• No results found

Rijks Geschiedkundige Publicatiën uitgegeven door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis Grote Serie 209

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Rijks Geschiedkundige Publicatiën uitgegeven door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis Grote Serie 209"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rijks Geschiedkundige Publicatiën uitgegeven door het

Instituut voor Nederlandse Geschiedenis Grote Serie

209

GROEN VAN PRINSTERER

SCHRIFTELIJKE NALATENSCHAP

Achtste deel Bescheiden Deel I: 1821-1842 Bewerkt door dr. J. Zwaan

Instituut voor Nederlandse Geschiedenis 's-Gravenhage / 1990

HET INSTITUUT VOOR NEDERLANDSE GESCHIEDENIS MAAKT DEEL UIT VAN DE

STICHTING VOOR HISTORISCH ONDERZOEK, DIE RESSORTEERT ONDER DE

NEDERLANDSE ORGANISATIE VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK.

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

GROEN VAN PRINSTERER

Schriftelijke Nalatenschap / Groen van Prinsterer Uitg. door C. Gerretson en A. Goslinga

's-Gravenhage: Instituut voor Nederlandse Geschiedenis 8e dl., Bescheiden Dl. I: 1821-1842

Bew. door J. Zwaan

(Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Grote Serie; 209)

ISBN 90-5216-011-2 geb.

SISO 934.8 UDC 32(492)''18'' NUGI 641 Trefw.: Nederland; geschiedenis; 19e eeuw

Gezet door Grafisch Servicebureau Assist, Goes.

(2)

Gedrukt door Grafisch Produktiebedrijf Gorter bv, Steenwijk.

Gebonden door Callenbach bv, Nijkerk.

C 1988 Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, 's-Gravenhage.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.

Rijks Geschiedkundige Publicatiën uitgegeven door het

Instituut voor Nederlandse Geschiedenis Grote Serie

210

GROEN VAN PRINSTERER

SCHRIFTELIJKE NALATENSCHAP

Negende deel Bescheiden Deel II: 1842-1876 Bewerkt door dr. J. Zwaan

Instituut voor Nederlandse Geschiedenis 's-Gravenhage / 1991

HET INSTITUUT VOOR NEDERLANDSE GESCHIEDENIS MAAKT DEEL UIT VAN DE

STICHTING VOOR HISTORISCH ONDERZOEK, DIE RESSORTEERT ONDER DE

NEDERLANDSE ORGANISATIE VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK.

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

GROEN VAN PRINSTERER

Schriftelijke Nalatenschap / Groen van Prinsterer

(3)

Uitg. door C. Gerretson en A. Goslinga

's-Gravenhage: Instituut voor Nederlandse Geschiedenis 9e dl., Bescheiden Dl. II: 1842-1876

Bew. door J. Zwaan

(Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Grote Serie; 210)

ISBN 90-5216-031-7 geb.

NUGI 641

Trefw.: Nederland; geschiedenis; 19e eeuw

Gezet door Grafisch Servicebureau Assist, Goes.

Gedrukt door Grafisch Produktiebedrijf Gorter bv, Steenwijk.

Gebonden door Callenbach bv, Nijkerk.

C 1988 Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, 's-Gravenhage.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.

(4)

Inhoud deel I

VII VOORWOORD

IX INLEIDING

OVERZICHT VAN DE TEKSTEN:

1 1821 1 Oratiuncula de commodis et incommodis, quae ex cognitione

proficiscuntur paradoxorum. . .

9 1822 2 Dagboek.

33 1825 3 Bedenkingen tegen een oproeping tot ondersteuning der Grieken.

73 1826 4 Gedachten over de moeijelijkheid en belangrijkheid van het

ontwerpen der Wetboeken van strafregt en van lijfstraffelijke

regtspleging.

79 5 Aanteekeningen op een reisje naar de coloniën der Maatschappij

van weldadigheid in 1826.

85 6 Historische proeve over de geschiedenis en de gevolgen der steeds

naauwer gewordene vereeniging van de beschaafde volken.

138 1827 7 Over de historie van het vaderland.

141 1828 8 Verdediging der beginsels op het hooger onderwijs die in de

noordelijke gewesten van het rijk algemeen aangenomen zijn.

158 9 Aanteekeningen over de Kamerzittingen 1828-1831.

197 1829 10 Twee reisverslagen.

205 11 Over vorstendwingelandij en volksovermoed in eene constitutionele monarchie.

209 12 Over Nederlandsche dagbladen in betrekking tot den tegenwoordigen toestand van den Nederlandschen staat.

219 13 Hoedanig was in de zitting der Staten-Generaal van 1828-1829 de

houding der leden uit het noorden?

232 14 Over het ontwerp-onderwijswet.

(5)

238 15 Over de voorgenomen wet op de dagbladen, die op het onderwijs,

enz.

249 16 Over de vrijheid van drukpers, het onderwijs.

256 17 Aanmerkingen op eene redactie van de wet op het onderwijs.

258 18 Ontwerp van de onderwijswet.

263 19 Koninklijke Boodschap.

265 20 Aanmerkingen op een voorstel van den heer Barthélemy over de

regterlijke organisatie.

271 21 Aanmerkingen op eene memorie van Schröter.

273 1830 22 Memorie over eene conceptwet op de petitiën.

276 23 Een woordje tot elk, die het Nederlandsch[e]

Verbond van heden gelezen heeft.

278 1831 24 Over wijzigingen in de grondwet I.

282 25 Over wijzigingen in de grondwet II.

285 1832 26 Over het barrièrestelsel.

290 27 Staatkunde der Nederlandsche Gedachten en beschouwing van de

grondwet. Overzigt van de gedragslijn der Nederlandsche

Gedachten 1829-1832.

316 28 Observations sur l'histoire de France.

329 1833 29 Aanteekeningen over den vrede met België.

334 30 Over de onderhandelingen ten aanzien van Maastricht.

336 1834 31 Advies over eene prijsverhandeling over den invloed der

Noormannen en Deenen op ons vaderland.

341 1835 32 [Recensie van] A. Gordon: De potestate Guilielmi I, Hollandiae sub

Philippo II gubernatoris, cum ordinaria, tum extraordinaria.

Lugd[uni] Bat[avorum] 1835.

