• No results found

tijde genomen worden en de dreiging van het Russische imperialisme

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "tijde genomen worden en de dreiging van het Russische imperialisme "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

950.

dies rste ken aat- ven

op

!eks lige nijn , is

~eft

de he 'der het de van de est mis list.

er wel de ven :en.

Op een .ere de der as>.

ing ring van ens :00.

'on- ens che ben

GA

GEERT RUYGERS

STRAATSBURG 1950

W

anneer men enerzijds de moeifijkheden ziet, waarmee in Straatsburg de Raad van Europa worstelt om op de weg naar de eenheid van Europa concrete vorderingen te maken, anderzijds, dat belangrijke punten als de Europese betalingsunie, het Schuman-plan en de besprekingen over de Europese defensie hun practische verwezenlijking hebben, groten- deels langs Straatsburg heen, dan is het begrijpelijk, dat hier en daar de vraag rijst: wat is de betekenis van Straatsburg?

Wanneer men op die vraag een antwoord zoekt, dan i:s het goed om noch mateloos optimistisch, noch mateloos pessimistisch te 'zijn' en de betrekkelijkheid te erkennen ook van het initiatief, dat tot de oprichting van de Raad van Europa heeft geleid.

De huidige situatie is immers zo, dat men zonder enige overdrijving mag zeggen, dat Europa op een keerpunt in zijn geschiedenis staat. Het huidige Europa maakt een omvormingsproces door, zoals in zijn geschiedenis nog zelden is voorgekomen en waarvan de meesten de realiteit onvoldoende beseffen, laat staan de draagwijdte ervan kunnen overzien. En toch is het zo, dat op ieder gebied: politiek, !Sociaal, economisch en cultureel, de verhoudingen zich fundamenteel aan het wijzigen zijn. Niet in een tempo van geleidelijkheid en als resultaat van menselijke wil, maar met de vaart van een revolutie, waarin de enkele mens vaak meer geschoven wordt dan hij zelf schuift. Binnen de leeft'ijd van één generatie zal het aanschijn van Europa veranderd zijn.

In het begin staande van een dergelijke ontwikkeling, is het onmogelijk om constructies te maken, die enig recht op duurzaamheid zouden kunnen hebben. We weten niet, hoe de toekomst zijn zal, we zien alleen in welke richting de ontwikkeling gaat en we hebben onze ideeën, tegenstrijdige en onvolmaakte ideeën vaak, om deze ontwikkeling te leiden in een bepaalde bedding. In een dergelijke situatie kunnen we bepaalde instituten in het leven roepen, die te midden van dit ontwikkelingsproces een bepaalde, nuttige functie kunnen vervullen. Maar wat eenmaal zijn zal, als de revolutie is uitgewoed en Europa opnieuw een zeker evenwicht en een zekere stabiliteit zal hebben hervonden, zal. ongetwijfeld heel anders zijn dan wat .we op het ogenblik in het leven roepen.

Europese betalingsunie, O.E.E.S., Westelijke Unie, het zijn allemaal typische overgangsvormen van een Europa, dat uit een dieptepunt in zijn geschiedenis, uit verdeeldheid, politieke onmacht en economische ontred- dering, tastend en zoekend, onder vallen en opstaan, een nieuwe weg zoekt.

Misschien dat in het plan-Schuman nog het meest blijvende schuilt van hetgeen tot nu toe ontworpen werd, omdat dit het diepste in de oorzaken

(2)

van het Europese ziekte-proces doordringt. Maar ook hiermee staan we nog slechts àan het begin van de nieuwe weg.

