• No results found

De analyse van de hardopdenkprotocollen

In document De nóg eigenzinnigere lezer (pagina 37-46)

5. Data-analysemethode: illustratieve protocolanalyse

5.2. De analyse van de hardopdenkprotocollen

Zoals eerder aangegeven is het, om het leesproces van een lezer te kunnen beschrijven, volgens Neutelings (1997, p. 39) noodzakelijk om iets te zeggen over de manier waarop een lezer informatie selecteert, informatie verwerkt en leesdoelen activeert en realiseert. Om uiteindelijk iets te kunnen zeggen over de manier waarop zakelijke lezers adviesteksten lezen dienen deze drie aspecten dus onder de loep te worden genomen.

Zoals in hoofdstuk 3 omschreven is er bij analyse van de hardopdenkprotocollen van de zakelijke lezers gebruik gemaakt van de door Neutelings opgestelde theorie over leesstijlen. Neutelings concludeert dat er voor de drie aspecten waaruit beoordelend lezen bestaat verschillende stijlen bestaan. Zo kan de informatieselectiestijl intensief zijn of juist selectief, de informatieverwerkingsstijl actief of passief en de leesdoelactivering en –realisatiestijl lezer- of tekstgestuurd.

De door Neutelings onderzochte volksvertegenwoordigers verschillen onderling in de manier waarop zij hun informatie selecteren en verwerken. Zo leest de helft van de onderzochte volksvertegenwoordigers de tekst intensief en de andere helft juist selectief. Dit geldt ook voor de informatieverwerking: de helft leest de tekst actief en de andere helft passief (Neutelings, 1997: 200). Neutelings betitelt de door hem onderzochte volksvertegenwoordigers bovendien als eigenzinnige lezers. De eigenzinnigheid van de volksvertegenwoordigers blijkt met name uit hun leesdoelactivering en –realisatiestijl. Het overgrote deel van de volksvertegenwoordigers leest namelijk lezergestuurd. Dit betekent dat zij in een vroegtijdig stadium van het leesproces hun leesdoelen bepalen en dat ze zich door de tekst geen nieuwe leesdoelen laten opdringen in een later stadium van hun leesproces (Neutelings, 1997: p. 200). Het zijn dus eigenzinnige lezers die hun eigen koers bepalen en daar niet snel van zullen afwijken.

38 Bij de analyse van de hardopdenkprotocollen van dit onderzoek is bekeken of en in hoeverre de door Neutelings onderscheidde leesstijlen ook voorkomen bij zakelijke lezers op het moment dat zij een adviestekst lezen en of zij net zo eigenzinnig of misschien nog wel eigenzinniger zijn dan Neutelings’ volksvertegenwoordigers. Op deze manier is het leesproces van de zakelijke lezers in beeld gebracht, waardoor er een antwoord kan worden geformuleerd op de hoofdvraag van dit onderzoek: ‘Op welke wijze zakelijke lezers adviesteksten lezen?’.

In de volgende deelparagrafen zal allereerst uiteen worden gezet wat Neutelings precies verstaat onder de drie door hem onderscheidde leesstijlen. Daarnaast zal worden beschreven op welke wijze is bekeken in hoeverre deze stijlen ook voorkomen bij de zakelijke lezers op het moment dat zij een adviestekst lezen.

5.2.1. De analysemethode voor informatieselectie

Om iets te kunnen zeggen over de manier waarop lezers informatie selecteren is het volgens Neutelings (1997) nodig om te kijken naar (1) de hoeveelheid gelezen tekst en (2) de selectievolgorde. Neutelings beschrijft dat de leesprocessen van de door hem onderzochte volksvertegenwoordigers zowel verschillen in de hoeveelheid tekst die gelezen wordt als in de volgorde waarin informatie wordt geselecteerd. Met andere woorden, de volksvertegenwoordigers hanteren verschillende informatieselectiestijlen. Neutelings onderscheidt er drie: de zeer selectieve, selectieve en intensieve informatieselectiestijl. Lezers met een zeer selectieve informatieselectiestijl lezen volgens Neutelings weinig en maken daarnaast weinig sprongen achterwaarts om passages te herlezen. Lezers met een intensieve informatieselectiestijl daarentegen, lezen in verhouding juist veel van de tekst en maken juist veel sprongen achterwaarts om passages te herlezen.

