• No results found

w en naar bezitsvorming

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "w en naar bezitsvorming "

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

en

••

Zaterdag 14 mei 1960 - No. 586

DCl\ATI

Reactie van

"Emigratie"

<Zie pag 8)

COMMERCIELE TELEVISIE:

ONAFHANI(ELIJK EN ZONDER ZUILEN

Moet er commerciële televisie komen in Nederland? En zo ja, hoe?

Het zijn vragen waarover niet alleen in Hil-

·versum, maar ook daarbuiten eindeloos ge- praat, geredetwist en geschreven wordt.

"Is het zo belangrijk?" zal een enkele lezer.

wellicht vragen. Mijn antwoord is: Het is in- derdaad belangrijk, zowel dat de commerciële T.V. er komt als ook de wijze waarop.

Commerciële televisie moet er komen, omdat goede T.V. zeer duur is. De T.V. dringt iedere avond in meer dan een miljoen huiskamers binnen en naar schatting kijken enkele mil- joenen er naar. Het is dus een communicatie- middel, dat oneindig veel indringender en direc- ter is dan welk ander· ook.

VVe kunnen alleen maar bij benadering schatten hoe groot de invloed nu in de toe- komst zal zijn, niet alleen op volwassenen, maar wel in het bijzonder op onze kinderen.

We mogen dus wel zeggen, dat de wijze, waarop dit medium gebruikt wqrdt, zeer be- langrijk is. Daarover bestaan dan ook geen meningsverschillen. Wat er door dat blauwe oog in de intieme sfeer van onze huiskamer komt -- of het nu licht amusement of een serieus programma is - het moet goed zijn.

Maar goede T:V. kost geld, veel geld. T.V. is een talenten verslindend monster. Een caba- retier, die een goed programma maakt, kan daar een jaar mee voort, voor de T.V. is hij dat programma in één a vond kwijt. Een schrijver die een toneelstuk schrijft, kan dat bij een to- neelgezelschap, als het succes heeft, ettelijke malen zien opvoeren, bij T.V. kan dat niet. Zo'n schrijver moet voor een goed stuk dus werke- lijk goed betaald worden. Dat kan op het ogen- blik niet en toch is dat nodig.

* * *

~r is nog veel meer nodig: schooltelevisie, n het speure'.1 naar nieuw talent, het oplei- den ervan, de bouw van goede en moderne studio's en vooral ... het tweede kanaal, waar- door de kijker keuz;:; krijgt en hij niet op één programma vastgenageld wordt. Zouden we dit alles uit het kijkgeld moeten financiéren, dan zou dit zo hoog gesteld moeten worden dat nog slechts een zeer kleine groep T.V. zou kun- nen hebben. Dat zou ik toch echt niet graag willen en het lijkt mij dat zelfs de felste tegen- standers van commerciële T.V. dat niet wen- sen.

Maar waar moet al da.t geld dan vandaan komen ? En dan zeggen wij : van een commer- ciële T.V., maar dan van een goede C.T.V.

Evenmin als de dagbladen van hun abonne- mentsgelden kunnen leven, net zo min kan de T.V. alleen met het kijkgeld uitkomen. Slechts weinigen zouden een krant kunnen lezen als de kranten van hun abonnees werkelijk de prijs moesten vragen, die een krant kost. Daarom nemen die kranten advertenties op.

Ik heb eerlijk gezegd dan ook nooit kunnen begrijpen hoe de tegenstanders van de com- :merciële T.V. kunnen beweren dat deze de

cultuur zou bedreigen. Er heeft nog nooit een zinnig mens beweerd, dat een krant een brokje cultuurbederf wordt, omdat .zij advertenties plaatst. De krant- het niveau van die krant - wordt bepaald door het redactionele gedeel- te, WAAROP DE ADVERTEERDERS - la- ten we dat niet vergeten - GEEN ENKELE INVLOED HEBBEN.

Mevr. HAYA VAN SOMEREN-DOWNER Lid van de Tweede Kamer

En dan zitten we tegelijkertijd bij de beant- woording van de vraag: "Commerciële televisie; maar hoe?" Op die vraag antwoor- den wij: Op een wijze, waarbij de adverteerders geen enkele zeggenschap hebben over de pro- gramma's. Dus: Niet het Amerikaanse sy- steem, dat beruchte sponsor systeem, waarbij de adverteerder ook de zendtijd verzorgt.

Neen, wij bedoelen het Engelse systeem, waar- bij een of twee minuten of een halve minuut voor advertenties verkocht worden bij een vol- komen natuurlijke onderbreking van het pro- gramma, na het nieuws bijvoorbeeld, of tussen twee programma-onderdelen in.

De advertentie- om het voor T.V. ook even zo te noemen -- mag dus nooit het programma zelf bederven; daar zal nauwlettend voor ge- waakt moeten worden, maar die advertentie betaalt het programma weL

Nu is dat werkelijk geen griezelig experi- ment wat. ik hier voorstel. We hoeven alleen maar naar Engeland te kijken, waar dit sy- steem voortreffelijk werkt onder leiding van een onafhankelijke maatschappij en onder een raad van toezicht, waarin te goeder naam en faarri. bekend staande lieden uit verschillende groeperingen zitting hebben. Dat is het, wat we ook voor Nederland zouden wensen.

Ik weet dat we hiermee midden in de politiek terecht komen. Helaas, zou ik zeggen, want het zou veel beter zijn, als we als volk, als eenheid samen aan dat belangrijke medium T.V. zou-

den kunnen werken. Voor ons, liberalen, is dat nog altijd het ideaal. Maar dat kan in Neder- land nu eenmaal niet, of laten we zeggen: nog niet.

* :~

Jn Nederland hebben we te maken met een historisch gegroeide situatie waarbij ver- schillende omroeporganisaties de zendtijd ver- delen. Deze organisaties staan op levensbe- schouwelijke grondslag en zij hebben - en dan komen we midden in de actuele politiek terecht - verschillende bestuursleden in de beide Ka- mers der Staten-Generaal. Daar aan het Bin- nenhof zal straks geoordeeld moeten worden over de C.T.V. mede door hoogwaardigheids- bekleders uit de omroeporganisaties. In het verleden, in het allerjongste verleden, hebben de heren bij de Kamerdebatten niet altijd vol- doende afstand kunnen nemen van de belangen van hun organisaties. De meeste bezwaren te- gen C.T.V. vloeien voort uit overspanning van al deze op zichzelf honorabele belangen: maar het blijven groepsbelangen. Zo doet zich juist op het gebied van de omroep, door de beperkt- heid van de ether en door de zojuist geschetste politieke situatie meer dan ergens anders, het gevaar voor van een exclusief kartel.

