• No results found

De nóg eigenzinnigere lezer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De nóg eigenzinnigere lezer"

Copied!
189
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De nóg eigenzinnigere lezer

Hoe zakelijke lezers adviesteksten lezen

Masterscriptie, eerste versie Begeleider: Dr. L.H. Cornelis

Tweede beoordelaar: Dr. E.F.A.J. Ensink

Communicatie- en Informatiewetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen

(2)

2

Woord vooraf

Bij het tot stand komen van deze masterscriptie hebben een aantal mensen mij erg geholpen en ondersteund. Ik wil dan ook van de gelegenheid gebruik maken hen te bedanken in dit woord vooraf.

Allereerst gaat mijn grote dank uit naar Louise Cornelis, die mij niet alleen heeft begeleid bij het uitvoeren van mijn afstudeeronderzoek en het schrijven van dit rapport, maar me bovenal ook heeft geïnspireerd om voor dit onderzoek te kiezen. Haar enthousiasme, bereidheid om al mijn werk kritisch te bekijken, gouden tips en altijd snelle reacties hebben een hele belangrijke bijdrage geleverd aan dit eindproduct. Louise, ook bedankt dat je me kennis hebt laten maken met de heerlijke Hollandse Nieuwe van de beste viskraam in Overschie.

Zonder tweede beoordelaar kan er geen einde komen aan een afstudeerproces. Om die reden wil ik bij deze Titus Ensink dan ook hartelijk bedanken voor zijn bereidheid op te treden als de tweede beoordelaar van mijn scriptie.

Daarnaast wil ik mijn vijf respondenten, van wie ik de echte namen vanwege de in acht genomen anonimiteit helaas ook hier niet kan noemen, heel hartelijk bedanken voor hun medewerking. Zonder hen was het niet mogelijk geweest een licht te laten schijnen op het tot nu toe voor een groot deel in duisternis gehulde leesproces van zakelijke lezers.

Tot slot moet niet worden vergeten dat er, voordat je op het punt komt dat je een afstudeerscriptie mag en kan gaan schrijven, een aantal jaren verstrijken. Dat ik deze jaren met veel plezier en vooral ook onbezorgd heb mogen beleven heb ik voor een groot deel te danken aan mijn lieve ouders. Ik wil hen bij deze dan ook heel erg bedanken voor niet alleen een geweldige studietijd, maar ook een fantastisch studentenleven in het mooie Groningen.

Groningen, oktober 2013

(3)

3

Samenvatting

Op welke wijze lezen zakelijke lezers adviesteksten? Dat is de vraag waarop met behulp van dit onderzoek is getracht een antwoord te vinden. Om op deze vraag een antwoord te kunnen formuleren is aan vijf zakelijke lezers gevraagd een adviestekst, die zij al voor hun werk moesten lezen, hardop te lezen en daarbij ook hardop te denken. De leesprocessen van deze vijf lezers zijn opgenomen met behulp van een voice recorder en uitgewerkt tot hardopdenkprotocollen. Deze hardopdenkprotocollen zijn vervolgens aan een uitgebreide analyse onderworpen.

Om het leesproces van zakelijke lezers in kaart te kunnen brengen is bij de analyse van de verzamelde hardopdenkprotocollen gebruik gemaakt van de door Neutelings (1997) opgestelde theorie over leesstijlen. Neutelings deed onderzoek naar het beoordelend leesproces van volksvertegenwoordigers. Hij concludeert dat er voor de drie aspecten waaruit volgens hem een leesproces bestaat (informatieselectie, informatieverwerking en leesdoelactivering en –realisatie) verschillende stijlen bestaan.

(4)

4 Tijdens de analyse van de hardopdenkprotocollen van de vijf onderzochte zakelijke lezers is bekeken of en in hoeverre de door Neutelings onderscheidde leesstijlen ook voorkomen bij zakelijke lezers op het moment dat zij een adviestekst lezen. Op die manier is het leesproces van de vijf zakelijke lezers in kaart gebracht en kon er een antwoord worden geformuleerd op de hoofdvraag van dit onderzoek.

Dat antwoord luidt als volgt: de onderzochte zakelijke lezers lezen adviesrapporten op verschillende wijzen en zijn nóg eigenzinniger dan de volksvertegenwoordigers van Neutelings. Dit blijkt allereerst uit de manier waarop de onderzochte zakelijke lezers tekstinformatie selecteren. Drie zakelijke lezers maken gebruik van een zeer selectieve informatieselectiestijl, terwijl de overige twee zakelijke lezers hun adviestekst juist op intensieve wijze lezen. De informatieselectiestijlen van de onderzochte zakelijke lezers lopen dus uiteen.

Dit geldt, al zij het in iets mindere mate, ook voor hun informatieverwerkingsstijl. Van de onderzochte zakelijke lezers hanteren er drie een zeer actieve en twee een actieve informatieselectiestijl. Dit betekent dus dat de zakelijke lezers de tekstinformatie die zij selecteren op (zeer) actieve wijze verwerken. Ze voeren veel cognitieve operaties uit (ze uiten veel hardopdenkcommentaren) tijdens het lezen van hun adviestekst. De meest uitgevoerde cognitieve operaties zijn ‘beoordelen’ en ‘elaboreren’. De vijf onderzochte zakelijke lezers verschillen onderling wel behoorlijk in de manier waarop ze tekstinformatie elaboreren en in het soort oordelen dat zij uiten.

(5)

5

Inhoudsopgave

1. Inleiding en onderzoeksvraag: op welke wijze lezen zakelijke lezers adviesteksten? 8

2. Theoretisch kader: zakelijke lezers, adviesteksten en het tot nu toe gedane

onderzoek naar lezen in beroepssituaties 12 2.1. Adviesteksten en zakelijke lezers: een definitie van de begrippen 12

2.1.1. Adviesteksten 12

2.1.2. Zakelijke lezers 13

2.2. Onderzoek naar beoordelend lezen in de beroepspraktijk: de stand van zaken 13

2.2.1. Onderzoek naar beoordelend lezen is beperkt 13

2.2.2. Invloed van de communicatiesituatie op het leesproces 16

2.2.3. Conclusie 18

3. Opzet van het onderzoek 19

3.1. Exploratief onderzoek en ecologische validiteit 19

3.2. De proefpersonen en hun adviesteksten 20

3.3. De onderzoeksmethode en het analyseproces 20

3.4. Dataverzameling in de praktijk 22

4. Dataverzamelingsmethoden: hardop denken, observaties, nagesprekken en de

gelezen teksten 24

4.1. Eisen aan de dataverzamelingsmethoden 24

4.2. Hardop denken: de primaire dataverzamelingsmethode van dit onderzoek 25 4.3. Het ontlokken en registreren van een gelijktijdig verbaal rapport 28 4.3.1. Uitlokken van hardop denken door middel van prompting 28 4.3.2. Hardop lezen voor een meer volledig verbaal rapport 30

4.3.3. De registratie van verbale rapporten 31

4.4. Het waarborgen van de (ecologische) validiteit 31

4.4.1. Voorwaarden met betrekking tot de hoofdtaak en instructie 31

4.4.2. De aanwezigheid van de proefleider 33

(6)

6 4.5. Aanvullende data: observatie, nagesprekken en gelezen teksten 34

4.5.1. Observatie 34

4.5.2. Nagesprekken 34

4.5.3. Gelezen teksten 35

5. Data-analysemethode: illustratieve protocolanalyse 36

5.1. Van verbaal rapport tot hardopdenkprotocol 36

5.2. De analyse van de hardopdenkprotocollen 37

5.2.1. De analysemethode voor informatieselectie 38 5.2.2. De analysemethode voor informatieverwerking 39 5.2.3. De analysemethode voor leesdoelactivering en –realisatie 42

6. Resultaten: het leesproces van de zakelijke lezers in beeld 46

6.1. Vijf portretten van zakelijke lezers 47

6.1.1. Femke Pieters: een grondige meedenker 47

6.1.2. Ronald Jager: een kritische eindredacteur 49

6.1.3. Marja Teeuw: een actiegerichte skimmer 51

6.1.4. Peter de Groot: een zelfzuchtige en efficiënte lezer 52

6.1.5. Nadine Arends: een ijverige controleur 53

6.2. De informatieselectiestijlen, informatieverwerkingsstijlen en leesdoelactivering

en –realisatiestijlen van de zakelijke lezers 54

6.2.1. De informatieselectiestijlen: van zeer selectief tot (zeer) intensief 54 6.2.2. De informatieverwerkingstijlen: van actief tot zeer actief 56 6.2.3. De leesdoelactivering en –realisatiestijlen: zeer lezergestuurd 65

6.3 Overige opvallendheden 78

6.3.1. Een piramidale adviestekst volgens de zakelijke lezers ideaal? 78 6.3.2. Is de schrijver van de tekst van invloed op het leesproces

van de onderzochte zakelijke lezers? 81

7. Conclusie: zakelijke lezers lezen op verschillende wijzen en zijn nóg eigenzinniger

dan Neutelings’ volksvertegenwoordigers 85

8. Discussie, suggesties voor vervolgonderzoek en een reflectie op de

(7)

7

Literatuur 94

Bijlage 1: Hardopdenkinstructie 96

Bijlage 2: Vragenlijst nagesprek 98

Bijlage 3: Stappenplan categoriseren hardopdenkcommentaren 101

Bijlage 4: Nagesprekken 104

(8)

8

1. Inleiding en onderzoeksvraag: op welke wijze lezen zakelijke lezers

adviesteksten?