Doordat de zakelijke lezers de adviesteksten hardop lezen is het ten eerste mogelijk conclusies te trekken over de hoeveelheid informatie die zij lezen en herlezen. Deze conclusies kunnen worden getrokken door een vergelijking te maken tussen het hardopdenkprotocol (hierin staan alle passages die zij hardop hebben voorgelezen opgenomen) en de gelezen tekst. Er is hierbij gekeken of de zakelijke lezers de teksten van kaft tot kaft lezen (bijna alles) of slechts enkele bladzijden. Daarnaast is er gekeken of de zakelijke lezers veel of weinig passages van de tekst herlezen. Het hardop lezen maakt het ten tweede mogelijk te bepalen in welke volgorde de zakelijke lezers de tekst tot zich nemen. Ze kunnen de tekst in lineaire volgorde lezen, van

39 voor naar achter, of een andere volgorde van lezen bepalen, waarbij ze sprongen voor- en achterwaarts maken. In de hardopdenkprotocollen staan deze sprongen voor- en achterwaarts opgenomen en tijdens de analyse is bekeken of de lezers veel of juist weinig van deze sprongen maken.

5.2.2. De analysemethode voor informatieverwerking

Om te kunnen beschrijven op welke wijze zakelijke lezers adviesteksten lezen is het ook nodig te bekijken hoe zij de door hun geselecteerde informatie vervolgens verwerken. De door Neutelings onderzochte volksvertegenwoordigers voeren bij het verwerken van informatie zes verschillende cognitieve operaties uit. Om deze zes cognitieve operaties uit de hardopdenkprotocollen te kunnen afleiden heeft Neutelings een analysemethode ontwikkeld die het mogelijk maakt de hardopdenkcommentaren te labelen. Alle labels zijn operationaliseringen van de cognitieve operaties. De analysemethode van Neutelings bestaat uit zestien labels die wijzen op zes cognitieve operaties. Neutelings (1997, p. 71-73) onderscheidt:

Begrijpen

 Onbegrip constateren geeft aan dat het automatische begripsproces is gestokt.

 Begrip constateren betekent dat het probleem waardoor het automatische begripsproces stokte, is opgelost.

 Tentatief interpreteren van een onduidelijke passage wil zeggen dat de lezer bezig is het begripsproces op te lossen.

Elaboreren

 Parafraseren van gelezen zinnen geeft aan dat de lezer kennis heeft opgedaan uit de tekst. Hij verwoordt namelijk tekstinformatie die inhoudelijk ongewijzigd is.

 Verwijzen naar inhoudelijke voorkennis wil zeggen dat de lezer een beroep doet op zijn langetermijngeheugen. Hij haalt daar informatie uit.

 Doen van een gevolgtrekking brengt aan het licht dat de lezer op basis van informatie uit de tekst doorredeneert en nieuwe informatie genereert.

 Vragen om meer informatie geeft aan dat de lezer aanvullende informatie wil, met andere woorden: de tekst bevat voor hem onvoldoende informatie.

40

 Verwijzen naar informatie die eerder in de tekst is gelezen wijst erop dat de lezer de juiste gelezen informatie verbindt met informatie die hij eerder tijdens dit leesproces heeft gelezen.

 Verwoorden van verwachtingen over de tekstinhoud betekent dat de lezer verwacht dat de tekst bepaalde thema’s behandelt.

Reguleren

 Uiten van een metacommentaar geeft aan dat de lezer zijn lezen reguleert.

Plannen van een vervolghandeling

 Voornemen van een vervolghandeling die na het lezen wordt uitgevoerd. Hiermee geeft de lezer aan welke vervolgtaken hij gaat uitvoeren en hoe hij die gaat inrichten.

Reageren op de tekstkenmerken

 Geven van een reactie op stijl, toon, lengte, formulering, indeling, opbouw, interpunctie, structuur of andere kenmerken van de tekst. De lezer reageert hiermee dus op de vorm en niet op de inhoud van de tekst. Vaak bestaat die reactie uit een oordeel.