En toch begrijp ik de vrees van de omroep- wereld voor een onafhankelijke C.T.V. niet he- lemaal. Zij lijkt mij toch wat overdreven. Want aan de bestaande organisaties wordt helemaal niets onthouden. Een onafhankelijke C.T.V. be- druipt zichzelf en de grotere keus uit twee pro- gramma's maakt het bezit van een T.V.-toestel aantrekkelijker. Het door een betere keuze groeiend aantal toestellen levert meer kijkgel- den op, die de organisaties ten goede komen.

* * * .

1\,fen ziet het, we willen niet gaan beelden-

.J..Y stormen in Hilversum; we willen alleen maar €en zo goed mogelijke voorwaarde schep~

pen voor de T.V., voor een goede T.V. Als men zegt dat een onafhankelijke organisatie, waar- in dus allen samenwerken en die niet op een zuil rilst, de cultuur zal gaan bedreigen, dan ben ik toch geneigd om in dit geval het woord cultuur tussen aanhalingstekens te plaatsen.

Men kan niet met de cultuur als een houw- degen in het rond maaien in een strijd om het behoud van monopolies. Cultuur is van nie- mand het monopolie, zij R:eeft zieh noch aan de omroeporganisaties, noch aan een commerciële T.V. over. Omroep en T.V. knnnen geen cul- tuur ~~h:=:ppen; laten ,,,~ii clat toc"1. g·0ed begTij- pen, ZlJ Z~JU slechtró msrba.

De cultuur is ook niet het bezit van een groep; zij is cht nop; nooit <:>·e'.ve:•st, z~1 ge~ft :'.ieh aa!1 het ind;,?ié~U, :1:1.~1 c1':") r,1ens dre ZICh voor h;uu· bzc<:.

Als we h:::t zo zien, moeten/ we ons boven be- langen Y'2cè1 grosp:::n bmnen verheffen e~ ge- zamenlijk éh r::J.cgr:i;;~::: ~,len scheppen, dre de creatieve individuen nodig hebben.

HAYA VAN SOMEREN

(2)

VRIJHEID' EN DEMOCRATIE

s t

"'f\Jiet de bezv·/aL·en van de \Verk~evers­

llJ. ver·bonden tegen e.en prerniei·ege- ling- ter stimulering van de bezitsvor- ming, is pl'Of. dr. H. J. Witteveen het niet eens. Zo'n regeling kan nuttig zijn, zei hij vorige week in de Eerste Kamer, om het sparen te bevorderen bij de m.en- sen met de laagste inkomens. Maar daarnaast zijn er fiscale maatregelen no- dig om het spa1·en aan te moedig:<)n. Voor deo·enen die daarvan niet kunnen profi- tel~n, is' er dan de premieregeling.

De bezitsvorming kwam in de Tweede Kamer aan de orde bij de behandeling van de begroting van Algemene Zaken, waaronder tegenwoordig de PBO en de bezitsvorming ressorteren, nog steeds toe- vertrouwd aan de zorgen van staatssecre- taris Schmelzer.

Het klimaat voor de bezitsvorming vond

~nzc geestverwant, prof. dr. H. J. Witte- veen, niet gunstig. Het 1noet daaro1n voor de gehele bevolking worden verbeterd, niet alleen met een premieregeling, maar eveneens door vrijstelling van inkomsten- belasting op inkomen (tot een bepaalde grens) uit bezit.

Ook voor kleine s·paarders zou deze door prof. Witteveen bepleite vrijstelling reeds betekenis hebben, omdat zij nu ·in- komstenbelasting moeten betalen over de rente van een spaarbankboekje. Er zijn n1ensen, die dat voelen als e.en soort boete op het sparen. Zij constateren, dat na af- trek van de belasting het rente-percenta- ge wel erg laag is. In 1956 speelde prof.

Romme als kabinetsformateur reeds met de gedachte de eerste 200 gulden uit bezit vrij te stellen van inkomstenbelasting.

Een dergelijke maatregel vond staatsse- cretaris Schmelzer niet zo urgent, omdat hij pas aantrekkelijk wordt wanneer enig bezit is verworven.

Evenals woordvoerders van KVP, AR en CHU blijkt prof. Witteveen wel overtuigd van het nut de bezitsvor- ming te stimuleren, maar de PvdA toont zich . nog steeds gereserveerd.. Praktisch nut, meende ir.Vos (PvdA), zunen de be- zitsvormingsplannen van de regering niet kunnen opleveren. Tegenover de hoogte

van het nationale inkomen en de vermo- gensvorming, waarbij het om miljarden gaat, heeft de bezitsvorming weinig te be- tekenen.

Daartegenover betoogde staatssecreta- ris Schmelzer, dat de waarde van de be- zitsvorming niet moet worden afgemeten naar collectieve cijfers, maar naar de waarde die zij heeft voor het individu.

Overigens maakte de heer Maenen (KVP) er op attent, dat het NVV de waarde van de bezitsvorming eigenlijk heeft erkend door de oprichting van een nieuwe, eigen spaarbank. Het leven blijkt gezonder dan de leer, constateerde hij.

* * *

Het is algemeen bekend, dat de PvdA nu eenmaal de voorkeur geeft aan collectieve bezitsvorming boven indivi- duele bezitsvorming. Dat heeft mede ge- leid tot het optreden van het kabinet-De Quay.

14 :MEI 1960 - PAG. 2

w en naar bezitsvorming

Standpunt prof. dr. H. J. Witteveen over bevordering van !het sparen - Enen:iids door premieregeling, anderziids door fiscale faciliteiten - PvdA sceptisch tegenover plannen van de regering - Prof. dr. J. E. de Quay: bezitsvorming essentieel deel van het regeringsbeleid • De trage ontwikkeling van de PBO • Liberale waarschuwing: natuurliike groei niet forceren.

PROF. WITTEVEEN . moedig spa1·en aan .

De minister-president zei vorige week nog eens in de Eerste Kamer, dat de be- zitsvórming moet worden beschouwd als een essentieel onderdeel van het rege- ringsbeleid. Andere onderdelen -van dit beleid zijn het scheppen van een vaste en zo groot ·mogelijke werkgelegenheid, het mogelijk maken van een evenwichtige expansie van onze economie, een politiek van zoveel mogelijk stabiele prijzen en van waardevast geld.

Voor dit alles is nodig, dat er wordt gespaard. De degelijke traditie van het sparen, het zorgen voor de toekomst, is na de oorlog lang niet meer bij iedereen aanwezig. Vandaar de stimt~lerende maat- regelen, die de regering wil nemen.

Ofschoon het aandeel van de particulie- re besparingen in het totaal, de laatste tien jaren is gestegen, heeft een steek- proef te Rotterdam aan het licht g·e- bracht, dat daar 68 procent van de reke- ninghouders van de spaarbank e,en tegoed heeft van minder dan 100 gulden. Dat percentage was voor staatssecretaris Schmelzer een aanwijzing, dat er veel meer moet gebeuren op het gebied van de bezitsvorming.

