle op de financiële informatie (en in het geval van integrated reporting ook niet-financiële informatie) die aan aandeelhouders of stakeholders wordt verstrekt, kunnen uitvoeren (Karamanou & Vafeas, 2005). Met betrekking tot financiële informatie bevestigt het onderzoek van Karamanou & Vafeas (2005) dat ondernemingen die vrijwillige financiële verslaggeving uitbrengen meer vergaderingen blijken te houden dan ondernemingen die geen vrijwillige financiële verslaggeving uitbrengen. Auditcommissies hebben in dat geval meer tijd om de monitoring van verslaggeving efficiënt te vervullen. Meer vergaderingen door auditcommissies hebben algemeen gesteld een hogere kwaliteit van verslaggeving tot gevolg.

(15)

15

Om als auditcommissie het overzicht over de toepassing van integrated reporting te behouden en een juiste bijdrage te kunnen leveren, wordt verwacht dat er meer vergaderingen nodig zijn om deze functie goed te vervullen. Met betrekking tot integrated reporting kan dan ook een positieve relatie worden verwacht tussen het aantal vergaderingen en de toepassing van integrated reporting. Hypothese 3 is daarom als volgt geformuleerd:

H3: Het aantal vergaderingen van een auditcommissie is positief geassocieerd met de toepassing van integrated reporting.

2.6.4. Omvang van een auditcommissie

Relatief grotere auditcommissies kunnen worden gezien als een signaal vanuit het management van de onderneming om meer middelen in te zetten om de kwaliteit van de financiële verslaggeving te verbeteren (DeFond & Francis, 2005). Elk lid van een auditcommissie brengt een uniek perspectief in, waardoor meer discussie over bepaalde zaken kan ontstaan. Bedard et al (2004) stellen dat hoe groter de auditcommissie, hoe groter de kans dat potentiele problemen in de verslaggeving worden ontdekt en opgelost. Door de verscheidenheid aan invalshoeken en expertise die aanwezig is binnen een grotere auditcommissie kan effectiever worden gemonitord (Bedard et al, 2004). Naarmate de auditcommissie groter wordt kunnen daarentegen ook meer ‘free riders’ ontstaan. Hierdoor wordt juist minder goed gemonitord en heeft een grotere auditcommissie juist meer last van proces verliezen (Karamanou & Vafeas, 2005; Raghunadan & Rama, 2007). Er bleek uit onderzoek van Mangena & Pike (2005) geen relatie tussen de grootte van een auditcommissie en vrijwillige verslaggeving, terwijl Li et al (2012) wel een relatie vinden tussen de grootte van een auditcommissie en de verslaggeving over intellectueel kapitaal. Met betrekking tot integrated reporting, waarin aandacht is voor zes verschillende capitals, kan een grotere auditcommissie als waardevol worden geacht. Meer leden kunnen zaken vanuit verschillende invalshoeken benaderen en kunnen daarnaast meer expertise hebben. Dit kan de onderneming helpen om meer zaken in het integrated report op te nemen die materieel zijn om over te rapporteren. Er wordt dan ook een positieve relatie verwacht tussen het aantal leden in een auditcommissie en de toepassing van integrated reporting:

H4: Het aantal leden in een auditcommissie is positief geassocieerd met de toepassing van integrated reporting.

(16)

