• No results found

De invloed van de Sarbanes-Oxley wetgeving op verslaggevingsfraude Masterthesis MSc Accountancy Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie & Bedrijfskunde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de Sarbanes-Oxley wetgeving op verslaggevingsfraude Masterthesis MSc Accountancy Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie & Bedrijfskunde"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van de Sarbanes-Oxley wetgeving op verslaggevingsfraude

Masterthesis MSc Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie & Bedrijfskunde

Naam: Gert-Jan Bartels

Studentnummer: 1633627

Opleiding: Master Accountancy & Controlling specialisatie Accountancy

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Economie & Bedrijfskunde

Adres: Marco Polostraat 214-3, 1057 XA Amsterdam Telefoonnummer: 0623937189

E-mail: bartels.gj@gmail.com

Begeleider: dr. K. (Kristina) Linke

Datum 19 maart 2014

(2)

SAMENVATTING

In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de invloed van de Sarbanes-Oxley wetgeving op verslaggevingsfraude. Specifiek is de invloed op het aantal fraudegevallen, de hoogte van het fraudebedrag en de duur van de fraudeperiode onderzocht. Het onderzoek heeft betrekking op Amerikaans beursgenoteerde ondernemingen voor de periode 2000-2014. Hiervoor zijn de Accounting & Auditing Enforcement Releases van de Securities and Exchange commission gebruikt om de pre- en post SOX periode te onderzoeken. De resultaten tonen een significante negatieve relatie tussen de SOX en het aantal verslaggevingsgevallen, waaruit de effectieve werking van de wetgeving blijkt door de afname in het aantal verslaggevingsfraudegevallen. Daarnaast bestaat er een significante negatieve relatie tussen de SOX en de hoogte van het fraudebedrag en de duur van de fraudeperiode. Dit impliceert dat de wetgeving bijdraagt aan een vermindering van beide variabelen. Doormiddel van het afdwingen van deugdelijk ondernemingsbestuur probeert de wet nieuwe boekhoudschandalen zoals Enron en Worldcom te voorkomen. Uit dit onderzoek blijkt dat de wetgeving effectief is.

(3)

INHOUDSOPGAVE

! 1. INLEIDING! 4! 1.1!WETENSCHAPPELIJKE!BIJDRAGE! 6! 2. THEORETISCH KADER! 7! 2.1!SARBANES8OXLEY!WET! 7! 2.2!VERSLAGGEVINGSFRAUDE! 9! 2.3!WIE!PLEGEN!ER!VERSLAGGEVINGSFRAUDE?! 12! 2.4!HET!38C8MODEL! 13! 2.4.1CONDITIONS! 14! 2.4.2CHOICE! 14! 2.4.3CORPORATE STRUCTURE! 15! 2.5!VERSLAGGEVINGSFRAUDEBEDRAG! 15! 2.6!INVLOED!FRAUDETECHNIEK!OP!FRAUDEBEDRAG! 17! 2.7!VERSLAGGEVINGSFRAUDEPERIODE! 18! 3. ONDERZOEKSOPZET! 20! 3.1!SEC!DATABASE! 20!

3.1.1DATAVERZAMELING & PERIODE! 21!

3.1.2VARIABELEN! 23! 3.1.3CONTROLEVARIABELEN! 24! 3.2!METHODIEK! 25! 4. RESULTATEN! 27! 4.1!BESCHRIJVENDE!STATISTIEK! 27! 4.1.1FRAUDEBEDRAG! 27! 4.1.2FRAUDEPERIODE! 27! 4.1.3MULTICOLLINEARITEIT! 27! 4.2!TOETSING!HYPOTHESEN! 30!

4.2.1HYPOTHESE 1:AANTAL FRAUDEGEVALLEN! 30!

4.2.2HYPOTHESE 2:FRAUDEBEDRAG! 31! 4.2.3HYPOTHESE 3:FRAUDEPERIODE! 33! 5. DISCUSSIE! 35! 5.1!DISCUSSIE!RESULTATEN! 35! 5.1.1HYPOTHESE 1! 35! 5.1.2HYPOTHESE 2! 36! 5.1.3HYPOTHESE 3! 37! 5.2!CONCLUSIE! 37! 5.3!BEPERKINGEN!&!AANBEVELINGEN!VERVOLGONDERZOEK! 39! 6. REFERENTIES! 40!

(4)

1. INLEIDING

Op 30 juli 2002 werd de Sarbanes-Oxley Act (hierna SOX) ingevoerd na aanleiding van veelvoudige boekhoudschandalen waarbij Enron, Ahold en Worldcom1 de bekendste waren. De SOX heeft als doel het vertrouwen van beleggers terug te winnen en financiële verslaggeving betrouwbaarder te maken door deugdelijk ondernemingsbestuur af te dwingen. Alle beursgenoteerde ondernemingen binnen de Verenigde staten dienen zich aan deze SOX wetgeving te houden. Hierbij zijn belangrijke aspecten de inrichting van de administratieve processen / interne controle (artikel 404) en de CEO/CFO verklaring betreffende de juistheid van de jaarrekening (Artikel 302). Deze tezamen met 67 andere artikelen dienen als doel de kapitaalmarkt weer betrouwbaar te maken door te zorgen voor betere financiële informatie. Inmiddels bestaat de SOX wetgeving 12 jaar en komt verslaggevingsfraude nog steeds voor. In 2013 was dit het geval bij Imtech waarbij fraude is gepleegd bij de divisie in Duitsland en Polen2. Het onderzoek van Beasley et al. (2010) toont aan dat verslaggevingsfraude nog steeds voorkomt, alleen is nog niet duidelijk of de invoering van de SOX het omslagpunt is geweest van een daling van verslaggevingsfraude.

Vlak na de invoering van SOX werd er een stuk conservatiever omgegaan met financiële verslaggeving door het schrikeffect dat de invoering van de wetgeving met zich meebracht (Feldmann & Read, 2010) en de grotere waakzaamheid van de SEC. Mede door verhoging van de straffen en de grotere verantwoordelijkheden betreffende de rapportage van financiële informatie voor managers zal de SOX bijdragen aan het bestrijden van verslaggevingsfraude. De vraag is of de SOX echt effectief is 12 jaar na de totstandkoming en daadwerkelijk verslaggevingsfraude kan verminderen. Dat de SOX wetgeving verantwoordelijk is voor betere fraudepreventie is deels bewezen in de literatuur (DeZoort et al., 2008; Feldmann and Read, 2010). Zij onderzochten de werking en invoering van de SOX wetgeving als fraudepreventie en bekeken de impact van de SOX wetgeving. Zij kwamen tot de conclusie dat er door de SOX wetgeving conservatiever wordt gehandeld door accountants en bestuurders waardoor de kans op verslaggevingsfraude afneemt. Een kanttekening dat geplaatst moet worden, is dat Romano (2005) en DeZoort (2008) betrekkelijk snel na de invoering van de SOX wetgeving onderzoek naar de effectiviteit van SOX hebben gedaan, waardoor de post-SOX periode te kort is om een goed beargumenteerde conclusie te trekken. In dit onderzoek wordt gekeken naar een Pre SOX periode van 2 jaar en een post SOX periode van 12 jaar (2000-2014). Hierbij wordt onderzocht of daadwerkelijk het aantal verslaggevingsfraudegevallen is afgenomen. Naast de vergelijking van de pre- en post SOX jaren wordt gekeken naar de duur van de afzonderlijke fraudegevallen. Er bestaat een mogelijkheid dat het aantal fraudegevallen niet is afgenomen, maar dat de duur van de fraudeperiode wel is gedaald door de invoering van SOX. Door de wetgeving zou het mogelijk kunnen zijn dat fraudezaken eerder worden opgespoord of korter zullen duren. !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

1!http://cfo.nl/artikel/waarschuwing8aan8cfos8en8andere8bestuurders8fraude8is8business8risk!

(5)

Onder de fraudeperiode wordt verstaan het eerste tijdstip waarop de verslaggevingsfraude toepasbaar is tot aan het tijdstip waarop de verslaggevingsfraude eindigt. Deze wordt binnen dit onderzoek gemeten in het aantal kwartalen. Een fraudegeval zou voor 1 juli 2002 kunnen beginnen en eindigen na deze datum waardoor desbetreffend geval valt in de pre- en post SOX periode. Binnen dit onderzoek zal uitgegaan worden van de start van verslaggevingsfraude en hierop is de indeling pre- en post SOX gebaseerd. Voor de duur van de fraudeperiode wordt het totaal van pre- en post SOX kwartalen meegenomen in dit onderzoek.

Daarnaast speelt het fraudebedrag een rol in dit onderzoek. Er bestaat een mogelijkheid dat door de invoering van SOX de hoogte van het fraudebedrag is afgenomen. Dit zou te verklaren kunnen zijn doordat hoge fraudebedragen eerder ontdekt worden dan de kleinere verslaggevingsfraudebedragen. Het is van belang dit aspect goed te onderzoeken aangezien naast het aantal fraudegevallen de verandering in de hoogte van het fraudebedrag cruciaal is om de positieve werking van SOX te onderzoeken. Deze wetgeving is er opgericht om verslaggevingsfraude te doen verminderen (Dodwell, 2008; Romano, 2005; Ettredge et al., 2006). Dit is naast het aantal fraudegevallen ook de hoogte van de fraudebedragen. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de verslaggevingsfraude dossiers van de Security and Exchange Commission (SEC), de zogenoemde Accounting and Auditing Enforcement Releases (AAERs). In deze database zijn alle onderzoeken en veroordelingen opgenomen waarna de handhavingscommissie van de SEC onderzoek gedaan heeft. Deze database is publiekelijk toegankelijk en is veelvoudig gebruikt in voorafgaand onderzoek naar verslaggevingsfraude (Bonner et al., 1998; Beasley et al., 1999; Beasley et al., 2010).