Te midden van al deze instellingen, die het nieuwe helpen ~oorbereiden,

heeft ook de Raad van Europa haar plaats gekregen. Zij kan daarbij een nuttige, misschien onmisbare, functie vervullen. Vooral het feit, dat van alle organen, die in dienst staan van de Europese integratie, dé Raad van Europa de enige is, die zich niet alleen op regeringsniveau, maar ook op parlementair niveau afspeelt, verleent haar een geheel eigen en zeer bijzondere betekenis. Maar het staat zonder enige twijfel vast, dat, wan- neer er ooit een democratisch staatsbestel van een Verenigd Europa tot stand komt, dit er geheel anders zal uitzien dan de huidige Raad van Europa. Ook hierbij doet men goed middel en doel niet met elkander te vereenzelvigen.

En misschien, dat een toekomstig geschiedschrijver de wezenlijke be- tekenis v,an Straatsburg in heel iets anders zal zien dan in al die punten, die op het ogenblik het meest de aandacht trekken en die het meest de gemoederen in beweging brengen.

Het is immers zo, dat vandaag aan de dag de Europese lotsgemeenschap een feit is. Wanne~r in Italië bijvoorbéeld de democratie geen stand zou houden, dan is dit niet enkel noodlottig 'Voor Italië; maar dan betekent dit, dat Zuid-Europa verloren is, met onoverzienbare gevolgen voor het gehele Midden-Oosten. In Frankrijk is de dreiging van het communisme nog steeds niet overwonnen en dit is van beslissende betekenis voor geheel West-Europa. Door dit alles is de vraag, hoe zich de gebeurtenissen in één land ontwikkelen, van essentiële betekenis geworden voor alle andere.

Het is dan ook niet meer reëel om ten aanzien van de hoofdpunten, waarom het heden ten dage gaat, te spreken over "binnenlandse" aangelegenheden, in de zin, die men vroeger aan die term hechtte.

Tegenover dit feit echter van de Europese lotsgemeenschap zijn de politieke en maatschappelijke instellingen in Europa, alsmede de geestes- gesteldheid der Europese volken; ver ten achter gebleven. Het is juist de discrepantie tussen deze twee feiten, die op de grond ligt van onze actuele moeilijkheden. Niet als er getoast moet worden, maar wel op het ogenblik der werkelijke beslissingen, overheersen èn bij de regeringen èn bij de volken het eigenbelang de Europese geest en het Europees ver- antwoordelijkheidsbesef. Daarom is het van onschatbare betekenis, dat er op parlementair niveau een orgaan is geschapen, waar het niet mogelijk is om vanuit nationale bastions over Europese vraagstukken te schetteren tegen andere, maar waar het noodzakelijk is om regelmatig gemeenschap- pelijk te discussiëren over vraagstukken, die ons allen ,aangaan. Toen het vorig jaar de Assemblee in Straatsburg voor het eerst bijeenkwam; kwamen enkele leden van de Engelse delegatie voor liet eerst op het continent.

Dit jaar waren er de Duitsers en enkelen van hen kwamen voor het eerst van hun leven buiten Duitsland. Dit zijn misschien kleine dingen, maar ze zijn typerend. Maatregelen tot grotere samenwerking kunnen er te

(3)

,en, een van van op eer 'an-

tot van . te

be- :en,

de

hap zou dit, iele nog lee I . in ere.

:om len,

de tes- uist nze

het èn ver-

dat

!lijk :ren lap-

het nen ent.

erst laar

~ te -

allen

tijde genomen worden en de dreiging van het Russische imperialisme

is een sterke prikkel om althans iets te doen. Maar wil op den duur werkelijk net ene en verenigde Europa tot stand komen, dan is het nodig, dat er een nieuwe mentaliteit groeit. Een mentaliteit, die voor de idee van het Europese vaderland tot dezelfde consequenties leidt als tot nu toe voor de idee van het nationale vaderland. En in dit ontwikkelingsproces kan Straatsburg een onontbeerlijke taak vervullen.

Wanneer men de huidige stand van zaken met de Raad van Europa juist wil beoordelen, dan is het ook nodig om aan enkele slogans een einde te maken .

De eerste is deze, dat de Raad van Europa verlamd wordt, omdat "het"

Comité van Ministers onwillig staat tegenover de verlahgens van "de"

Assemblee.