16

3. Onderzoeksontwerp

3.1. Steekproefselectie

Voor het onderzoek wordt gebruik gemaakt van gepubliceerde verslagen door Europese financiële instellingen. Omdat deze sector anders is dan andere sectoren, wordt een specifiek op financiële instellingen toegespitst onderzoeksmodel gebruikt. Om te garanderen dat jaarverslagen reeds beschikbaar zijn, wordt het jaar 2012 in dit onderzoek meegenomen. De financiële instellingen worden geselecteerd aan de hand van lidmaatschap aan het United Nations Environment Programme Finance Initiative (UNEP FI). Het UNEP FI3 is een samenwerkingsverband tussen de UNEP en de financiële sector. Meer dan 200 instellingen werken hierin samen om de impact van milieu en sociale factoren op financiële prestaties beter te begrijpen en deze beter met elkaar te integreren. Om onderzoek te verrichten naar de toepassing van integrated reporting is dit samenwerkingsverband dan ook een goed startpunt. Binnen de Europese Unie zijn 91 financiële instellingen aangesloten bij het UNEP FI. Er wordt onderscheid gemaakt tussen banken, verzekeringsbedrijven en investeringsfondsen. Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van alle beschikbare Europese banken, 51 in totaal. Van één deelneming is voor het jaar 2012 geen afzonderlijk jaarverslag beschikbaar, waardoor uiteindelijk van 50 banken jaarverslagen zijn verzameld.

Van de 50 beschikbare banken vallen vervolgens nog twee banken af. Eén bank heeft wel een auditcommissie aangesteld, maar rapporteert hier niet over. Voor deze bank is het verzamelen van auditcommissie kenmerken dan ook niet mogelijk. Een andere bank heeft geen audit-commissie aangesteld en rapporteert tevens niet over de kenmerken van de Raad van Commissarissen. Een lijst met de uiteindelijk geselecteerde banken is opgenomen in bijlage 1. Een vijftal banken heeft geen auditcommissie aangesteld, omdat deze banken niet worden gekwalificeerd als ‘public interest entity’ (EC, 2006). Hierdoor hoeven zij niet verplicht een auditcommissie aan- en samen te stellen volgens de regelgeving. Een aantal van deze banken geeft wel aan te voldoen aan (enkele) eisen die de landelijke corporate governance code stelt. Aangezien de taken van de auditcommissie in dat geval vallen onder de gehele Raad van Commissarissen zijn voor deze vijf banken de kenmerken van de Raad van Commissarissen verzameld. In de lijst met geselecteerde banken in bijlage 1 is vermeld voor welke banken dit het geval is.

De auditcommissie kenmerken en de controle variabelen worden handmatig uit de gepubliceerde verslagen van de onderneming gehaald. Wanneer een onderneming niet het geslacht of de opleiding/werkervaring (om financiële expertise vast te stellen) van de auditcommissieleden heeft vermeld in het verslag, is getracht deze op een andere manier vast te stellen. Zo is allereerst de website van de bank geraadpleegd en wanneer dit niet voldoende was, is gebruik gemaakt van andere internetpagina’s om geslacht en opleiding/werkervaring te achterhalen. Een nuttig hulpmiddel hierbij was de Executive Search van Bloomberg Businessweek4.

Hoe de toepassing van integrated reporting wordt gemeten, wordt toegelicht in de volgende paragraaf.

3 http://www.unepfi.org/index.html

(17)

17 3.2. Afhankelijke variabele : toepassing integrated reporting

Om de toepassing van integrated reporting te meten wordt de informatie binnen de geselecteerde verslagen geanalyseerd. Omdat integrated reporting op dit moment nog in ontwikkeling is en omdat nog niet precies duidelijk is wat precies als een integrated report kwalificeert, wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van beschikbare jaarverslagen en eventueel bijbehorend duurzaamheidsverslag/corporate responsibility verslag. Deze kunnen namelijk veelal niet apart van elkaar worden gezien, waardoor beide soorten verslagen zijn verzameld. Volledige integrated reports zijn op het moment waarop dit onderzoek wordt uitgevoerd zeer beperkt beschikbaar, laat staan dat hiermee een volwaardig sectorspecifieke dataset kan worden samengesteld. Een aantal banken in het onderzoek geven wel aan mee te gaan in de ontwikkeling van integrated reporting, maar spreken (nog) niet van een integrated report. Daarom is ervoor gekozen om te analyseren in hoeverre de ten tijde van onderzoek beschikbare verslagen voldoen aan de criteria van integrated reporting.