348 1836 33 [Recensie van] Histoire de la Réformation du seizième siècle par

J. H. Merle d' Aubigné. Tom. I p. XXII et 537. Paris et Genève,

1835.

352 34 Advies ter bekroning eener prijsverhandeling over Lambertus

Hortensius.

356 1837 35 Brief over de vervolgingen tegen de Afgescheidenen.

372 1840 36 Schets voor het Handboek.

(6)

377 37 Droit public (Erreurs des historiens).

385 38 Sur les attributions des Etats-Généraux.

388 39 Studiën over de revolutie en over het staatsrecht I.

414 40 Studiën over de revolutie en over het staatsrecht II.

509 41 Studiën over de revolutie en over het staatsrecht III.

522 42 Studiën over de revolutie en over het staatsrecht IV.

556 43 Studiën over de revolutie en over het staatsrecht V.

564 44 Studiën over de revolutie en over het staatsrecht VI.

572 45 Studiën over de revolutie en over het staatsrecht VII.

596 46 Aanteekeningen van briefwisseling over de zaak van het lager

onderwijs.

598 47 Discussiën in de staatscommissie.

662 1841 48 Aanteekeningen over Die Unruhen in der Niederländisch-

Reformirten Kirche während 1833 BIS 1839 von X, herausgegeben

von Dr. Gieseler: Hamburg, 1840.

667 49 Aanteekeningen betreffende het concordaat.

697 50 [Recensie van] Histoire du synode de Dordrecht, considéré dans ses

rapports religieux et politiques dès 1609 À 1619; par N. Châtelain.

Paris, Cherbuliez. Prix: 8 fr.

701 1842 51 Samenvatting van een preek.

702 52 Aanteekeningen bij het Koninklijk Besluit van 2 januari 1842.

704 53 Reisaanteekening.

706 54 Aanteekeningen betreffende de synode.

710 55 Aan de redactie van De Tijdgenoot.

Inhoud deel II

OVERZICHT VAN DE TEKSTEN:

1 1842 56 Droit public des Pays-Bas.

23 57 Kort overzigt der algemeene

geschiedenis.

77 1843 58 Over de oprigting van een

(7)

christelijke school te Nijmegen.

79 59 Regtsgeleerd advies omtrent

het Koninklijk Besluit van 29 julij

1843, no. 57.

98 1844 60 [Samenvatting van de]

Rapporten van de plaatselijke school-

commissie te 's Hage van 27 februarij en 10 julij 1844.

100 61 Stukken betreffende de

oprichting van een Christelijk-Hervormde

school in Den Haag.

122 1845 62 Advies over de verhandeling

bij de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde ingekomen ter beantwoording van

de vraag over den invloed der Réfugiés.

124 63 Studiën voor Ongeloof en

revolutie.

135 64 Over de vereeniging van kerk

en staat.

136 1846 65 De geschiedenis van het

vaderland een leerzaam voorbeeld te

midden der gevaren van onzen tijd. (Lessen der historie voor

lidmaten der Hervormde kerk.)

145 1847 66 Nadere missive der

gemeenteleden.

148 67 Consistoire du 19 avril 1847.

151 1848 68 Aan graaf

Schimmelpenninck.

174 69 Het goed regt van de

christelijke school.

193 1849 70 Aanteekeningen vóór het

begin van de Kamerwerkzaamheid.

239 1850 71 Verslag op eene

prijsverhandeling over

(8)

Oldenbarneveld.

245 1852 72 Diaconie in 's Hage.

248 1856 73 Over christelijke

volksopvoeding.

252 1857 74 Naschrift.

262 1859 75 Over Willem I.

263 1860 76 Project-Vereeniging voor

christelijk-nationaal school-onderwijs.

267 77 Eenige staatkundige

aanteekeningen, 1860 en volgende jaren.

275 1860/1 78 Vervolg van Le parti

antirévolutionnaire et confessionnel.

318 1861 79 Nota voor mr. van Rees.

322 80 Discours prononcé par M.

Groen van Prinsterer conseiller d'Etat

de S.M. le roi de Hollande.

328 81 Voyage à Genève.

348 82 Over provinciale

zelfstandigheid, in verband met een arrest van

het hof van Brussel van 30 julij 1861.

354 83 Stahl. Studiën. Ten vervolge

of in verband met het geschrift

`Ter nagedachtenis van Stahl'.

417 1862 84 Wat is de bijbel?

[Beoordeling van het opstel van L.J. van Rhijn.]

419 85 Christelijk-nationale

beschouwingen.

435 1863 86 Redevoering in de Tweede

Kamer.

440 1864 87 Varia over antirevolutionaire

demagogie.

455 88 Lijden en strijden.

470 1865 89 Opstel inzake de Vereeniging

tot verschaffing van hulp en raad aan

gemeenten en personen in de Nederlandsche Hervormde

(9)

kerk.

476 90 Nederlandsch Weekblad.

477 1867 91 Aanteekeningen van in

Duitschland gevoerde gesprekken.

483 1868 92 Aanteekeningen over de

`Zaalbergsche kwestie'.

488 1869 93 [Aanteekeningen over] De

heerschappij der bourgeoisie in de

Nederlandsch Hervormde kerk [door] H. Pierson [in de]

Gids

[van] m[aart 1869, I,]

441-476.

490 1871 94 Sur la guerre

franco-allemande de 1870.

493 1872 95 Herinneringen.

502 96 Autobiographie.

532 1873 97 Historische bijdragen (Ned.

G[ed., 2e serie,] V).

535 98 Partijdigheid.

537 1875 99 Over de kerk in de Parkstraat.

539 100 Aanteekening over het

uitgeven van brieven van tijdgenooten.

540 101 Historische brieven.

542 102 Laatste vellen van de

Nederlandsche Gedachten.

546 103 Sur la foi.

547 104 Over beginselen.

548 1876 105 Aanteekeningen over de

kabinetsformatie van 1856.