Dit is in de eerste plaats niet waar, omdat de zaken in het geheel niet zo liggen, dat er een homogeen Comité van Ministers staat tegenO'Ver een homogene Assemblee. Het zijn dezelfde tegenstellingen, die in beide organen van de Raad van Europa tot uitdrukking komen. In de tweede plaats is deze critiek op het Comité van Ministers onrechtvaardig, omdat de Assemblee zelf, door een tekort aan zelfbeperking en door een niet altijd grondige en zakelijke voorbereiding, het Comité van Ministers soms voor een onmogelijke opgave stelt. Wanneer tijdens één zitting van de Assemblee vele tientallen resoluties worden aangenomen, dan is het rede- lijkerwijs niet te verwachten, dat het Comité van Ministers in staat is daaraan binnen enkele maanden gevolg te geven. En in de derde plaats is het zo, dat op de jongste vergadering van net Comité van Ministers inderdaad w~l' iets is bereikt. Misschien niet voor degenen, wier enige maatstaf is de juridische en constitutionele vormgeving van het nieuwe Europa. Maar voor het directe ogenblik zijn de vraagstukken van de werkgelegenheid en de sociale zekerheid voor Europa minstens zo belang- rijk als die van de uiteindelijke staatsrechtelijke structuur en op deze beide punten nu heeft het Comité van Ministers zich te Rome in beginsel verenigd met de aanbevelingen van de Assemblee.

Hiermee is natuurlijk niet gezegd, dat we nu ook maar alles van het Comité van Ministers even mooi en goed moeten vinden. De wijze bij- voorbeeld, waarop in Rome de amendementen van de Assemblee op de verklaring over de rechten van. de mens - al bestond er reden voor de vraag, of deze amendementen juridisch wel hanteerbaar waren - zijn afgewezen; was beslist tactloos. Voorts kan men wellicht zeggen, dat het Comité van Ministers zich soms te sterk voelt als, de verdedigers van nationale belangen en dat de fantasie en de moed om nieuwe wegen te gaan zeker niet de grootste deugden van dit hoge college uitmaken. De deskundigheid, waarmee de ambtenaren op de onderscheiden nationale departementen de beslissingen van het Comité van Ministers voorbereiden, is ook beslist niet per se groter dan de deskundigheid van de verschillende

(4)

commissies van de Assemblee. Maar dit alles ligt op een ander vlak dan de voorstelling, als zou "het" Comité van Ministers de integratie van Europa saboteren.

Een tweede gevaarlijke slogan is deze, dat de eenmaking van Europa zou afstuiten op de onwil van de Scandinavische landen en vooral van Engeland.

Natuurlijk, we weten langzamerhand wel, dat Engeland een aantal dingen voor het ogenblik niet wil. We weten ook, waarom het die niet wil en we weten eveneens, dat daarbij weinig principieel verschil is tussen Labour en de Conservatieven. We doen goed ons er rekenschap van te geven, dat er onder die argumenten enkele zijn, die men maar niet met een paar mooie frases uit de wereld kan helpen. Maar vooral doen we goed om te beseffen, dat, al heeft Engeland op enkele punten grote bezwaren, er andere landen zijn, die op andere punten bijna even grote bezwaren hebben. Engeland moge er bezwaar tegen hebben om ten aanzien van de Europese defensie een zodanige oplossing te zoeken, dat daarmee ook direct een groot aantal uitermate ingewikkelde staatkundige vraagstukken op tafel komen, maar ten aanzien van de defensie zelf zijn het beslist niet de Engelsen, die achterop komen. En is het helemaal onbegrijpelijk, dat de Engelsen op sommige punten wat aarzelen, wanneer men ziet, dat in sommige andere Europese landen de krachten sterk zijn, die hun eigen onmacht in het binnenland afreageren met een geweldig radicalisme ten aanzien van de Europese federatie, in plaats van met eenzelfde radicalisme eerst eens te proberen in eigen huis orde op zaken te stellen?