Om de informatie te analyseren wordt gebruik gemaakt van een disclosure index. Als een onderneming rapporteert over een bepaald item, wordt de score 1 toegekend. Als de onderneming hier niet over rapporteert worden 0 punten toegekend. Het scoren van informatie gebeurt met een zekere mate van subjectiviteit. Onderzoeken naar specifiek duurzaamheidsverslaggeving gebruikten daarom GRI richtlijnen als basis voor de analyse (Clarkson et al, 2008). Doordat volgens Hughen et al (2014) de helft van de in Amerika op dit moment als integrated report uitgebrachte verslagen bestaat uit de samenvoeging van een jaarverslag en duurzaamheidsverslag, kunnen de GRI richtlijnen ook in dit onderzoek worden meegenomen. Het onderzoek van Hughen et al (2014) vond wel plaats in Amerika, in dit onderzoek wordt onderzoek gedaan binnen Europese banken. In hoeverre de Amerikaanse resultaten gegeneraliseerd kunnen worden, is niet bekend. Maar omdat het IR framework eind 2013 pas gepubliceerd is en de GRI richtlijnen reeds jaren in gebruik zijn, kunnen de GRI richtlijnen een goede basis voor de disclosure index zijn. Het GRI heeft namelijk specifiek voor de financiële sector een supplement uitgebracht op de reeds bestaande algemene GRI richtlijnen5. Door deze aanvullende richtlijnen mee te nemen in de disclosure index kan sectorspecifiek onderzoek worden verricht binnen de Europese financiële sector.

De disclosure index is als volgt opgebouwd. Hiervoor wordt binnen de geselecteerde financiële instellingen gekeken naar human en social capital. De banken binnen dit onderzoek leveren kennisintensieve diensten aan hun klanten. Daarom wordt in dit onderzoek niet gekeken naar natural of manufactured capital, dit is voor banken immers niet primair relevant om over te rapporteren. Financial capital komt daarnaast voornamelijk terug in de financiële verslagen van een onderneming (ACCA & NBA, 2013). Aangezien dit deel van de verslaggeving vanuit de wet/regelgeving verplicht is, wordt deze capital in dit onderzoek ook niet meegenomen. Alle banken worden geacht hierover te rapporteren. Naar intellectual capital is reeds eerder onderzoek verricht binnen kennisintensieve sectoren (e.g. Li et al, 2012), ook deze capital wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Interessanter is om aandacht te besteden in het onderzoeksmodel aan de mate waarin een bank, naast de financiële verantwoording, aandacht heeft voor human en social capital. Omdat het IR framework (IIRC, 2013b) ruimte biedt om enkel over de relevante capitals te rapporteren, geeft de uitkomst van het onderzoeksmodel een indicatie van de toepassing van integrated reporting door banken.

5

(18)

18

Vanuit het sector supplement dat het GRI (2011) heeft uitgebracht voor de financiële sector en de door het ACCA & NBA (2013) uitgebrachte toelichting op de capitals worden de volgende relevante elementen per capital geformuleerd:

Human capital:

- Personeelsverloop

- Gezondheid en veiligheid medewerkers

- Training en opleidingsmogelijkheden medewerkers - Diversiteit binnen medewerkersbestand

- Medewerkerstevredenheid

Social capital:

- Anti-corruptie

- Veiligheid en privacy klanten - Verantwoord investeringsbeleid - Investeringen in de maatschappij - Toegang tot financiële dienstverlening

Om vast te stellen in welke mate een bank rapporteert over een capital, wordt per relevant element op een drietal punten gescoord. Een integrated report dient volgens het IR framework (IIRC, 2013b, p.5) onder andere aandacht te hebben voor de strategie, daarnaast de prestaties in de afgelopen periode (in dit onderzoek het boekjaar 2012) en ten derde de vooruitzichten voor de toekomstige prestaties. Voor elk van deze drie kan 1 punt worden gescoord.

Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI’s) kunnen vervolgens worden gebruikt om de uitkomsten in termen van het effect op een capital te kunnen meten (Busco, Frigo, Riccaboni & Quattrone, 2013). Of zoals het ACCA & NBA (2013) het noemt in de toelichting op de capitals: ‘Kwantitatieve indicatoren […] KPI en soms in geld uitgedrukte maatstaven, kunnen erg belangrijk zijn om het gebruik en het effect op capitals door de organisatie te verklaren’. Als een bank ook een KPI formuleert en deze koppelt aan het relevante element, levert dit een extra punt op. KPI’s zijn natuurlijk verbonden aan strategie en prestaties, maar omdat KPI’s het effect op capitals weten te kwantificeren en tevens kwalitatieve- en kwantitatieve informatie weten te koppelen (IIRC, 2013b, p. 9), zijn dit belangrijke onderdelen van integrated reporting. En worden hiervoor dus ook extra beloond in dit onderzoek.

(19)

19

Het onderzoeksmodel ziet er dan als volgt uit:

Disclosure index Score Toelichting

Human capital

In welke mate rapporteert een bank over human capital?

- Personeelsverloop Per element: Strategie = 1 punt Prestaties 2012 = 1 punt Vooruitzichten = 1 punt

0 = niet over gerapporteerd 1 = wel over gerapporteerd - Gezondheid en veiligheid

- Training en opleiding - Diversiteit medewerkers - Medewerkerstevredenheid

KPI per element geformuleerd? 0 of 1 Per element geformuleerd, 1 punt

Maximale score human capital 20

Social capital

In welke mate rapporteert een bank over social capital?

- Anti-corruptie Per element:

Strategie = 1 punt Prestaties 2012 = 1 punt Vooruitzichten = 1 punt

0 = niet over gerapporteerd 1 = wel over gerapporteerd - Veiligheid en privacy klanten

- Verantwoord investeringsbeleid - Investeringen in de maatschappij - Toegang tot financiële

dienstverlening

KPI per element geformuleerd? 0 of 1 Per element geformuleerd, 1 punt

Maximale score social capital 20

Totaal 40 maximaal haalbare score

Samenvattend kan een bank een score van 40 halen. Dit is met betrekking tot de toepassing van integrated reporting de hoogst haalbare score binnen dit onderzoek. Een score lager dan 40 punten hoeft niet te betekenen, dat er geen integrated reporting wordt toegepast. Maar op basis van het sector supplement (GRI, 2011) en toelichting op de capitals (ACCA & NBA, 2013) worden banken wel geacht de genoemde elementen uit het sectorspecifieke onderzoeksmodel op te nemen in hun integrated report. Een nadere toelichting op het onderzoeksmodel is opgenomen in bijlage 2.

3.3. Onafhankelijke variabelen: auditcommissie kenmerken

Aan de hand van een aantal kenmerken wordt de kwaliteit van een auditcommissie gemeten. De gebruikte kenmerken worden als volgt gemeten:

- Financiële expertise (ACfin%): Binnen de literatuur worden geen eenduidige definities gebruikt om financiële expertise te meten. Omdat Defond & Francis (2005) een sterkere marktreactie vinden op het aanstellen van een financieel expert volgens de afgebakende accounting definitie, wordt deze meetmethode gebruikt in dit onderzoek. Zij definiëren een accounting financiële expert als ‘alle leden met ervaring als openbaar accountant, accountant, directeur of chief financial officer (CFO), controller of chief accounting officer. Vervolgens wordt het percentage financiële experts binnen een auditcommissie meegenomen in het onderzoek (Krishnan, Wen & Zhao, 2011).