Lezen in de beroepspraktijk. Een onderwerp waar tot op heden nog maar weinig onderzoek naar is gedaan. Over het leesgedrag en het leesproces van zakelijke lezers is momenteel vrijwel niets bekend. Het onderzoek dat wel is gedaan op dit gebied richt zich vaak op een specifieke vorm van lezen, namelijk beoordelend lezen. Deze vorm van lezen staat ook centraal in het proefschrift van Neutelings (1997), het meest recente onderzoek naar lezen in de beroepspraktijk.

Neutelings (1997) onderzocht hoe Tweede Kamerleden en gemeenteraadsleden beleidsteksten beoordelen. Zijn onderzoek heeft twee belangrijke doelen: het ontwikkelen van een analysemethode voor beoordelend lezen en het demonstreren van deze methode door te beschrijven hoe volksvertegenwoordigers beleidsteksten lezen. Om een leesproces te kunnen beschrijven is het volgens Neutelings (1997, p. 39) van belang gegevens te verzamelen over de manier waarop een lezer informatie selecteert, hoe een lezer deze informatie vervolgens verwerkt en op welke wijze een lezer zijn of haar leesdoelen activeert en realiseert. Neutelings heeft deze gegevens verzameld door gebruik te maken van hardop denken in combinatie met protocolanalyse. Hij heeft twintig volksvertegenwoordigers een beleidsrapport naar keuze hardop laten lezen en hij heeft hen gevraagd tijdens het lezen ook hardop te denken. Van deze verbale rapporten maakte Neutelings vervolgens protocollen die op systematische wijze door hem zijn geanalyseerd. Neutelings concludeert dat er voor de drie aspecten waaruit beoordelend lezen bestaat (informatieselectie, informatieverwerking en leesdoelactivering en –realisatie) verschillende stijlen bestaan.

(9)

9 slot laat Neutelings zien dat de leesdoelactivering en -realisatiestijl lezergestuurd of juist tekstgestuurd is. Lezers met een lezergestuurde leesdoelactivering en -realisatiestijl kenmerken zich door al vroeg in hun leesproces al hun leesdoelen te activeren. Wanneer de leesdoelactivering en –realisatiestijl van een lezer tekstgestuurd is, wordt het laatste leesdoel pas in een later stadium van het leesproces geactiveerd.

De door Neutelings onderzochte volksvertegenwoordigers verschillen onderling in de manier waarop zij hun informatie selecteren en verwerken. Zo leest de helft van de onderzochte volksvertegenwoordigers de tekst intensief en de andere helft juist selectief. Dit geldt ook voor de informatieverwerking: de helft leest de tekst actief en de andere helft passief (Neutelings, 1997: 200). Neutelings betitelt de door hem onderzochte volksvertegenwoordigers bovendien als eigenzinnige lezers. De eigenzinnigheid van de volksvertegenwoordigers blijkt uit hun leesdoelactivering en –realisatiestijl. Het overgrote deel van de volksvertegenwoordigers leest namelijk lezergestuurd. Ze bepalen in een vroegtijdig stadium van het leesproces hun leesdoelen en ze laten zich door de tekst geen nieuwe leesdoelen opdringen in een later stadium van hun leesproces (Neutelings, 1997: p. 200).

Het onderzoek van Neutelings heeft tot op heden geen opvolging gekregen. Wel hebben in 2011 masterstudenten van de Vrije Universiteit te Amsterdam, onder begeleiding van Dr. L.H. Cornelis, bekeken hoe zakelijke lezers lezen ervaren. Om hier achter te komen hebben de studenten ruim dertig zakelijke lezers geïnterviewd. Cornelis (2012a) geeft in de column ‘Heavy lezers’ een indruk van de resultaten. De titel van de column zegt het eigenlijk al. Zakelijke lezers lezen veel. Soms wel zes uur per dag. Het is gebleken dat lang niet alle geïnterviewden het vele lezen als een probleem ervaren, maar de meesten geven aan dat het toch wel sneller, effectiever, efficiënter en leuker zou moeten kunnen.

(10)

10 van mening dat alle geschreven documenten bewust piramidaal gestructureerd zouden moeten worden. Zij draagt hier de volgende redenen voor aan:

“The mind automatically sorts information into distinctive pyramidal groupings in order to comprehend it, any grouping of ideas is easier to comprehend if it arrives presorted into its pyramid” (p. 5).

Het piramideprincipe van Minto (2009) is voor veel adviseurs een nastrevenswaardige manier om adviserende documenten te structureren. Adviseurs kiezen ervoor omdat het in hun ogen zorgt voor kortere, krachtige, lezergerichte teksten van hoge kwaliteit (Cornelis, 2011a: p. 1). Uit recent pionierend onderzoek naar de vraag of het voor adviesorganisaties loont om het piramideprincipe te (gaan) gebruiken en hoe lezers rapporten ervaren die geschreven zijn volgens het piramideprincipe, blijkt echter dat veel lezers die het piramideprincipe niet kennen moeite hebben de structuur te doorzien. Dit leidt tot een gevoel van verwarring. Bovendien zijn de kracht en effectiviteit van het principe momenteel nog niet wetenschappelijk aangetoond (Cornelis, 2011a; 2012b).

Opvallend aan het onderzoek van Cornelis (2011a, 2012b) is dat de proefpersonen maar in een heel enkel geval bestaan uit echte zakelijke lezers: lezers die een direct belang hebben bij de inhoud van het rapport en een relatie hebben met de schrijver van de tekst, de adviseur. In het artikel ‘Het piramideprincipe: de moeite waard?’ komen wel aan aantal zakelijke lezers aan het woord. In dit artikel doet Cornelis (2012b) verslag van pionierend onderzoek naar de vraag of het voor een adviesorganisatie loont om het piramideprincipe te (gaan) gebruiken. In het artikel wordt onder andere verslag gedaan van een experiment waarbij er twee versies van een adviesrapport, verschillend in structuur, aan zakelijke lezers zijn voorgelegd. Vervolgens zijn er semigestructureerde interviews afgenomen, om zo na te gaan welke structuur de voorkeur had. De conclusie die kon worden getrokken was dat het de zakelijke lezers niets uitmaakte hoe een tekst is gestructureerd (Cornelis, 2012b).

(11)

11 Er kan worden geconcludeerd dat we momenteel vrij weinig weten over zakelijke lezers en hun leesproces. Om te achterhalen hoe het leesproces van zakelijke lezers eruitziet en te bekijken of zij wellicht net zo eigenzinnig of misschien nog wel eigenzinniger zijn dan de volksvertegenwoordigers van Neutelings (1997) is onderzoek nodig. Met behulp van onderhavig onderzoek is dan ook getracht een antwoord te vinden op de volgende vraag:

Op welke wijze lezen zakelijke lezers adviesteksten?

(12)

12

2. Theoretisch kader: zakelijke lezers, adviesteksten en het tot nu toe

gedane onderzoek naar lezen in beroepssituaties

Zoals in de inleiding omschreven richt dit onderzoek zich specifiek op zakelijke lezers en adviesteksten. Om die reden wordt er in paragraaf 2.1 allereerst stilgestaan bij die twee begrippen. Wat zijn zakelijke lezers precies en wat kenmerkt een adviestekst? Vervolgens zal in paragraaf 2.2 de stand van zaken worden weergegeven van het tot nu toe gedane onderzoek op het gebied van beoordelend lezen in beroepssituaties.

2.1. Adviesteksten en zakelijke lezers: een definitie van de begrippen

2.1.1. Adviesteksten

Cornelis (2007, p. 9) beschrijft een adviesrapport als het einddocument van een adviesproject. Dit project begint met een vraag van de klant en eindigt met een doortimmerd antwoord op die vraag van de adviseur. Dit model van adviseren heet het expertmodel: de adviseur neemt de rol van expert op zich (Cornelis, 2007: p. 11). Een adviesrapport moet volgens Cornelis (2007) aan allerlei eisen voldoen. Zo dienen onder andere de resultaten van het project er volledig en helder in te staan, is het overtuigend en zet de tekst aan tot actie. Bovenhoff, Zeijl, en Latjes (2009) kwalificeren een adviesrapport als een persuasieve tekst, met als tekstdoel overtuigen. Een adviesrapport is echter lang niet altijd een zuiver persuasieve tekst. Vaak wordt er in adviesrapporten omschreven hoe een bepaald advies kan worden uitgevoerd, waardoor het rapport voor een gedeelte ook instructief van aard is. Een adviesrapport kan dus niet zomaar bij een bepaald tekstgenre worden ondergebracht. Hierdoor is de afbakening van het begrip ‘adviesrapport’ niet zo gemakkelijk als het lijkt.

(13)

13 begeleiden van het proces (Cornelis, 2007: p. 12). Het gebruik van andere rapportagevormen dan het klassieke adviesrapport en/of een ander model van adviseren dan het expertmodel, heeft als gevolg dat de adviezen er tekstueel en inhoudelijk anders uit komen te zien. In dit onderzoek is er om die reden dan ook bewust voor gekozen het begrip ‘adviestekst’ aan te houden en niet het begrip ‘adviesrapport’. Onder een adviestekst worden in dit onderzoek alle teksten verstaan waarin op welke wijze dan ook een advies of aanbeveling is opgenomen. Er worden verder geen inhoudelijke of tekstuele eisen gesteld. Het begrip ‘adviestekst’ wordt in dit onderzoek dus erg ruim opgevat.