557 BIBLIOGRAFIE

631 INDEX VAN PERSONEN

665 REGISTER VAN ZAKEN

835 ADDENDA EN CORRIGENDA DEEL I

(10)

Voorwoord

Over de uitgave van de Schriftelijke nalatenschap van Groen van Prinsterer meldt het jaarverslag 1926 van de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën: `De copie voor het deel, bevattende de Bescheiden (deel 1 der geheele uitgave), is door Dr. Gerretson, die ook dit deel voor zijne rekening genomen heeft, bij het Toezichthoudend lid ingeleverd.' In het jaarverslag 1952 van de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis wordt gerapporteerd: `(buiten verantwoordelijkheid van de Rijkscommissie) — -

— Van het deel Bescheiden verscheen een eerste stuk in voorlopige vorm en in een oplage van slechts 45 exemplaren. Het is leensgewijs toegezonden aan de grote bibliotheken in Nederland en aan enkele particulieren.'

Deze citaten tekenen de moeizame totstandkoming van de uitgave van Groens Bescheiden als onderdeel van de in 1914 verleende opdracht tot uitgave van Groens schriftelijke nalatenschap. Van Groens briefwisseling verschenen tot dusver vijf delen, terwijl het zesde en laatste deel ter perse is.

Van de bescheiden die niet van epistolaire aard zijn, verscheen alleen de hierboven genoemde, curieuze `voorlopige uitgave' onder de titel: Groen van Prinsterer. Schriftelijke nalatenschap. Uitgegeven door Dr. C. Gerretson en Dr. A. Goslinga. Eerste deel: Bescheiden 1810-1876. Eerste stuk. Bewerkt door Dr. C. Gerretson. 's-Gravenhage, 1951. IV, 514 blz.

Op dit deel, met stukken uit de jaren 1810-1829, uitgegeven zonder inhoudsopgave, inleiding en indices, is nooit een definitieve editie gevolgd.

Het lag ook in de bedoeling van Gerretson dit deel Bescheiden te voorzien van de algemene inleiding op de gehele Groen-uitgave. Had hij dit voornemen tot uitvoering kunnen brengen, dan zou die inleiding zonder twijfel boeiende lectuur hebben opgeleverd. Het heeft echter niet zo mogen zijn. Wel heeft Gerretson nog materiaal voor de voortzetting van de Bescheiden-uitgave verzameld, maar tot bewerking en uitgave daarvan is het niet meer gekomen. Ook dr. H. Smitskamp, op wie de opdracht voor de Bescheiden overging na Gerretsons overlijden in 1958, heeft daarmee nauwelijks vorderingen gemaakt. Na de dood van Smitskamp in 1970 is al het verzamelde materiaal bij het Bureau van de Rijkscommissie gedeponeerd.

Bij haar beraad over de voortzetting en voltooiing van de uitgave van Groens Bescheiden heeft de Rijkscommissie zich laten adviseren door drs. J. L. van Essen. Deze concludeerde: `Een eventuele nieuwe bewerker zal stellig al het materiaal opnieuw moeten bezien.' De commissie besloot inderdaad tot een nieuwe uitgave. Een belangrijke overweging bij dit besluit was, dat Gerretson met zijn uitgave van de Bescheiden tevens een bronnenpublikatie inzake de geschiedenis van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden nastreefde, een streven dat naar het oordeel van de commissie niet te verenigen valt met de strekking van de Groen-opdracht.

Deze in veel opzichten zo onfortuinlijk verlopen opdracht1 kreeg met de benoeming van dr. J. Zwaan tot bewerker van de Bescheiden in 1974 een nieuwe wending. De commissie prijst zich gelukkig dr. Zwaan bereid

(11)

gevonden te hebben deze bijzonder moeitevolle en gecompliceerde taak op zich te nemen. Met bijna onuitputtelijke speurzin en volharding heeft hij de uitgave van de twee delen Bescheiden die nu het licht zien, tot stand gebracht. Hij heeft in de vijftien jaren die hij eraan heeft gewerkt, momenten gehad waarop hij wanhoopte aan het welslagen van zijn onderneming. Dat hij de uitgave van de Bescheiden tot een zo goed einde heeft gebracht, strekt hem tot eer en zal hem zeker veel voldoening geven.

De commissie is dank verschuldigd aan prof. dr. A. Th. van Deursen voor de stimulerende en conscientieuze manier waarop hij, namens haar, wetenschappelijke begeleiding heeft gegeven aan het werk van dr. Zwaan.

Het College van Bestuur en de directie van de universiteitsbibliotheek van de Vrije Universiteit in Amsterdam is zij erkentelijk voor de faciliteiten die aan dr. Zwaan zijn verleend ten behoeve van de uitvoering van deze opdracht.

Bij de voorbereiding van dit boek zag de commissie zich voor een merkwaardig bibliografisch vraagstuk geplaatst. De voorlopige uitgave van 1951 was in de RGP als deel 93 van de Grote Serie verschenen, maar is in de reeks steeds een verstekeling gebleven. Immers, het boek was onaf, blijkens het curieuze, door Gerretson bijgevoegde inlegvel bedoeld om door de ontvangers weer ingeleverd te worden ter completering, slechts in zeer beperkte mate verspreid en nooit in de handel gebracht. Maar zijn bestaan ontkennen kan de commissie niet: in talrijke boeken en artikelen wordt ernaar verwezen. Zij heeft daarom besloten de door dr. Zwaan bezorgde delen onder andere reeksnummers, zij het uit hoofde van de opdracht onder gelijkluidende titel, een eigen plaats in de RGP te geven en Grote Serie 93 daarin als een torso te laten voortbestaan.

De Commissie voor Nederlandse Geschiedenis 's-Gravenhage, september 1989

- ---

1 Zie K. Kooijmans en J. P. de Valk, ```Eene dienende onderneming''. De Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis en haar Bureau 1902-1968', in: Bron en Publikatie. Voordrachten en opstellen over de ontsluiting van geschiedkundige bronnen. 's-Gravenhage 1985, blz. 203-283.

(12)

Inleiding

Over de geschiedenis van deze uitgave die in meer dan één betekenis een lijdensweg genoemd mag worden, geeft de Commissie voor Nederlandse Geschiedenis opheldering in het Voorwoord. Ik leg in deze inleiding zo beknopt mogelijk verantwoording af van mijn werkwijze. De volgorde van de paragrafen wordt vrijwel voorgeschreven door de Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden (5e dr. Utrecht etc., 1975).