Beoordelen

 Geven van een oordeel over (een deel) van het beleid. De lezer evalueert bijvoorbeeld een voorgesteld beleidsinstrument of een beoogde uitvoerder.

 Doen van een (vaag) eigen voorstel. Het uiten van een eigen voorstel houdt niet alleen een negatief oordeel in over het beleidsvoorstel, maar de lezer gaat nog een stap verder, hij biedt een alternatief.

 Geven van een oordeel over de procedure die de beleidsvoorstellers tot op heden hebben gevolgd. Dit is geen inhoudelijke beoordeling van de beleidstekst, wel van het totstandkomingproces.

 Geven van een los oordeel. Hiermee uit de lezer een oordeel over een perifeer deel van het beleidsvoorstel. Dit label vorm een restcategorie voor oordelen die geen betrekking hebben op het beleid, de gevolgde procedure of kenmerken van de tekst.

41 De zakelijke lezers in dit onderzoek lezen geen beleidsteksten maar adviesteksten. Om die reden zullen zij logischerwijs ook in geen enkel geval een oordeel vellen over beleid, beleidsvoorstellers of het totstandkomingsproces. Echter, over het gegeven advies, de persoon die dit advies uitbrengt en het adviseringproces kunnen zij wel degelijk een oordeel vellen tijdens het lezen van de tekst. Bij de analyse van de hardopdenkprotocollen van de zakelijke lezers is daar dan ook naar gekeken.

In de vorige paragraaf is al genoemd dat de door Neutelings onderzochte volksvertegenwoordigers informatie op verschillende manieren selecteren. Ook de manier waarop de volksvertegenwoordigers die geselecteerde informatie vervolgens verwerken loopt volgens Neutelings uiteen. Sommige volksvertegenwoordigers hanteren een actieve informatieverwerkingsstijl en anderen een passieve. Bij een actieve informatieverwerkingsstijl is de commentaarintensiteit hoog. Lezers die deze stijl hanteren geven dus veel verbale commentaren, zij voeren veel van de hierboven omschreven cognitieve operaties uit bij het lezen van een tekst. De passieve informatieverwerkingsstijl kenmerkt zich juist door een lage commentaarintensiteit. Lezers met deze stijl voeren tijdens het lezen weinig cognitieve operaties uit.

Om te bezien welke informatieverwerkingstijl de zakelijke lezers hanteren op het moment dat zij een adviestekst lezen is er dus allereerst gekeken naar hun commentaarintensiteit. Omdat in de hardopdenkprotocollen zowel alle voorgelezen passages als alle hardopdenkcommentaren staan opgenomen, is het mogelijk iets te zeggen over het aantal commentaren op de hoeveelheid gelezen tekst. Er is bekeken of de zakelijke lezers op vrijwel ieder tekstfragment dat zij selecteren commentaar geven, of dat zij juist maar op een klein aantal van die fragmenten commentaar geven.

Naast de commentaarintensiteit is er tijdens de analyse ook gekeken naar het soort cognitieve operaties dat de zakelijke lezers uitvoeren tijdens het lezen. Om dit te kunnen bepalen zijn de hardopdenkcommentaren van de zakelijke lezers stuk voor stuk onder de loep genomen en is voor ieder commentaar bepaald om welke cognitieve operatie het gaat. Voor het indelen van de hardopdenkcommentaren is een stappenplan gebruikt (zie bijlage 3). Dit stappenplan is gebaseerd op de door Neutelings (1997) ontwikkelde heuristiek die hij gebruikte om de hardopdenkcommentaren van de door hem onderzochte volksvertegenwoordigers te labelen. Door de hardopdenkcommentaren stuk voor stuk te categoriseren ontstaat er een goed zicht op

42 welke cognitieve operaties er regelmatig en welke cognitieve operaties er niet door de zakelijke lezers worden uitgevoerd op het moment dat zij een adviestekst lezen.

Bijna alle zakelijke lezers maakten aantekeningen bij de tekst in de vorm van bijvoorbeeld onderstrepingen, omcirkelingen en ‘iets erbij schrijven’. De momenten waarop de zakelijke lezers een aantekening maken staan aangegeven in het hardopdenkprotocol. Deze aantekeningen zijn niet geanalyseerd.