Voor dit onderzoek zal gepoogd worden tot een zo compleet mogelijk antwoord te komen op de onderzoeksvraag door de pre SOX periode en een post SOX periode te onderzoeken. Hierbij wordt elk afzonderlijk verslaggevingsfraudegeval onderzocht betreffende het fraudebedrag en de duur van de fraudeperiode. De verslaggevingsfraude wordt binnen dit onderzoek gedefinieerd zoals omschreven door Beasley et al. (1999).

Voor dit onderzoek is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:

Heeft de Sarbanes-Oxley wet bijgedragen aan een vermindering van het aantal verslaggevingsfraudegevallen, alsmede de duur van de verslaggevingsfraudeperiode en de hoogte van het fraudebedrag?

(6)

1.1 Wetenschappelijke bijdrage

In het verleden is al veel onderzoek gedaan naar verslaggevingsfraude. In veel gevallen werd de relatie onderzocht tussen het plaatsvinden van verslaggevingsfraude en de verantwoordelijke hiervoor. Individuele motivatie tot het plegen van verslaggevingsfraude is onderzocht (McAnally et al., 2008) en de rol van de CEO is veelvuldig besproken (Efendi et al., 2007; Zhang et al., 2008). Daarnaast hebben er enkele onderzoeken plaatsgevonden die de invloed van de invoering van SOX wetgeving op fraudepreventie onderzochten (Cunningham, 2003; Romano, 2005; DeZoort et al., 2008; Feldmann & Read., 2010). In dit onderzoek wordt geen onderscheid gemaakt op het ontstaan van fraude door toedoen van bepaalde managementlagen, alle verslaggevingsfraudegevallen worden meegenomen en onderzocht. Binnen de ontdekte fraudegevallen wordt specifiek gekeken naar de duur van de fraudeperiode en de hoogte van het fraude bedrag per fraudegeval.

Vanuit de literatuur is gebleken dat de invoering van de SOX wetgeving van invloed is geweest op verslaggevingsfraude (Romano, 2005; Ettredge et al, 2006; Beasley et al, 2010). Echter is nooit onderzocht of ook daadwerkelijk de invoering van de SOX op 30 juli 2002 het omslagpunt is geweest voor een daling in verslaggevingsfraude. Zo onderzocht Beasley et al (1999) de periode 1987–1997 en de periode 1998-2007 (Beasley et al, 2010). In dit onderzoek wordt kwantitatief onderzocht of in de 12 jaar na SOX (2002-2014) het aantal fraudegevallen is afgenomen in vergelijking met 2 jaar voor SOX. Hierbij wordt specifiek gekeken naar het jaar van de invoering van de SOX wetgeving. Naast het aantal fraudegevallen wordt ook de hoogte van het fraudebedrag en de duur van de fraudeperiode onderzocht.

Er wordt binnen de post SOX periode onderzocht of er een daling van het verslaggevingsfraudebedrag bestaat door naar elk afzonderlijk jaar te kijken. Binnen elk verslaggevingsjaar wordt elk specifiek fraudegeval onderzocht op de hoogte van het bedrag dat gemoeid was met de verslaggevingsfraude. Dit is in voorafgaand onderzoek nog niet eerder gedaan. Afzonderlijke jaren zijn wel eerder onderzocht (Beasley et al., 2010) maar niet betreffende de fraudeduur of fraudebedrag.

In vergelijking met voorafgaand onderzoek (Cunningham, 2003; Romano, 2005; DeZoort et al., 2008; Feldmann and Read, 2010) wordt er in dit onderzoek binnen elk verslaggevingsjaar specifieker op de fraudegevallen ingegaan. De belangrijkste bijdrage van dit onderzoek is dat er recentere data gebruikt wordt (2000-2014) en hierdoor de effectiviteit van de SOX betrouwbaarder kan worden gemeten. Doordat fraudezaken in veel gevallen pas jaren later aan het licht komen en door de SEC worden onderzocht zullen veel SEC rapparten van na juli 2002 alsnog de fraudezaken van de pre SOX periode beschrijven. Hierdoor is het van belang een zo groot mogelijk post SOX periode in het onderzoek mee te nemen.

(7)

2. THEORETISCH KADER

Er bestaan verschillende vormen van verslaggevingsfraude en bij alle aan het licht gekomen financiële fraudegevallen is de wijze waarop de fraude ontstaan is niet identiek. Kort samengevat is fraude het manipuleren van informatie. Hier bij gaat het om het bewust manipuleren van de jaarrekening om deze er zo gunstig mogelijk uit te laten zien voor de stakeholders. Vanuit een onderneming gezien wordt er gefraudeerd door middel van het manipuleren van de financiële boekhouding. Dit gebeurd in de meeste gevallen door cijfers in de boekhouding of jaarrekening weg te laten of anders weer te geven dan in werkelijkheid is. Volgens de definitie van Beasley et al. (2010) is verslaggevingsfraude:

“… the intentional material misstatement of financial statements or financial disclosures or the perpetration of an illegal act that has a material direct effect on the financial statements or financial disclosures”.

De redenen waarom verslaggevingsfraude plaatsvindt is uiteenlopend. Dit kan zijn een naderend faillissement, het verminderen van te betalen belastingen, beïnvloeden van externe vermogensverschaffers of individuele motivatie zoals hebzucht en samenspanning van functies (Linke, 2012). Het grootste gedeelte van verslaggevingsfraude wordt gepleegd door de CEO en CFO van een onderneming, hieraan is al veel onderzoek gewijd (Efendi et al., 2007; Zhang et al. 2008). Naast de motivatie tot het plegen van verslaggevingsfraude en de personen die verantwoordelijk zijn, bestaat er groot onderscheid op de manier waarop de fraude wordt gerealiseerd. Er kan gefraudeerd worden met waarderingen van activa en afschrijvingen, het bewust laten ontbreken van schulden op de balans (Enron, 2001), het opblazen van inkomsten (WorldCom, 2002), wegsmokkelen van geld uit de onderneming (Tyco, 2002) en het fictief verkopen van activa om cashflow fictief te verhogen (Lehman brothers, 2008). Al deze vormen van fraude hebben invloed op de balans of resultatenrekening van een onderneming. In deze paper wordt specifiek de boekhoudfraude onderzocht en worden andere vormen van fraude achterwege gelaten. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de theorie achter verslaggevingsfraude en de SOX wetgeving en wordt uitgewerkt wat verslaggevingsfraude precies is, hoe dit wordt gerealiseerd en waaruit de fraude bestaat. Hypothesen worden geformuleerd die in hoofdstuk 4 worden getoetst.

2.1 Sarbanes-Oxley wet

Na aanleiding van een aantal grote boekhoudschandalen bij onder andere Enron (2001) en WorldCom (2002) 3 is in de zomer van 2002 de Sarbanes-Oxley wet ingevoerd. Deze schandalen hadden dusdanige grote gevolgen voor share-en stakeholders dat de senaat noodzaak zag de SOX met spoed in te voeren. De verliezen voor de investeerders van Enron en Worldcom liepen op tot 250 miljard dollar. Door schulden niet op de balans weer te geven (Enron), te lage aangiftes van kosten en het opblazen van inkomsten door middel van valse !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

(8)

boekingen (Worldcom) wisten bestuurders de belanghebbenden van beide ondernemingen jarenlang een rooskleuriger beeld van de financiële situatie voor te schetsen dan daadwerkelijk het geval was.

De SOX wetgeving legt nieuwe regelgeving op betreffende de financiële verslaggeving van Amerikaanse beurs genoteerde bedrijven. Het hoofddoel is om verantwoord en deugdelijk ondernemingsbestuur af te dwingen en nieuwe schandalen te voorkomen4 om uiteindelijk het vertrouwen van beleggers terug te winnen. De wetgeving is rule-based waardoor alle wetten gedetailleerd zijn vastgelegd en afwijking van de norm lastig is. De belangrijkste artikelen van de wet zijn artikel 302, hierin staat vermeldt dat bestuurders (CEO & CFO) een 302-verklaring moeten afgeven waarin vermeld staat de gehele financiële rapportage waarheidsgetrouw en juist is. De bestuurders zijn persoonlijk aansprakelijk en kunnen vervolgd worden wanneer blijkt dat er met opzet onjuiste informatie vermeld is in de financiële verslaggeving. Materiële veranderingen dienen ook te worden vermeld. Corporate responsibility is het hoofdthema van deze sectie van de wet. Artikel 404 vermeldt dat er een rapportage over de interne beheersing in de verslaggeving moet worden opgenomen. Hierin moet een beoordeling van de effectiviteit van het interne controle systeem staan en de verantwoording van bestuurders dat zij er zorg voor dragen dat dit controle systeem in stand blijft. Interne controle is onderdeel van de interne beheersing van een organisatie en is gericht op de effectiviteit en efficiency van interne processen, naleving van procedures en wet- en regelgeving en het allerbelangrijkste het zorgen voor een betrouwbare financiële informatieverzorging.