§ 1 DE KEUZE VAN DE TEKSTEN

Deze werd meer bepaald door de historie dan door persoonlijke voorkeur.

Mijn voornaamste taak was van Groens ongedrukte schriftelijke nalatenschap — met uitzondering van de brieven — een zo volledig mogelijke uitgave te bezorgen.

De lijst van stukken werd in eerste instantie samengesteld aan de hand van De Vries' bibliografie. Iets minder dan de helft van de thans uitgegeven 105 stukken wordt door hem besproken of genoemd. Belangrijke aanvulling van deze basiscollectie werd op drieërlei wijze verkregen.

In de eerste plaats vergeleek ik de op De Vries gebaseerde lijst met de mij door mijn voorgangers nagelaten materiaalverzameling. Het meeste daarvan wordt ook bij De Vries gevonden, maar deze had zich voornamelijk tot de verzameling in het Algemeen Rijksarchief beperkt. Van de collectie- Groen in de Koninklijke Bibliotheek heeft hij waarschijnlijk alleen de recensie van Gordons dissertatie (nr. 32) onder ogen gehad. In ieder geval maakt hij geen melding van andere stukken uit die collectie. Gerretson echter had tevens een beduidend aantal teksten uit andere archieven opgedolven. Hij was goed thuis in de archieven van de Staatssecretarie en had ook veel van zijn gading in het Archief-Van der Hoop gevonden. Het merendeel van de bovengenoemde in het ARA, S.S. berustende stukken was aan De Vries onbekend. Van sommige kende hij de — meestal gebrekkige

— ontwerpen, afschriften e.d. in het ARA, G.v.P. Het Archief-Van der Hoop heeft althans geen sporen in zijn bibliografie nagelaten.

Voor zover ik in de gelegenheid was om deze teksten met behulp van de correlate handschriften te verifiëren, heb ik ze in dank aanvaard. Ik was niet bereid teksten uit te geven, waaraan ik de oorspronkelijke handschriften niet ten grondslag kon leggen. De uit het Archief-Van der Hoop afkomstige stukken moesten daarom terzijde worden gelegd. Het valt te betreuren, dat in de door mijn collega drs. J. L. van Essen beschreven situatie (Briefwisseling, V, p. IX) nog geen verandering gekomen is. De uitsluiting betreft zowel de aan dat archief ontleende teksten die door Gerretson reeds uitgegeven waren, als de onuitgegeven geschriften waarvan laatstgenoemde een afschrift had laten maken. Met de grootste spijt heb ik Groens uitvoerige dagboek van zijn reis naar Zwitserland (1833) in portefeuille gehouden.

Een tweede bron begon rijkelijk te vloeien, toen het werk aan de tekstconstitutie reeds in volle gang was. Voor dat doel bleek het zinvol te

(13)

zijn om niet alleen de collectie-Groen in de K.B. aan een grondig onderzoek te onderwerpen, maar ook de gehele verzameling Groeniana in het ARA per band door te werken. Het was niet wel doenlijk per tekst bezig te zijn. De gedurende een viertal jaren volgehouden speurtocht door beide collecties leverde veel nieuwe stof op. In de handschriftenafdeling van de K.B. werden nog vijf bruikbare stukken gevonden (nr. 36-38, 56 en 69). De in de tweede afdeling van het ARA onder nr. 43 aanwezige collectie-Groen van Prinsterer bevat elf banden met bescheiden die geïnventariseerd zijn door Colenbrander (Nagelaten papieren van Mr. G. Groen van Prinsterer).

Bestudering `van kaft tot kaft' van deze banden resulteerde in uitbreiding van de lijst met 29 stukken die door De Vries over het hoofd gezien of veronachtzaamd waren (nr. 46, 48, 51, 52, 54, 58, 60, 63, 67, 73-77, 79, 90- 95, 97-104).

Geen enkele enigermate samenhangende en op zinvolle wijze te verklaren tekst van Groen heb ik uit deze editie willen weren.

Aantekeningen in telegramstijl en broederlijk naast elkaar overgeleverde en elkaar ten dele overlappende en herhalende ontwerpen van opstellen heb ik van deze regel niet uitgezonderd. Nauwkeurig viel de grens niet af te bakenen. Wat ik maar enigszins de moeite waard achtte in het kader van een uitgave van Groens geschriften, wordt thans in het licht gegeven. Wellicht ben ik te ruimhartig geweest. Ik bied geen verontschuldigingen aan voor het negeren van honderden bladzijden met losse aantekeningen over het Handboek. Natuurlijk heb ik nog vele interessante stukken onder ogen gehad tijdens mijn zoekactie door de 125 nummers van de collectie-Groen in het ARA. Soms kon ik de verleiding om ze af te schrijven niet weerstaan. Maar als ze niet door Groen opgesteld waren, werd hun onverbiddelijk een plaats in deze uitgave ontzegd.

Van een derde expansiemogelijkheid kon slechts spaarzamelijk gebruik gemaakt worden, omdat de Rijks Geschiedkundige Publicatiën in beginsel voor niet eerder (volledig) gedrukte geschriften bestemd zijn. De integrale uitgave van — hetzij door Groen, hetzij door anderen — fragmentarisch uitgegeven teksten behoeft geen rechtvaardiging. Evenmin die van slechts in vertaling of sterk afwijkende versie bekende gedrukte stukken. Aangezien mij opgedragen was al het overgeleverde materiaal aan een revisie te onderwerpen en dus geen uitzondering te maken voor reeds gedrukte stukken, behoeft ook de opname van de door Gerretson reeds compleet afgedrukte teksten geen nadere toelichting. De onderlinge verhouding tussen Gerretsons collectie en deze editie komt nog ter sprake.

In navolging van Gerretson heb ik een aantal elders in druk verschenen werkjes in de verzameling opgenomen. Mijn keus viel soms echter anders uit. Voorts dient men te bedenken, dat ik een veel langere periode te overzien had. Drie criteria speelden een rol bij de selectie. In de eerste plaats werd gelet op het belang van de tekst. Zijn ontoegankelijkheid vormde een tweede aanbeveling. In de derde plaats moest de kwaliteit van de oorspronkelijke uitgave vatbaar zijn voor noemenswaardige verbetering.