* *

Er is ook nog veel getheoretiseerd over de PBO. Ter stimulering van de trage ontwikkeling zouden de woordvoer- ders van de KVP en de PvdA niet terug- schrikken voor dwingende maatregelen, terwijl die van AR en CHU het willen laten bij zachte drang.

Daarentegen wil prof: Witteveen het groeiproces van de PBO overlaten aan de natuurlijke ontwikkeling. Men kan nu wel wensen, dat er meer bedrijfs- en pro- duldschappen komen, maar bestaat daar- voor een zinvolle, reële en verantwoorde bak? Dat valt ernstig te betwijfelen.

Men beziet de bedrijL>organen te zeer juridisch en politiek en te weinig econo- misch. Men wil de ontwikkeling bevor- da·en door aan de bedrijfschappen enz.

meer bevoeg:lh2den te geven, maar men vergeet, dat een maatregel in een be- drijfstak invloed heeft op het gehele economische leven. Het zou dus gevaarlijk.

zijn de bevoegdheden uit te breiden, want daardoor zou men aan de bedrijfsorganen weleens onverantwoorde taken kunnen gaan geven, in strijd met het algemeen lxdang. De praktijk van de afgelopen ja- ren heeft bewezen, dat dit gevaar geens- :dns denkbeeldig is.

Sommigen willen de groei van de sa- menwerking in het (privaatrechtelijke) bedrijfsleven doortrekken naar een sa- menwerking in de publiekrechtelijke or- ganisaties. Met alle waardering voor die gegroeide samenwerking, waarschuwde prof. Witteveen, dat in de natuur de

Flitsen van het

Binnenhof

l

groei stopt wanneer het evenwicht is be- reikt. Waarom moet men alles wat ge- groeid is in de privaatrechterlijke sfeer, groeid is in de privaatrechtelijke sfeer, Het is zeer bedenkelijk dit te forceren en door wettelijke maatregelen op te leggen.

* .. *

Bij wettelijke dwang is er altijd een minderheid (die vrij, groot kan zijn) die eerst moet worden gehoord. Hoe wil men de betekenis van die minderheid vaststellen?

Een onderzoek zou pas goed zijn als men niet alleen de mening vraagt van de organisaties en hun besturen, maar ook de (ongeorganiseerde) werkgevers en werknemers individueel in de gelegenheid stelt zich uit te spreken over de instelling van een bedrijfs- of produktschap. Men moet er nu eenmaal van uitgaan, zolang wij niets van de ongeorganiseerden we- · ten, dat zij niet veel voor een regeling voelen. Men hoede zich voor dwang van meerderheid op minderheid.

Als er reële en verantwoorde taken zijn, kan een bedrijfschap dienstig zijn. Maar

als het met de vrijwillige totstandkoming van de PBO-organen niet vlot gaat, laten wij daar dan maar in berusten en des- . noods een mensenleeftijd wachten.

Voorts waarschuwde prof. Witteveen tegen overdrijving van de adviserende taak van de SER. Al te vaak moet de re- gering wachten met het bepalen van een standpunt, omdat commissies van de SER nog bezig zijn zich te bezinnen.

.. * *

·Minister-president prof. dr. J. E. de .l Quay-was het met prof. Witteveen eens, dat het instellen van een PBO-or- gaan door middel van de wet, met dwang,- gevaarlijk is. De regering blijft echter vertrouwen stellen in de vrijwillige krachten, die in het bedrijfsleven werl;:- zaam zijn.

Wat de adviserende taak van de SER betreft, zei prof. De Quay, dat er voor de regering enige speelruimte moet zijn. Zij kan niet altijd, als er ook maar één sociaal-economisch aspect aan een vraag- stuk zit, het probleem aan de SER voor- leggen. Er mag geen onnodige veriraging ontstaan. Het kabinet is er zich echter van bewust, dat in ruime mate van ad- viezen van de SER gebruik moet worden ge1naakt.

STAATSSECR SCHMELZER . . . niet zo uTgent . . . Staatssecretaris Schmelzer merkte nog op, dat als een bcdrijfsorgaan te weinig reële taken heeft, er nog een schat van mogelijkheden is voor andere activitei- ten. Het begrip "overleg" is van grote sociale en economische betekenis. Dat wordt wel eens uit het oog verloren.

V. v.D.

lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll

Bedenkelijk formalisme

Vorige week brak er in het plaats- je Eemnes in Noord-Holland 's avon'ds tegen half elf brand uit in een houten schuur.

Het gebouwtje brandde totaal af.

Dank zij het feit, dat de wind noor-.

delijk was, konden de omringende woonhuizen gespaard blijven. De brandweer van Eemnes was ruim een uur met het blussingswerk bezig.

Geen opzienbarende feiten, zo zou men op het eerste gezicht zeggen. Men beoordeelt de situatie waarschijnlijk anders, als men weet, dat deze brand met oud en vrij gebrekkig materiaal werd bestreden, terwijl een nieuwe, moderne brandspuit rustig in de ga- rage bleef staan. \X! aarom? Omdat het wachten tot de ingebruikneming van deze nieuwe spuit is op de goedkeuring van Geeleputeerde Staten, die OYer de nieuwe aanschaf nog niet hadden be- slist.

Men vmagt zich af of dit tot de per- fectie door gevoerd [ ormalisme verant-

woord was geweest als de windrichting een minder gunstige vorm had aange·

nomen en er mensenlevens op het spel hadden gestaan.

Zeker, wetten en verordeningen zijn er om te worden nageleefd. Doch in gegenn geyaarlijke sitilaties kan nood wetten breken. Daaraan heeft men in Eemnes blijkbaar niet gedacht en dat vinden wij behalve belachelijk ook nog zeer bedenkelijk.

Wij niet, Duits land wel

Er was er eens een jongetje in Lichtenvoorde, dat werd ver- mist. Toen de burgemeester verzocht de foto van het Yentje op de Neder- landse televisieschermen te projecte- ren om snelle achterhaling te bevorde- ren, kreeg hij een botte weigering.

Volgens berichten in de dagbladen ,·ond de directie politie bij het minis- terie van Justitie het niet nodig de Nederlandse Televisie Stichting te ver- zoeken de foto van het jongetje te la- ten uitzenden. Maar de burgemeester

was een doortastende magistraat en had in Keulen meer succes.

De Westduitse televisie zond de foto wel uit en nog geen uur later was het vermiste ventje terecht.

Een zeer vreemde gang van zaken.

Zo vreemd, dat het Tweede Kamerlid, de anti-revolutionaire heer Meulink, aan de minister van Justitie heeft ge- vraagd of het waar is, dat de minister in afwijzende zin heeft beschikt op het verzoek van de burgemeester van Lich- tenvoorde.

