• No results found

Gemeente Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gemeente Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gemeente Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

M. Hanemaaijer R. van Lil

(2)

2

Colofon

ADC Rapport 1806

Gemeente Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Auteurs: M. Hanemaaijer, R. van Lil

In opdracht van: Econsultancy

© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, januari 2009

Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Autorisatie:

dr. E. Lohof

ISBN 978-90-6836-796-6

ADC ArcheoProjecten Tel 033-299 81 81 Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Fax 033-299 81 80 Email info@archeologie.nl

(3)

3

Inhoudsopgave

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied 4

Samenvatting 5

1 Inleiding 6

1.1 Algemeen 6

1.2 Doelstelling en vraagstelling 6

2 Resultaten bureauonderzoek 6

3 Inventariserend Veldonderzoek 7

3.1 Methoden 7

3.2 Resultaten 7

3.3 Interpretatie 8

4 Conclusies 8

5 Aanbeveling 8

Literatuur 9

Lijst van afbeeldingen 9

Lijst van tabellen 9

Bijlage 1 Boorgegevens

(4)

4

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied

Provincie: Linburg

Gemeente: Meerlo Wansum

Plaats: Blitterwijck

Toponiem: Berkenstraat

Kadastrale gegevens: gemeente Meerlo, sectie F, nummers 1209, 1211, 1378, 1379, 465, 1767, 1769, 1770, 1771, 1901 en 1902

Kaartblad: 52E

Coördinaten:

204.912 / 393.631 204.987 / 393.670 205.049 / 393.652 205.008 / 393.456 204.912 / 393.472

Bevoegde overheid: gemeente Meerlo Wansum

Deskundige namens de bevoegde overheid: dhr. F. Geurts ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 33143

ADC-projectcode: 4109504

Periode van uitvoering: Januari 2009

Beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten, Amersfoort

(5)

5

ADC ArcheoProjecten Rapport 1806 Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat

Samenvatting

ADC ArcheoProjecten heeft in opdracht van Econsultancy een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Berkenstraat in Blitterswijck (gemeente Meerlo Wansum).

De aanleiding voor het onderzoek is de herontwikkeling van het terrein voor woondoeleinden, groenvoorzieningen en de aanleg van een weg. Het onderzoek was nodig om te bepalen of de bodemingrepen in het gebied een bedreiging kunnen vormen voor archeologische waarden in de ondergrond.

Aardkundige kaarten van het gebied wijzen op de aanwezigheid van een dekzandrug met plaggendek.

Dekzandruggen met een plaggendek bieden een grote kans op archeologische waarden. De ervaring leert dat onder de plaggendekken pre- en protohistorische resten vaak goed bewaard zijn gebleven.

Daarom heeft het terrein een hoge verwachtingswaarde op de IKAW. Het terrein is echter de afgelopen tien jaar gesaneerd, waardoor de bodem met daarin eventuele archeologische waarden vernietigd is.

Het inventariserend veldonderzoek heeft uitgewezen dat het terrein, zoals verwacht op basis van de bureaustudie, inderdaad is afgegraven. Archeologische waarden worden daarom niet meer verwacht.

ADC ArcheoProjecten adviseert om in het plangebied geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Wat betreft de archeologie is er geen belemmering om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet.

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

Periode Tijd in jaren

Nieuwe tijd Nieuwe tijd Nieuwe tijd

Nieuwe tijd 1500 - heden

Middeleeuwen:

Middeleeuwen:

Middeleeuwen:

Middeleeuwen: 450 – 1500 na Chr.

Late-Middeleeuwen 1050 - 1500 na Chr.

Vroege-Middeleeuwen 450 - 1050 na Chr.

Romeinse tijd:

Romeinse tijd:

Romeinse tijd:

Romeinse tijd: 12 voor Chr. – 450 na Chr.

Laat-Romeinse tijd 270 - 450 na Chr.

Midden-Romeinse tijd 70 - 270 na Chr.

Vroeg-Romeinse tijd 12 voor Chr. - 70 na Chr.