2.1.2. Zakelijke lezers

Volgens Cornelis (2007) is het kenmerkend voor adviseurs dat adviseren hun ‘tweede beroep’ is. Ze hebben een vakinhoudelijk specialisme en daarover adviseren ze. Ze zijn bijvoorbeeld arbeids- en organisatiepsycholoog en werken als arboadviseur of ze hebben de opleiding hts-informatica en werken als IT-consultant (Cornelis, 2007: p. 9). Ditzelfde geldt eigenlijk ook voor zakelijke lezers. Ze zijn bijvoorbeeld opgeleid tot arts, werken als beleidsmedewerker op een bepaalde afdeling in een ziekenhuis en lezen – naast een waslijst van andere taken – ook veel (advies)teksten. Het lezen is niet echt hun werk, maar maakt daar wel een erg belangrijk deel van uit. Lezen is hun ‘tweede beroep’. Zakelijke lezers zijn volgens Cornelis (2012a) mensen die voor hun werk veel lezen, zonder dat lezen echt hun vak is. Met andere woorden, het lezen vormt een belangrijk deel van hun professie maar is niet de kern van hun vak. Deze definitie van het begrip ‘zakelijke lezer’ is aangehouden in dit onderzoek.

2.2. Onderzoek naar beoordelend lezen in beroepssituaties: de stand van zaken

2.2.1. Onderzoek naar beoordelend lezen is beperkt

(14)

14 Naast beoordelend lezen zijn er nog meer vormen van lezen te onderscheiden. De belangrijkste vormen zijn volgens Neutelings (1997, p. 14):

 lezen met een leren-lezen-doel (technisch lezen), een scholier leert letters decoderen zodat woorden herkenbaar worden;

 lezen met een begripsdoel (begrijpend lezen), een lezer leest om een tekst te begrijpen. Dit doel gaat altijd vooraf aan de volgende vormen van lezen:

 lezen met een ontspanningsdoel (ontspannend lezen), bijvoorbeeld het lezen van een roman;

 lezen met een studiedoel (studerend lezen), bijvoorbeeld het lezen van studieboeken ter voorbereiding op een tentamen;

 lezen met een doe-doel (handelend lezen), bijvoorbeeld het lezen van een gebruiksaanwijzing.

Combinaties van bovenstaande leesdoelen zijn denkbaar. Een studiedoel kan bijvoorbeeld samengaan met een beoordelingsdoel of met een doe-doel. In beroepssituaties wordt vooral gelezen met een doe-doel of, zoals eerder gezegd, een beoordelingsdoel (Neutelings, 1997: p. 14).

Volgens Neutelings verrichten leesprocesonderzoekers weinig onderzoek naar beoordelend lezen in beroepssituaties en ook binnen de taalbeheersing blijft onderzoek naar beoordelend lezen in een maatschappelijke context volgens hem achterwege. Van het empirisch onderzoek naar beoordelend lezen in beroepssituaties dat er tot nu toe is, geeft Neutelings in zijn proefschrift een duidelijk overzicht. Tussen 1977 en 1993 zijn er op dit gebied slechts tien onderzoeken uitgevoerd.

(15)

15 Ondanks alle verschillen in het empirisch onderzoek, rijst er volgens Neutelings een redelijk eenduidig beeld op van beoordelend lezen. Neutelings (1997) concludeert het volgende:

“Lezers die beoordelend lezen in beroepssituaties hebben een grote expertise. Deze expertise is opgeslagen in cognitieve schema’s met daarin de zogeheten invulplaatsen. De invulplaatsen in de cognitieve schema’s functioneren als leesdoel tijdens het lezen. Een leesdoel stuurt de selectie en verwerking van tekstinformatie. Lezers zoeken tekstinformatie om hun invulplaatsen te vullen en evalueren die invullingen” (p. 18).

Neutelings geeft tevens aan dat de theorievorming over beoordelend lezen nog in de kinderschoenen staat. De bestaande analyseschema’s zijn volgens hem te taakspecifiek om over te nemen in ieder onderzoek naar beoordelend lezen. De geringe theorievorming zorgt er daarnaast voor dat experimenten niet goed mogelijk zijn. Het is onduidelijk welke variabelen gemanipuleerd moeten worden. Daarom is volgens Neutelings eerst ecologisch valide onderzoek noodzakelijk. Duidelijk moet worden hoe lezers handelen, opdat inzicht ontstaat in de variabelen die gemanipuleerd moeten worden in experimenten (Neutelings, 1997: p. 19).

Deze conclusie heeft geleid tot de eerste doelstelling van Neutelings’ eigen onderzoek: het ontwikkelen van een analysemethode die zicht verschaft op de leesdoelen en cognitieve operaties van beoordelende lezers. De tweede doelstelling van zijn onderzoek is de demonstratie van deze methode, door te beschrijven hoe volksvertegenwoordigers beleidsteksten lezen. Door deze demonstratie ontstaan beschrijvingen van beoordelend lezen. Deze beschrijvingen vergroten de kennis over beoordelend lezen. Dit is de derde en laatste doelstelling van Neutelings’ onderzoek, het elfde op het gebied van beoordelend lezen in de beroepspraktijk.

(16)

16 Van deze verbale rapporten maakte hij vervolgens protocollen die op systematische wijze door hem zijn geanalyseerd. Neutelings concludeert dat er voor de drie aspecten waaruit beoordelend lezen bestaat (informatieselectie, informatieverwerking en leesdoelactivering en –realisatie) verschillende stijlen bestaan.

Zoals in hoofdstuk 1 al is omschreven onderscheidt Neutelings lezers met een intensieve en een selectieve informatieselectiestijl. Deze stijlen zijn te onderscheiden op basis van de hoeveelheid gelezen informatie. Lezers die relatief veel lezen hebben een intensieve informatieselectiestijl en lezers die weinig lezen juist een selectieve (Neutelings, 1997: p. 199-200). De informatieverwerkingsstijl van een lezer kan volgens Neutelings actief zijn of juist passief. Het belangrijkste onderscheid tussen deze stijlen betreft het aantal cognitieve operaties, ofwel het aantal hardopdenkcommentaren, op de hoeveelheid gelezen tekst. Een lezer die veel cognitieve operaties uitvoert tijdens het lezen heeft een actieve informatieselectiestijl en een lezer die weinig cognitieve operaties uitvoert een passieve (Neutelings, 1997: p. 200). Tot slot maakt Neutelings onderscheid in lezers met een tekstgestuurde en lezergestuurde leesdoelactivering en -realisatiestijl. Het belangrijkste onderscheid tussen deze stijlen is het moment waarop lezers hun laatste leesdoel voor het eerst activeren. Lezergestuurde lezers doen dat in het begin van hun leesproces, tekstgestuurde lezers later in hun leesproces (Neutelings, 1997: 200). In hoofdstuk 5 wordt er nog gedetailleerder omschreven wat Neutelings verstaat onder de door hem onderscheidde leesstijlen en worden de verschillen nog preciezer uiteen gezet.

2.2.2. Invloed van de communicatiesituatie op het leesproces

Het onderzoek van Neutelings (1997) focust zich op volksvertegenwoordigers en de vraag hoe zij beleidsteksten beoordelen. Dit onderzoek zal zich richten op zakelijke lezers en de wijze waarop zij adviesteksten lezen. De proefpersonen van deze twee onderzoeken bevinden zich in twee hele verschillende communicatiesituaties met ieder hun eigen kenmerken.

(17)

17 heeft om parlementaire kritiek op zijn voorstellen te voorkomen. Immers, discussie over de beleidstekst maakt de kans kleiner dat zijn beleidsdoelstellingen en middelen werkelijkheid worden. Ambtenaren trachten de tekst dus zo te schrijven dat aanknopingspunten voor kritiek ontbreken. Volksvertegenwoordigers, zoals de Tweede Kamerleden en gemeenteraadsleden uit het onderzoek van Neutelings, hebben een heel ander doel. Zij willen een helder zicht krijgen op de beleidsvoorstellen, opdat ze die kunnen beoordelen. De volksvertegenwoordigers zijn juist op zoek naar aanknopingspunten voor kritiek (Neutelings, 1997).

Een communicatiesituatie waarin een advies wordt uitgebracht is veel minder discongruent. Cornelis (2007, p. 9) omschrijft adviseren als een relationele aangelegenheid waarbij de relatie tussen adviseur en klant doorslaggevend is voor de effectiviteit van de advisering. Wanneer aan het einde van een adviesproject een einddocument wordt geschreven, zoals een adviesrapport, dient dit rapport volgens Cornelis (2007) in de ideale situatie te getuigen van een klantgerichte aanpak. De opdrachtgever zal een adviesrapport kritisch lezen, maar het rapport is als het goed is wel op hem of haar afgestemd (Cornelis, 2011b). Met andere woorden, teksten die worden geschreven in een adviessituatie dienen juist de belangen van de lezer en niet die van de schrijver, zoals het geval is bij beleidscommunicatie. Hierdoor bevinden zakelijke lezers van adviesrapporten zich, ten opzichte van de volksvertegenwoordigers van Neutelings, eerder in een congruente dan een discongruente communicatiesituatie.

