• No results found

In deze paragraaf worden de resultaten per hypothese afzonderlijk besproken. Hierbij is de SPSS output in tabelvorm toegevoegd en wordt vervolgens een conclusie getrokken waarbij de hypothese wordt aanvaard of verworpen.

4.2.1 Hypothese 1: Aantal fraudegevallen

Hypothese 1 kijkt of er een associatie bestaat tussen de invoering van de SOX en het aantal fraudegevallen. In deze paper is vooraf aangenomen dat er een negatieve associatie bestaat tussen de invoering de SOX en het aantal fraudegevallen. Dit betekend dat na de invoering van de SOX het aantal fraudegevallen zou moeten dalen. De eerste hypothese die getoetst wordt is als volgt:

H1: De invoering van de SOX wetgeving heeft geleid tot een afname van verslaggevingsfraude.

Voor deze hypothese zijn de fraudejaren in groepen verdeeld en door middel van de Mann-Whitney test getoetst. Hierbij worden de startjaren met het totaal aantal fraudes in dat jaar ingedeeld in de pre- of post SOX periode. De SOX is hierbij mee genomen als grouping variabele waarbij 0 = pre SOX en 1 = post SOX. In tabel 10 zijn de resultaten uitgewerkt. Tabel 10. Mann-Whitney test aantal fraudegevallen

Jaar-groep omzet SIC CAT 01-09 SIC CAT 10-14 SIC CAT 15-17 SIC CAT 20-39 SIC CAT 40-49 SIC CAT 50-51 SIC CAT 52-59 SIC CAT 60-67 SIC CAT 70-89 Mann-Whitney U 251 8870 12720 12467 12707 12054 12623 12731 12556 12701 12283 Z -15,42 -1,030 -1,498 -1,914 -,834 -1,090 -,517 -,357 -,696 -,269 -,866 Asymp. Sig (2-tailed) ,000 ,303 ,134 ,056 ,405 ,276 ,605 ,721 ,486 ,788 ,386

Grouping variabele: pre SOX (0) / post SOX (1)

Uit de tabel blijkt een Z-waarde van -15,42 met significantieniveau van p<0,01. Hieruit blijkt dat de invoering van de SOX een negatieve invloed heeft op het aantal fraude gevallen. Dit betekend dat door de invoering van de SOX wetgeving het aantal fraudegevallen is afgenomen. De controle variabelen hebben weinig invloed in dit model. De ondernemingsbranche is op één SIC categorie (10-14) na niet significant. Dit geeft aan dat de SOX in bijna elke branche invloed heeft op een afname van het aantal verslaggevingsfraudes. De controlevariabele ondernemingsgrootte is eveneens niet significant waardoor aangenomen kan worden dat de ondernemingsgrootte in dit model niet van invloed is.

In de pre SOX periode zijn 267 fraudegevallen onderzocht die in 13,5 kalenderjaren zijn begonnen (2002 is voor een half jaar meegenomen). Hiermee komt het gemiddelde aantal

gestarte fraudes per jaar in de pre SOX periode op 19,78 gevallen. In de post SOX periode zijn 117 fraudegevallen onderzocht die in 10,5 kalenderjaren zijn begonnen (2002 is voor een half jaar meegenomen). Hiermee komt het gemiddelde aantal gestarte fraudes per jaar in de post SOX periode op 11,14 gevallen. Deze data toont eveneens aan dat het aantal fraudes is afgenomen na de SOX invoering. Wel moet een kanttekening worden geplaatst bij het feit dat er een reële mogelijkheid bestaat dat een deel van de post SOX fraudes nog niet aan het licht zijn gekomen.

Uit bovenstaande resultaten kan geconcludeerd worden dat de invoering van de SOX een significante negatieve invloed heeft op het aantal verslaggevingsfraudegevallen. Hiermee kan hypothese 1 worden aanvaard.

4.2.2 Hypothese 2: Fraudebedrag

Hypothese 2 kijkt of er een associatie bestaat tussen de invoering van de SOX wetgeving en de hoogte van het fraudebedrag. In deze paper is vooraf aangenomen dat er een positieve associatie bestaat tussen de SOX en het fraudebedrag. Dit betekent dat er na de invoering van de SOX wetgeving in juli 2002 het bedrag dat gemoeid gaat met verslaggevingsfraude zou moeten dalen. Hierbij wordt een negatieve bèta verwacht aangezien van een daling van het fraudebedrag wordt uitgegaan. De SOX wetgeving bevat maatregelen die in de periode na de SOX het fraudebedrag zou moeten laten dalen, vandaar de positieve opstelling van de hypothese. De tweede hypothese luidt als volgt:

H2: De invoering van de SOX wetgeving heeft geleid tot een afname van het fraudebedrag Er is besloten om het fraudebedrag in absolute getallen mee te nemen in dit onderzoek. Hierbij wordt er geen gebruik gemaakt van LOG en winsorizing van de getallen. Dit is gedaan omdat juist de hoge uitschieters van belang zijn voor dit onderzoek. De SOX wetgeving is ingevoerd als gevolg van miljardenfraudes en daarom is het van belang deze extremen bij het onderzoek te betrekken.