De combinatie van deze eisen reduceerde het aantal toe te voegen nummers

(14)

drastisch. Van het volgende tiental werd de opname wenselijk gekeurd: nr.

5, 23, 28, 33, 50, 55, 59, 80, 85 en 86). Verstopt in uiterst zeldzame periodieken en kranten (die vrijwel nergens meer uitgeleend of gefotokopieerd mogen worden) stichten deze zonder uitzondering belangwekkende stukken weinig nut. In het verband van deze uitgave opgenomen, vormen ze kostbare schakels met de overige nummers.

Zo is het opmerkelijk, dat veel onderwerpen uit Ongeloof en revolutie reeds aangeroerd worden in nr. 28 (1832). Nr. 59 neemt een middenpositie in, omdat deze tekst ook bij De Vries voorkomt, maar alleen als handschrift. Bij nr. 80 valt aan te tekenen, dat Groen zelf ontevreden was over de gedrukte versie. De tekst van nr. 86 is met enige moeite wel te bemachtigen. Ik heb ook deze een plaats gegeven, omdat daarmee de aandacht gevestigd wordt op een nog steeds verwaarloosde bron. Van zijn redevoeringen in de Tweede Kamer tot 1857 heeft Groen vrijwel alles gepubliceerd in zijn verschillende Adviezen. Brokstukken van zijn Kamerredes vanaf 1862 zijn te vinden in zijn werken uit die periode. Een systematische verzameling in de trant van de voorafgaande Adviezen zou onze kennis van Groen kunnen verrijken.

Voor de bezitters van Gerretsons editie en de eventuele gebruikers van beide uitgaven kan het overzicht van overeenkomsten en verschillen dienstig zijn.

Zwaan Gerretson

1 - afd. 1 nr. 5, p. 18-25, compleet.

2 - nr. 6, p. 25-28, fragmentarisch.

3 - nr. 8, p. 32-81, compleet.

4 - nr. 9, p. 81-87, compleet.

5 - nr. 10, p. 87-92, compleet.

6 - nr. 11, p. 92-153, compleet.

7 - nr. 17 (Addenda), p. 283/4, fragmentarisch.

8 - nr. 12, p. 153-193, compleet.

10 - afd. 2 nr. 21, p. 442-468, compleet.

nr. 30, p. 485-514, compleet.

11 - afd. 1 nr. 14, p. 212-215, compleet.

12 - nr. 15, p. 216-226, compleet.

13 - nr. 16, p. 226-240, compleet.

95 sub II - afd. 2 nr. 1, p. 303-306, compleet.

Van Gerretsons editie konden zeer veel nummers niet voor herdruk in aanmerking komen. Van de eerste afdeling (Bescheiden tot 1830) werden nr.

1-4, 7 en 18 geschrapt, omdat ze uit het Archief-Van der Hoop stammen, nr.

13 en 17, daar ze reeds eenmaal of tweemaal door Groen zelf waren uitgegeven. Bij laatstgenoemd tweetal gaat het om nog steeds antiquarisch verkrijgbare en in veel bibliotheken aanwezige edities. Van de 30 nummers van de tweede afdeling (Kabinet des konings) moest ongeveer alles

(15)

vervallen om de eenvoudige reden, dat Groen er niet de auteur van is. Alleen nr. 1, 21 en 30 keren terug.

§ 2 HERKOMST EN VINDPLAATS VAN DE TEKSTEN

In de vorige paragraaf kwam dit onderwerp terloops al enkele malen aan de orde. De noodzakelijke informatie vindt men telkens in de eerste noten. Een optelsom van de vindplaatsen levert het volgende beeld op:

1. Algemeen Rijksarchief ('s-Gravenhage)-collectie Groen van Prinsterer: 77 nummers. In al deze gevallen liggen één of meer handschriften of bewaarde exemplaren van gedrukte stukken ten grondslag aan de uitgave.

Van de resterende 28 nummers zijn er nog vele waarbij eveneens van dit archief gebruik gemaakt is. Afschriften en ontwerpen leverden menigmaal correcties en varianten op.

2. Algemeen Rijksarchief-Staatssecretarie (S.S.): 14 nummers, meestal afkomstig uit het Kabinet des konings. Dit archief moest soms ook geraadpleegd worden voor de annotatie van de sub 1 genoemde stukken.

3. Koninklijke Bibliotheek ('s-Gravenhage): 7 nummers. Op één na zijn deze teksten ontleend aan de collectie-Groen van de afdeling Oude handschriften. Voor inzage van de gedrukte tekst van nr. 23 dient men zich bij de uitleenbalie van de K.B. te vervoegen.

4. Archief van het Provinciaal Utrechts(ch) Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (Utrecht): 2 nummers (nr. 31 en 34).

5. Archief van de Maatschappij der Nederlands(ch)e Letterkunde (Leiden): 1 nummer (nr. 62).

6. Archief van de Hervormde gemeente te 's-Gravenhage, afd.

Kerkeraad ('s-Gravenhage): 1 nummer (nr. 66).

Voor de overige 3 nummers heb ik van twee bibliotheken geprofiteerd. De K.B. bezit Le Journal de la Haye (nr. 28), de UB-VU herbergt De Tijdgenoot (nr. 55) en De Heraut (nr. 85). Volledigheidshalve wordt nog gewezen op het gebruik van het Archief-Van Zuylen van Nijevelt (ARA-'s- Gravenhage) voor de annotatie van nr. 54.

§ 3 DE WIJZE VAN TEKSTUITGAVE

Voor de betrouwbaarheid van de editie draag ik de volle verantwoordelijkheid. Het grootste deel van de teksten heb ik zelf moeten kopiëren of collationeren. Van geen enkel door mijn voorgangers nagelaten stuk was de tekst van zodanige kwaliteit, dat het ongezien en onveranderd naar de drukker gestuurd had kunnen worden. Daarmee is niet gezegd, dat het overgeleverde materiaal onbruikbaar was. Veel tijdwinst werd geboekt doordat een flink aantal teksten al in boekvorm, getypte vorm of als drukproef op tafel lag. Collationeren gaat nu eenmaal aanzienlijk sneller dan afschrijven.