(18)

18 2.2.3. Conclusie

Er kan worden geconcludeerd dat het empirisch onderzoek dat tot nu toe is uitgevoerd op het gebied van beoordelend lezen in de beroepspraktijk beperkt is. Bovendien bestaan de proefpersonen in geen van de uitgevoerde onderzoeken uit zakelijke lezers met verschillende beroepen en is er tot op heden geen leesprocesonderzoeker geweest die adviesteksten centraal stelt. Over zakelijke lezers en de manier waarop zij adviesteksten lezen is dus vrijwel niets bekend.

(19)

19

3. Opzet van het onderzoek

Het doel van dit onderzoek is een antwoord te vinden op de vraag op welke wijze zakelijke lezers adviesteksten lezen. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe is getracht dit doel te bereiken. In paragraaf 3.1 zal er allereerst worden ingegaan op het exploratieve karakter van dit onderzoek en de daarmee samenhangende ecologische validiteit. Vervolgens zal er in paragraaf 3.2 iets worden gezegd over de proefpersonen en de door hun gelezen adviesteksten. In paragraaf 3.3 komen de gebruikte onderzoeksmethode en het analyseproces aan bod. Tenslotte zal in paragraaf 3.4 worden ingegaan op hoe de dataverzameling in de praktijk is verlopen.

3.1. Exploratief onderzoek en ecologische validiteit

Zoals in hoofdstuk 2 al wordt geconcludeerd is het empirisch onderzoek op het gebied van beoordelend lezen in de beroepspraktijk tot op heden beperkt gebleven en staan in geen van de uitgevoerde onderzoeken zakelijke lezers en/of adviesteksten centraal. Er is dus vrijwel niets bekend over zakelijke lezers en de wijze waarop zij adviesteksten lezen. Over hoe zakelijke lezers teksten lezen is momenteel geen theorie of scherp geformuleerde hypothese voorhanden. Dit onderzoek is er in de eerste plaats dan ook gericht theorie te ontwikkelen. Daarnaast kan aan de hand van dit onderzoek Neutelings’ hypothese, dat een congruente communicatiesituatie leidt tot een meer tekstgestuurd leesproces, wellicht worden aangescherpt.

(20)

20 3.2. De proefpersonen en hun adviesteksten

De proefpersonen van dit onderzoek bestaan uit vijf zakelijke lezers met ruime ervaring in het lezen van adviesteksten. Zoals in paragraaf 2.1.2 omschreven zijn zakelijke lezers mensen die voor hun werk veel lezen, zonder dat lezen de kern van hun professie is. Er is voor deze groep lezers gekozen omdat er tot op heden vrijwel niets over het leesproces van zakelijke lezers bekend is. De vijf zakelijke lezers hebben voor dit onderzoek zelf een adviestekst uitgekozen. De eisen die hiervoor zijn gesteld waren: (1) dat het om een tekst moest gaan die zij op dat moment daadwerkelijk voor hun werk moesten lezen en (2) dat er in de tekst op een zeker moment een advies of aanbeveling moest zijn opgenomen.

De eerste eis is gesteld met als doel de natuurgetrouwheid van het leesproces zoveel mogelijk te waarborgen. Dit komt de ecologische validiteit ten goede en dat is, zoals eerder aangehaald, in dit onderzoek van belang. Op het moment dat de proefpersonen een tekst lezen die zij op dat moment echt voor hun werk moeten lezen heeft dat volgens Neutelings (1997, p. 18) als groot voordeel dat het leesproces niet kunstmatig is. Lezers hebben er belang bij om gewoon te lezen, want het is onderdeel van hun werk. Een nadeel is dat de leesprocessen moeilijker te vergelijken zijn; alle respondenten lezen immers andere teksten. De teksten verschillen inhoudelijk, maar ook wat betreft opbouw, aantal pagina’s en vorm. De tweede eis is gesteld om er voor te zorgen dat alle gelezen teksten vallen onder de in dit onderzoek aangehouden omschrijving van een adviestekst (zie hiervoor paragraaf 2.1.1).

3.3. De onderzoeksmethode en het analyseproces

(21)

21 Deze hardopdenkprotocollen zijn vervolgens aan een analyse onderworpen. Bij de analyse is er gebruik gemaakt van de door Neutelings (1997) opgestelde theorie over leesstijlen. Zoals eerder aangehaald concludeert Neutelings dat er voor de drie aspecten waaruit een leesproces bestaat verschillende stijlen bestaan. Zo kan de informatieselectiestijl intensief zijn of juist selectief, de informatieverwerkingsstijl actief of passief en de leesdoelactivering en -realisatiestijl lezer- of tekstgestuurd. Een gedetailleerde beschrijving van wat Neutelings precies verstaat onder deze verschillende leesstijlen is te vinden in hoofdstuk 5. Bij de analyse van de hardopdenkprotocollen van de zakelijke lezers is bekeken of en in hoeverre deze leesstijlen bij hen kunnen worden ontdekt.

In dit onderzoek is er dus gebruik gemaakt van illustratieve analyse. Bij deze vorm van analyse ondersteunt een onderzoeker zijn conclusies met geselecteerde voorbeelden of zoekt in de protocollen naar commentaren die passen in de categorieën van het gebruikte analysesysteem (Neutelings, 1997: p. 18). Wat betreft de analysemethode wijkt dit onderzoek af van dat van Neutelings. Hij maakt in zijn onderzoek naar het beoordelend leesproces van volksvertegenwoordigers gebruik van systematische analyse, waarbij ieder hardop gedacht commentaar wordt gelabeld als een gedraging die wijst op of correspondeert met een cognitieve operatie (Neutelings, 1997: p. 18). Neutelings heeft alle beschikbare teleenheden geanalyseerd om zo uitspraken te doen over de waarnemingseenheid: het leesproces. Op deze manier verzamelde Neutelings kwantitatieve gegevens.

(22)

22 3.4. Dataverzameling in de praktijk

In de maanden april en mei van 2013 zijn zeven zakelijke lezers per mail benaderd met het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek. Zes van de deelnemers reageerden positief op dit verzoek. Helaas viel er van deze groep nog één zakelijke lezer af omdat het, wegens vertrouwelijkheid, niet mogelijk was een opname te maken van het verbale rapport. De overige verbale rapporten zijn tussen 17 april en 20 mei verzameld en uitgewerkt tot hardopdenkprotocollen.

Alle respondenten lazen de door hen zelf uitgekozen adviestekst niet in een laboratoriumsituatie, maar op hun werk of thuis. Plekken waar zij deze teksten normaal gesproken ook zouden lezen, wat de ecologische validiteit van het onderzoek ten goede komt. De verbale rapporten zijn opgenomen met behulp van een voice recorder. Om de verstoring van het leesproces tot een minimum te beperken werd deze recorder zo veel mogelijk buiten het zicht van de proefpersoon geplaatst. Om dezelfde reden zat de proefleider, in de rol van observator, nooit recht tegenover de proefpersonen. Op die manier is geprobeerd oogcontact te vermijden en de proefpersonen niet uit te nodigen tegen de proefleider te spreken.

Voorafgaand aan de leestaak, die bestond uit het hardop lezen van een adviestekst en het daarbij hardop denken, ontvingen de respondenten zowel een mondelinge als schriftelijke instructie (zie bijlage 1). De schriftelijke instructie diende daarbij tegelijkertijd als oefentaak. De respondenten moesten de schriftelijke instructie hardop voorlezen en eventuele gedachten die zij daarbij hadden ook hardop verwoorden. Op die manier konden de respondenten wennen aan het hardop lezen en denken. Bovendien maakt een oefentaak het mogelijk de respondenten te corrigeren en te helpen, zonder dat het te onderzoeken proces wordt beïnvloed. De kans op meer volledige, meer bruikbare en minder verstoorde rapporten wordt vergroot door gebruik te maken van een oefentaak (Neutelings, 1997: p. 52).

(23)
(24)

24

4. Dataverzamelingsmethoden: hardop denken, observaties, nagesprekken

en de gelezen teksten

In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de in dit onderzoek gebruikte dataverzamelingsmethoden. In paragraaf 4.1 wordt allereerst kort stilgestaan bij de eisen waaraan deze dataverzamelingsmethoden moeten voldoen. Paragraaf 4.2 gaat dieper in op de primaire dataverzamelingsmethode van dit onderzoek, hardop denken. In paragraaf 4.3 wordt vervolgens uitgelegd hoe verbale rapporten kunnen worden ontlokt. In paragraaf 4.4 wordt daarna beschreven hoe is getracht de (ecologische) validiteit zo veel mogelijk te waarborgen. Daaropvolgend wordt in paragraaf 4.5 kort beschreven welke aanvullende data er is gebruikt in dit onderzoek.

4.1. Eisen aan de dataverzamelingsmethoden

Wanneer je het leesproces van een lezer in kaart wil brengen is het volgens Neutelings (1997: p. 39) noodzakelijk gegevens te verzamelen over hun informatieselectie- en verwerking en de manier waarop zij leesdoelen activeren en realiseren. De methoden die worden ingezet om dit leesproces in kaart te brengen moeten volgens Neutelings (1997, p. 39) dus zicht geven op de geconcretiseerde leesdoelen en de doelrepresentatie (leesdoelactivering en -realisatie), de cognitieve verwerkingsoperaties begrijpen, elaboreren, beoordelen en reguleren (informatieverwerking) en de selectieoperaties die blijken uit herlezen, overslaan en de volgorde waarin de geselecteerde informatie afwijkt van de tekstvolgorde (informatieselectie). Om het leesproces van de zakelijke lezers in kaart te kunnen brengen dient er dus te worden gekozen voor methoden die zicht geven op deze drie aspecten.