De Public Company Accounting Oversight Board5 (PCAOB) is opgericht voor de uitvoering van de SOX wetgeving. Zij controleren accountantskantoren op juiste uitvoering van hun taken en zijn bevoegd straffen op te leggen bij overtredingen van bestuurders. Toezicht op de PCAOB wordt uitgeoefend door de SEC. Naast artikel 302 en 404 bevat de SOX een aantal wetten betreffende accountantskantoren. Hierin worden nevenactiviteiten verboden (201) en audit partner rotatie verplicht gesteld (203). Uiteindelijk is de wetgeving ervoor bedoeld ondernemingen bewust om te laten gaan met corporate responsibility en zelf verantwoordelijk te laten zijn voor de rapportage van de financiële verslaggeving en interne beheersing. Hierdoor wordt gepoogd het vertrouwen op de beleggersmarkt weer terug te winnen. De doelstelling luidt: het brengen en geven van openheid en transparantie over investeringen die een bedrijf doet om investeerders en het publiek te beschermen tegen mismanagement6. Al deze secties die samen de SOX wetgeving vormen moeten uiteindelijk leiden tot het verminderen van verslaggevingsfraude. Een belangrijk bijeffect dat daarbij een rol speelt is het afschrikeffect van de regelgeving. Deze preventieve werking van de SOX moet door het opleggen van hoge geldboetes en lange gevangenisstraffen voor overtreders, zorgen tot een vermindering van verslaggevingsfraude. Ugrin (2008) stelt dat dreiging van straf illegaal gedrag zal afschrikken. Echter is er weinig onderzoek gedaan naar afschrikmechanismen die !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

4!http://nl.wikipedia.org/wiki/Sarbanes8Oxley! 5!http://pcaobus.org/About/pages/default.aspx! 6!http://www.wr.nl/academy/kennis/93/sox8cursus!

(9)

inherent zijn aan SOX en effectief bijdragen tot vermindering van de neiging van een individu om frauduleus gedrag te vertonen. Ugrin (2008) toont aan door gebruik te maken van de algemene afschriktheorie (GDT), dat de intenties van individuen tot het plegen van fraude significant gerelateerd zijn aan de hoogte van gevangenissenstraffen. Echter bestaat er ook onderzoek (Ribstein, 2002) dat stelt dat verhoogde straffen er voor zorgen dat de interne monitoring van insiders binnen een onderneming afneemt doordat ze volledig vertrouwen op de effectieve werking van de verhoogde straffen. Fraude afschrikking is er op gebaseerd dat fraude niet een willekeurige gebeurtenis is, maar dat deze voorkomt wanneer de omstandigheden gunstig zijn. Door het verbeteren van interne beheersing en organisatorische procedures binnen de organisatie aan te scherpen kunnen factoren die leiden tot het plegen van fraude worden geëlimineerd. De SOX wetgeving draagt juist bij tot het elimineren van boven gestelde factoren. Er kan gesteld worden dat de wetgeving van twee kant werkt. Enerzijds preventieve maatregelen die factoren tot het plegen van fraude elimineren. Anderzijds hoge straffen die er preventief voor zorgen dat individuen minder snel over gaan tot fraude omdat er zware consequenties aan vastkleven.

Toch is niet elke wetenschapper in het verleden volledig overtuigd van de voordelen van de SOX wetgeving. Sceptici stellen dat de verplichtte wetgeving hoge kosten met zich meebrengen (Romney & Steinbart, 2006; Hammersley, 2008) en dat baten niet altijd opwegen tegen de kosten. Voornamelijk in de jaren vlak na de invoering waren er veel sceptici. Zo schrijft de wet voor dat er geen afwijkingen van materieel belang mogen bestaan. Het probleem is alleen dat “afwijkingen van materieel belang” een subjectief begrip is. Deze wordt vastgesteld door een accountant door kwalitatieve en kwantitatieve factoren die tot een waardeoordeel moeten komen. Hier is geen standaard voor, waardoor er afgevraagd moet worden of de materialiteit van de organisatie wel volledig en correct is. Daarnaast kan de werking van gevangenisstraffen betwist worden omdat de fraudepleger een kosten baten analyse gemaakt kan hebben en wellicht een aantal jaren gevangenisstraf over heeft voor de fraudeopbrengst die er tegenover staat. De kans dat verslaggevingsfraude al binnen een organisatie speelde ten tijde van de invoering van SOX zorgt ervoor dat de preventieve werking van deze regelgeving voor veel fraudegevallen vlak na de invoering niet opgaat en dus de effectiviteit beperkt is. Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat er met een kritisch oog naar de SOX moet worden gekeken en dat niet verondersteld kan worden dat alle opgenomen secties binnen de SOX daadwerkelijk effectief zijn. Uit dit onderzoek zal blijken of de wetgeving in een langere periode zijn effectiviteit heeft bewezen en verslaggevingsfraude heeft doen verminderen. Een mogelijkheid bestaat dat in de beginjaren na de invoering de effectiviteit minder is dan nu op het moment van schrijven.

2.2 Verslaggevingsfraude

Verslaggevingsfraude is volgens Beasley et al. (1999) het opzettelijk vermelden van onjuistheden in de financiële rapportage of financiële openbaarmaking, of het plegen van een illegale handeling die een direct materieel effect heeft op een op te stellen financiële rapportage of toelichting bij een financiële rapportage. Onbedoelde fouten worden hierbij niet meegerekend, deze komen vanzelfsprekend voor aangezien degene die de rapportage opstelt

(10)

onbewust fouten kan maken. De accountantscontrole is er juist op gericht deze fouten eruit te halen. Zahra et al. (2005) beschrijft fraude als een weloverwogen actie die genomen wordt door het management op ieder niveau, om investeerders en andere belanghebbenden te bedriegen. Deze bewuste actie is uit te drukken in het 3-C model; Conditions, Corporate structure en Choice (Rezaee, 2002). Dit sluit aan bij de fraudedriehoek van Cressey (1973) welke is afgeleid van de volgende hypothese:

Trusted persons become trust violators when they conceive of themselves as having a financial problem which is non-shareable, are aware this problem can be secretly resolved by violation of the position of financial trust, and are able to apply to their own conduct in that situation verbalizations which enable them to adjust their conceptions of themselves as trusted persons with their conceptions of themselves as users of the entrusted funds or property7

.

De fraudedriehoek is een model voor het verklaren van de factoren die ervoor zorgen dat iemand om beroepsmatige redenen fraude pleegt. Het bestaat uit drie componenten die overeenkomen met het 3-C model van Rezaee (2002), namelijk: waargenomen ondeelbare financiële nood (druk), de waargenomen kans (mogelijkheid) en rationalisatie. In paragraaf 2.4 wordt hier dieper op in gegaan en dan met name op het 3-C model, omdat dit model meeromvattend is dan de fraudedriehoek en beter aansluit bij de specifieke vorm van verslaggevingsfraude. De fraudedriehoek is meer gericht op fraude in het algemeen, waarbij een belangrijk aspect gaat over de financiële nood. Aangezien zelfverrijking niet als verslaggevingsfraude wordt verstaan, sluit in dit geval de fraudedriehoek minder goed aan. Het 3-C model doet dit juist wel omdat de corporate structure is opgenomen in het model. Juist de structuur van een organisatie bepaald vaak de kans of er verslaggevingsfraude kan worden gepleegd.

Door de toename van het aantal fraudezaken is de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar de bedrijfscultuur (Starkman, 2003; Hurley, 2005). Want hoe is het mogelijk dat in een onderneming zoals Enron en Ahold zulke grote fraudegevallen pas zo laat werden ontdekt? Kennelijk geeft de cultuur binnen een onderneming de vrijheid om fraude te begaan en is de interne controle er niet op gericht de mogelijkheid van het plegen tot fraude tot een minimum te beperken. Er moet binnen een bedrijfscultuur zodoende veel ethische waarde worden geïntegreerd dat de verleiding tot het plegen van fraude volledig verdwijnt. Corporate governance speelt hierbij een belangrijke rol. De invoering van de SOX heeft bijgedragen tot aanscherping van de corporate governance regels. Door een verbetering van de interne controle wordt dit mede gerealiseerd. Een goede corporate governance is voor belang voor de onderneming en elke stakeholder. Hierdoor worden risico’s verkleind en de kans op verslaggevingsfraude verminderd8. Toch kunnen financiële verslaggeving regels makkelijk worden genegeerd ondanks de interne controle, door samenspanning van bepaalde !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

7!Donald R. Cressey, Other People's Money (Montclair: Patterson Smith, 1973) p. 30! 8!Van!stille!kracht!tot!stille!macht:!door!Rob!Bauer!

(11)

management lagen (Cunningham, 2003), door geen of amper functiescheiding en het in huis hebben van slechte financiële kennis.