Om tot een betrouwbaar resultaat te komen is de hypothese getoetst inclusief en exclusief de twee controlevariabelen ondernemingsgrootte en ondernemingsbranche. Als eerste is de hypothese getoetst door het fraudebedrag als onafhankelijke variabele en de SOX periode als onafhankelijke variabele mee te nemen:

Tabel 10: Regressieanalyse Fraudebedrag & Pre- post SOX

model B Std. Error Beta t Sig.

(Constant) 248.084.450 43.383.704 5,718 0,000

Pre SOX (0) / Post SOX (1)

171.434.679 79.728.797 -,133** -2,150 ,032

Afhankelijke variabele: totaal fraudebedrag in USD **** P<0,001, *** P<0,01, ** P<0,05, * P<0,1

Uit de resultaten blijkt dat de invoering van de SOX een negatieve bèta van -,133 heeft op de hoogte van het fraudebedrag. Dit betekent er dat er een negatief verband bestaat tussen de

invoering van de SOX en het fraudebedrag. Het negatieve verband is significant op het niveau p<0,05. Dit geeft aan dat na de invoering van de SOX het fraudebedrag is afgenomen.

Wanneer de hypothese getoetst wordt inclusief de controle variabalen dan zijn de resultaten als volgt:

Tabel 11: Regressieanalyse Fraudebedrag inclusief controlevariabelen

model B Std. Error Beta t Sig.

Pre SOX (0) / Post SOX (1) 181426826 96405484 -,106 -1,882 ,061 Omzet 201648636 37550807 ,311 5,370 ,000 SIC CAT01-09 495684760 718788606 ,038 ,690 ,491 SIC CAT10-14 338680015 370660634 ,052 ,914 ,362 SIC CAT15-17 -158685531 418035582 -,021 -,380 ,705 SIC CAT40-49 508852860 151925646 ,199 3,349 ,001 SIC CAT50-51 -136995546 196510101 -,040 -,697 ,486 SIC CAT52-59 -164504805 157815643 -,062 -1,042 ,298 SIC CAT60-67 121975186 148207769 ,049 ,823 ,411 SIC CAT70-89 2651780 108139536 ,002 ,025 ,980

Afhankelijke variabele: totaal fraudebedrag in USD **** P<0,001, *** P<0,01, ** P<0,05, * P<0,1

Uit bovenstaande tabel blijkt dat wanneer de controlevariabelen worden meegenomen bij het toetsen van de hypothese, dat het negatieve verband van de SOX op het fraudebedrag gedaald is van p<0,05 naar een significantie niveau van p<0,1 met een bèta van -,106. Hieruit blijkt dat de controlevariabelen invloed hebben op het resultaat. De branche categorieën die als controlevariabele zijn meegenomen zijn op categorie 40-49 na niet significant, waaruit blijkt dat de branche geen invloed heeft op de uiteindelijke resultaten. De daling van het fraudebedrag wordt niet verklaard door de branche waarin een onderneming zich bevindt. De controlevariabele ondernemingsgrootte gemeten in de omzet is zeer significant, namelijk een bèta van 0,311 met significantieniveau van p<0,01. Dit duidt aan dat hoe groter een onderneming is hoe hoger het fraudebedrag zou zijn. Dit is een logisch verband aangezien ondernemingen met een grote omzet een hoger fraudebedrag nodig hebben om de jaarrekening met succes te kunnen manipuleren.

Tevens is gekeken naar de R2. Dit getal staat voor de mate waarin de onafhankelijke variabelen de variatie in de afhankelijke variabele bepalen. Indien alleen de controlevariabelen in het model zijn opgenomen is de R2 0,151. Na toevoeging van de onafhankelijke variabelen (SOX) is de R2 gestegen naar 0,162. Dit wil zeggen dat de invoering van de SOX voor 1,1% van invloed is op de hoogte van het fraudebedrag. De F waarde van het totale model is 5,320 met een significantieniveau van p<0,01. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het model significant is. Uit bovenstaande uitkomsten kan worden geconcludeerd dat er een significante negatieve relatie bestaat tussen de invoering van de SOX en de hoogte van het fraudebedrag. Hiermee kan hypothese 2 worden aanvaard. In het volgende hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op deze uitkomst.