(25)

25 4.2. Hardop denken: de primaire dataverzamelingsmethode van dit onderzoek

De primaire dataverzamelingsmethode van dit onderzoek is, in navolging van Neutelings, hardop denken. De reden hiervoor is dat hardop denken zicht geeft op de informatieselectie van de lezers, de cognitieve operaties die zij uitvoeren om die informatie te kunnen verwerken en op hun leesdoelactivering en –realisatie (Neutelings, 1997). Zoals in paragraaf 4.1 omschreven is inzicht op deze drie aspecten nodig om het leesproces van de zakelijke lezers in kaart te kunnen brengen.

Neutelings (1997: p. 40) beschrijft dat leesprocesonderzoekers cognitieve operaties van lezers veelal afleiden uit hardopdenkprotocollen. De onderzoeksmethode hardop denken gaat dan ook altijd samen met protocolanalyse. Op het moment dat een onderzoeker een proefpersoon hardop laat denken verkrijgt hij daarmee een verbaal rapport. Van dit verbale rapport kan de onderzoeker vervolgens een protocol maken, waaruit de cognitieve operaties en strategieën van de proefpersoon kunnen worden afgeleid. Op die manier is het mogelijk om een cognitief model van het handelen te construeren. Hardop denken wordt dan als exploratieve methodologie gebruikt (Neutelings, 1997: p. 40).

In dit onderzoek zijn er door middel van hardop denken verbale rapporten verzameld van vijf zakelijke lezers. Hoe deze verbale rapporten precies zijn verzameld staat omschreven in paragraaf 4.6. Op welke manier van deze verbale rapporten vervolgens hardopdenkprotocollen zijn gemaakt wordt uitgelegd in hoofdstuk 5.

4.2.1. Wat is hardop denken?

(26)

26 Het kortetermijngeheugen wordt gevoed met informatie die door associatie is verkregen uit het langetermijngeheugen en informatie die door herkenning is verkregen uit de sensorische geheugencomponent. Informatie die in focus is in het kortetermijngeheugen, kan direct worden gebruikt voor de productie van verbale rapporten. Vanwege de beperkte capaciteit van het kortetermijngeheugen kan alleen kort tevoren in het kortetermijngeheugen geactiveerde informatie worden gerapporteerd. Cognitieve processen die geen symbolische informatie in het kortetermijngeheugen activeren zijn niet te achterhalen met hardop denken (Ericsson en Simon, 1993, in Neutelings, 1997: p.41).

Als taakuitvoerders (proefpersonen) gedachten verwoorden (hardop denken), vertalen zij de symbolische informatie die in focus is in het kortetermijngeheugen naar een uiterlijke respons. Bij hardop denken is de uiterlijke respons gesproken taal. Een hardop denker zal de symbolische informatie die aanwezig is in zijn kortetermijngeheugen dus eerst moeten omzetten in een verbale code en deze vervolgens verwoorden. Empirisch onderzoek toont aan dat de cognitieve processen van de hoofdtaak niet veranderen door deze omzetting (Ericsson en Simon, 1993, in Neutelings, 1997: p. 41). Met andere woorden, het hardop denken interfereert niet met de taakuitvoering van de proefpersonen.

4.2.2. De keuze voor gelijktijdige verbale rapporten

De symbolische informatie in het kortetermijngeheugen kan op verschillende manieren worden geverbaliseerd. Allereerst kan er gebruik worden gemaakt van concurrent verbal reports ofwel, gelijktijdige verbale rapporten. In dit type rapport worden de verschillende situaties in het kortetermijngeheugen direct geverbaliseerd, dus tijdens de taakuitvoering (Neutelings, 1997: p. 41). In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van dit type verbale rapport. Hieronder zal deze keuze worden toegelicht.

(27)

27 dan ontstaat er een probleem (Ericsson en Simon, 1993, in Neutelings, 1997: p. 41). Niet alle informatie die ooit in het kortetermijngeheugen aanwezig was, wordt namelijk opgeslagen in het langetermijngeheugen (Waern, 1980 in Neutelings, 1997: p. 41). Dus als alleen het langetermijngeheugen beschikbaar is, zoals het geval is bij retrospectie, ontstaan incomplete rapporten (Neutelings, 1997: p. 42).

Volgens Neutelings (1997, p. 42) blijkt daarnaast uit meerdere onderzoeken dat de volledigheid van retrospectieve verbale rapporten ook nadelig beïnvloed wordt door het feit dat het moeilijk is voor proefpersonen om alle relevante informatie op te halen uit het langetermijngeheugen. Verder bestaat de mogelijkheid dat proefpersonen niet de juiste informatie uit het langetermijngeheugen ophalen en dat ze verslag doen van een ander cognitief proces. Ook bestaat het gevaar dat proefpersonen die hun cognitieve processen niet kunnen ophalen, processen gaan afleiden of rationaliseren (Ericsson en Simon, 1993, in Neutelings, 1997: p. 42).

Volgens Neutelings (1997, p. 42) is het niet aan te bevelen gebruik te maken van retrospectieve rapporten. Vooral niet wanneer de proefpersonen een complexe en langdurige taak moeten uitvoeren. De kans op incomplete, onjuiste en/of vertekende informatie over de cognitieve processen is groot. De bezwaren die gelden voor het gebruik van retrospectieve rapporten gelden niet voor gelijktijdige verbale rapporten (De Jong en Biemans 1988, in Neutelings, 1997: p. 42). Met andere woorden, de problemen die optreden wanneer men gebruik maakt gemaakt van retrospectieve rapporten treden niet op bij het gebruik van een gelijktijdig verbaal rapport. Om die reden is er in dit onderzoek voor gekozen gebruik te maken van het gelijktijdige verbale rapport.

Gelijktijdige verbale rapporten verschaffen informatie over de gelezen tekst, de cognitieve operaties en de leesdoelen. Uit de geactiveerde informatie is af te leiden welke operaties de lezer inzet. Omdat het verbalisatieproces start zodra een gedachte in het kortetermijngeheugen komt, is een verbalisatie een directe codering van een gedachte. De structuur van beide komen daarom overeen (Neutelings, 1997: p. 42).

(28)

28 verbaal rapport geen beschrijving te geven van hun eigen processen of deze te verklaren. In dit geval zou er namelijk sprake zijn van introspectie. Deze techniek is niet geschikt om modellen van cognitief handelen op te stellen, omdat introspectieve rapporten te bespiegelend zijn en te veel uitweiding bevatten (Pressley en Afferblach, 1995 in Neutelings, 1997: p. 42).

4.3. Het ontlokken en registeren van een gelijktijdig verbaal rapport

4.3.1. Uitlokken van hardop denken door middel van prompting

Er zijn verschillende manieren om bij de lezende respondenten een gelijktijdig verbaal rapport te ontlokken. De manier waarop lezers worden uitgenodigd om hardop te denken wordt ook wel prompting of probing genoemd (Neutelings, 1997: p. 54). Hardopdenkcommentaren kunnen worden ontlokt door gebruik te maken van tekstgerelateerde prompts of door instructies vooraf.

Hieronder zullen verschillende vormen van prompting en hun voor- en nadelen worden besproken. Daarnaast zal worden uitgelegd waarom er in dit onderzoek voor is gekozen geen gebruik te maken van tekstgerelateerde prompts, maar de respondenten uitsluitend voorafgaand aan hun leestaak te instrueren.

Zin-voor-zin-promting

Bij zin-voor-zin-prompting worden lezers na iedere gelezen zin uitgenodigd om hun gedachten hardop te verwoorden. Hierdoor ontstaan er volgens Neutelings (1997: p. 54) zeer informatieve rapporten. Zin-voor-zin-prompting kan op verschillende manieren worden toegepast. Zo kan er achter iedere een zin een rode punt worden geplaatst die de lezers er op wijst dat ze hun gedachten moeten verbaliseren. Ook kan de onderzoeker de proefpersonen vooraf instrueren om zin voor zin commentaar te geven of iedere zin op een apart kaartje aanbieden (Neutelings, 1997).

(29)

29 natuurlijkheid van het leesproces aangetast. Bovendien is het zo dat de lezer wordt gedwongen de eenheden waarin de tekst door de onderzoeker is opgedeeld te volgen. Het is de vraag of deze eenheden natuurlijk zijn voor de lezer. Daarmee hangt samen dat de eenheden niet uitnodigen tot verbalisaties van operaties die betrekking hebben op grotere tekstdelen. Die ontbreken dan dus ook in het rapport. Tenslotte is de kans groot dat de lezer zich verplicht voelt om de hele tekst te lezen in lineaire volgorde en ook dat verstoort mogelijk de natuurlijkheid van het lezen (Neutelings, 1997: p. 55).

Alinea-voor-alinea-prompting

Een tweede vorm van prompting tijdens het lezen is alinea-voor-alinea-prompting, waarbij de onderzoeker de lezer instrueert om hardop te denken na iedere alinea. Deze promptingmethode kan worden toegepast door lezers een kaart te laten verschuiven over de tekst. Ook kan de gehele tekst met papieren stroken worden bedekt, per alinea één strook, waardoor de proefpersonen steeds slechts één alinea tegelijk kunnen lezen (Neutelings, 1997).