Wij wachten inmiddels met spanning het antwoord van minister Beerman af en zullen er verder maar het zwij- gen toe doen.

In afwachting van h~et antwoord van de minister kan het goed zijn er nog eens op te wijzen van welk groot nut het moderne medium televisie voor po- litie en justitie kan zijn. \X!at ons be- treft werd er tot dusverre nog te weinig gebruik van gemaakt. \Vellicht kan dit

"incident" er een aansporing toe zijn, de televisie meer centraal te stellen als het er om gaat politie en justitie in hun moeilijke taak van dienst te zijn.

. Hulde voorde an1bten.arij

Vaak wordt de "ambtenarij" te- recht gehekeld. Het kan goed zijn nog eens met nadruk er op te wij- zen, dat, als zoiets gebeurt, niet de ambtenaren schuld treft, doch wel het systeem, waaraan zij ondergeschikt zijn.

Doch het kan ook anders. Dit werd op verheugende wijze duidelijk, toen vorige week in de recordtijd van vier uur oficiële instanties in Boskoop en Den Haag de reispapieren naar Zuid- Afrika in orde maakten voor een echt- paar uit Boskoop, dat naar Pretoria vertrok om een zieke zoon te bezoeken, die een ernstig auto-ongeluk heeft ge- had.

Een pracht voorbeeld van wat amb- tenaren kunnen verrichten als het sys- teem maar Ylot genoeg werkt. Het geldt hier ongetwijfeld een uitzonde- ringsgeval, hetgeen niet wegneemt, dat het bewijs werd geleverd, dat snel han- delen mogelijk is en dat lijkt ons een zeer belangrijk lichtpunt.

Hulde dus voor die ambtenaren, die hebben bewezen, dat doortastend han- delen en optreden de gewoonste zaak yan de wereld kan zijn.

(3)

VRIJHEID EN DEMOCRATIE H MEI 1960 - PAG. 3

Het roer o et onze emi rat ie litiek?

Reactie van ,, m1gra 1e E t• " en wederwoord van de heer s. J. van den Bergh

"Emigratie", driemaandelijlrs tijdschrift, gewijd aan emigratievraagstuklren, nam het artilrel, dat de heer S. J. v a n d e n B e r g h schreef in ons blad van 19 december onder de titel: "Het roer moet om met onze emigratiepolitiek", volledig over en plaatste daarbij een evenlang commentaar.

Wij drukken hierbij eerst }1et commentaar van "Emigratie" af en laten dan het . wederwoord van de heer Van den Bergh volgen.

"Emigratie" schrijft:

De heer Sidney J. van den Bergh, toont zich een oppervlakkig waarne- mer. De Melbourne-race vond plaats in 1934. De DC-2 ,Uiver' vervoerde geen emigranten, doch won desondanks de handicap-wedstrijd. Het Unilever-con- cern heeft 8 fabrieken in Australië, 3 in Nieuw Zeeland, 4 in Canada, 14 in de Verenigde Staten en 7 in Zuid-Afrika Rhodesia. Het reële inkomen van de Unilever-arbeiders in elk der bovenge- noemde landen is ruim 50 procent hoger dan in Nederland ·(in geld uitgedrukt bijna het dubbele); in de Verenigde Staten zelfs meer dan 100 procent hoger dan hier (in geld meer dan het vier- voudige). Als zakenman zal de heer Van den Bergh er begrip voor kunnen hebben, dat degenen, die bij hem in dienst treden, dit zeker bij voorkeur overzee doen, als zij het bovenstaande weten. Wellicht waren de energieke emigranten; die hij - waar en wanneer dan ook - waarnam, onderweg naar zijn fabrieken in Australië. Als onder- nemer van het wereldconcern zou de heer Van den Bergh het moeten toe- juichen dat de koopkracht der emigran- ten door hun vestiging elders zo sterk toeneemt. Zij zijn in staat meer Uni- leverprodukten te kopen dan ooit te voren. Hun emigratie draagt dus bij tot nog grotere bloei van Unilever N.V.

. Dit weegt toch wel op tegen enkele tijdelijke moeilijkheden in een van de Nederlandse fabrieken. De arbeids-

·schaarste in 1955-1956 was na één jaar alweer voorbij. In 1958. had ons land reeds meer dan 100.000 werklozen. Ame- rika zou zonder emigratie nog woest en ledig zijn. De Amerikaanse groot- industriëlen zijn kleinkinderen van emi- granten. Indien hun voorouders niet ge- emigreerd waren, zouden deze Ameri- kanen geen groot-industriëlen geworden zijn. ·waarom zouden wij aspirant-emi- granten niet aanmoedigen hun kinde- ren dezelfde kansen te geven? Kansen die er in Nederland niet zijn. In tien jaren tijds vestigden onze emigranten alleen al in Canada ongeveer 800 zelf- standige bedrijven. Sommige emigran- ten bezitten reeds 3 of 4 fabrieken. Er zijn dus wederom groot-industriëlen in de maak.

Het moge echter anderzijds een troost zijn, dat niet alle Amerikanen .gelijk denken. In· de laatste tien jaren besloten 115 Amerikaanse ondernemin- gen (waaronder één der allergrootste) wél een bedrijf in Nederland te vesti- gen. Ons land met zijn sterk groeiende beroepsbevolking heeft dit hard nodig om werkgelegenheid te kunnen bieden aan degenen, die hier blijven. Emigra- tie spreidt onze cultuur tot in de uit- hoeken van de wereld. Aan de universi- teit te Melbourne is door emigranten een leerstoel in de Nederlandse taal- en letterkunde gevestigd. Meer dan 80 Australische studenten (geen emigran- ten dus) volgen elk jaar deze studie.

Zij geven, na afgestudeerd te zijn, o.a.

les aan middelbare scholen in Victoria en Nieuw Zuid-Wales, waar het Neder- lands als eindexamenvak ingevoerd is.

Na het Frans wordt de Nederlandse taal het meest door de Australische kinderen voor hun eindexamen als twee- de taalvak gekozen, naast het verplich- te Engels. Dit is slechts· één voorbeeld van de spreiding van de Nederlandse cultuur door onze emigratie. Er zijn ettelijke andere. Ook tegen de Schotse dansen kan Nederland met zijn natio- nale manifestaties wel op: in vrijwel alle plaatsen ter wereld waar Neder- landse emigranten zijn, rijdt op 5 decem-

ber onze St.-Nicolaas door de straten en wordt hij - net als in Amsterdam - door de burgemeester ontvangen. Een Nederlandse ,goodwili' dag van de eerste orde. Op vele Australische scho- len worden - die dag Nederlandse St.- Nicolaasliedjes gezongen. Om van onze onsterfelijke klompendans maar niet te spreken.