IJzertijd:

IJzertijd:

IJzertijd:

IJzertijd: 800 – 12 voor Chr.

Late-IJzertijd 250 - 12 voor Chr.

Midden-IJzertijd 500 - 250 voor Chr.

Vroege-IJzertijd 800 - 500 voor Chr.

Bronstijd:

Bronstijd:

Bronstijd:

Bronstijd: 2000-800 voor Chr.

Late-Bronstijd 1100 - 800 voor Chr.

Midden-Bronstijd 1800 - 1100 voor Chr.

Vroege-Bronstijd 2000 - 1800 voor Chr.

Neolithicum (Jonge Steentijd):

Neolithicum (Jonge Steentijd):

Neolithicum (Jonge Steentijd):

Neolithicum (Jonge Steentijd): 5300 – 2000 voor Chr.

Laat-Neolithicum 2850 - 2000 voor Chr.

Midden-Neolithicum 4200 - 2850 voor Chr.

Vroeg-Neolithicum 5300 - 4200 voor Chr.

Mesolithicum (Midden Steentijd):

Mesolithicum (Midden Steentijd):

Mesolithicum (Midden Steentijd):

Mesolithicum (Midden Steentijd): 8800 – 4900 voor Chr.

Laat-Mesolithicum 6450 -4900 voor Chr.

Midden-Mesolithicum 7100 - 6450 voor Chr.

Vroeg-Mesolithicum 8800 - 7100 voor Chr.

Paleolithicum (Oude Steentijd):

Paleolithicum (Oude Steentijd):

Paleolithicum (Oude Steentijd):

Paleolithicum (Oude Steentijd): tot 8800 voor Chr.

Laat-Paleolithicum 35.000 - 8800 voor Chr.

Midden-Paleolithicum 300.000 – 35.000 voor Chr.

Vroeg-Paleolithicum tot 300.000 voor Chr.

Bron: Archeologisch Basis Register 1992

(6)

6

ADC ArcheoProjecten Rapport 1806 Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat

1 Inleiding

1.1 Algemeen

In opdracht van Econsultancy heeft ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Berkenstraat in Blitterswijck (gemeente Meerlo Wansum). Het plangebied zal worden herontwikkeld voor woondoeleinden, groenvoorzieningen en de aanleg van een weg. Hierbij zal een gebied met een oppervlakte van ca. 1,2 ha worden bebouwd (zie afb. 7). De consequentie van de voorgenomen ingreep is dat eventuele waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. In het verleden is uit milieuhygiënisch bodemonderzoek gebleken dat grote delen van het plangebied waren verontreinigd met onder andere zink, BTEXN, VOCI en asbest. Tussen 1999 en 2007 is het noordelijk deel van het plangebied in verschillende stappen gesaneerd tot een minimale diepte van 0,5 m en een maximale diepte van 2,5 m –mv.1 Op het ogenblik wordt er in het noorden van het plangebied nog een grondwatersanering uitgevoerd.

1.2 Doelstelling en vraagstelling

Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting.2 Het inventariserend veldonderzoek vond plaats door middel van een verkennend booronderzoek.

Ten behoeve van het inventariserend veldonderzoek is een plan van aanpak (PvA) opgesteld conform KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) specificatie VS01 en de geldende beleidsregel van de Staatsecretaris van OCW.3

Hierin zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

- Is er in het plangebied een onverstoorde bodem aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte bodemtype?

- Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan?

Indien er archeologische waarden aanwezig zijn:

- In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep?

- Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Indien de archeologische waarden niet kunnen worden behouden:

- Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit?

Het onderzoek vond plaats op 27-01-2009. Meegewerkt hebben: M. Hanemaaijer (archeoloog), K. van Kappel (junior fysisch geograaf), E. Lohof (senior prospector).

2 Resultaten bureauonderzoek

Op grond van de verzamelde archeologische en aardwetenschappelijke informatie is de volgende gespecificeerde verwachting opgesteld:

Uit de landschappelijke ligging, blijkt dat het plangebied vanaf het Laat-Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers.