De voor- en nadelen die gelden voor zin-voor-zin-prompting gelden ook voor alinea-voor-alinea-prompting (Neutelings, 1997). Een belangrijk nadeel van alina-voor-alinea-prompting is dat de proefpersonen hun commentaar kunnen opzouten tot het einde van de alinea. Dat leidt mogelijk tot geheugenfouten en vergroot de kans op een retrospectief rapport. Hoe kleiner de hoeveelheid gelezen tekst voor een commentaar, des te groter de kans op een goede weergave van de inhoud van het kortetermijngeheugen (Neutelings, 1997: p. 55).

Instructies vooraf

(30)

30 Gezien de eis van ecologische validiteit, waarbij het van belang is dat het leesproces van de zakelijke lezers zo natuurlijk mogelijk verloopt, worden er in dit onderzoek geen tekstgerelateerde prompts gebruikt. Deze prompts verstoren de natuurlijkheid van het lezen te veel. De respondenten in dit onderzoek worden vooraf geïnstrueerd om zoveel mogelijk te proberen iedere gedachte die zij hebben onmiddellijk te verwoorden. Op deze instructie wordt dieper ingegaan in de volgende paragraaf.

4.3.2. Hardop lezen voor een meer volledig verbaal rapport

Een vaak geuit bezwaar tegen het gebruik van gelijktijdige verbale rapporten als dataverzamelingsmethode is dat gelijktijdige verbale rapporten onvolledig zijn. Deze onvolledigheid wordt volgens Neutelings (1997, p. 50) onder andere veroorzaakt doordat de activering van informatie in het kortetermijngeheugen sneller gaat dan het verwoordingsproces. Ofwel, de verwoording houdt geen gelijke tred met de activering in het kortetermijngeheugen.

De onvolledigheid van verbale rapporten is volgens Neutelings echter goed te reduceren door de uitvoering van de hoofdtaak te vertragen. Dit kan op verschillende manieren. In navolging van Neutelings is er in dit onderzoek voor gekozen de hoofdtaak te vertragen door de proefpersonen de tekst hardop te laten voorlezen.

Het leesproces vertraagt door voorlezen met tien tot dertig procent bij ervaren lezers. De activeringsnelheid van de tekstinformatie in het kortetermijngeheugen is door het voorlezen vrijwel gelijk aan de snelheid waarmee deze verwoord kan worden. Deze vertragingstechniek bemoeilijkt de selectie van tekstpassages niet en heeft geen invloed op de mate van tekstbegrip en herinnering van de gelezen informatie (Ericsson en Simon, 1993, in Neutelings, 1997: p. 50).

(31)

31 4.3.3. De registratie van verbale rapporten

De verbale rapporten van de zakelijke lezers zijn opgenomen met behulp van een voice recorder en vervolgens uitgewerkt tot hardopdenkprotocollen (zie paragraaf 5.1). Er is getracht de verstoring van het leesproces tot een minimum te beperken, door de voice recorder zo veel mogelijk buiten het zicht van de proefpersonen te plaatsen op het moment dat zij hun adviesteksten lezen.

4.4. Het waarborgen van de (ecologische) validiteit

Volgens Neutelings (1997, p. 42) heeft hardop denken altijd veel kritiek te verduren gehad. Er bestaan veel twijfels over de validiteit van de door hardop denken (en protocolanalyse) verkregen data. Neutelings (1997) toont aan dat deze twijfels en kritieken vaak onterecht zijn, met name voor het gelijktijdige verbale rapport waarvan in dit onderzoek gebruik wordt gemaakt. Neutelings baseert deze conclusie op het empirisch onderzoek van Ericsson en Simons (1993). Volgens Van den Haak, De Jong en Schellens (2006) wordt er in het standaardwerk Protocal Analysis, Verbal reports as data van Ericsson en Simons (1993) op basis van een groot aantal empirische studies geconcludeerd dat hardopdenkgegevens, onder een aantal strikte voorwaarden, in principe valide zijn. Deze voorwaarden en de manier waarop in dit onderzoek aan deze voorwaarden is voldaan zullen in de volgende deelparagrafen worden besproken.

4.4.1. Voorwaarden met betrekking tot de hoofdtaak en instructie

(32)

32 Voor een niveau 3-verbalisatie moet een hardopdenker extra interpretatieprocessen uitvoeren, die bij normale taakuitvoering achterwege blijven. Hij moet niet alleen hercoderen, zoals bij een niveau 2-verbalisatie, maar bijvoorbeeld ook infereren en genereren. Een niveau 3-verbalisatie verandert de operaties noodzakelijk voor de uitvoering van de hoofdtaak wel (Ericsson en Simon, 1993 in Neutelings, 1997: p. 44). Niveau 3-verbalisaties worden uitgelokt door de hardopdenkinstructie. Zo kan een proefleider vragen naar een bepaald type informatie, bijvoorbeeld ‘rapporteer alle gedachten die je hebt over de stijl van deze tekst’. De proefpersonen moeten hun verwoordingen dan selecteren. Alle verwerkte informatie moet door hen getest worden om te zien of deze van het gewenste type is (Ericsson en Simon, 1993, in Neutelings, 1997: p. 44).

Een gelijktijdig verbaal rapport bestaande uit niveau 1- en niveau 2-verbalisaties verandert de processen van de hoofdtaak niet. (Neutelings, 1997: p. 45). Niveau 3-verbalisaties daarentegen veranderen het leesproces en tasten daarmee de natuurlijkheid van het lezen aan (Neutelings, 1997). Om de natuurlijkheid van de taakuitvoering niet negatief te beïnvloeden is het noodzakelijk dat de instructies zo min mogelijk extra processen uitlokken (Neutelings, 1997: p. 47). Met andere woorden, om de validiteit van de data te waarborgen is het van belang dat bij de proefpersonen alleen niveau 1- en niveau 2-verbalisaties worden ontlokt.

(33)

33 4.4.2. De aanwezigheid van de proefleider

Op het moment dat er een proefleider aanwezig is bij het onderzoek bestaat het gevaar dat de respondent de proefleider gaat uitleggen wat hij aan het doen is. Het cognitieve proces is dan onnatuurlijk (Ericsson en Simon, 1993, in Neutelings, 1997: p. 47). Om te voorkomen dat dit gebeurt zijn in de mondelinge instructie de volgende zinnen opgenomen: ‘Daarom wil ik graag dat u de tekst die u straks gaat lezen zo leest alsof ik er niet bij ben. Daarnaast hoeft u mij niet uit te leggen wat u aan het doen bent’ en ‘U hoeft niet tegen mij te spreken of een mooi verslag te maken. U hoeft alleen uw gedachten te verwoorden en uw tekst te lezen’. In de schriftelijke instructie staat opgenomen: ‘Probeer zo te lezen zoals u normaal ook zou doen’. Volgens Neutelings (1997, p. 47) wordt de proefpersoon door middel van dit soort instructies aangemoedigd om de sociale functie van zijn spraak, mogelijk uitgelokt door de aanwezigheid van de proefleider, te negeren.

4.4.3. De activeringsinstructie voor de stilvallende proefpersoon

Om een zo compleet mogelijk verbaal rapport te verkrijgen is het nodig om proefpersonen die stil vallen weer te stimuleren te gaan verbaliseren. Volgens (Neutelings, 1997, p. 48) hanteren onderzoekers allerlei verschillende formuleringen om proefpersonen weer te activeren. Sommige van deze formuleringen zoals ‘Wat denkt u nu?’ nodigen volgens hem te veel uit tot reflectie. Hierdoor wordt de natuurlijkheid van de taakuitvoering negatief beïnvloed. Aansporingen zoals ‘Waarom pauzeert u nu?’ lokken zelfs introspectie uit, dit is zeer ongewenst (zie hiervoor ook paragraaf 4.2.2). In dit onderzoek wordt, in navolging van Neutelings, de formulering ‘Blijf praten’ gebruikt. Deze formulering geeft de kleinste kans op introspectie en retrospectie (Ericsson en Simon, 1993, in Neutelings, 1997: p. 49).

(34)

34 De reden dat er niet is gekozen voor een vaste tijdsindicatie van een X aantal seconden, is dat het als proefleider vrijwel onmogelijk is om elke keer dat een lezer stilvalt de tijd op te meten en de lezer na een X aantal seconden weer te stimuleren om te verbaliseren. Dit is vooral lastig omdat de proefleider tegelijkertijd bezig is met het observeren van de proefpersonen. Omdat er in dit onderzoek maar één proefleider is, levert de keuze voor het intuïtief aansporen van de zakelijke lezers hoogstwaarschijnlijk geen ongelijke behandeling van de proefpersonen op.

4.5. Aanvullende data: observatie, nagesprekken en gelezen teksten

Volgens Neutelings (1997, p. 58) pleiten veel onderzoekers voor de validering van de uit verbale rapporten afgeleide gegevens door bijvoorbeeld gebruik te maken van oogbewegingsregistratie, leestijdenregistratie of vergelijking met lezers in een stille conditie. In dit onderzoek zullen, in navolging van Neutelings, de protocoldata worden gevalideerd door confrontatie met data uit andere bronnen. Deze andere bronnen bestaan uit observaties van de proefpersonen op het moment dat zij hun leestaak uitvoeren, nagesprekken (interviews afgenomen na afloop van de leestaak) en de gelezen teksten zelf.