Als het waar zou zijn, dat subsidiëring van de emigratie de beste krachten uit Nederland zou doen verdwijnen, dan zouden wij ons· bezorgd moeten maken over het lot der achterblijvenden in Nederland, die niet tot de besten zou- den behoren. Het inkomen van om- streeks 20 procent van de in 1959 ge- emigreerde werkers lag onder de be- lastinggrens; het gemiddelde van de belastbare inkomens van de overigen was ca. f 3.800 per jaar.

De behoefte tot emigratie wortelt bij hen die daartoe besluiten veel dieper, dan de vraag of men hier in Nederland

bij Unilever N.V. zal solliciteren of bij Unilever Ltd. in Australië. Emigratie is niet een verwisseling van werkkring op de lange afstand, doch vloeit voort uit de drang tot verruiming van het levensperspectief. De heer Van den Bergh, die even bereisd is als de redac- tieleden van Emigratie tezamen, moet weten dat deze perspectieven voor onze emigranten in de landen overzee veel beter zijn dan wanneer zij hier geble- ven waren.

Als ondernemer moet het streven van de heer Van den Bergh erop gericht zijn de arbeidskosten zo laag mogelijk te houden en daartoe is een ruime arbeidsmarkt gunstig. Daaruit is het door hem, als werkgever, ingenomen standpunt wellicht verklaarbaar, doch als Nederlands politicus verznimt hij rekening te houden met de mogelijk- heid, dat zijn toekomstvoorspelling ook niet uit kan komen. Door het geringste stootje tegen de conjunctuur stijgt het werklozencijfer in Nederland weer bo- ven 100.000. In het dichtstbevolkte land van Europa met een nog snel groeiende

bevolking zou de overheid bij zijn be- leid wel zeer onverantwoord handelen door - zonder met alternatieven reke- ning te houden - alles op één kaart en dan nog wel de meest rooskleurige te zetten. Sommige soldaten, welke door de Kwartiermeester-Generaal Van den Bergh gerecruteerd werden, zullen wel tot de jong geëmigreerden hebben be- hoord, die onvoldoende houvast op de lagere school in de Nederlandse taal hadden verkregen om de kennis daar- van naast het Amerikaans te behouden.

Als de ouders thuis het Nederlands niet in ere houden, is het voor kinderen wel heel moeilijk. Gelukkig begrijpen steeds meer emigranten de waarde der tweetaligheid. In onze samengroeiende westelijke wereld is het gelukkig moge- lijk een goed Australiër of Canadees te zijn zonder de Nederlandse afkomst te verloochenen. Waarom zon Nederland niet nastreven, wat Unilever reeds lang gedaan heeft: zich vast te zetten en zijn positie te verankeren in de econo- misch zo snel groeiende landen overzee door er te zijn met zijn mensen en met zijn initiatieven.

In de landen, welke de heer Van den Bergh noemt, heeft Nederland de grootst mogelijke ,goodwill' dank zij onze emigranten. Dit feit moet een groot-ondernemer niet betreuren, doch als Nederlander ten volle uitbuiten ten bate van ons land.

Wederwoord

De heer Sidney J. van den Bergh ant- woordt hierop:

Ik ben het tijdschrift "Emigratie" er- kentelijk, dat het mijn artikel "Het Roer om met onze Emigratiepolitiek" volledig heeft overgenomen. Wat nu zijn opmer- kingen betreft hierover betreft, zou ik nog gaarne een kort wederwoord willen geven.

In de eerste plaats ben ik niet zo een oppervlakkig waarnemer als de re- daktie van dit tijdschrift wel denkt. Ik bedoelde natuurlijk niet de eerste Mel- bourne-race van 1934, maar de tweede race, waaraan ook de K.L.M. deelnam, die 8 oktober 1953 van Amsterdam ge- start is.

Ik zou dan verder graag de principiële opmerking w"1en maken,· dat ik het be- doelde artikel niet geschreven heb als direkteur van Unilever, maar uitslui- tend als liberaal Nederlander, met in- teresse· voor de Nederlandse politiek en vooral met grote belangstelling voor de bevordering van de Nederlandse cultuur en de Nederlandse taal. Ik geloof dan ook, dat de belangen, die Unilever in Australië en andere emigratielanden be- zit, met het vraagstuk van de emigra- tie heel weinig te doen hebben.

Ik begrijp wel, dat het onze gehono- reerde emigratiebevorderaars moeilijk

·valt zich voor te stellen, dat men een zaak kan voorstaan of bestrijden zonder di- rP.kt te rekenen met de eigen persoon- lijke belangen. Maar nu het gesprek toch op Unilever gebracht is ,geloof ik wel, dat het goed is te vermelden, dat Unilever, evenals andere grote Neder- landse maatschappijen met dochteronder- nemingen in het buitenland, een groot aantal jonge Nederlanders naar deze dochtermaatschappijen laat "emigreren", maar dit is wel een heel andere emigra- tie dan wij hier in deze artikels bespre- ken.

Het gaat"hier om mensen, die door de firma's uitgezonden worden, maar steeds wederom na een aantal jaren naar het vaderland terugkeren. Zij en hun gezin-

nen gaan dus nooit voor de Nederlandse cultuur verloren, maar zij dragen er het hunne toe bij om de Nederlandse belan- gen in het buitenland te behartigen. De firma zorgt er voor, dat zij op de hoogte blijven van de Nederlandse cultuur door de gratis toezending van kranten en tijd- schriften, terwijl geregeld door de be- trokkenen en hun gezin vakantiereizen

naar het moederland door de firma be- taald worden. Ook worden vaak maat- regelen getroffen, dat de kinderen scho- len en universiteiten in het moederland kunnen gaan bezoeken.

Dit is een tijdelijke emigratie, die van ieder Nederlands standpunt alleen maar toegejuicht kan worden en waar niet, zo- als bij de gewone emigratie, zoveel goede krachten _voor het vaderland en voor de vaderlandse cultuur verloren gaan.

Dat de gewone Nederlandse emigran- ten zouden helpen om in het buitenland de Nederlandse cultuur te verspreiden, is naar mijn ervaring een volkomen on- waarheid. Er worden nog wel eens door de eerste generatie kinderen St. Nico- laasfeestjes gevierd,maar ·weinige jaren na de emigratie is van dit alles vrijwel niets meer over.

Ik wil tenslotte nog eens . herhalen, dat ik aan niemand, die het avontuur zoekt of zijn levensperspektief wil ver- ruimen, iets in de weg wil leggen als hij wil emigreren, maar deze emigratie is geen Nederlands belang; is een onher- stelbaar verlies voor ons toch al zo klei- ne taal- en cultuurgebied, en mijn be- zwaren gaan alleen tegen de kunstmatige bevordering van deze emigratie met Ne- derlands geld door door Nederland aan- gestelde ambtenaren.