Wanneer stukken geheel of gedeeltelijk door Gerretson gepubliceerd waren en tevens over de handschriftelijke basis beschikt kon worden, heb ik de gedrukte tekst altijd slechts als hulpmiddel beschouwd en mijn uitgave gebaseerd op het handschrift. Dit geldt niet alleen van alle uit Gerretsons

(16)

Bescheiden overgenomen teksten, maar ook van zijn uitgaven in Ons Tijdschrift (nr. 5 en 96). Uiteraard ook van De Savornin Lohmans bewerking van het Dagboek (nr. 2). Anders ligt het met nr. 59 waarvan Groen zelf de uitgever is. In dat geval werd de handschriftelijke traditie als secundaire bron voor de tekstconstitutie beschouwd.

Van de talloze malen dat ik van de lezing van mijn voorgangers meende af te moeten wijken, kon in de regel geen verslag gedaan worden.

Zij die hierin belang stellen, kunnen deze kennis slechts vergaren door systematische vergelijking van de verschillende uitgaven.

Een paar woorden over de specifieke tekstproblemen. Zoveel mogelijk is rekening gehouden met de `algemene richtlijnen' (p. 5-12 van bovengenoemde Richtlijnen) en met de `Algemene regels voor het bewerken van 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën' van 28 januari 1980. Functionele onderstrepingen zijn gecursiveerd. Bij het moderniseren van de interpunctie ben ik in de loop der jaren meer terughoudend geworden. De talrijke afkortingen veroorzaakten grote problemen. Veel stukken waren — naar Groens eigen getuigenis — niet voor publikatie bestemd. De meeste afkortingen zijn stilzwijgend opgelost. Enkele stukken in telegramstijl leenden zich goed voor typografische demonstratie van de moeilijkheden.

Consequente doorvoering van dat systeem zou de leesbaarheid niet ten goede gekomen zijn. Om geen schijn van zekerheid te wekken, achtte ik het toch raadzaam vrij veel aanvullingen tussen vierkante haken te plaatsen.

Dergelijke haken zijn — zonder eventuele in de annotatie verwerkte afwijkende informatie — altijd van mij afkomstig.

De kwestie van de hoofdletters is meer een zaak van hersens dan van handschriften. Het spreekt vanzelf, dat elke editor in beginsel van de overgeleverde tekst uitgaat. Bij Groen heeft men na de gebruikelijke normalisering met het volgende probleem te kampen. Hij is in zijn hele spelling en dus ook in zijn gebruik van hoofdletters zeer inconsequent.

Daarom is de uitgever gedwongen niet alleen vast te stellen, wat er staat maar zich ook af te vragen, of er misschien iets anders had moeten staan.

Exempla docent. De vraag of de uitgever `états' of `Etats', `afscheiding' of

`Afscheiding' laat drukken, is in laatste instantie een zaak van voorafgaande interpretatie. Karl Deichgräber formuleerde deze waarheid eens zo: `ist doch die Edition die reifste Frucht aller Interpretation, nicht, wie man wohl gemeint hat, ihr Ausgangspunkt'.

§ 4 DE WIJZE VAN ANNOTATIE

Behalve met de Richtlijnen had ik sinds 11 maart 1981 te rekenen met de beperkende bepalingen van nieuwe door de Rijkscommissie opgestelde regels (Annotatie in de RGP). Van veel stukken waren tekst en commentaar toen al vastgesteld en getypt. Als ik eerder over deze regelgeving had beschikt, zou ik nog zuiniger omgesprongen zijn met de vermelding van tekstvarianten en kennelijke slordigheden. Ik ben nog begonnen onder het regiem van de letter- en cijfernoten. De eliminatie van dit onduidelijke verschil heeft nogal wat tijd en moeite gekost.

(17)

Met zakenregisters zijn de gebruikers van de Groen-uitgave tot nu toe niet verwend. Het verzoek om voor de Bescheiden niet alleen een register van personen, maar ook van zaken te vervaardigen, heb ik pas na de inlevering van de hele kopij ontvangen. Aan het nut van een aantal interne verwijzingen zal het zakenregister enige afbreuk doen.

Dat ik de annotatie vaak anders opgevat heb dan Gerretson, zal niemand ontgaan. Het begrijpen en verstaanbaar maken van de tekst is mijn voornaamste doel geweest. Ik hoop, dat ik althans `iets versta van de onmisbare kunst om tusschen de regels te lezen' (Parlementaire studiën II, 367). Van die tekst heb ik mij nooit ver willen verwijderen. Historici zullen mijn aanpak misschien te filologisch vinden.

Voor de aanwijzing van parallelplaatsen uit Groens oeuvre is nogal wat plaats ingeruimd. Een tweeledig doel wordt ermee gediend. Enerzijds worden de Bescheiden erdoor toegelicht; anderzijds vormen deze vergelijkingen een doorlopend commentaar op Groens overige geschriften.

Van Gerretsons geleerdheid is permanent kennis genomen en dikwijls gebruik gemaakt, hetzij door stilzwijgende overname, hetzij door middel van verwijzing. Noodgedwongen moest bij de annotatie vaak afgegaan worden op aan het Archief-Van der Hoop ontleende aantekeningen van Gerretson, waarvan de juistheid niet gecontroleerd kon worden. Ruimte om alle vruchten van Gerretsons levenslange Groenstudie te herdrukken, was er natuurlijk niet. Om die reden zal de curieuze uitgave altijd haar waarde behouden.

Een bewerker die elk probleem zelf wil oplossen, komt nooit aan uitgeven toe. Onherroepelijk breekt de dag aan waarop men niet alleen zijn kennis, maar ook zijn onkunde met anderen moet willen delen.

Het is hier de plaats nog iets te zeggen over de taalkundige moeilijkheden. Sinds 1981 wordt het maken van een `glossarium' aanbevolen en is `woordverklaring in de annotatie' in de ban gedaan. T.a.v.

de woordverklaring en stilistiek is soberheid betracht. Incidentele toelichting bij gemakkelijk mis te verstane woorden en zinswendingen is gegeven. Ik heb ook wel materiaal voor een glossarium bijeengebracht. Van het aanvankelijke voornemen om in de inleiding speciale aandacht te schenken aan de linguïstische problemen is afgezien, omdat dit in een kort bestek niet mogelijk bleek te zijn. Evenals bij het glossarium, zou men in die studie ook al Groens overige geschriften moeten betrekken. Bovendien heeft men in de Bescheiden niet alleen met zijn gebruik van ouderwets Nederlands te maken, maar ook met zijn soms merkwaardige hantering van de Franse en Latijnse taal.