In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen vanaf het Laat-Paleolithicum. Omdat het gehele plangebied in de afgelopen tien jaar is gesaneerd van minimaal 0,50 m tot maximaal 2,5 m – mv, is de kans op het voorkomen van archeologische resten in de top van het bodemprofiel laag.

Als er onder deze afgegraven bodem nog (intacte) resten van de oorspronkelijke hoge zwarte enkeerdgrond en dekzandafzettingen met een intacte top voorkomen, dan is hier de kans op het voorkomen van de resten hoog.

1 Provincie Limburg, 2008

2 Stiekema in voorbereiding.

3 Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 juni 2005, nr. WJZ/2005/26210 (8163), tot wijziging van de Beleidsregels opgravingsbevoegdheid. Het PvA is opgesteld door R.M. van der Zee (prospector) op 22-01-2009.: Het PvA is geaccordeerd door A.G. de Boer, senior prospector.

(7)

7

ADC ArcheoProjecten Rapport 1806 Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat

De archeologische resten komen voor onder (de eventueel nog aanwezige resten van) het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont. De vondstenlaag is opgenomen onderin het esdek of de eerdlaag; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool.4 Archeologische sporen zullen zich bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens.

3 Inventariserend Veldonderzoek

3.1 Methoden

De bij het Inventariserend Veldonderzoek toegepaste methoden zijn conform de KNA, versie 3.1, in het bijzonder specificatie VS03 (booronderzoek). Uitgangspunt van het inventariserend veldonderzoek is de gespecificeerde verwachting zoals die is opgesteld in het bureauonderzoek. De strategie voor het veldonderzoek is hierop gebaseerd, alsmede op het voor dit onderzoek opgestelde Plan van Aanpak (VS01). De rapportage is opgesteld conform specificatie VS05. Tenslotte is een aanbeveling gegeven.

3.1.1 Booronderzoek (VS03)

In het plangebied zijn grondboringen uitgevoerd met als doel het bepalen van de bodemopbouw en eventuele bodemverstoringen. Dit is de verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek.

Het verkennen van de bodemopbouw gebeurt door de bodemtextuur en, indien relevant, bodemkundige horizonten systematisch te beschrijven. Eventuele afwijkingen van de verwachte bodemopbouw zoals vastgesteld op grond van het bureauonderzoek, en andere niet-natuurlijke bodemkenmerken kunnen er aanleiding toe geven om (delen van) het plangebied als verstoord te beschouwen.

Er zijn 7 boringen geplaatst in een grid bestaande uit parallelle raaien met een afstand van 40 m. Binnen een raai zijn de boringen geplaatst om de 50 m. De boringen zijn zodanig geplaatst dat zij verspringen ten opzichte van die in de aangrenzende raai en zijn uitgevoerd met een 7 cm edelmanboor. De boringen zijn gezet tot gemiddeld 125 cm en maximaal 180cm onder het maaiveld.

De bodemtextuur en archeologische indicatoren zijn beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd.5 De X- en Y-coördinaten zijn bepaald aan de hand van de lokale topografie. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHN-beelden.

3.2 Resultaten

3.2.1 Booronderzoek (VS03)

De locatie van de boringen is weergeven in afb. 1.

Alle aangetroffen sedimenten zijn kalkloos.

Boring 1, 2 6 en 7 zijn gezet ter plaatse van het deel van het plangebied dat is gesaneerd. De boringen zijn hier gezet tot een diepte van 100-125 cm –mv.

De onderste laag in deze boringen bestaat uit zwak siltig, zwak grindig, matig grof, licht bruin zand. In boring 6 en 7 reikt deze laag tot aan het maaiveld. In boring 1 bevindt deze laag zich tussen 125 en 100 - mv –mv en in boring 2 tussen 100 en 30 cm –mv.

In boring 1 bevindt zich tussen 100 en 50 cm –mv een laag bestaande uit zwak zandige, zwak grindige klei. Deze laag bevat houtskoolspikkels. De bovenste 50 cm staat uit zwak siltig, matig fijn bruin zand.