Er zijn ook een aantal hardopdenkcommentaren die niet zijn geanalyseerd met behulp van de hierboven besproken operationaliseringen van de cognitieve operaties. Deze commentaren verwijzen namelijk niet naar cognitieve operaties of zijn niet eenduidig aan een cognitieve operatie te relateren. Om die reden zijn ze niet geanalyseerd. Deze commentaren worden in het protocol aangeduid met het teken: Ø. Het gaat daarbij om:

 gespreksuitingen tegen de proefleider;

 niet interpreteerbare fragmenten, bijvoorbeeld ‘uhm’;

 inleidende en uitleidende wendingen als, ‘Hier gaat het over…’.

 de uitingen ‘ja’, ‘nee’ en ‘oke’ in isolement;

 uitingen die wel lezen suggereren, maar niet aangeven wat gelezen wordt, zoals ‘bladiebla’.

5.2.3. De analysemethode voor leesdoelactivering en –realisatie

Het derde en laatste aspect waar volgens Neutelings (1997) naar moet worden gekeken op het moment dat je het leesproces van een lezer in kaart wil brengen is de manier waarop de lezer zijn of haar leesdoel activeert en realiseert. Volgens Neutelings (1997, p. 76) sturen leesdoelen de informatieselectie en –verwerking. Op basis van de daarover beschikbare gegevens is het volgens hem mogelijk om de leesdoelen te achterhalen.

Het uitgangspunt van de leesdoelanalysemethode die Neutelings toepast is dat een thematische overeenkomst tussen hardopdenkcommentaren op verschillende plaatsen in het protocol, veroorzaakt wordt door een gespecificeerd leesdoel (Neutelings, 1997: p. 76). Met andere woorden, als een lezer tijdens het lezen van een tekst meerdere commentaren geeft met

43 een overkoepelend thema wijst dat op een leesdoel. Door in de hardopdenkprotocollen dus te zoeken naar commentaren die thematisch overeenkomen is het volgens Neutelings mogelijk de leesdoelen van een lezer te achterhalen. Met behulp van een leesdoelanalyse is het daarnaast mogelijk te achterhalen welk leesdoel op welk moment geactiveerd wordt. Duidelijk wordt welk doel dominant is tijdens een bepaalde fase van het leesproces. Ook blijkt op welk moment een leesdoel voor het eerst wordt geactiveerd (Neutelings, 1997: p. 78). De leesdoelanalyse van Neutelings brengt tenslotte in kaart hoeveel commentaren er per leesdoel door de lezer worden geuit. Deze commentaren wijzen volgens Neutelings (1997, p. 82) op de operaties die de leesdoelen moeten realiseren. De informatie die gegenereerd wordt door die operaties, vormt samen met het product van de selectieoperaties (= de geselecteerde tekst) de doelrepresentatie.

Zoals hierboven aangegeven spoorde Neutelings de leesdoelen van de volksvertegenwoordigers op door op zoek te gaan overkoepelende thema’s in de hardopdenkcommentaren. Op het moment dat er door Neuteling een thematische overeenkomst werd gevonden tussen twee (of meer) hardopdenkcommentaren is er door hem een vraag geformuleerd die de commentaren overkoepelt; die dus de thematische overeenkomst weergeeft. Dit leidde tot een vragenlijst, waarbij iedere vraag een operationalisering is van een gespecificeerd leesdoel (Neutelings, 1997: p. 148). De vragen zijn geformuleerd op basis van twee (of meer) commentaren, omdat Neutelings (1997, p. 77) er van uitgaat dat deze commentaren niet toevallig over hetzelfde thema gaan, maar dat er een leesdoel aan ten grondslag ligt.