Zoals al eerder aangegeven is een belangrijk aspect om fraude tegen te gaan, de inrichting van de bedrijfscultuur. Heeft de SOX een bijdrage geleverd aan de gedragingen van bestuurders en hoe worden deze gemonitord? Uiteindelijk zijn het de waarden en normen die de cultuur binnen een organisatie bepaalt en schept deze cultuur binnen een organisatie de mogelijkheid tot het plegen fraude. Bestuurders en raden van commissarissen moeten als eerste eigen normen- en waardensystemen vaststellen en handhaven en daarna pas de risicobeheersing systemen. Zolang dit niet gebeurd zullen bestuurders altijd op zoek gaan naar een zo gunstig mogelijke interpretatie van externe regelgeving dat kan leiden tot verslaggevingsfraude. Zolang deze normen- en waardensystemen niet aanwezig zijn binnen organisaties blijft de druk op de accountant aanwezig om op hun hoedde te zijn voor nieuwe controle risico’s. De cultuur moet dus op een zodanige manier worden ingericht dat verleidingen en mogelijkheden tot het plegen van fraude tot een minimum worden beperkt. Hierdoor wordt één C binnen het 3-C model voor een groot deel geëlimineerd, namelijk de choice. De keuze tot het plegen van verslaggevingsfraude wordt geminimaliseerd omdat er simpelweg niet altijd meer een mogelijkheid voor bestaat.

Waar vroeger klokkenluiders vrijwel nooit naar buiten durfden te treden, omdat ze bang waren voor het verliezen van hun baan, worden zij nu gesteund door de SOX wetgeving. Hierin staat dat bedrijven een klokkenluidersregeling moeten opnemen die de klokkenluider beschermt. Een klokkenluider is iemand die een misstand aan de kaak stelt buiten de omgeving of organisatie waar de misstand zich afspeelt9. De invoering van deze wet heeft geleidt tot een verandering in de bedrijfscultuur. Bestuurders zijn minder makkelijk in staat werknemers de mond te snoeren en fraude te plegen onder de ogen van anderen. Geriesh (2003) stelt dat 4 karakteristieken van een bedrijfscultuur een organisatie vatbaar maakt voor verslaggevingsfraude, namelijk: veel invloed op beslissingen van de oprichters van de onderneming, geschiedeins van illegale overtredingen, banden met frauduleuze derden partijen en het verminderen van controle door een Certified Public Accountant (CPA).

Uit bovenstaande blijkt dat veel factoren bijdragen aan de totstandkoming van verslaggevingsfraude. Of de invoering van SOX deze allemaal weet te elimineren is niet duidelijk. Een sterkere corporate governance kan worden verplicht, klokkenluidersregelingen en een verbeterde interne beheersing zullen zorgen dat individuen minder snel overgaan tot het plegen van fraude. Toch zijn normen en waarden in een organisatie met regelgeving niet zo makkelijk aan te passen. De factoren uit het 3C-model zijn moeilijker beïnvloedbaar waardoor kans op fraude nog steeds aanwezig is. Geconcludeerd kan worden is dat verslaggevingsfraude niet eenzijdig is en ook niet volledig kan worden tegengegaan. De keuze om fraude te plegen ligt uiteindelijk bij de individu zelf, het kan bemoeilijkt worden door wetgeving maar niet worden voorkomen. In hoeverre SOX effectief is zal blijken uit dit onderzoek.

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

(12)

De SOX is ingevoerd met als doel verslaggevingsfraude bij beursgenoteerde ondernemingen te doen verminderen (Dodwell, 2008; Romano, 2005; Ettredge et al, 2006). Verantwoord en deugdelijk ondernemingsbestuur moet er uiteindelijk voor zorgen dat de kans op fraude binnen een onderneming niet meer plaats kan vinden. Alle wetten binnen de SOX zijn gericht op het verminderen van verslaggevingsfraude. DeZoort et al. (2008) constateerden dat managers conservatiever zijn gaan handelen. Romano (2005), DeZoort et al. (2008) en Feldmann and Read (2010) hebben onderzoek gedaan naar de werking van de SOX wetgeving en de invloed op het aantal fraudegevallen. Echter is in deze onderzoeken een korte post-SOX meegenomen, waardoor niet met zekerheid de werking van de SOX wetgeving is te verklaren. Mede door sectie 302 en 404 van de SOX wetgeving kan worden gesuggereerd dat SOX een positieve werking heeft op het aantal fraudegevallen. Verbeterde interne beheersingsmaatregelen en strengere rapportage bemoeilijken het plegen van verslaggevingsfraude. Globaal hebben de door SOX vastgestelde maatregelen invloed op 6 onderdelen binnen een organisatie, waardoor er een kans bestaat dat verslaggevingsfraude minder snel voorkomt. Ten eerste de grotere verantwoordelijkheid voor de ondernemingsleiding betreffende het opstellen van de jaarrekening en de inrichting van de administratieve organisatie. Ten tweede de hogere kwaliteitseisen en grotere transparantie die gesteld worden aan de financiële verslaggeving. Ten derde de grotere verantwoordelijkheden van de auditcommissie. Ten vierde de grotere impact van de uitbreiding van de accountantscontrole. Ten vijfde toezicht op werkzaamheden van de accountant door onafhankelijk orgaan. Als laatst de scheiding van accountantscontrole en dienstverlening van de accountant. Al deze onderdelen waar de SOX invloed op heeft, zouden moeten leiden tot een vermindering van verslaggevingsfraude. De eerste hypothese luidt daarom als volgt: H1: De invoering van de SOX wetgeving heeft geleid tot een afname van verslaggevingsfraude.

2.3 Wie plegen er verslaggevingsfraude?

Verslaggevingsfraude wordt gepleegd op verschillende niveaus binnen organisaties. Veel onderzoek is gedaan naar de betrokkenheid van de CEO (Efendi et al., 2007; Zhang et al., 2008). Wanneer CEO’s grote aandelenpakketen in bezit hebben vergroot dat de kans op het manipuleren van jaarverslagen (Warren et al., 2011). De reden dat dit zo vaak voor komt is dat CEO’s een grote bevoegdheid hebben binnen een organisatie en dat het daarom voor deze groep eenvoudig is fraude te plegen. Aan de ene kant is het niet moeilijk de jaarrekening te manipuleren door de ruime bevoegdheden. Aan de andere kant wordt hierdoor juist de verleiding groter het te doen, oftewel de Condition volgens het 3C model wordt groter. Vaak bekleed de CEO een zodanige positie binnen een bedrijf die het mogelijk maakt om tot fraudeleus gedrag over te gaan (Ge et al., 2010). Naast de CEO is er ook veel onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van de CFO bij verslaggevingsfraude. Boyle et al. (2012) hebben dit onder andere aangetoond. De reden tot aan over gaan tot manipulatie van de jaarrekeningen liggen bij de CFO vaak binnen de organisatie. De laatste groep die vaak betrokken is zijn de Finance Middle Mangers (FMM). Linke (2012), toonde aan dat hoe

(13)

groter en omvangrijker de fraude was des te vaker FFM betrokken waren. Daarnaast heeft de CFO een grote invloed op deze groep, waardoor deze eerder tot fraude overgaan.

Uit bovenstaande blijkt dat alle managementlagen betrokken kunnen zijn bij de manipulatie van de jaarrekening. Elk met hun eigen motivaties die onderbouwd kunnen worden met het 3-C model. Uiteindelijk kan verslaggevingsfraude plaatsvinden doordat een corporate structure die niet goed in elkaar zit, mogelijkheden die ontstaan en fraude aanmoedigen of simpelweg dat de keuze zich voordoet. In dit onderzoek worden alle verslaggevingsfraudezaken binnen alle managementlagen meegenomen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen wie de fraude heeft gepleegd of geïnitieerd en wat de invloed van SOX is per managementlaag. Verondersteld kan worden dat de wetgeving gericht is op het hoger management, voornamelijk de CEO en CFO. Deze groep is verantwoordelijk voor het openbaren van financiële resultaten en SOX draagt juist bij tot een totstandkoming van een zo waarheidsgetrouwe voorstelling van deze financiële informatie. Voor de beantwoording van de hoofdvraag is het niet nodig onderscheid te maken in functie omdat de totale effectiviteit van SOX binnen de gehele organisatie wordt onderzocht.

In toekomstig onderzoek zou specifiek gekeken kunnen worden naar de relatie per managementlaag en de hoogte van de fraudebedragen of duur van de fraudeperiodes. Dit onderzoek beperkt zich tot het geheel van alle fraudegevallen om een zo duidelijk mogelijk beeld te schetsen van de totale verslaggevingsfraude.

2.4 Het 3-C-Model

Voor het plegen van verslaggevingsfraude legt het 3-C model van Rezaee de basis. Dit model sluit aan bij de fraudedriehoek (Cressey, 1950). Beide modellen belichten drie aspecten die aanwezig moeten zijn om tot verslaggevingsfraude van een betrokkene te komen. Bij het voorkomen van één aspect bestaat er kans op verslaggevingsfraude. Wanneer er twee of drie aspecten voorkomen dan is de kans vrijwel zeker dat er verslaggevingsfraude in de onderneming voorkomt.

In deze paper is gekozen voor het 3-C model omdat zoals eerder besproken hierbij de structuur van de onderneming als variabele wordt meegenomen. Een correct ingedeelde structuur moet zorgen voor een mindere mate van verslaggevingsfraude binnen ondernemingen omdat de kans zich minder snel kan voordoen. Door middel van functiescheidingen en betere interne beheersing kan dit worden bereikt. Corporate governance speelt hier bij ook een belangrijke rol. De drie aspecten Conditions, Choice en Corporate structure vormen samen het 3-C model. Deze aspecten dienen door externe accountants goed in de gaten te worden gehaald om fraude bij het hoger management snel te kunnen detecteren. Hieronder worden kort de drie aspecten van het 3-C model toegelicht en wordt aansluitingen gezocht bij de onderzoeksvraag.