Deze laag bevat sintels, houtskoolbrokken en kleibrokken.

De bovenste 30 cm in boring 2 bestaat uit zwak siltige, matig fijn, bruin zand.

Boring 3 t/m 5 zijn gezet ter plaatse van het deel van plangebied dat niet is gesaneerd. De boringen zijn gezet tot een diepte van gemiddeld 150 cm –mv.

4 Groenewoudt 1994

5 Bosch 2005; Normalisatie-Instituut 1989.

(8)

8

ADC ArcheoProjecten Rapport 1806 Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat

Boring 3 is gezet tot een diepte van 170 cm –mv. De onderste laag bestaat uit kleiig, zwak grindig, grijsbruin zand. Deze laag bevat baksteen en plantresten. Tussen 110 cm –mv en het maaiveld bevindt zich zwak siltig, matig fijn, bruin zand. Deze laag bevat baksteenfragmenten, houtskool- en kleibrokken.

Boring 4 is gezet tot een diepte van 180 cm –mv. De onderste laag bestaat uit kleiig, matig fijn licht oranjebruin zand. De bovenkant van deze laag bevindt zich op 150 cm –mv. Hierboven, tussen 150 en 100 cm –mv, bevindt zich kleiig, matig fijn, licht bruin zand. Deze laag bevat sintels en houtskoolspikkels.

Hierboven, tussen 100 en 30 cm –mv, bevindt zich zwak siltig matig grof licht bruin zand. De bovenste laag bestaat uit zwak siltig, matig fijn bruin zand.

Boring 5 is gezet tot een diepte van 100 cm –mv. De onderste laag bestaat uit zwak siltig, matig fijn, licht oranjebruin zand. Deze laag bevat roestvlekken en sintels. Tussen 60 cm –mv en het maaiveld bevindt zich zwak siltig, matig fijn, licht geelbruin zand.

Tijdens het booronderzoek zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op archeologische sporen in de bodem.

3.3 Interpretatie

De aangetroffen afzettingen betreffen Maasafzettingen.

4 Conclusies

Is er in het plangebied een onverstoorde bodem aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte bodemtype?

De verwachte hoge bruine enkeerdgronden zijn niet aangetroffen in het plangebied. Ter plaatse van boring 1, 2, 6 en 7 ligt het maaiveld circa 400 cm lager dan ter plaatse van boring 3, 4 en 5. Dit hoogteverschil heeft niet alleen te maken met de uitgevoerde sanering maar ook met het natuurlijke reliëf binnen het plangebied. Zoals in het bureauonderzoek vermeld is het plangebied dan ook waarschijnlijk afgegraven tot een diepte van circa 2 tot 2,5 m –mv. Ter plaatse van boring 3 t/m 5 is bodem verstoord tot een diepte van circa 150-170 cm -mv.

Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard, datering en waardestelling hiervan?

Nee, hier zijn geen aanwijzingen voor.

In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep?

Niet van toepassing.

Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Niet van toepassing.

Indien de eventuele archeologische waarden niet kunnen worden behouden: Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit?

Niet van toepassing.

5 Aanbeveling

ADC ArcheoProjecten adviseert om in het plangebied geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. Wat betreft de archeologie is er geen belemmering om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet.

(9)

9

ADC ArcheoProjecten Rapport 1806 Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat

Literatuur

Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNO- rapport, NITG 05-043-A).

Groenewoudt, B.J., 1994: Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten, 17).

Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104, Delft.

Stiekema, in voorbereiding: Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Berkenstraat te Blitterswijck in de gemeente Meerlo Wansum. Econsultancy rapport.