Ik heb naar aanleiding van mijn arti- kel talrijke brieven ontvangen uit bin- nen- en buitenland en de klachten van de Nederlandse emigranten over de steun en de ontvangst, die hun bereid wordt, in de emigratielanden, zijn legio. Of ten slotte die Nederlandse emigranten de beste elementen uit onze gemeenschap zijn of maar doodgewone Nederlanders, doet eigenlijk weinig ter zake. Zij bezit- ten zonder enige twijfel de goede eigen- schappen van ons Nederlandse volk en zijn daarom in het algemeen welkom in de emigratielanden, al moeten zij ook vaak de grootste ontberingen doorstaan.

Maar, indien deze mensen geholpen moeten worden. dan moeten zij gestèund worden door de emigratielanden, die op den duur verrijkt worden door hun aan- komst, en niet door de Nederlandse ge- meenschap gesubsidieerd worden welke gezien de stormachtige ontwikkeling vad het naoorlogs Europa, deze goede Ne- derlanders zo node· zal kunnen missen.

SIDNEY J. VAN DEN BERGH

(" Afd,elingss.ecretarissen

· opgelet

U wordt dringend verzocht, de verhuizing van leden naar een andere gemeente onmiddellijk op te geven a2n het Algemeen Secre- tariaat der V.V.D., Koninginne- gracht __ 61 te 's-Gravenhage, met

opgave van het nieuwe adres en vermelding of het lid zijn (haar) contributie over het lopende jaar al dan niet heeft voldaan, het be- drag der contributie en of er ook gezinsleden :.<ijn.

Het Algemeen Secretariaat draagt zorg, dat de afdellng in de plaats van vestiging hiervan op de hoogte wordt gesteld.

Werl<t er toe mede, dat niet on- nodig leden voor onze Partij ver- loren gaan!

Bij voorbaat onze dank. l

\...,

________

_,

(4)

•VRIJHEID EN DEMOCRATIE 14 MEI 1900 - PAG. 4

Houdt et hart van onze steden jon I

11

Men binde de strijd aan tegen een toenemetld vervalproces

·wie enigszins bekend is met onze grote steden, kent het droevige beeld, dat de stadskern ') vertoont. Op bepaa-lde straten na, die als kantoren- of winlrelstraten

"geconserveerd" zijn, is het doorgaans een en al verval, wat het oog treft. Pittoresk, noemt men dat met een welwillend woord en eig·enlijk niet eens ten onrechte.

Oude huizen, straten en g;rachten bieden vaak een schilderachtige aanblil<, die hemelsbreed verschilt van de strakke zakelijkheid ller nieuwere woonwijken. Wie er g·evoelig voor is, proeft daar de geheimzinnige en enigszins weemoedige sfeer van het verleden. Die is ook aantre!dmlijk voor de vreemdelingen. :1\'Iaar dat is maar een lleel van lle werkelijkheid.

Achter die schilderachtige geveltjes gaat heel wat ellende schuil. De vervanen binnenstad is voor een groot deel de woonplaats van de allerarmsten en tevens de wijk- en "werl<"l}laats van bepaalde a-sociale elementen.

Hoe is dit verval in zijn werk gegaan?

Normaal gesproken breidt iedere stad zich uit. De toename van de bevolking door vestiging of geboorte-overschot maakt dat noodzakelijk." Doorgaans bie- den de nieuwste woningen echter het meeste woongerief. Er is dus een natuur_

lijke drang van de reeds gevestigde be- woners om de steeds ouder wordende woningen in de stadskern te verlaten voor de nieuwere woningen aan de bui- tenzijde van de stad.

Die oudere woningen worden dan in gebruik genomen of gehouden door hen, die met minder woongerief genoegen wil- len of moeten nemen. Hun financiële . draagkracht stélt hen dikwijls · niet in staat de door hèn bewoonde huizen be- . hoorlijk te onderhouden, laat staan ze

door nieuwe te vervangen, wanneer dat gewenst zou zijn. Ook worden vele oudere woningen niet langer als woning ge- bruikt. Men maakt er kantoren, winkels, werkplaatsen of opslagruimten van. De binnens.tad wordt ·zakenwijk, voor zover ze dat niet van nature al was. Sommige straten behouden op deze wijze nog een zeker aanzien. Voor de meeste geldt dit echter niet. Dat maakt de lust om in de binnenstad te blijven wonen, natuurlijk niet groter en versterkt dus 't emigratie- proces.

Dit proces kan, wanneer het aan zich- zelf wordt overgelaten, een hele tijd door- gaan. Als resultaat zien we een stad, die aan de buitenzijde steeds maar groeit en zich als een olievlek uitbreidt over het omringende land, maar die binnenin steeds verder uitsterft.

Voor de Nederlandse grote steden is dit proces pas goed begonnen omstreeks de helft van de 19de eeuw. Voor Den Haag is dit aangetoond door drs. R. Kok in een artikel getiteld "Nieuwe gezichts- punten omtrent de ontvolking van de Haagse binnenstad" 2 ). Het was een door- gaans zeer langzaam verlopend proces.

Kok geeft van de Haagse binnenstad de volgende bevolkingscijfers:

Jaar

1859 1899 1933 1947 1955

Totaal

+ 70.000 55.000 32.000 26.000 25.000

In%

(van de hele stadsbevolking)

89,4 26,6 7 5 4,2 Gemiddeld was hier per jaar een af- name van ongeveer 300 zielen (behalve in de periode 1920-1930, toen de bevol- king ten gevolge van enige grote sanerin- gen gedurende enkele jaren veel sterker afnam). Juist omdat het proces zo lang- zaam verloopt, is het niet spectaculair.

Het is als een slepende ziekte. Eerst na geruime tijd ziet men het ontstellende resultaat. Dan is de binnenstad, omdat ze in beginsel niet meer of niet meer in vol- doende mate tot behoorlijk wonen be- stemd is, een dode stad geworden.

Binnenstad een dode stad?

Dit laatste zal wellicht op protest stui- ten. De binnenstad een dode stad? Het mocht wat! De binnenstad is immers de

"city", de werkstad, het centrum van zakenleven en bedrijvigheid? Dat is toch het levende, kloppende hart van een grote stad, zoals men het vaak zo mooi kan zeggen?

Men late zich niet door de schijn be- driegen. Dat leven is goeddeels een schijnleven. Zeker, "men" werkt in de binnenstad. Men "winkelt" er. Maar dat draait voor een goed deel allemaal om de ,.geconserveerde" straten, die met hun luister het verval van de rest moeten be- dekken. En om vijf uur haast men zich om weer weg te komen, naar "huis".

Maar 's avonds dan? Dan is het cen- trum toch weer het oord van vermaak?

Maar dat vermaak speelt zich, voorzover het oorbaar is, ook alleen maar af op enkele "geconserveerde" plekken. Tien of twintig meter achter de neonlichten

grijnst het verval u aan. Neen, in beginsel is iedere binnenstad een d.ode st<•.d, een gepleisterd graf.