4.5.1. Observaties

Tijdens het uitvoeren van hun leestaak, het hardop lezen van een adviestekst en het daarbij hardop denken, zijn de zakelijke lezers geobserveerd. Tijdens deze observaties zijn aantekeningen gemaakt. Deze observaties en aantekeningen zijn allereerst gebruikt bij het uitwerken van de hardopdenkprotocollen. Daarnaast zijn in sommige gevallen bepaalde observaties bevraagd in de eerste fase van het nagesprek. Als tijdens het leesproces iets opviel of onduidelijk was is daar in het nagesprek naar gevraagd.

4.5.2. Nagesprekken

(35)

35 Voor de overige drie delen van het nagesprek zijn er wel vooraf vragen opgesteld. Het tweede deel van het nagesprek dient er toe om de achtergrond van de lezer te achterhalen. Zo worden er een aantal algemene gegevens verzameld zoals leeftijd en hoogst genoten opleiding. Verder zal er in dit deel van het nagesprek bijvoorbeeld gevraagd worden hoe lang de respondent zijn of haar huidige beroep al uitoefent en wat zijn of haar huidige functie precies inhoud.

In het derde deel van het gesprek worden vragen gesteld die informatie verschaffen over de gelezen adviestekst. Met name de antwoorden op deze vragen zullen helpen de data uit de hardopdenkprotocollen te valideren. Vragen die in dit gedeelte zijn gesteld zijn bijvoorbeeld of de respondent op de hoogte was van het gegeven advies, of ze van te voren al een mening over dit advies hadden en of ze de gelezen tekst of delen daarvan al eens eerder hebben gelezen.

Het vierde en laatste deel van het nagesprek heeft als doel te achterhalen of het hardopdenkend lezen volgens de respondenten invloed heeft gehad op hun leesproces. De antwoorden op deze vragen zijn gebruikt om de onderzoeksmethode te evalueren. In dit deel van het nagesprek is bijvoorbeeld gevraagd of de respondent dingen onder normale omstandigheden heel anders zou doen en of het hardopdenkend lezen volgens hem of haar invloed heeft gehad op de tijd die zij nodig hadden om de adviestekst te lezen.

De vooraf opgestelde vragenlijst is gebaseerd op de vragenlijst die Neutelings (1997) heeft gebruikt bij zijn onderzoek naar het leesproces van volksvertegenwoordigers. De gehele vragenlijst is opgenomen in bijlage 2. Alle nagesprekken zijn opgenomen met een voice recorder en later uitgewerkt. Deze uitwerkingen zijn opgenomen in bijlage 4.

4.5.3. Gelezen teksten

(36)

36

5. Data-analysemethode: illustratieve protocolanalyse

Waar in het vorige hoofdstuk uitgebreid aan bod is gekomen op welke wijze de data voor dit onderzoek is verzameld, zal dit hoofdstuk dieper ingaan op de manier waarop de verzamelde data is geanalyseerd. In paragraaf 5.1 zal allereerst worden omschreven hoe van de opgenomen verbale rapporten hardopdenkprotocollen zijn gemaakt. In paragraaf 5.2 wordt vervolgens uitgelegd hoe deze protocollen zijn geanalyseerd.

5.1. Van verbaal rapport tot hardopdenkprotocol

Het is mogelijk om de verbale rapporten te analyseren op basis van de geluidsopname. Echter, er ontbreekt dan zo veel contextinformatie, dat het moeilijk is om conclusies te trekken (Neutelings, 1997: p. 65). Om die reden zijn, in navolging van Neutelings, de verbale rapporten geheel uitgetypt en voorzien van contextinformatie. Op dat moment ontstaat er een protocol. De volledige protocollen en de legenda’s van de gehanteerde symbolen zijn opgenomen in bijlage 5.

Om van de opnames hardopdenkprotocollen te maken is de volgende informatie toegevoegd:

 De pauzes langer dan twee seconden zijn vermeld. Pauzes langer dan twee seconden die werden veroorzaakt door het maken van een aantekening bij de tekst of het bladeren door de tekst zijn niet in het protocol vermeld.

 Er is een onderscheid aangebracht tussen gelezen en hardop gedachte passages, commentaar van de proefleider en het nagesprek.

 Bij de gelezen informatie is aangegeven of het een titel of (sub)kopje betreft.

 In de gelezen informatie zijn markeringen aangebracht die de afwijkingen van de lineaire tekstvolgorde aangeven. Onderscheiden zijn voorwaartse en achterwaartse woord-, regel- en paginasprongen.

 Bij de gelezen informatie is vermeld op welke pagina van de adviestekst de informatie staat.

 De geobserveerde activiteiten zoals onderstrepen en het maken van aantekeningen zijn beschreven.

(37)

37 Door het toevoegen van deze informatie aan de verbale rapporten van de zakelijke lezers zijn uiteindelijk vijf hardopdenkprotocollen ontstaan. Deze zijn stuk voor stuk aan een uitgebreide analyse onderworpen. Hoe die analyse in zijn werk is gegaan wordt besproken in de volgende paragraaf.

5.2. De analyse van de hardopdenkprotocollen

Zoals eerder aangegeven is het, om het leesproces van een lezer te kunnen beschrijven, volgens Neutelings (1997, p. 39) noodzakelijk om iets te zeggen over de manier waarop een lezer informatie selecteert, informatie verwerkt en leesdoelen activeert en realiseert. Om uiteindelijk iets te kunnen zeggen over de manier waarop zakelijke lezers adviesteksten lezen dienen deze drie aspecten dus onder de loep te worden genomen.

Zoals in hoofdstuk 3 omschreven is er bij analyse van de hardopdenkprotocollen van de zakelijke lezers gebruik gemaakt van de door Neutelings opgestelde theorie over leesstijlen. Neutelings concludeert dat er voor de drie aspecten waaruit beoordelend lezen bestaat verschillende stijlen bestaan. Zo kan de informatieselectiestijl intensief zijn of juist selectief, de informatieverwerkingsstijl actief of passief en de leesdoelactivering en –realisatiestijl lezer- of tekstgestuurd.

(38)

38 Bij de analyse van de hardopdenkprotocollen van dit onderzoek is bekeken of en in hoeverre de door Neutelings onderscheidde leesstijlen ook voorkomen bij zakelijke lezers op het moment dat zij een adviestekst lezen en of zij net zo eigenzinnig of misschien nog wel eigenzinniger zijn dan Neutelings’ volksvertegenwoordigers. Op deze manier is het leesproces van de zakelijke lezers in beeld gebracht, waardoor er een antwoord kan worden geformuleerd op de hoofdvraag van dit onderzoek: ‘Op welke wijze zakelijke lezers adviesteksten lezen?’.

In de volgende deelparagrafen zal allereerst uiteen worden gezet wat Neutelings precies verstaat onder de drie door hem onderscheidde leesstijlen. Daarnaast zal worden beschreven op welke wijze is bekeken in hoeverre deze stijlen ook voorkomen bij de zakelijke lezers op het moment dat zij een adviestekst lezen.

5.2.1. De analysemethode voor informatieselectie

Om iets te kunnen zeggen over de manier waarop lezers informatie selecteren is het volgens Neutelings (1997) nodig om te kijken naar (1) de hoeveelheid gelezen tekst en (2) de selectievolgorde. Neutelings beschrijft dat de leesprocessen van de door hem onderzochte volksvertegenwoordigers zowel verschillen in de hoeveelheid tekst die gelezen wordt als in de volgorde waarin informatie wordt geselecteerd. Met andere woorden, de volksvertegenwoordigers hanteren verschillende informatieselectiestijlen. Neutelings onderscheidt er drie: de zeer selectieve, selectieve en intensieve informatieselectiestijl. Lezers met een zeer selectieve informatieselectiestijl lezen volgens Neutelings weinig en maken daarnaast weinig sprongen achterwaarts om passages te herlezen. Lezers met een intensieve informatieselectiestijl daarentegen, lezen in verhouding juist veel van de tekst en maken juist veel sprongen achterwaarts om passages te herlezen.

(39)

39 voor naar achter, of een andere volgorde van lezen bepalen, waarbij ze sprongen voor- en achterwaarts maken. In de hardopdenkprotocollen staan deze sprongen voor- en achterwaarts opgenomen en tijdens de analyse is bekeken of de lezers veel of juist weinig van deze sprongen maken.

5.2.2. De analysemethode voor informatieverwerking

Om te kunnen beschrijven op welke wijze zakelijke lezers adviesteksten lezen is het ook nodig te bekijken hoe zij de door hun geselecteerde informatie vervolgens verwerken. De door Neutelings onderzochte volksvertegenwoordigers voeren bij het verwerken van informatie zes verschillende cognitieve operaties uit. Om deze zes cognitieve operaties uit de hardopdenkprotocollen te kunnen afleiden heeft Neutelings een analysemethode ontwikkeld die het mogelijk maakt de hardopdenkcommentaren te labelen. Alle labels zijn operationaliseringen van de cognitieve operaties. De analysemethode van Neutelings bestaat uit zestien labels die wijzen op zes cognitieve operaties. Neutelings (1997, p. 71-73) onderscheidt:

Begrijpen

 Onbegrip constateren geeft aan dat het automatische begripsproces is gestokt.

 Begrip constateren betekent dat het probleem waardoor het automatische begripsproces stokte, is opgelost.

 Tentatief interpreteren van een onduidelijke passage wil zeggen dat de lezer bezig is het begripsproces op te lossen.

Elaboreren

 Parafraseren van gelezen zinnen geeft aan dat de lezer kennis heeft opgedaan uit de tekst. Hij verwoordt namelijk tekstinformatie die inhoudelijk ongewijzigd is.