(20)

20

- Aantal vrouwen (ACfem%). Wordt gemeten aan de hand van het percentage vrouwen in een auditcommissie (e.g. Sun et al, 2011). Bij een wisseling in de samenstelling van de auditcommissie wordt gekeken naar het aantal vrouwen aan het einde van het boekjaar 2012. - Aantal vergaderingen (ACmeet). Dit is het totaal aantal keer dat een auditcommissie vergadert in een jaar (Karamanou & Vafeas, 2005, Li et al 2012). Hieronder vallen geen conference calls en telefonische vergaderingen omdat deze niet in alle jaarverslagen worden genoemd.

- Aantal leden: (ACsize). Gemeten aan de hand van het aantal leden dat een auditcommissie heeft gedurende een jaar (Karamanou & Vafeas, 2005; Li et al, 2012). Bij een wisseling in de samenstelling van de auditcommissie wordt gekeken naar het aantal leden aan het einde van het boekjaar 2012.

3.4. Controle variabelen

De toepassing van integrated reporting kan daarnaast worden beïnvloed door een aantal andere variabelen, niet zijnde kenmerken van een auditcommissie. De volgende controle variabelen worden daarom in dit onderzoek meegenomen:

- Institutionele beleggers (INbel): Institutionele beleggers vormen een alternatief toezicht mechanisme. De significante invloed die deze beleggers kunnen uitoefenen op de onderneming en het management geeft hen de prikkel en mogelijkheid om het gedrag van het management te beïnvloeden (Shleifer & Vishny, 1986). Daarentegen kan het kleinere aandeelhouders wel beperken in hun invloed (Ahmed & Duellman, 2007). Hoe meer aandeelkapitaal in handen is van institutionele beleggers, hoe minder snel integrated reporting wordt toegepast. Grote aandeelhouders hebben meer toegang tot informatie binnen een onderneming dan kleinere aandeelhouders. Er zal dan ook minder behoefte zijn aan integrated reporting. Institutionele beleggers: wordt in lijn met eerder onderzoek (e.g. Mangena & Pike, 2005; Krishnan et al, 2011; Li et al, 2012) gemeten door het totale percentage aandelen bij substantiële aandeelhouders (meer dan 3% van het geplaatst aandelenkapitaal in bezit), gedeeld door het totale geplaatst aandeelkapitaal (einde boekjaar).

- Ondernemingsgrootte (ONDgr): De meeste onderzoeken waarin wordt gekeken naar voluntary disclosure nemen de controle variabele ondernemingsgrootte op (Clarkson et al, 2008). Dit is gebaseerd op de aanname dat er schaalvoordelen optreden bij de kosten die samenhangen met het produceren van informatie (Lang & Lundholm, 1993). Een grotere onderneming zal, gezien de kosten die er mee samenhangen, eerder integrated reporting toepassen dan een kleinere onderneming. Om de omvang van een bank te bepalen is het balanstotaal een legitieme variabele, het geeft namelijk inzicht in de omvang van de activiteiten die een bank uitvoert. Ondernemingsgrootte wordt gemeten aan de hand van de natuurlijke logaritme van de totale activa (einde boekjaar) (Clarkson et al, 2008).

- Financieringsstructuur (FINst): Volgens Leftwich, Watts & Zimmerman (1981) neemt de vraag naar informatie om toezicht te houden toe naarmate de hoeveelheid schuld binnen een onderneming groter is. De agency kosten zijn hoger voor ondernemingen met relatief meer schuld in de financieringsstructuur (Jensen & Meckling, 1976). Om aan deze informatiebehoefte te voldoen en agency kosten te beperken wordt voluntary disclosure geacht toe te nemen met de hoeveelheid schuld binnen een onderneming. De toepassing van integrated reporting kan dan ook worden gestimuleerd door de hoeveelheid schuld binnen een

(21)

21

onderneming. Financieringsstructuur wordt gemeten door de leverage ratio: ratio van totale eigen vermogen / totale activa (einde boekjaar) (Clarkson et al, 2008). Voor banken ligt de minimale leverage ratio tegenwoordig vast in de Basel 3 richtlijnen (BIS, 2011). Ze moeten daardoor een minimum percentage eigen vermogen tegenover de totale activa hebben. Gedurende 2012 waren de Basel 3 richtlijnen nog in ontwikkeling, waardoor financieringsstructuur gedurende 2012 als controlevariabele een bruikbare variabele is. Omdat niet elke bank in dezelfde valuta rapporteert, worden de totale activa en totale eigen vermogen omgerekend naar euro’s. Aangezien alle geselecteerde banken een einde boekjaar per 31 december 2012 hanteren is de wisselkoers van deze datum gebruikt. Voor een overzicht van de gebruikte wisselkoersen zie bijlage 3.