Daarom moet met enkele opmerkingen volstaan worden. Groens slordigheid in de spelling komt met name uit bij de geslachtsregels. Kleine spellingsafwijkingen zijn onbesproken gelaten, als ze met behulp van Van Dale verklaard konden worden. Men hoede zich voor verraderlijke woorden:

`onwaardeerbaar' betekent niet `wat niet te waarderen valt', maar `wat nooit genoeg gewaardeerd kan worden'. Het veelvuldig `ontbreken' van de stomme e aan het eind van een woord (ieder gezindte, een gevangen) is niet

(18)

typerend voor Groen, maar voor zijn tijd. Noot 112 van nr. 57 blijft de eenzame getuige van de geplande taalkundige paragraaf.

§ 5 BIBLIOGRAFIE EN INDICES

In overeenstemming met de huidige regels is met verkorte titels gewerkt.

Veel titels zullen onmiddellijk herkend worden. Toch hebben zelfs de specialisten bij tijd en wijle behoefte aan de exacte gegevens van de bibliografie. Deze had ook `lijst van aangehaalde literatuur' mogen heten, indien het woord `bibliografie' niet dikwijls in de annotatie was gebruikt.

Om de bruikbaarheid te vergroten heb ik de bibliografische orthodoxie hier en daar opgeofferd aan het citeergemak.

Ook bij de indicering hebben de diverse richtlijnen tot leidraad gediend. Verschil van opvatting blijft mogelijk. Enkele vingerwijzingen zijn aan het begin van de verschillende registers geplaatst. Het maken van registers, vooral van een systematisch register, dwingt tot voortdurende interpretatie. Men moet kleur bekennen en ontkomt niet aan een tweede poging tot commentaar, ook al verschilt de vorm sterk van de zogenaamde annotatie. Ik heb het risico van dergelijke interpretatiefouten verkozen boven ongevaarlijke vaagheid.

Het register van bijbelteksten is nog iets uitgebreider dan het notenapparaat al doet verwachten. Groens taal is zo doortrokken van de Heilige Schrift, dat de grens tussen duidelijk citaat en moeilijk grijpbare reminiscentie niet gemakkelijk is aan te wijzen. De ene keer heeft men aan twee markante woorden genoeg om de zonder twijfel bedoelde bijbeltekst te vinden, een andere maal kunnen vijf bijbelse termen achter elkaar nog onvoldoende zijn om — met behulp van Trommius — tot controleerbare identificatie te komen. In verband met de voorbereiding van de registers was het noodzakelijk het hele werk nog eenmaal regel voor regel door te lezen en de niet in het Nederlands gestelde stukken woord voor woord te vertalen.

Die nalezing heeft nog een behoorlijk aantal late ontdekkingen opgeleverd.

Vanwege het belang van deze vorm van commentaar heb ik gemeend ook deze aanwinsten nog in het overzicht van bijbelteksten te moeten opnemen.

Bij de voltooiing van dit werk is het mij een behoefte God te danken voor Zijn hulp: `op heel die lange weg tot hiertoe droeg Hij mij zoals een vader zijn kind' (Deuteronomium 1, 31). In verbondenheid met de stichter van de Vrije Universiteit mogen we belijden: `Al wat ons toekomt, waarin we een gewichtige gebeurtenis voor ons leven zien, en een bede of wensch vervuld krijgen, komt ons uit genade toe, en was ons door de Gratie Gods beschoren' (Antirevolutionaire staatkunde I, 258).

Dank ben ik ook verschuldigd aan een groot aantal mensen.

Allereerst aan de toezichthouder, prof. dr. A. Th. van Deursen, die zijn huiswerk altijd snel en opgewekt verrichtte. De driemaandelijkse gesprekken die ik van 1980 tot 1987 met hem over de ter lezing aangeboden stukken mocht hebben, verliepen steeds in een prettige sfeer.

De bestudering van Groen verbindt me al meer dan twee decennia

(19)

met mijn vriendin drs. J. L. van Essen. Haar uitgaven van de Briefwisseling staan binnen handbereik en worden dagelijks geraadpleegd. Zij verdient grote dank voor de zorgvuldige wijze waarop zij de complete `strokenproef' heeft doorgewerkt.

Als betrouwbare gids op het terrein der geschiedenis van de negentiende eeuw bewees drs. G. J. Hooykaas uitnemende diensten aan de enigszins hulpeloos ronddolende classicus.

De in het Frans gestelde teksten van Groen waren vaak zwaar om te verstaan. Het was een groot voorrecht de grammaticale finesses regelmatig te kunnen bespreken met mijn collega dr. Cath. C. Jasperse.

Duizenden boeken en tijdschriften moesten in de loop der jaren aangedragen worden. Voor zover mogelijk werd uiteraard van Groens eigen boekerij in de Koninklijk Bibliotheek gebruik gemaakt. Bij de uitleenbalie kon men één dag per maand staat maken op de komst van een lastige klant, die gewoonlijk precies wist wat hij wilde hebben. Met name alle medewerk(st)ers van die afdeling ben ik dankbaar voor hun ijver en begrip.

Tot het geven van inlichtingen omtrent organisatie, catalogisering en boekenbezit van de K.B. was mijn collega proximus drs. E. de Kort altijd bereid.

In de dagelijkse behoefte aan handboeken, brochures en tijdschriftartikelen kon de UB-VU gelukkig voor ongeveer vijftig procent voorzien. Op alle afdelingen heb ik veel medewerking ondervonden. Groens fenomenale belezenheid noopte tot menige gang naar de balie van het Interbibliothecair leenverkeer. Anke Hennemann en Peter Koffijberg stonden steeds weer klaar om de zeldzaamste boekwerken uit binnen- en buitenlandse bibliotheken op te vragen. De achter deel II gevoegde bibliografie vormt het bewijs, dat hun pogingen meestal succes hadden.