(14)

2.4.1 Conditions

Deze factor is onder te verdelen in motivatie en druk, die aanzetten tot het plegen van verslaggevingsfraude. Wat zet een manager aan tot het manipuleren van de jaarrekening? Albrecht et al. (2009) stelt dat er twee vormen van druk bestaan, namelijk financiële druk en niet financiële druk. Niet financiële druk kan bijvoorbeeld zijn het proberen te voldoen aan resultaatverwachtingen van share- of stakeholders.10 Dit kan ertoe leiden dat financiële informatie anders dan de werkelijkheid worden weergegeven en hierdoor niet voldaan wordt aan de verslaggevingsregels. Wanneer interne beheersingsmaatregelen in een organisatie niet goed zijn ingericht kan dit leiden tot frauduleus handelen. De druk om onjuist te handelen door een manager neemt toe naarmate de omgeving het meer mogelijk maakt.

Persoonlijke motivatie kan ook een reden zijn die aanzet tot verslaggevingsfraude. Er kan een financiële reden bestaan bij de manager om frauduleus te handelen, hierbij gaat het vaak om zelfverrijking. Het is niet mogelijk alle frauderisicofactoren te beschrijven die aanmoedigen tot het plegen van verslaggevingsfraude. Toch zal kort worden stilgestaan bij de belangrijkste factoren die invloed hebben op het aspect Conditions. Eén van de belangrijkste factoren is de druk om financiële resultaten gunstiger voor te stellen om aan verwachtingen te voldoen van share- en stakeholders. Hierbij kan worden gedacht aan onder- of overwaardering van activa en passiva Daarnaast kan er een druk bestaan om bij tegenvallende resultaten eerder financiering van activiteiten te krijgen door middel van onjuiste informatie voorziening. Een derde belangrijke factor is de druk om de toekomstverwachting van de onderneming positief voor te stellen. Verbetering van de reputatie van de manager zou hier een reden voor kunnen zijn.

De mate van de druk zou invloed kunnen hebben op het aantal verslaggevingsfraudegevallen per jaar. De financiële crisis, een externe factor zou de druk kunnen verhogen. Door de financiële crisis kan er minder goed aan de verwachtingen worden voldaan van de share- en stakeholders. Zelfverrijking zou eerder voor kunnen komen in slechte economische periodes. De hoogte van het fraudebedrag kan bepaald worden door de mate van druk. Wanneer de druk hoog is, wordt de motivatie groter om op grotere schaal de financiële verslaggeving te manipuleren. Dit aspect zou invloed kunnen hebben op de duur van de fraudeperiode, want hoe groter de manipulatie van de verslaggeving hoe sneller deze aan het licht komt.

2.4.2 Choice

De factor Choice in het 3C-model komt overeen met de factor mogelijkheid van de fraudedriehoek. Wanneer de factor Conditions voldoende aanwezig is, zal er gezocht worden naar een mogelijkheid/keuze. Er bestaan twee mogelijkheden voor de manager, namelijk besluiten tot het overgaan tot frauduleus handelen of het negeren van de druk en legaal blijven handelen. Bij deze factor wordt er bepaald welke waarde een manager hecht aan het ethisch handelen binnen een organisatie. Uiteindelijk wordt de keuze beïnvloed door verschillende factoren. Wanneer de gelegenheid zich eenvoudig voordoet zou dit de keuze kunnen vereenvoudigen. Stel dat de interne beheersing binnen een organisatie slecht werkt en onder druk komt te staan kan dit een manager eerder aanmoedigen een onethische keuze te maken. !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

(15)

Wanneer er niet voldoende tijd en geld besteed wordt aan de administratieve processen binnen een organisatie, bestaat er kans op slechte kennisoverdracht en backup van informatie waardoor de keus tot overgaan van frauduleus gedrag positief beïnvloed wordt. De mate van interne beheersing en administratieve processen bepaald mede hoe groot verslaggevingsfraude kan worden binnen een organisatie. Wanneer deze processen amper aanwezig zijn bestaat er de mogelijkheid grotere fraude te plegen dan in het geval deze wel deels hun werk doen.

2.4.3 Corporate structure

Het laatste aspect binnen de theorie van Rezaee (2002) is de corporate structure. Hierbij bedoeld de onderzoeker de omgeving die gecreëerd wordt binnen een organisatie die frauduleus handelen aanmoedigt. De waarschijnlijkheid dat er gefraudeerd wordt in een organisatie is groter als deze een corporate structure heeft waarin blind vertrouwen en loyaliteit belangrijke aspecten zijn. Blind vertrouwen verminderd de interne controle en loyaliteit zal zorgen voor minder klokkenluiders. Uiteindelijk draait het om de corporate governance binnen een organisatie. Wanneer een onderneming goed en efficiënt wordt geleid en er voldoende verantwoording wordt afgelegd over het gevoerde beleid, verminderd dit de kans op verslaggevingsfraude. Rezaee (2002) beschrijft in totaal 9 aspecten die de corporate structure bepalen, namelijk: agressiviteit, arrogantie, cohesie, loyaliteit, blind vertrouwen, inefficiënte controle, gebrek aan waakzaamheid en gehaaidheid. Wanneer één van deze aspecten in vorm toeneemt verslechterd de corporate structure en wordt de kans op verslaggevingsfraude groter. De hoogte van het fraudebedrag of duur van de fraudeperiode kan beïnvloed worden door deze aspecten.

Geconcludeerd kan worden is dat alle drie aspecten van het 3C-model een bijdrage leveren aan zowel het aantal fraudegevallen alsmede de hoogte van het fraudebedrag en de duur van de fraudeperiode.

2.5 Verslaggevingsfraudebedrag

Beasley et al. (2010) hebben in hun onderzoek naar verslaggevingsfraude onder andere het fraudebedrag onderzocht voor de periode 1998-2007. Uit hun resultaten kwam naar voren dat het gemiddelde fraudebedrag $397.68 miljoen per onderneming bedroeg. Hierbij moet worden opgemerkt dat de informatie uit de AAER’s niet allesomvattend is, waardoor de fraudebedragen van 300 van de 347 fraude ondernemingen zijn meegenomen. Het kleinst waarneembare fraudebedrag bedroeg $47.200 terwijl het hoogste bedrag $25.8 miljard was. De mediaan bedroeg $12.05 miljoen. Hieruit blijkt dat er grote verschillen zijn tussen de hoogte van fraudebedragen en dat een groot deel van de fraudegevallen een stuk kleiner zijn dan het gemiddelde. Een reden hiervoor is onder andere de grootte van een onderneming en een aantal zeer grote fraudegevallen zoals het Enron- en Worldcom schandaal. Hierdoor ligt het gemiddelde fraudebedrag in het onderzoek van Beasley et al. (2010) relatief hoog.

Het fraudebedrag wordt in dit onderzoek gedefinieerd als de afwijking van de werkelijke cijfers die zouden moeten voorkomen in de financiële verslaggeving. Deze afwijking kan voorkomen op zowel op de balans als op de resultatenrekening, afhankelijk om wat voor soort

(16)

verslaggevingsfraude het gaat. Uit het onderzoek van Beasley et al. (2010) bleek dat gemiddeld de hoogste fraudebedragen voortkwamen uit resultaten voor belastingen ($958.98 miljoen), manipulatie met het netto resultaat ($ 525.21 miljoen) en manipulatie van inkomsten of winst ($455.04 miljoen). Hieruit blijkt dat fraude in de resultatenrekening de voorkeur geniet boven fraude op de balans. Onderstaande tabel vat de 6 belangrijkste en grootste typen van valse verklaringen op jaarrekeningen samen van meest naar minst voorkomend. In de meeste gevallen is de verslaggevingsfraude ontstaan door het toepassen van één techniek, maar het is ook mogelijk dat het fraudebedrag opgebouwd is uit een combinatie van technieken.

Tabel 1

Soorten verslaggevingsfraude

Fraude met resultaat voor belastingen Fraude met netto resultaat

Fraude met opbrengsten of winst Fraude met activa

Fraude met uitgaven

Fraude met vervreemding van activa

De 3C’s Condition, Choice en Corporate structuur van Rezaee (2002) hebben invloed op welke wijze er verslaggevingsfraude gepleegd wordt. Conditions kunnen zich voordoen en aanmoedigen balans- of resultatenrekening fraude te plegen. Er bestaat een kans dat het plegen een bepaald type fraude eenvoudiger en minder snel op te merken is, hierbij speelt de Choice een rol. Welke factoren beïnvloeden de keuze. Dit kan zijn de makkelijke weg, de hoogte van het fraude bedrag of het zo onopvallend mogelijk uitvoeren van de manipulatie op de jaarrekening. Ten slotte speelt de Corporate structure nog een rol. Door de inrichting van de interne beheersing en administratieve processen zou de keus voor het type fraude aangemoedigd kunnen worden. Al deze bovenstaande factoren hebben invloed op de hoogte van het fraudebedrag. Beasley et al. (2010) toonde aan dat in de periode 1998-2007 het fraudebedrag is toegenomen ten opzichte van de periode 1987-1997. Dit heeft te maken met de grote hoeveelheid fraudezaken die aan het licht zijn gekomen in de jaren 2000-2002. Veel van deze fraudezaken waren van gigantische proportie (Enron, Ahold, Worldcom). Dit verklaard de toename in het fraudebedrag tussen beide onderzoeken van Beasley et al.