Als laatste controlevariabele wordt het soort verslag dat een bank uitbrengt in het onderzoek meegenomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende drie soorten verslagen. De eerste mogelijkheid is enkel een jaarverslag. De volgende mogelijkheid is een combinatie van een jaarverslag en een apart duurzaamheidsverslag/corporate responsibility verslag. Het derde soort verslag is een gecombineerd verslag, een jaarverslag met daarin opgenomen een duurzaamheidsverslag of een integrated report. Het doel van een integrated report is het integreren van milieu-en sociale factoren met financiële prestaties (Eccles en Krzus, 2010). De verwachting is dan ook dat het soort verslag invloed heeft op de toepassing van integrated reporting.

(22)

22

4. Resultaten

Om de effecten van outliers te beperken, zijn alle continue variabelen gewinsorized op drie maal de standaarddeviatie. Hiermee worden uitschieters uit de waarnemingen gefilterd, door deze de maximale (of minimale) waarde van gemiddelde plus (minus) 3 maal de standaarddeviatie te geven. Uit de dataset van 48 banken komt een gemiddelde IR score van 15,9. Uit de maximaal haalbare score van 40 is de hoogst behaalde score 26 en de laagst behaalde score 1 punt. Meer dan de helft van deze banken brengt een jaarverslag met daarnaast een duurzaamheidsverslag/corporate responsibility report uit, namelijk 64%. 19% combineert deze twee verslagen in één gecombineerd verslag. De overige 17% brengt alleen een jaarverslag uit. Deze, en andere belangrijke beschrijvende statistiek, is weergegeven in tabel 1.

Tabel 1: beschrijvende statistiek

Variabele Gemiddelde Standaarddeviatie Min Max

IRscore AC ACmeet ACsize ACfem% ACfin% INbel ONDgr FINst 15,900 6,732 5,020 0,196 0,285 63,125 441787529469 0,077 5,714 4,468 2,058 0,223 0,248 33,986 578733506946 0,071 1 1 2 0 0 0 2332653927 0,010 26 25,131 11 0,750 1 100 2041347990902 0,297

Per jaar houden de auditcommissies uit dit onderzoek gemiddeld bijna 7 vergaderingen. De auditcommissies bestaan uit 2 tot 11 leden, met een aantal van 5 leden als gemiddelde. Van deze commissieleden bestaat bijna 20% uit vrouwen, al zijn er zowel commissies waarin geen enkele vrouw deelneemt, maar ook commissies waar vrouwen driekwart van de leden vertegenwoordigen. Het percentage financiële experts binnen een auditcommissie ligt wat hoger dan het percentage vrouwen binnen een auditcommissie, namelijk op bijna 29% tegen 20% vrouwen. Ondanks de verplichting in de corporate governance codes dat minstens één lid financieel expert moet zijn (e.g. EC, 2006), zijn er in dit onderzoek ook auditcommissies met geen financiële experts. Daartegenover staat wel dat andere banken een auditcommissie hebben samengesteld van 100% financieel experts.