 Verwijzen naar inhoudelijke voorkennis wil zeggen dat de lezer een beroep doet op zijn langetermijngeheugen. Hij haalt daar informatie uit.

 Doen van een gevolgtrekking brengt aan het licht dat de lezer op basis van informatie uit de tekst doorredeneert en nieuwe informatie genereert.

(40)

40

 Verwijzen naar informatie die eerder in de tekst is gelezen wijst erop dat de lezer de juiste gelezen informatie verbindt met informatie die hij eerder tijdens dit leesproces heeft gelezen.

 Verwoorden van verwachtingen over de tekstinhoud betekent dat de lezer verwacht dat de tekst bepaalde thema’s behandelt.

Reguleren

 Uiten van een metacommentaar geeft aan dat de lezer zijn lezen reguleert.

Plannen van een vervolghandeling

 Voornemen van een vervolghandeling die na het lezen wordt uitgevoerd. Hiermee geeft de lezer aan welke vervolgtaken hij gaat uitvoeren en hoe hij die gaat inrichten.

Reageren op de tekstkenmerken

 Geven van een reactie op stijl, toon, lengte, formulering, indeling, opbouw, interpunctie, structuur of andere kenmerken van de tekst. De lezer reageert hiermee dus op de vorm en niet op de inhoud van de tekst. Vaak bestaat die reactie uit een oordeel.

Beoordelen

 Geven van een oordeel over (een deel) van het beleid. De lezer evalueert bijvoorbeeld een voorgesteld beleidsinstrument of een beoogde uitvoerder.

 Doen van een (vaag) eigen voorstel. Het uiten van een eigen voorstel houdt niet alleen een negatief oordeel in over het beleidsvoorstel, maar de lezer gaat nog een stap verder, hij biedt een alternatief.

 Geven van een oordeel over de procedure die de beleidsvoorstellers tot op heden hebben gevolgd. Dit is geen inhoudelijke beoordeling van de beleidstekst, wel van het totstandkomingproces.

(41)

41 De zakelijke lezers in dit onderzoek lezen geen beleidsteksten maar adviesteksten. Om die reden zullen zij logischerwijs ook in geen enkel geval een oordeel vellen over beleid, beleidsvoorstellers of het totstandkomingsproces. Echter, over het gegeven advies, de persoon die dit advies uitbrengt en het adviseringproces kunnen zij wel degelijk een oordeel vellen tijdens het lezen van de tekst. Bij de analyse van de hardopdenkprotocollen van de zakelijke lezers is daar dan ook naar gekeken.

In de vorige paragraaf is al genoemd dat de door Neutelings onderzochte volksvertegenwoordigers informatie op verschillende manieren selecteren. Ook de manier waarop de volksvertegenwoordigers die geselecteerde informatie vervolgens verwerken loopt volgens Neutelings uiteen. Sommige volksvertegenwoordigers hanteren een actieve informatieverwerkingsstijl en anderen een passieve. Bij een actieve informatieverwerkingsstijl is de commentaarintensiteit hoog. Lezers die deze stijl hanteren geven dus veel verbale commentaren, zij voeren veel van de hierboven omschreven cognitieve operaties uit bij het lezen van een tekst. De passieve informatieverwerkingsstijl kenmerkt zich juist door een lage commentaarintensiteit. Lezers met deze stijl voeren tijdens het lezen weinig cognitieve operaties uit.

Om te bezien welke informatieverwerkingstijl de zakelijke lezers hanteren op het moment dat zij een adviestekst lezen is er dus allereerst gekeken naar hun commentaarintensiteit. Omdat in de hardopdenkprotocollen zowel alle voorgelezen passages als alle hardopdenkcommentaren staan opgenomen, is het mogelijk iets te zeggen over het aantal commentaren op de hoeveelheid gelezen tekst. Er is bekeken of de zakelijke lezers op vrijwel ieder tekstfragment dat zij selecteren commentaar geven, of dat zij juist maar op een klein aantal van die fragmenten commentaar geven.

(42)

42 welke cognitieve operaties er regelmatig en welke cognitieve operaties er niet door de zakelijke lezers worden uitgevoerd op het moment dat zij een adviestekst lezen.

Bijna alle zakelijke lezers maakten aantekeningen bij de tekst in de vorm van bijvoorbeeld onderstrepingen, omcirkelingen en ‘iets erbij schrijven’. De momenten waarop de zakelijke lezers een aantekening maken staan aangegeven in het hardopdenkprotocol. Deze aantekeningen zijn niet geanalyseerd.

Er zijn ook een aantal hardopdenkcommentaren die niet zijn geanalyseerd met behulp van de hierboven besproken operationaliseringen van de cognitieve operaties. Deze commentaren verwijzen namelijk niet naar cognitieve operaties of zijn niet eenduidig aan een cognitieve operatie te relateren. Om die reden zijn ze niet geanalyseerd. Deze commentaren worden in het protocol aangeduid met het teken: Ø. Het gaat daarbij om:

 gespreksuitingen tegen de proefleider;

 niet interpreteerbare fragmenten, bijvoorbeeld ‘uhm’;

 inleidende en uitleidende wendingen als, ‘Hier gaat het over…’.

 de uitingen ‘ja’, ‘nee’ en ‘oke’ in isolement;

 uitingen die wel lezen suggereren, maar niet aangeven wat gelezen wordt, zoals ‘bladiebla’.

5.2.3. De analysemethode voor leesdoelactivering en –realisatie

Het derde en laatste aspect waar volgens Neutelings (1997) naar moet worden gekeken op het moment dat je het leesproces van een lezer in kaart wil brengen is de manier waarop de lezer zijn of haar leesdoel activeert en realiseert. Volgens Neutelings (1997, p. 76) sturen leesdoelen de informatieselectie en –verwerking. Op basis van de daarover beschikbare gegevens is het volgens hem mogelijk om de leesdoelen te achterhalen.

(43)

43 een overkoepelend thema wijst dat op een leesdoel. Door in de hardopdenkprotocollen dus te zoeken naar commentaren die thematisch overeenkomen is het volgens Neutelings mogelijk de leesdoelen van een lezer te achterhalen. Met behulp van een leesdoelanalyse is het daarnaast mogelijk te achterhalen welk leesdoel op welk moment geactiveerd wordt. Duidelijk wordt welk doel dominant is tijdens een bepaalde fase van het leesproces. Ook blijkt op welk moment een leesdoel voor het eerst wordt geactiveerd (Neutelings, 1997: p. 78). De leesdoelanalyse van Neutelings brengt tenslotte in kaart hoeveel commentaren er per leesdoel door de lezer worden geuit. Deze commentaren wijzen volgens Neutelings (1997, p. 82) op de operaties die de leesdoelen moeten realiseren. De informatie die gegenereerd wordt door die operaties, vormt samen met het product van de selectieoperaties (= de geselecteerde tekst) de doelrepresentatie.

Zoals hierboven aangegeven spoorde Neutelings de leesdoelen van de volksvertegenwoordigers op door op zoek te gaan overkoepelende thema’s in de hardopdenkcommentaren. Op het moment dat er door Neuteling een thematische overeenkomst werd gevonden tussen twee (of meer) hardopdenkcommentaren is er door hem een vraag geformuleerd die de commentaren overkoepelt; die dus de thematische overeenkomst weergeeft. Dit leidde tot een vragenlijst, waarbij iedere vraag een operationalisering is van een gespecificeerd leesdoel (Neutelings, 1997: p. 148). De vragen zijn geformuleerd op basis van twee (of meer) commentaren, omdat Neutelings (1997, p. 77) er van uitgaat dat deze commentaren niet toevallig over hetzelfde thema gaan, maar dat er een leesdoel aan ten grondslag ligt.

Volgens Neutelings (1997, p. 31) wordt de beoordelend-leestaak van de volksvertegenwoordigers gestuurd door twee soorten leesdoelen: kennisverwevingsdoelen en beoordelingsdoelen. De leestaak en leesdoelen van de volksvertegenwoordigers worden door Neutelings (1997) als volgt gekarakteriseerd:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door het stellen van vragen probeer je er achter te komen om welk boek het gaat?. Of door een goede beschrijving wordt duidelijk welk boek

De kans dat een vrouw zich kandidaat stelt bij de verkiezingen, wordt sterk bepaald door de kwanti- tatieve aanwezigheid van vrouwen: veel vrouwelij- ke werknemers en vooral een

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

• Medische verklaring van ter zake kundige arts (niet bij de behandeling betrokken en niet verbonden aan de zorgaanbieder) die de cliënt met het oog op de machtiging kort

Ja, als de psychische stoornis somatische en psychische gevolgen heeft dan is de zorg voor psychische gevolgen gevolgen onder de Jeugdwet. Ja, als de psychische stoornis

Op basis van de gegevens die voor dit onderzoek beschikbaar zijn gesteld kunnen we geen uitspraken doen of het LIJ bij alle jongeren binnen de strafrechtketen voor wie het LIJ

Verplaats de wijzer naar het punt D (witte pijl, knipperend punt) en selecteer weer F5, D.&Length en kies dan de functie Angle (Hoek).. Druk op Í, verplaats de wijzer naar

GeenStijl valt ook na deze subjectieve kennistoets door de mand: GeenStijl wist dat de foto’s illegaal op internet waren gezet nu de foto’s ergens op een dubieuze server