Wat zijn de nadelen daarvan.? \Vant dat er nadelen zijn en zelfs grote, is wel duidelijk. Daar is allereerst het feit, dat twee maal per dag duizenden mensen een reis van een half uur of een heel uur tnoeten maken om van hun woonplaats naar hun werkplaats te komen, of omge- keerd. Met alle ergernis en alle verkeers- gevaren, die daaraan verbonden zijn.

Ergër is, dat de stad, die toch al zijn normale groei heeft, door het sterven van de binnenstad nog meer woonruimte moet zoeken op het in Nederland toch al zo schaarse land. En door zijn grootte steeds inoeiiijker bestuurbaar wordt, in alle opzichten. Zo'n stad stelt zijn be- stuurders voor grote problemen. We zul- len hier niet ingaan op het vraagstuk van de grote stad. Het is een vraagstuk op zichzelf.

De liberaal zal waarschijnlijk uit naam van de vrijheid en de menselijke persoon- lijkheid stelling moeten nemen tegen de steeds maar verder gaande uitbreiding van de grote steden. Maar hoe dan ook, men moet de moeilijkheden niet groter maken dan zij reeds zijn. En dat doet men, door de binnenstad te la.ten sterven en die ruimte onvoldoende als woonruim- te te benutten.

Een ander groot nadeel van e·en dode binnenstad is hierboven reeds aangestipt.

Het is een wijkplaats voor bepaalde a-so- ciale elem.enten, die daar wonen of er hun werkterrein hebben en die elkaar en hun omgeving ten kwade beïnvloeden. Een re- gelrecht gevaar voor de geme.entelijke sa- menleving. Het buitenland met zijn nog veel grotere steden, kent zijn wijken der misdaad. Het zijn wijken, waar vreedzame burgers niet kunnen komen zonder gemo- lesteerd te worden en waar zelfs de poli- tie niet durft te komen, althans geen ge- zag durft uit te· oefenen. Recente gebeur- tenissen hebben doen blijken, dat wij in onze Nederlandse grote steden hard op weg zijn dergelijke wijken te krijgen. Een twijfelachtige eer.

Krotten afbreken

Wat is de oplossing voor deze proble- men? In het kort gezegd: de binnenste- den moeten weer "levend" worden. Daar moeten alle krotten afgebroken worden en daar moeten weer woonwijken kon~en,

waar "men" wil en durft wonen. De ge- meenten beschikken in de Woningwet en in de Onteigeningswet over wettelijke mo- gelijkheden tot "sanering". Alle grote ge- meenten hebben dan ook hun sanerings- plannen. Maar de verwezenlijldng daar- van was tot nog toe zeer moeilijk.

In tijden van woningschaarste breekt men niet gemakkelijk bestaande wonin- gen af, hoe miserabel deze ook zijn. Ont- eigening kost handen vol geld. Nu de

De stad breidt zich uit als ee.n olievlek

woningschaarste echter over het diepte- punt heen is en de welvaart toeneemt, kunnen deze plannen wellicht geleidelijk tot uitvoering komen. Het is onze plicht deze uitvoering zoveel mogelijk te steunen en te bevorderen.

Er staan Immers grote belangen op het spel. Stadssanering kan ons de oplossing brengen van de hierboven geschetste pro- blemen. En bovendien nog meer. Stads- sanering kan ons ook brengen: betere we- een, betere verbindingen en de parkeer- ruimte, die wij zo dringend nodig hebben.

Er zijn echter nog wel vragen. Betekent sanering niet óók, dat er meer ruimte wordt geschapen, en brengt dat niet mee, dat in het gesaneerde gebied nog minder mensen gehuisvest zullen kunnen worden, dan er nu nog wonen? En, nu de zaak eenmaal zo gegroeid is, dat de binnen- stad in grote mate in beslag wordt geno- men door allerlei soorten bedrijfsruimte, hoe en waar kan men dan voor deze be- drijfsruimte compensatie bieden, wanneer de binnenstad weer woonstad moet wor- den?

Als antwoord zou allereerst kunnen worden opgemerkt, dat de binnenstad uiteraard voor een deel winkel- en kan-

- - - - -

Wij plaatsen hierbij gaarne een artikel van dr. J. G r o e n e n - d a a I, te 's-Gravenhage, over een hoogst actueel onderwerp voor oüze Nederlandse steden.

De belangwekkende visie van dr.

Groenendaal op dit probleem blijft uiteraard voor zijn persoonlijke rekening.

Wie meent, hierover evene~ns

een gefundeerd oordeel te kunhen geven, zullen wij, voor zover de plaatsruimte dat toelaat, daartoe gaarne evenzeer in de gelegenheid stellen.

Beknoptheid zal dan wel op prijs worden gesteld en bij me:ordere in- zendingen behouden wij ons het recht voor, die zo goed mogelijk samen te vatten in een algemeen overzicht.

Red. "V. en D."

torencentrum zal moeten blijven. De stra- te~, die als zodanig zijn geconserveerd, zullen ook als zodanig in stand moeten blijven. Voor het overige geldt, dat er bij gebruikmaking van hoogbouw wellicht toch nog in grote mate plaats kan komen voor woonruimte en bedrijfsruimte beide.

Wel zal men er verstandig aan doen, mede gelet op het belang van de 1ópreiding van . bedrijfsruimte, zoveel mogelijk de voor- · keur te geven aan de totstandkoming van woonruimte. Voor zover men ten aanzien van de bedrijfsruimte niet zou slagen in voldoende vervanging, zal deze naar el- ders verplaatst moeten worden.

Dit laatste maakt het noodzakelijk, te wijzen op een ander punt, dat minstens even belangrijk is. Als het waar is, dat voorkomen beter is dan genezen, dan dient de aandacht te worden gericht op de stadswijken, die, hoewel niet binnen de stadskern liggend, gevaar lopen het- zelfde lot te ondergaan. Hierboven is im- mers reeds aangetoond, dat het afster- vingsproces, de city-vorming, zoals men met een mooi woord zegt, steeds doorgaat en steeds verder om zich heen grijpt.

In de saneringsplannen der grote steden zijn dan ook doorgaans reeds wijken be-

trokken, die niet meer tot de ou.de stads- kern gerekend kunnen worden. Maar deze

terzijde gelaten. Het gaat om de wijken, die nog redelijk tot zeer redelijk bewoond en onderhouden worden, maar die door een niet-planmatige omzetting van woon- ruimte in winkels, kantoren en werk- plaatsen reeds aan het afstervingsproces begonnen zijn. Want er is niets, dat· de bewoners zo vlug en zo grondig verdrijft o.ls juist deze omzetting. Indien men deze omzetting, vooral waar het om \Verk- plaatsén gaat, weet tegen te gaan of al- thans binnen bepaalde perken te houden, is er zeer veel gewonnen.