Uit de resultaten van de controlevariabelen blijkt verder dat gemiddeld 63% van de aandelen in handen is van institutionele beleggers. Een aantal banken binnen de dataset zijn niet beursgenoteerd en alle aandelen zijn in dat geval in handen van private aandeelhouders. Daarnaast zijn enkele Duitse banken als overblijfsel van vroeger nog volledig in handen van de deelstaat waarin ze hoofdzakelijk gevestigd zijn. De verhouding tussen het eigen vermogen en de totale activa ligt gemiddeld op 7,7%. De hoogste waarneming met een verhouding eigen vermogen/totale activa van 29,7% kan worden toegeschreven aan een ontwikkelingsbank, de laagste waarneming van 1% komt van een Griekse commerciële bank. Binnen het samenwerkingsverband van de UNEP FI nemen zowel kleinere als grotere banken deel, dit is terug te zien in de spreiding van de totale activa. De kleinste waarneming had een omvang van €2 miljard, de grootste meer dan €2 biljoen.

(23)

23

Er blijkt geen sprake te zijn van multicollineariteit. De hoogste VIF waarde die voortkomt uit de analyses is 3,4. Ruim onder de grens van 10, die volgens Tan & Tan (2005) als maximum waarde kan worden beschouwd.

Achtereenvolgens worden hierna de verschillende hypotheses apart getoetst en in het laatste model alle vier de hypotheses samen. Tevens worden per hypothese de controlevariabelen afzonderlijk getoetst op de relatie met integrated reporting.

Hypothese 1

Hypothese 1 voorspelt een positieve relatie tussen het percentage financiële experts in een auditcommissie en de toepassing van integrated reporting. Tabel 2 geeft de resultaten weer van de regressie analyse die is gebruikt om hypothese 1 te testen.

Tabel 2: Regressieanalyse met IR score als afhankelijke variabele en percentage financiële experts

binnen een auditcommissie als onafhankelijke variabele

Model 1 Model 2 ACfin% INbel ONDgr FINst Verslag: JV_DV Gec_verslag Adj. R Squared ∆ R. Squared -0,035** 0,931*** 10,961 9,527*** 7,503*** 0,658*** 2,556 -0,029* 0,892*** 9,496 9,395*** 7,391*** 0,662 0,011

In model 1 zijn enkel de controlevariabelen getoetst, in model 2 zowel de onafhankelijke variabele als de controlevariabelen. JV_DV= jaarverslag en afzonderlijk duurzaamheidsverslag/CSR verslag, Gec_verslag= gecombineerd verslag of integrated report. ***= 1% significantieniveau. **=5% significantieniveau. *=10% significantieniveau.

Er blijkt geen significante relatie te zijn tussen het percentage financiële experts binnen een auditcommissie en de toepassing van integrated reporting. Hypothese 1 wordt daarom ook verworpen. Li et al (2012) vinden ook geen significante relatie tussen financiële expertise binnen een auditcommissie en, in hun onderzoek, vrijwillige verslaggeving over intellectueel kapitaal. Dit sluit niet aan bij het eerdere onderzoek van onder andere Mangena & Pike (2005) en Mangena & Tauringana (2007), die wel een significant positieve relatie vonden tussen financiële expertise binnen een auditcommissie en verslaggeving. Een verklaring voor het niet vinden van een significante relatie kan volgens Li et al (2012) zijn dat financiële expertise meer relevant is voor financieel gerelateerde kwesties dan voor kwesties met betrekking tot de verslaggeving over intellectueel kapitaal. Sommige elementen, en dit kan natuurlijk ook voor integrated reporting kwesties gelden, vereisen volgens Li et al (2012) meer andere specialistische kennis dan enkel financiële expertise. Daarnaast maken andere onderzoeken (e.g. Mangena & Pike, 2005) gebruik van de ‘brede’ definitie om financiële expertise te meten, waarbij in dit onderzoek gebruik is gemaakt van de afgebakende accounting definitie volgens Defond & Francis (2005). In dit onderzoek kan het dus zijn dat minder auditcommissieleden als financieel expert worden bestemd gezien de gebruikte definitie van financiële expertise.