Het onderzoek van Beasley et al. (2010) heeft plaats gevonden in een periode van 5 jaar voor en 5 jaar na de invoering van de SOX wetgeving. Zij geven aan dat er vervolg onderzoek moet plaatsvinden naar de werking van de SOX wetgeving aangezien zijzelf alleen de beginjaren naar de invoering van de SOX wetgeving hebben onderzocht. Binnen dit onderzoek wordt vooral gefocust op de post-SOX periode en de invloed van de SOX op de hoogte van het fraudebedrag in een periode van 12 jaar na de invoering van de SOX wetgeving. Er wordt per post-SOX jaar geanalyseerd of de wetgeving nog steeds zorgt voor een vermindering in fraudegevallen of dat deze inmiddels is gestagneerd. De tweede hypothese luidt als volgt:

(17)

H2: De invoering van de SOX wetgeving heeft geleid tot een afname van het fraudebedrag

In de volgende paragraaf worden de fraudetechnieken besproken. Verschillend gebruik van deze technieken en de keuze hiervoor kunnen de hoogte van het fraudebedrag deels bepalen. Fraude op de balans of de resultatenrekening kan verschil maken in de hoogte van het fraudebedrag. Elke techniek draagt een bepaald risico met zicht mee om betrapt te worden en daarnaast draagt elke gebruikte techniek bij een verschillende hoogte in fraudebedragen. Het is eenvoudiger een hoog fraudebedrag te genereren door bijvoorbeeld resultaatsturing dan door ontvreemding, omdat hierbij de fraude sneller zal opvallen.

2.6 Invloed fraudetechniek op fraudebedrag

Het plegen van verslaggevingsfraude kan plaatsvinden door middel van een grote verscheidenheid van technieken. Uit de inleiding bleek dat de methode waardoor de grote fraude schandalen tot stand zijn gekomen ieder van elkaar verschilden.

Loebbecke et al. (1989) verklaren door middel van 55 variabelen waarom bestuurders overgaan tot het plegen van verslaggevingsfraude. Deze verklaringen zijn ontoereikend maar vatten wel in de kern samen waarop de keuze is gebaseerd. Met deze variabelen pogen zij de motivatie, conditie en houding van managers te onderzoeken en hiermee een relatie te leggen met de totstandkoming van verslaggevingsfraude. Linke (2012) heeft in haar onderzoek naar de betrokkenheid van FMM een deel van deze variabelen van Loebbecke et al. (1989) samengevat in vijf factoren die een relatie tussen managers (FFM managers) en betrokkenheid bij verslaggevingsfraude kunnen verklaren. Deze factoren zijn: 1) Risks related to leverage and incentives, 2) greed and collusion, 3) fraud attitude characteristics, 4) financial reporting credibility, 5) board and audit committee activity.

De vijf factoren die een grote verscheidenheid van variabelen weerspiegelen verklaren waarom managers over gaan tot het plegen van verslaggevingsfraude. In dit onderzoek wordt hier niet dieper op ingegaan. Het is goed in het achterhoofd te houden wat de eventuele beweegredenen kunnen zijn, maar belangrijker zijn de technieken die gebruikt worden om de manipulatie van de jaarrekening tot stand te laten komen. Deze technieken zouden ook invloed kunnen hebben op de hoogte van het fraudebedrag en de duur van de fraudeperiode. Er kunnen hele zware technieken gebruikt worden waardoor het fraudebedrag zeer groot is. Aan de andere kant zijn er fraudetechnieken die heel mild zijn en die zouden kunnen resulteren in een laag fraude bedrag. Daarnaast is de doorzichtigheid van de fraudetechniek belangrijk. Er bestaat een mogelijkheid dat de ene gebruikte fraudetechniek heel doorzichtig is en eerder wordt opgemerkt, dit zou kunnen resulteren in een kortere dan gemiddelde fraudeperiode. Terwijl een andere fraudetechniek die ondoorzichtig is pas op veel langere termijn wordt ontdekt. In dit onderzoek wordt er puur gekeken of de invoering van de SOX invloed heeft gehad op de hoogte van het fraudebedrag en de duur van de fraudeperiode. Er wordt er geen rekening gehouden met welke fraudetechniek het bedrag of de periode tot stand is gekomen.

(18)

Fraudetechnieken zijn onder te verdelen in een aantal subcategorieën. Volgens Beasley et al. (2010) is de meest gebruikte fraudetechniek het vermelden van onechte inkomsten, gevolgd door de overwaardering van de bestaande activa of kapitalisatie van de kosten. Op de derde plaats staat de onderwaardering van uitgaven en schulden. Inkomstenfraude is goed voor meer dan 50% van de gevallen in de periode 1998-2007 die Beasley et al. (2010) heeft onderzocht. Uit deze resultaten blijkt dat een groot deel van de fraudebedragen tot stand zijn gekomen door een beperkt aantal fraudetechnieken. Hieruit kan worden geconcludeerd dat naar alle waarschijnlijkheid deze technieken meer aanmoedigen tot het plegen van fraude. Er zal diepgaander onderzoek nodig zijn om te achterhalen wat de precieze effecten per fraudetechniek op het fraudebedrag zullen zijn. De SOX wetgeving zorgt ervoor dat het gebruiken van deze technieken bemoeilijkt wordt. Daarnaast kan elke techniek een verschillende bijdrage hebben in de hoogte van het fraudebedrag of de duur van de fraudeperiode. Het is goed in het achterhoofd te houden dat eventuele uitschieters van waarden in dit onderzoek verklaard kunnen worden door de soort techniek die gebruikt is bij de totstandkoming van de verslaggevingsfraude.

2.7 Verslaggevingsfraudeperiode

Verslaggevingsfraude vindt vaak plaats over een periode van meerdere fiscale jaren. Deze periode kan worden afgeleid uit de accounting and auditing enforcement releases database (AAER) uitgegeven door de SEC. Hierin staat het begin van de fraudeperiode en tevens het einde van de fraudeperiode vermeldt. Beasley et al. (2010) gebruikte ook de data uit de AAER database om de duur van de periode te bepalen. Zij constateerden in hun onderzoek dat de gemiddelde fraudeperiode 31.4 maanden bedroeg met een mediaan van 24 maanden. De meeste fraudegevallen zijn begonnen tijdens de financiële interim verslaggeving en zijn doorgezet naar de financiële jaaroverzichten. In de periode 1998-2007 bedroeg de langste fraude periode 180 maanden en kwamen er bijna geen fraudegevallen voor die korter dan 12 maanden duurden. In dit onderzoek zal onderzocht worden of de gemiddelde duur van de fraudeperiode is verminderd door invoering van de SOX wetgeving.

Dat de SOX wetgeving in eerste instantie bedoeld is om verslaggevingsfraude tegen te gaan, sluit niet uit dat deze ook invloed kan hebben op de duur van de fraudeperiode. Sectie 203 van SOX11 beschrijft de verplichte partnerrotatie. Hierdoor zijn bedrijven verplicht iedere 5 jaar te wisselen van accountant. Omdat de meeste verslaggevingsfraudegevallen meerdere jaren duren, bestaat er de kans dat een fraudegeval door de nieuwe aangestelde accountant wordt opgemerkt en hierdoor eerder wordt beëindigd. Sectie 30212 beschrijft de persoonlijke aansprakelijkheid van de CEO en CFO. Deze moeten een verklaring afgeven omtrent de correctheid van het auditrapport. Door de managementbestraffing in sectie 30513 bestaat er de kans dat CEO en CFO elkaar verlinken om zelf onder bestraffing uit te komen. Deze regelgeving kan er voor zorgen dat de fraudeperiode wordt verkort. Ten slotte beschrijft sectie !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

11!http://www.sarbanes8oxley8act.biz/SarbanesOxleySection203.htm! 12!http://www.sarbanes8oxley8act.biz/SarbanesOxleySection302.htm! 13!http://www.sarbanes8oxley8act.biz/SarbanesOxleySection305.htm!

(19)

80614 de bescherming voor medewerkers van beursgenoteerde bedrijven in de Verenigde Staten die bewijs van fraude verschaffen. Deze zogenoemde klokkenluidersregeling zorgt ervoor dat medewerkers eerder met belastend bewijs naar buiten treden, waardoor verslaggevingsfraude eerder wordt opgemerkt. Hierdoor wordt de fraudeperiode korter. Uit bovenstaande blijkt dat verschillende secties van de SOX een verband kunnen hebben met de duur van de verslaggevingsfraudeperiode. De laatste hypothese luidt daarom als volgt: H3 De invoering van de SOX wetgeving heeft geleid tot een afname van de duur van verslaggevingsfraude.

In het volgende hoofdstuk zal van de 3 hypothesen beschreven worden aan de hand van welke gegevens en criteria deze gemeten zullen worden.

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

(20)

3. ONDERZOEKSOPZET

In deze studie wordt het verband tussen de Sarbanes-Oxley wetgeving en het aantal fraudeverslaggevingsgevallen onderzocht. Hierbij wordt specifiek gekeken naar een positieve relatie tussen de invoering van de SOX wetgeving op een mogelijke vermindering van het aantal verslaggevingsgevallen, de hoogte van het verslaggevingsfraudebedrag en de duur van de verslaggevingsfraudeperiode. Er vindt kwantitatief onderzoek plaats.