Volgens Neutelings (1997, p. 31) wordt de beoordelend-leestaak van de volksvertegenwoordigers gestuurd door twee soorten leesdoelen: kennisverwevingsdoelen en beoordelingsdoelen. De leestaak en leesdoelen van de volksvertegenwoordigers worden door Neutelings (1997) als volgt gekarakteriseerd:

“Hun einddoel luidt: een bijdrage opstellen voor de discussie met collega’s en de andere verantwoordelijke bewindspersoon. Uit dit einddoel zijn twee abstracte leesdoelen af te leiden. De lezer zal een oordeel willen vellen over de voorstellen in de beleidstekst. Daartoe is het noodzakelijk om kennis te verwerven over die voorstellen.” (p. 148)

44 Volgens Neutelings wijst een thematische overeenkomst die kan worden gevat in een vraagwoordvraag op kennisverwerving. Ja/nee-vragen wijzen volgens hem juist op beoordeling. De vraagwoordvragen noemt Neutelings aandachtspunten. Een aandachtspunt is een zoeklicht. De lezer geeft aan kennis te verwerven over een thema. Hij heeft daarbij niet direct de intentie om te beoordelen. De ja/nee-vragen noemt Neutelings beoordelingspunten. Lezers hanteren een norm of een idee om datgene te evalueren wat gevangen is in het zoeklicht (Neutelings, 1997: p. 77). De aandachts- en beoordelingspunten zijn door Neutelings in de tweede fase van zijn analyse gebruikt om de protocollen van de volksvertegenwoordigers opnieuw te analyseren. Bij ieder commentaar heeft hij bekeken of het een bijdrage levert aan de beantwoording van een aandachts- of beoordelingspunt.

Neutelings onderscheidt uiteindelijk vier verschillende leesdoelactivering en –realisatiestijlen: de zeer lezergestuurde, de lezergestuurde, de tekstgestuurde en de zeer tekstgestuurde stijl. Lezers met de zeer lezergestuurde stijl activeren zeer snel al hun leesdoelen, namelijk in de eerste fase van hun leesproces. In de rest van hun leesproces worden de leesdoelen gerealiseerd. Lezers met een lezergestuurde stijl doen er net wat langer over om hun leesdoelen te activeren. Lezers met een tekstgestuurde stijl activeren hun leesdoelen nog later, de kans dat zij in een later stadium nog leesdoelen uit de tekst halen is groot. Lezers met een zeer tekstgestuurde leesdoelactivering en –realisatiestijl activeren zeer laat in het leesproces nog een nieuw leesdoel (Neutelings, 1997: p. 178).

Om in kaart te kunnen brengen welke leesdoelactivering en –realisatiestijlen er worden toegepast door de zakelijke lezers op het moment dat zij een adviestekst lezen is het dus noodzakelijk: (1) hun leesdoelen op te sporen en (2) te bekijken in welke fase van het leesproces ze hun leesdoelen activeren. Om deze twee aspecten in kaart te kunnen brengen is in dit onderzoek afgeweken van de hierboven omschreven leesdoelanalysemethode die Neutelings toepast in zijn onderzoek. De belangrijkste reden hiervoor is dat de leestaak van de zakelijke lezers die centraal staan in dit onderzoek, niet op dezelfde manier gekarakteriseerd kan worden als de beoordelend-leestaak van de volksvertegenwoordigers. Het is momenteel niet duidelijk of het lezen van een adviesrapport wel een beoordelend-leestaak is. Hierdoor kan er voor de zakelijke lezers geen overeenkomend of overkoepelend einddoel worden geformuleerd waaruit vervolgens abstracte leesdoelen afgeleid kunnen worden, zoals het geval is bij de volksvertegenwoordigers van Neutelings.

45 In dit onderzoek zijn de leesdoelen van de zakelijke lezers opgespoord met behulp van de nagesprekken en de hardopdenkprotocollen. Voor iedere zakelijke lezer is afzonderlijk zijn of haar einddoel of ‘hoofdleesdoel’ bepaald. Om deze hoofdleesdoelen in kaart te brengen is er gebruik gemaakt van de gegevens die zijn verzameld over de informatieselectie en de informatieverwerking van de zakelijke lezers. Immers, leesdoelen sturen de informatieselectie- en verwerking van een lezer, dus op basis van de daarover beschikbare gegevens is het mogelijk leesdoelen te achterhalen en te omschrijven.

46

In document De nóg eigenzinnigere lezer (pagina 37-46)