(24)

24

Hypothese 2 voorspelt vervolgens een positieve relatie tussen het percentage vrouwen in een auditcommissie en de toepassing van integrated reporting. Het aantal vrouwen is gemeten als percentage van het totaal aantal auditcommissieleden. Tabel 3 geeft de resultaten weer van de regressie analyse, die is gebruikt om hypothese 2 te testen.

Tabel 3: Regressieanalyse met IR score als afhankelijke variabele en aantal vrouwen binnen een

auditcommissie als onafhankelijke variabele

Model 1 Model 2 ACfem% INbel ONDgr FINst Verslag: JV_DV Gec_verslag Adj. R Squared ∆ R. Squared -0,035** 0,931*** 10,961 9,527*** 7,503*** 0,658*** -1,215 -0,039** 0,920*** 11,190 9,602*** 7,631*** 0,652 0,002

In model 1 zijn enkel de controlevariabelen getoetst, in model 2 zowel de onafhankelijke variabele als de controlevariabelen. ***= 1% significantieniveau. **=5% significantieniveau. *=10% significantieniveau.

Uit de regressieanalyse blijkt geen significante relatie tussen het percentage vrouwen in een auditcommissie en de toepassing van integrated reporting. Hypothese 2 wordt daarom verworpen. Net als in het eerdere onderzoek van Sun et al (2011), waarbij de relatie tussen de aanwezigheid van vrouwen in een auditcommissie en earnings management werd onderzocht, wordt geen relatie gevonden tussen de aanwezigheid van vrouwen in een auditcommissie en verslaggeving. Sun et al (2011) geven een aantal verklaringen voor het ontbreken van relatie. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat vrouwelijke leden de uitkomsten, beslissingen die uiteindelijk door een auditcommissie worden genomen niet kunnen beïnvloeden. Daarnaast kunnen volgens Sun et al (2011) persoonlijke kenmerken meer invloed hebben op de mogelijkheid om andere commissieleden te beïnvloeden, dan de verschillen tussen geslachten veroorzaken.

Hypothese 3

De invloed van het aantal vergaderingen dat een auditcommissie houdt op de toepassing van integrated reporting is getoetst met hypothese 3. Tabel 4 geeft de resultaten weer van de regressie analyse, die is gebruikt om deze hypothese te testen.

Tabel 4: Regressieanalyse met IR score als afhankelijke variabele en vergaderingen van een

auditcommissie als onafhankelijke variabele

Model 1 Model 2 ACmeet INbel ONDgr FINst Verslag: JV_DV Gec_verslag Adj. R Squared ∆ R. Squared -0,035** 0,931*** 10,961 9,527*** 7,503*** 0,658*** 0,143 -0,033** 0,947*** 10,994 9,269*** 7,487*** 0,663 0,012

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Andere factoren die volgens het kwantitatief onderzoek een positieve (maar beperkt) relevante relatie hebben voor de lokale opkomst, zijn het uitgeven van minstens één eurocent

Beyond the visible hallmarks of aged gait, i.e., slowed walking speed, shorter steps, and increased cadence [3,4], aging also affects the neuromuscular control of gait and

In the case of street children compar ed to non-street children , th e y find themselves in an env ironment that has high risk factors (abuse by parents and guardians)

Specifically, the study explored factors contributing to incest, how incidences of incest become known, different ways that incest can affect the offender, the

In recent years there has been an increase of food shortages, especially in the Lubombo region of Swaziland, which has led to vulnerable households opting for coping strategies

Tevens is een beperking in dit onderzoek dat alleen integrated reports worden meegenomen die zijn opgenomen in het IIRC Pilot Programme, terwijl er ondernemingen zijn die niet in

Voor het onderzoek is het niet van belang op welke wijze de betreffende capitals zijn gerubriceerd, belangrijker is dat alle elementen die relevant zijn voor een specifieke

shareholder theory de belangen van haar aandeelhouders moet voortrekken, terwijl de stakeholder theory beaamt dat de organisatie de waarde voor al haar stakeholders moet vergroten.