3.1 SEC database

In dit onderzoek zal gebruik gemaakt gaan worden van de informatie uit de verslaggevingsfraudedossiers op de website van de SEC, de zogenoemde Accounting and Auditing Enforcement Releases (AAERs). Deze databron is in het verleden regelmatig gebruikt bij onderzoek naar verslaggevingsfraude (Bonner et al., 1998; Farber, 2005; Beasley et al., 2010). Hieruit worden alle dossiers gebruikt die in de periode januari 2000 – december 2014 zijn gepubliceerd en waarbij duidelijk kan worden vastgesteld dat het om verslaggevingsfraude gaat volgens de definitie van Beasley et al. (2010).

De SEC handhaving commissie heeft de bevoegdheid fraudezaken te onderzoeken en te bestraffen. Al deze zaken zijn opgenomen in de AAER database van de SEC. De AAER database kent enkele beperkingen. Ten eerste de bekwaambaarheid van de SEC medewerkers. Onbewust zullen zij keuzes maken bij hun beoordelingen omdat het onmogelijk is volledige kennis te hebben betreffende elke fraudezaak. Daarnaast zullen niet alle fraudegevallen geïdentificeerd worden omdat de SEC beperkte capaciteit en mankracht heeft en daarom zich voornamelijk focust op opvallende zaken (Beasley et al., 2010; Dechow et al., 2010) waarbij de pakkans het grootst is (Farber et al, 2010). Ten tweede wordt schuld niet altijd bewezen doordat er regelingen tussen de fraudeplegers en SEC worden gesloten (Beasley et al., 2010). Tenslotte bestaat de mogelijkheid dat de SEC zich meer focust op bepaalde industrieën of transactietypen (Beasley et al., 2010). Toch is de AAER database één van de betrouwbaarste en uitgebreidste databases op het gebied van verslaggevingsfraude in de Verenigde Staten. Een risico voor de resultaten van dit onderzoek kunnen zijn dat door de werkwijze van de SEC grote fraudezaken eerder ontdekt en bestraft worden het gemiddelde fraudebedrag hoger uitvalt dat in werkelijk zou zijn.

De reden dat er is gekozen is om verslaggevingsfraude in de VS te onderzoeken is omdat in de VS meer fraudegevallen plaatsvinden, de informatie van de SEC openbaar is en de aanklachten ingediend bij de rechtbanken gedetailleerde informatie bevatten over de fraudezaak in het algemeen, alsmede informatie over de fraudeperiode en het fraudebedrag. Daarnaast is de SOX toepasbaar op Amerikaans beursgenoteerde bedrijven en hun dochterondernemingen, waardoor onderzoek naar SOX het meest toepasselijk is wanneer onderzoek wordt gedaan naar bedrijven in de VS. Nederland kent een afgeleide van de gedragsregels van de SOX, namelijk code Tabaksblat. Uitkomsten uit het onderzoek zullen

(21)

deels toepasbaar kunnen zijn op de verslaggevingsgevallen binnen Nederland. Niet alle secties van de SOX zijn verwerkt in code Tabaksblat waardoor de resultaten niet één op één zijn over te nemen. Toch ligt de essentie van beide gedragsregels gelijk en ligt de focus voornamelijk op corporate governance. Burgstahler et al. (2006) stellen dat uitkomsten van verslaggevingsfraude onderzoeken uit de VS zijn te vergelijken met Europa. Zij ondervinden voornamelijk verschillen in wet- en regelgeving.

3.1.1 Dataverzameling & periode

De SOX wetgeving is in juli 2002 ingevoerd. Voor dit onderzoek is besloten verslaggevingsgevallen in een periode van 2 jaar voor en 12 jaar na SOX te onderzoeken. Hiervoor worden alle AAER’s van de periode 1 januari 2000 t/m 31 december 2014 meegenomen in het onderzoek. Omdat verslaggevingsfraudezaken vaak meerdere boekjaren omvatten is het niet mogelijk een vaste fraudeperiode te definiëren omdat een fraudegeval vaak pas vele jaren later aan het licht komt. De AAER’s van de SEC worden in veel gevallen pas jaren na de verslaggevingsfraude gepubliceerd. Onderzoek en veroordeling van de verantwoordelijke vergt tijd waardoor er een time-lap ontstaat tussen de periode van de verslaggevingsfraude en de publicatie van het AAER rapport. Om het onderzoek overzichtelijk te houden is besloten alle AAERs die uitgekomen zijn in de jaren 2000 t/m 2014 te gebruiken en vervolgens deze fraudezaken in te delen op het jaar wanneer deze zijn gestart. Uit het AAER rapport wordt de datum gehaald van wanneer de fraude is begonnen dan wel geëindigd en vervolgens per kwartaal ingedeeld. Er wordt rekening gehouden met het fiscale jaar van de organisatie waarbinnen de fraude heeft plaatsgevonden.

Een deel van de data die gebruikt gaat worden is afkomstig van een dataset van Linke (2012). Zij heeft deze gebruikt in haar onderzoek naar Finance Middle Managers and Financial Statement Fraud. Dit zal gaan om de jaren 2000 t/m 2006. Overige data (2007 t/m 2014) wordt verzameld door AAER rapporten van de SEC te evalueren en te beoordelen of het verslaggevingsfraude betreft middels de fraudedefinitie van Beasley et al. (2010). Wanneer is vastgesteld dat het om verslaggevingsfraude gaat wordt de volgende informatie geregistreerd: dossiernummer, release datum, naam van onderneming, kwartaal + jaar begin fraude, kwartaal + jaar einde fraude, start fiscaal jaar, hoogte fraudebedrag, industrie (SIC code) en omzet onderneming (grootte). Wanneer er meerdere typen fraude optreden binnen één AAER dan wordt deze meegenomen wanneer er verslaggevingsfraude in voor komt. Wanneer het niet mogelijk is verslaggevingsfraude met zekerheid vast te stellen volgens de definitie van Beasley et al. (2010), wordt aanvullende informatie over bedrijfsactiviteiten en aard van de onderneming onderzocht met behulp van de EDGAR database gepubliceerd op de website van de SEC.

Met behulp van de EDGAR database zijn de jaarrekeningen opgezocht van drie typen bedrijven: grote bedrijven (K-10), kleine bedrijven (KSB) en buitenlandse bedrijven (F-20). Uit deze jaarrekeningen zijn de omzetten van de bedrijven gehaald van het jaar waarin de verslaggevingsfraude is begonnen. Daarnaast wordt de industriecode uit de EDGAR database gehaald. Deze wordt ingedeeld in 10 categorieën zoals beschreven in hoofdstuk 3.2.

(22)

In dit onderzoek zijn 384 fraudegevallen meegenomen in de periode Q1 1980 t/m Q3 2012. Deze gevallen zijn gebaseerd op de AAERs van januari 2000 t/m december 2014. Van de 384 fraudegevallen zijn van 359 gevallen de hoogte van het verslaggevingsfraude bedrag bekend. Alle gevallen betreffen verschillende ondernemingen. Wanneer er sprake is geweest van meerdere betrokken personen is het fraudebedrag in totaliteit meegenomen.

Voor de pre SOX periode is besloten een periode van 2,5 jaren te onderzoeken, namelijk de AAER’s van periode januari 2000 t/m juni 2002. Deze rapporten bestaan voor een groot deel uit fraudegevallen die ruimschoots voor het jaar 2000 zijn begonnen. De fraudegevallen die mee worden genomen voor de pre SOX periode variëren tussen Q1 1980 en Q2 2001. Het totaal aantal verslaggevingsfraudegevallen in deze periode bedraagt 267. Dit betreffen alleen de gevallen waarvan zowel het begin- en eindkwartaal bekend zijn. Van deze 267 pre SOX fraudegevallen zijn van 252 gevallen het totale verslaggevingsfraudebedrag bekend. Van de overige 15 gevallen stonden de bedragen niet beschreven in de AAER’s.

Voor de post SOX periode zijn de AAER’s meegenomen van de periode juli 2002 t/m december 2014. Hiervoor geldt wederom dat het grootste deel van de gevallen heeft plaatsgevonden voor 2002. De fraudegevallen die mee worden genomen voor de post SOX periode variëren tussen de periode Q3 2002 en Q3 2012. Het totaal aantal verslaggevingsgevallen in deze periode bedraagt 117. Dit betreffen alleen de gevallen waarvan zowel het begin als eindkwartaal bekend is. Van deze 117 gevallen is van 107 het fraudebedrag bekend.

Tabel 2

Onderverdeling fraudegevallen naar Pre/Post SOX Aantal fraudegevallen

Totaal aantal fraudegevallen 384

Totaal aantal fraudegevallen voor 2002 (Pre-SOX)* 267 Totaal aantal fraudegevallen na 2002 (Post-SOX)* 117

In onderstaande tabel staat een specificatie van het aantal fraudegevallen per jaar. Dit betreffen alle verslaggevingsfraude zaken in de AAER rapporten van de SEC voor de periode 2000 t/m 2014.