Ook aan verschillende archieven bewaar ik goede herinneringen.

Gedurende enkele jaren verleende het Amsterdamse Gemeentearchief me gastvrijheid. Eén dag per week zat ik er van negen tot vijf Groens manuscripten af te schrijven of `onder de loep te nemen'. Na 1978 werden ze nog vele malen bestudeerd in de leeszaal van het ARA, wanneer bij het commentariëren twijfel gerezen was aan de juistheid van een lezing. In ogenblikken van wankelmoedigheid of wanhoop maande J. P. Coen vanaf een aldaar aan de wand prijkend bord in Delfts blauw: `De geest moet boven alle moeyelijckheden sweven ende geensints daeronder buygen' (14 mei 1623).

De weg van het eigen manuscript naar het gedrukte boek is niet eindeloos, maar wel lang. Dat alle kopij in keurige vorm aangeboden kon worden, is grotendeels te danken aan Jacqueline Westerdijk, die tussen de bedrijven door ontzaglijk veel typewerk heeft verricht.

De relatie met het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis bleef lang tot een brief voor het Jaarverslag beperkt. Vanaf 1987 was er regelmatig en vruchtbaar contact met de directeur, drs. K. Kooijmans, over de typografische aspecten en de vervaardiging van bruikbare registers.

Mevrouw C. E. Keij dank ik voor de plezierige samenwerking bij de

(20)

correctie van de drukproeven. Ook de achter de schermen werkende typografen en andere technisch-administratieve medewerk(st)ers leverden hun bijdrage aan de totstandkoming van deze bronnenuitgave.

Tot slot een eresaluut aan mijn gezin en familie. Het lijkt me veiliger de in 1973 gedane toezeggingen omtrent naderend familiebezoek niet te herhalen. Dat mijn schoonvader, de heer J. J. Kamerling, de publikatie van dit boek niet meer mag beleven, werpt een schaduw op de verschijningsdag.

Mijn vader, schoonmoeder, vrouw en kinderen kunnen D.V. het feest nog meemaken. Mijn lieve vrouw heeft me inmiddels dertig jaar avond aan avond achter een bureau zien zitten en laten zitten. Doorgaans met begrip, soms ook met berusting. Ook zij heeft grote offers voor de goede zaak gebracht.

J. Zwaan

Amstelveen, 28 september 1989.

(21)

Addenda en corrigenda deel I

p. XIV r. 1 v.o.: Koninklijk, lees: Koninklijke.

p. 23 r. 12 v.o.: J[oh.], lees: K[on.]. Dr. A. de Groot deelde mee, dat de bewuste preek gedrukt is in J. H. van der Palm, Al de leerredenen VIII (Leeuwarden, Suringar, 1843), p. 266-288.

p. 27 n.188: P.J., lees: P.

p. 188 n. 183: voeg toe: Reyphins' rede is afgedrukt in L. François, Les mémoires d'un orangiste: L.A. Reyphins etc. (Bruxelles, Palais des académies, 1989), p. 113-117.

p. 247 r. 11: het het, lees: en het.

p. 322 r. 10 v.o.: meme, lees: même.

p. 378 r. 11: dpendantes, lees: dépendantes.

p. 428 r. 19: recouvrir, lees: recouvrer.

p. 503 r. 4 v.o.: puissanse, lees: puissance.

p. 506 n. 337: voeg toe: Misschien las Groen zelf dit werk van Leibnitz niet, maar benutte hij het gedicht Aan Leibnitz van Bilderdijk (De voet in 't graf, p. 186). Dezelfde passage van de Duitse filosoof leverde stof aan P.

Hofstede de Groot voor zijn art. De Fransche omwenteling van 1789 voorspeld door G.W. von Leibnitz; cf. Waarheid in liefde 1855 II, 414.

p. 533 en 534 n. 62 r. 6 resp. 12: Législative, lees: Constituante.

p. 534 n. 62 r. 14: faisait la, lees: faisant sa.

p. 608 r. 7: Een, lees: Eene.

p. 609 r. 3 v.o.: onoverkomenlijke, lees: onoverkomelijke.

p. 623 r. 19: Klachten, lees: Klagten.

p. 623 n. 201 r. 4: 129, lees: 29.

p. 629 r. 7: onderrigt, lees: onderw[ijs].

p. 639 r. 6: kerkdienst, lees: kerkedienst.

p. 660 r. 9: gelooft niet, lees: gelooft.

p. 670 n. 11 r. 2: Kist, lees: Hofstede de Groot.

p. 672 n. 23 r. 2: Protestanten, lees: Protesten.

p. 677 n. 48 r. 6: prententies, lees: pretenties.

p. 681 n. 66 r. 1: Eerst, lees: Eert.

p. 699 r. 8 v.o.: M., Lees: M.

p. 700 n. 18: ceux had in de tekst moeten blijven staan.

p. 704 r. 1: Huissen, lees: [J.F.] Huyssen. De identificatie is gebaseerd op R.

Lindeman, Ego in Clivia etc. (Amstelveen, z. uitg., 1990), p. 17-49.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In afwijking van de gebruikelijke termijn ligt het voorstel vanaf de datum van publicatie van deze kennisgeving voor een periode van vier weken voor een ieder ter inzage ten

Ingevolge artikel 41, eerste en tweede lid van de Elektriciteitswet 1998 stelt de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) de methode vast tot

(geheel of gedeeltelijk) voorwaardelijke sancties. Sancties politie b Sancties OM c Sancties

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.1 en artikel 3.4.5 onder b ten behoeve van het toestaan van één of

LEI : Landbouw-Economisch Instituut IMAG : Instituut voor Milieu- en Agritechniek ALTERRA : Research Instituut voor de Groene Ruimte RIVO : Nederlands Instituut

De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (de Raad) heeft op 20 juli 2006 een aanvraag ontvangen van de NV Luchthaven Schiphol tot goedkeuring van

Quintinius NoortlJergh van Brandwijk, o ntvange r van de kantClor en venduen, ter gelijkertijd waarnemende dp lunctie van vendu e meester deezer Colonie,

Groen Om advies in handen van b&w 08-05-28 Afgehandeld, Antwoordbrief