De natuurlijke veroudering van de wo- ningen kan natuurlijk niet worden tegen- gehouden. Een huis is nu eenmaal een gebruiksvoorwerp met een beperkte le- vensduur. Iedere woning wordt ééns on- geschikt voor bewoning en moet dan vervangen worden. Maar ook oudere wo- ningen kunnen nog lange tijd bewoond en onderhouden worden." Daarvoor waken de• gem·eentelijke voorschriften en de ge- meentelijke diensten. Weet men nu de omzetting in bedrijfsruimte tegen te gaan, dan bereikt men ten eerste, dat de be- staande woningen langer en beter zullen worden onderhouden, en ten tweede, wat nog belangrijker is, dat ze bij algeheel verval weer door woningen zullen worden vervangen.

Taak voor de gemeenten

Op dit punt kunnen de gemeenten nog veel doen. In 'de nieuwste stadswijken, die tot stand zijn gekomen onder een zgn.

uitbreidingsplan, is de bestemming van alle gebouwen door dat plan vastgelegd.

Daar kan dus in beginsel geen omzetting van woon- in bedrijfsruimte plaatsvinden zonder wijziging van het uitbreidingsplan.

In de oudere wijken ontbreekt deze be- scherming echter. Weliswaar geldt voor deze wijken de algemene bepaling van de Woonruimtewet 1947, dat woongelegen- heid niet in gebruik mag worden geno- men zonder vergunning van B. en W., maar deze bepaling geldt niet ten aan- zien van woongelegenheid, waarvoor van overheidswege een verklaring is afgege- ven, dat deze als bedrijfsruimte benodigd is. De Kamers van Koophandel, die deze verklaringen in de praktijk afgeven, heb- ben echter wel wat anders te doen dan te onderzoeken, of de omzetting van een be- paalde_ woning in bedrijfsruimte uit een oogpunt van stadsbehoud \venselijk is.

Daarbij komt, dat de Woonruimtewet waarschijnlijk al de langste tijd bestaan heeft.

Wat de oudere stadswijken derhalve nodig hebben, is bescherming door middel van een bestemmingsplan, dat regelt, waar bedrijfsruimte mag komen, hoeveel en van welke aard.

De g:omeenten kunnen dergelijke plan- nen vaststellen op grond van artikel 43 van de Woningwet en er moet werkelijk op worden aangedrongen, dat dit gebeurt vo·or iedere stadswijk, die daarvoor ook maar enigszins in aanmerking komt. AI- leen op die manier kan immers aan het vervalproces doeltreffend halt worden toegeroepen.

Dr. J. GROENENDAAL.

1) We zouden onder "stadskern" glo- baal willen verstaan het gedeelte van de stad. dat tot stand is gekomen voor 1850.

2) Tijdschrift voor Economische en Sociale Geographie, oktober 1955, blz.

211-217.

(5)

ft\t GEBROEDERS SCHEUER

(Opgericht 1864)

Dir. R. Th. J. le Cavelier en mr. J. C. van Buuren

AMSTERDAM

Tel. 63232 Telex. 12190

"Voor Al Uw Internationale Expedities en Assurantiezaken

J. & J. VINKE's

HANDEL IN SCHEEPSPROVISiëN · & -UITRUSTINGEN N.V.

A M S T E R D A M-C.

TELEFOON 220038 (4 lijnen) NA 18 UUR HAARLEM 57859

TELEGRAM-ADRES:

EKNIV- AMSTERDAM GEM. GIRO: V 3534

FILIAAL:

R 0 TT E R D A M-C.

TELEFOON 122307-138035 NA 18 UUR 80275 TELEGRAM-ADRES:

EKNIV- ROTTERDAM

GERESERVEERD

VOOR

W~

P R 0 N K & C

0~ N~

Vm

AMSTERDAM

Nieuwe gloed voor Uw goed

STOMEN

MAKELAARSKANTOOR MULLER, SIEGMUND & SCHOGT

A. J. HOOFT & Ha HOOFT

Makelaars en Taxateurs Hypotheken

Leidsegracht 8 Amsterdam-C.

Tel. 37187 en 64631

een n.ieuwe kantine

"1

81 ' .

Reimanu-Stok & Kersken

V ereenig de Expeditiebedrijven N. V.

OPGERICHT 1836

HOOFDI~:ANTOOR: Amsterdalll; O.Z. Voorburgwal 157/59 Telefoon: 66771 (U lijnen) Tele·x 12176

FILIALEN: Aalsmeer, Almelo, Arnhem, Enschede, Den Haag, Groningen, Hillegom, Leeuwarden, Maastricht, Olden- zaal, Roosendaal, Rotterdam, Schiphol, Venlo.

Speciale afdeling voor Internationale J7 erhuizingen en Emigratie-verpakkingen

WASSEN

BORSTELFABRIEK lANDSTRA- N.Va

RECHT BOOMSSLOOT 28 AMSTERDAM-C.

TeJ. 22.22.52 - Postbus 786 ....

SPECIALIT~IT IN BORSTELWERK OP DRAAD (geheel vol automatisch gefabriceerd) IN ALLE MODELlEN. DIVERSE VULLINGEN HUISHOUDELIJK- EN INDUSTRIEEL BORSTELWERK,

SPONZEN en ZEEMLEER

Amsterdam-Noord VERVEN

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de bonden zijn afspraken gemaakt over een fundamentele heroverweging die moet leiden tot een moderne en toekomstbestendige cao per 1 januari 2014.. Uitgangspunt voor de MOgroep

 Voor medewerkers die op 1 januari 2009 tussen de 50 en 55 jaar en op 1 januari 2007 in dienst van de sector waren, wordt de aanvullingsperiode van tien maanden na de

·vrienden en bekenden en veltegen- woordigers van vele provinciale en landelijke organisaties die hem naar zijn ·iaatste rustplaats bracht op het kerkhof· te

Ik geloof van wel. Het is en blijft een oude volkse wijsheid, lijkt mij, dat men moet beginnen met het behoud en de ontwikkeling van wat men aan goeds heeft. En we

De Indonesische regering heeft getoond het land in de hand te kunnen houden. De dagelijkse moeilijkheden waren groot, veel gelegenheid voor opbouw was er

(4) Toevoegen voorkeuren voor voedselrijkdom (Ellenberg waarde) aan de habitattypische soorten matrix, en gelijktijdig testen van de invloeden van alle

Voorbereiding 2016 2017 2018 2019 2020 2020 en verder. Gerealiseerd Afgesproken Afgesproken Afgesproken

Niet de vertrouwde muren van thuis, waar cliënten naar terugverlangen, maar van een plek waar zij zich tot op zekere hoogte altijd unheimisch voelen.. Daarnaast blijven de deuren