4.2.3 Hypothese 3: Fraudeperiode

Hypothese 3 kijkt of er een associatie bestaat tussen in de invoering van de SOX wetgeving en de duur van de fraudeperiode. Deze wordt in het model weergeven in het aantal kwartalen dat een fraudegeval heeft geduurd. In deze paper is vooraf stelling genomen dat de SOX wetgeving een negatieve invloed heeft op de fraudeperiode, ofwel de duur van de fraudeperiode neemt af door invoering van SOX. Tabel 12 laat het verband zien tussen deze twee variabelen zonder de controlevariabelen mee te nemen. Hierdoor kan de directe invloed van SOX op fraudeperiode worden afgelezen.

Tabel 12: Regressieanalyse Fraudeperiode & Pre- post SOX

model B Std. Error Beta t Sig.

(Constant) 11,016 ,696 15,833 ,000

pre SOX (0) / post SOX (1) -4,062 1,253 -,169 -3,240 ,001

Afhankelijke variabele: totaal fraudebedrag in USD **** P<0,001, *** P<0,01, ** P<0,05, * P<0,1

Uit de resultaten blijkt dat de invoering van de SOX een negatieve bèta van -,169 heeft op de duur van de fraudeperiode. Dit betekent dat er een negatief verband bestaat tussen de invoering van de SOX en het fraudebedrag. Het negatieve verband is significant op het niveau p<0,01. Dit geeft aan dat na de invoering van de SOX de duur van de fraudeperiode is afgenomen.

Wanneer de hypothese getoetst wordt inclusief de controle variabalen dan zijn de resultaten als volgt:

Tabel 13: Regressieanalyse fraudeperiode inclusief controlevariabelen

model B Std. Error Beta t Sig.

pre SOX (0) / post SOX (1) -4,020 1,401 -,173 -2,870 ,004

Omzet ,968 ,548 ,109 1,768 ,078 SIC CAT01-09 5,591 10,455 ,032 ,535 ,593 SIC CAT10-14 2,797 5,386 ,032 ,519 ,604 SIC CAT15-17 -5,820 6,077 -,057 -,958 ,339 SIC CAT40-49 -3,037 2,261 -,084 -1,343 ,180 SIC CAT50-51 2,356 2,938 ,049 ,802 ,423 SIC CAT52-59 -1,866 2,320 -,051 -,804 ,422 SIC CAT60-67 -3,178 2,202 -,091 -1,443 ,150 SIC CAT70-89 -1,605 1,578 -,067 -1,017 ,310

Uit bovenstaand model blijkt dat wanneer de controlevariabelen omzet en ondernemings- branche worden meegenomen bij het toetsen van de hypothese het negatieve verband van de SOX op de fraudeperiode gelijk is gebleken, namelijk p<0,05 met een bèta van -,173. Hieruit blijkt dat de invloed van de controlevariabelen in het model minimaal is. De bèta is met -,004 verder afgenomen. Alle categorieën van de ondernemingsbranche zijn niet significant, hieruit blijkt dat de branche geen invloed heeft op de resultaten. De controle variabele ondernemingsgrootte is significant met een bèta van ,109 en een significantieniveau van p<0,1. Dit duidt aan dat deze variabele wel van invloed is op het resultaat. De grootte van een onderneming zorgt voor een langere fraudeperiode. Dit zou te verklaren kunnen zijn doordat

er binnen zulke grootte ondernemingen complexe en grote fraudes plaatsvinden die vaak pas op een later tijdstip worden opgemerkt dan kleinschalige fraudegevallen.

Tevens is ook bij deze hypothese gekeken naar de R2. Indien alleen de controlevariabelen in het model zijn opgenomen is de R2 0.030. Na toevoeging van de onafhankelijke variabele SOX is de R2 gestegen naar 0,059. Dit wil zeggen dat de invoering van de SOX voor 2.9% van invloed is op de duur van de fraudeperiode. De F waarde van het totale model is 1,538 met een significantieniveau van p<0,1. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het model significant is.

Uit bovenstaande resultaten kan worden geconcludeerd dat er een significant negatieve relatie bestaat tussen de invoering van de SOX en de duur van de fraudeperiode in kwartalen. Dit wil zeggen dat door SOX in de postperiode verslaggevingsfraude gemiddeld van kortere duur is geweest. Hiermee kan hypothese 3 worden aanvaard. Hier wordt in het volgende hoofdstuk verder op ingegaan.

5. DISCUSSIE

In dit hoofdstuk wordt dieper in gegaan op de resultaten van het onderzoek. Hierbij wordt specifiek gekeken naar hoe de resultaten zich verhouden tot eerder onderzoek en hoe eventuele verschillen zijn te verklaren. Aansluitend vindt er een conclusie plaats waarin de gestelde hoofdvraag beantwoord zal worden. Er wordt afgesloten met de beperkingen binnen dit onderzoek en suggesties voor eventueel vervolgonderzoek.