(23)

Tabel 3 Specificatie van aantal fraudegevallen per jaar

Start fraudejaar Aantal fraudegevallen

1980 1 1990 3 1991 1 1992 2 1993 3 1994 9 1995 6 1996 22 1997 28 1998 35 1999 50 2000 61 2001 31 2002 pre SOX 15 2002 post SOX 17 2003 18 2004 15 2005 7 2006 14 2007 15 2008 13 2009 9 2010 7 2011 1 2012 2 Totaal 384 3.1.2 Variabelen

Dit onderzoek maakt gebruik van 3 soorten variabelen, namelijk de afhankelijke variabele SOX, de onafhankelijke variabelen; aantal fraude gevallen, fraudebedrag en fraudeperiode en 2 controle variabelen. Hieronder wordt kort een definitie gegeven van de variabelen.

SOX

De afhankelijke variabele in dit onderzoek is de SOX wetgeving (SOX). Aan de hand van deze variabele zal onderzocht worden of andere variabelen zullen veranderen. Deze kent twee waarden in dit onderzoek, namelijk verslaggevingsgevallen die begonnen zijn voor de invoering van SOX in juli 2002 krijgen dummywaarde 0, gevallen na de invoering krijgen dummywaarde 1. Op basis van expertise wordt bepaald aan de hand van de AAER’s van de SEC of een fraudegeval ook verslaggevingsfraude betreft. In hoofdstuk 2.2 is gedefinieerd waaraan een fraude moet voldoen om daadwerkelijk als boekhoudfraude te worden aangemerkt.

Aantal fraudegevallen

De eerste onafhankelijke variabele betreft het aantal fraudegevallen (FSFQ). Deze wordt gemeten door de AAER rapporten van de SEC in de periode 2000 t/m 2014 te analyseren en het aantal verslaggevingsfraudegevallen vast te stellen volgens de hierboven beschreven

(24)

methode. Na deze selectie worden de gevallen die betrekking hebben op de fiscale jaren januari 2000 t/m juni 2002 en juli 2002 t/m 2014 geselecteerd en wordt er voor die jaren een overzicht gemaakt van het aantal fraudegevallen per jaar. Een fraudegeval wordt meegeteld in het jaar dat de fraude is begonnen. Wanneer er meerdere AAER‘s voorkomen betreffende één fraudegeval dan wordt dit fraudegeval één keer meegenomen in het onderzoek. Wanneer deze bestaan uit verschillende fraudebedragen dan wordt het totaal van deze bedragen meegenomen.

Fraudebedrag

De tweede onafhankelijke variabele betreft de hoogte van het fraudebedrag (FSFA). Deze wordt vastgesteld door de informatie uit de SEC complaint te halen. Het totaal genoemde verslaggevingsfraudebedrag in de complaint wordt meegenomen in dit onderzoek en vermeld in US dollar. Het betreft het totaal van alle bedragen die verband houden met verslaggevingsfraude en door verschillende personen kan zijn gerealiseerd.

Fraudeperiode

De derde onafhankelijk variabele betreft de duur van de fraudeperiode (FSFP). Deze wordt bepaald door de start- einddatum van de fraude te bepalen beschreven in de SEC complaint. Vervolgens wordt de data ingedeeld per kwartaal gebaseerd op de start van het fiscale jaar van de onderneming, Alle gevallen waarvan het begin en einde van de fraudeperiode bekend zijn worden meegenomen in dit onderzoek. Wanneer niet duidelijk uit de complaint was af te leiden wanneer in het jaar een fraude begonnen of beëindigd was, dan is een gemiddelde genomen van het jaar. Hierbij is uitgegaan van kwartaal 3 van het beginjaar en kwartaal 2 van het eind jaar. Deze start- en eind periode is nodig om de totale duur van de fraudeperiode te bepalen. Wanneer een startjaar niet vastgesteld kan worden, wordt de overige informatie uit de complaint wel gebruikt voor het onderzoek naar overige verslaggevingsfraude factoren. Uiteindelijk kan worden berekend hoeveel kwartalen een gemiddelde fraudeperiode duurt en of deze is veranderd door de invoering van SOX.

3.1.3 Controlevariabelen

Naast de hiervoor besproken variabelen worden er in dit onderzoek twee controlevariabelen meegenomen. De reden hiervoor is dat deze variabelen invloed kunnen hebben op de hoogte van het fraudebedrag en de duur van de fraudeperiode met betrekking tot invoering van de SOX wetgeving. Uit de literatuur is gebleken dat met regelmaat de grootte van de onderneming en branche waarin deze zich bevindt wordt meegenomen als controlevariabele (Farber, 2005; en Bonner et al., 1998). De controlevariabelen worden meegenomen om betrokkenheid bij verslaggevingsfraude uit te sluiten en na te gaan of deze van invloed zijn op de resultaten van dit onderzoek

Ondernemingsgrootte

Deze wordt gemeten aan de hand van de omzet in USD van de onderneming (FREV). Deze wordt door middel van de EDGAR database vastgesteld. Hierbij wordt de omzet gebruikt van het eerste jaar waarin de verslaggevingsfraude zich heeft voorgedaan. Verwacht wordt dat er een verband bestaat tussen grootte van een onderneming en de hoogte van het fraudebedrag.

(25)

Dit heeft als oorzaak dat als een fraude effectief wil zijn bij een grote onderneming deze naar verhouding groot moet zijn om financiële gegevens te kunnen manipuleren.

Ondernemingsbranche

De tweede controlevariabele is de industrie waar de onderneming zich in bevindt (FIND). Deze wordt vastgesteld door middel van de eerste twee cijfers van de Standard Industrial Classification (SIC) code15 en uit de EDGAR database gehaald. Deze classificering is vastgesteld door de Amerikaanse overheid. Farber (2005) en Linke (2012) maakte hiervan gebruik in hun onderzoek. Door de type branche als controlevariabele mee te nemen is het mogelijk uit te sluiten dat de branche invloed heeft op de onderzoeksresultaten. Op deze wijze is het niet mogelijk dat één branche de resultaten van het onderzoek kan beïnvloeden.

3.2 Methodiek

De hypothesen geformuleerd in hoofdstuk 2 zullen door middel van het statistiekprogramma SPSS worden getoetst. Middels de Mann-Whitney test voor hypothese 1 en het lineaire regressie model voor hypothese 2 en 3 zal worden gepoogd tot een uitkomst te komen. Er wordt getoetst of de SOX wetgeving van invloed is op de afhankelijke variabelen hoeveelheid fraudegevallen, hoogte fraudebedrag en duur van fraudeperiode. In onderstaande tabel staat vermeld in welke eenheid de variabelen worden gemeten.

Tabel 4

Variabele Afkorting Type variabele Meeteenheid

SOX wetgeving SOX (1) Afhankelijk Dummy

0=Pre SOX, 1=Post SOX

Fraudegevallen FSFQ (2) Onafhankelijk Aantal fraudegevallen per jaar

Fraudebedrag FSFA (3) Onafhankelijk Totaal fraudebedrag in USD

Fraudeperiode FSMP (4) Onafhankelijk Aantal kwartalen

Ondernemingsgrootte FREV (5) Controle/onafhankelijk Jaaromzet beginjaar in USD

Ondernemingsbranche FIND (6) Controle/onafhankelijk Dummy voor alle categorieën 0=Nee, 1=Ja

1) SOX = SOX wetgeving 2) FSFQ = financial statement fraud quantity 3) FSFA =financial statement fraud amount 4) FSFP = financial statement fraud period 5) FREV = firm revenu 6) FIND = Firm industry

Voor de variabelen SOX wetgeving en ondernemingsbranche worden dummy variabelen gebruikt. Hierbij wordt middels een dummycodering gescoord. Bij de SOX wetgeving geldt: pre periode =0 en post periode = 1. Voor de ondernemingsbranche wordt de SIC code in 10 divisies verdeeld waarbij alleen de eerste 2 cijfers van de SIC code worden gebruikt.

In onderstaande tabel staan de categorieën met nummers.

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

(26)

Tabel 5

SIC code Industry Aantal ondernemingen

01-09 Agriculture, Forestry, Fishing 2

10-14 Mining 6

15-17 Construction 4

20-39 Manufacturing 129

40-49 Transportation & Public Utilities 30

50-51 Wholesale Trade 15

52-59 Retail Trade 28

60-67 Finance, Insurance. Real Estate 47

70-89 Services 86

91-99 Public Administration 1

Onbekend 34

Totaal 364

Bron: http://siccode.com/en/

De variabelen fraudebedrag en ondernemingsgrootte worden gemeten als absolute data. Deze continue data zal worden getoetst op een normale verdeling. Wanneer dit niet het geval is zal er gebruik gemaakt moeten worden van een logistische regressie. Door middel van het maken van LOG ontstaat er een normale verdeling waardoor een lineaire regressie wel mogelijk is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

Om uiteindelijk antwoord te kunnen geven op de gestelde hoofdvraag, hoe de onderneming haar sociale impact, als gevolg van de uit haar activiteiten voortvloeiende waardecreatie, kan

Deze aanvullende interviewinformatie zal gebruikt worden om een algemeen beeld te verkrijgen van deze materie en eventueel te betrekken in een toekomstig onderzoek op grotere

We now discuss the di fferent types of information typically used in recommender systems.. We do not aim to give a complete categorization of information used, but instead to

Echter, de baten met betrekking tot interne controle en earnings management kan er niet worden geconcludeerd dat deze opwegen tegen de

A study of typical sound paths and their time intervals indicates that a transition time point may exist between early reflected sound and late reflected sound