Lijst van afbeeldingen

Afb. 1 Boorpuntenkaart

Lijst van tabellen

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

(10)

10

ADC ArcheoProjecten Rapport 1806 Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat

55 5555555

44 4444444 66 6666666

33 3333333 77 7777777

22 2222222

11 1111111 Oude H

eerweg Oude H

eerweg Oude H

eerweg Oude H

eerweg Oude H

eerweg Oude H

eerweg Oude H

eerweg Oude H

eerweg Oude H

eerweg

Berkenstraat Berkenstraat Berkenstraat Berkenstraat Berkenstraat Berkenstraat Berkenstraat Berkenstraat Berkenstraat

204850 204900 204950 205000 205050 205100

393400393450393500393550393600393650393700

NN NNNNNNN

50m50m 50m50m50m50m50m50m50m 00

0000000

Legenda

Plangebied Boorpunt

Afb. 1 Boorpuntenkaart

(11)

1

ADC ArcheoProjecten rapport 1806 Meerlo Wansum, Blitterswijck, Berkenstraat

B ij la g e 1

nu mm er

x c oo rd in aa t ( m)

y c oo rd in aa t ( m)

ma aiv eld ho og te (c m)

NA P

bo ve ng re ns (c m

on de r m

v) re rg de on

ns (c m

on de r m

v) so nd gro

ort bijm en gin g

za nd me dia an

kle ur

ka lk ge ha lte

nie uw vo rm in ge n

an tro po ge ne

bijm en gin ge n

org an isc he

bijm en gin ge n

bo de mh ori zo nte n

ove rig

Lit ho str ati gra fie

1 1.586,748050zandzwak siltigmatig fijnbruin; kalkloos spoor sintelsspoor houtskoolbrokkenomgewerkte grond; kleibrokken 50100klei zwak zandig; zwak grindigbruin; kalkloos spoor houtskoolspikkelsomgewerkte grond; kleiiger naar onder 100125zandzwak siltig; zwak grindigmatig grof licht-; bruin; kalkloos 21.586,241 030zandzwak siltigmatig fijnbruin; kalkloos omgewerkte grond 30100zandzwak siltig; zwak grindigmatig grof licht-; bruin; kalkloos 31.937,03 0110zandzwak siltigmatig fijnlicht-; bruin; kalkloos spoor baksteenspoor houtskoolbrokkenopgebrachte grond; kleibrokken stinkt 110170zandkleiig; zwak grindigmatig fijngrijs-; bruin; kalkloos spoor baksteenpla rest op 160 41.944,415 030zandzwak siltigmatig fijnbruin; kalkloos omgewerkte grond 30100zandzwak siltigmatig grof licht-; bruin; kalkloos 100150zandkleiigmatig fijnlicht-; bruin; kalkloos spoor sintelsspoor houtskoolspikkels 150180zandkleiigmatig fijnlicht-; oranje-; bruin; kalkloos 51.929,932 060zandzwak siltigmatig fijnlicht-; geel-; bruin; kalkloos 60100zandkleiigmatig fijnlicht-; oranje-; bruin; kalkloos spoor roestvlekkenspoor sintels 61.579,216 0100zandzwak siltig; zwak grindigmatig grof licht-; bruin-; grijs; kalkloos 71.489,844 0100zandzwak siltig; zwak grindigmatig grof licht-; geel-; bruin; kalkloos

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In opdracht van de gemeente Heemskerk heeft ADC ArcheoProjecten een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied Heemskerk –

In opdracht van de gemeente Lansingerland heeft ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een waarderend booronderzoek uitgevoerd voor het plangebied

Verwachting Op basis van het bureauonderzoek kan worden geconcludeerd dat in het plangebied een middelhoge archeologische verwachting geld voor de periode Paleolithicum

Daarnaast is in de groenstrook (boring 13, 14 en 15) achter de supermarkt, in het zuidoosten van het plangebied, de bodem tot in de C-horizont verstoord. Dit geldt ook voor de

Voor het plangebied gold een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum, een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, Guts, Akkerlaag scherpe

Omdat deze kleine puindeeltjes zijn waargenomen in de geroerde bovengrond, waarin zich veel recent materiaal bevindt en waarin geen andere archeologische indicatoren zijn

Ter plaatse van het onderzoeksgebied kunnen archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum worden aangetroffen in de top van - of op de Afzettingen van Calais (Formatie van