Dit vraagstuk is hierom zo belangrijk, omdat in het afgelopen jaar op grond van Engelands houding en de eigen reacties daarop in steeds breder kring de neiging veld won om dan maar tot een continentale federatie over te gaan, zonder Engeland.

Dit vraagstuk heeft in het afgelopen jaar steeds weer, meer of minder duidelijk, gestaan op de achtergrond van de debatten in Straatsburg. En ik geloof, dat de neiging om zulks te doen, een hoogst gevaarlijke neiging was. Want het gevolg er van zou zijn, dat het reeds zozeer verminkte Europa nog verder verdeeld werd. Het gevolg zou ook zijn, dat juist dàt land buiten de Europese integratie kwam te staan, dat voor de verbindingen van het Europese continent, met name op economisch gebied, met een aantal buiten-Europese grondstofgebieden en afzetgebieden essentiële betekenis heeft. En het derde gevolg zou zijn, dat naast deze nadelen het voordeel slechts schijn zou zijn, omdat een aldus ontstane beperkte continentale federatie economisch waarschijnlijk niet levensvatbaar zou zijn, politiek te licht en militair van ondergeschikte betekenis.

Met name voor Nederland zou de keuze voor een dergelijke federatie wel heel moeilijk zijn geweest. In het begin van dit jaar heeft onze regering de toen van Franse zijde geponeerde gedachte over een Fritalux of Finebel van de hand gewezen en naar onze mening terecht. Onze geographische positie heeft Nederland op economisch gebied steeds gemaakt tot een schakel tussen het continent en de wereld buiten Europa, ons handels-

(5)

van

a

zou

!land.

ingen ril en abour a,

dat nooie

effen,

lllden

:eland fensie lantal

maar

1,

die

!n

op

.

ndere n het an de

ens

te

.

ar op )feder

i!

over

Ginder rg. En .eiging

~uropa

buiten m het

aantal ekenis ,ordeel Lentale

tiek te :ieratie

:gering ''inebel

.hische

ot een

mdels-

verkeer met Engeland en met enkele andere buiten-Europese landen is voor onze gehele economische

~ositie

beslissender dan dat met

verschil-

lende Europese landen. Wanneer een sterker aanhalen van de banden met deze

'

laatste- een bele-mmering zou meebrengen voor het verkeer met de niet-Europese gebieden

-

en dat

gevaar zou~niet

denkbeeldig

zijn -

dan zou dit onze economische kwetsbaarheid nog beduidend

vergroten. .

Maar wanneer Nederland dan een

·

dergelijke continentale federatie af- wijst, verdedigt het dan daarmee alleen maar

eigen belangen? Ook dit zou,

geloven

we,

een eenzijdige en voorbarige conclusie zijn.

Persoonlijk ben ik van mening, dat, voortgaande op de weg van de Europese integratie, de staatkundige vraagstukken, die

aan

de opbouw van een federatie vastzitten,

vroeg of Iaat onvermijdelijk op tafel zullen komen.

Maar

ik geloof,·

da t het verstandiger is om ze dan onder de ogen te zien.

Niet alleen voor de Engelsen, ook voor anderen, zijn dergelijke vraagstuk- ken gemakkelijker oplosbaar, wanneer ze op grond van de feiten en de ontwikkeling der dingen

aan

de orde komen dan wanneer ze aaI). de orde komen op

grond van

een of

andere

theorlt:. En vóór het zover is, kunnen nog heel wat stappen van practische

samenwerking

worden afgelegd, kan ook op

.

bepaalde functionele terreinen de federalistische

gedachte

op haar practisehe bruikbaarheid worden getoetst, alvorens in

volle

omvang aan de orde te worden gesteld. Het lijkt soms, alsof het toespitsen

van

de actuele problematiek bij uitsluiting op het ene punt van de overdracht der nationale souvereiniteit een onwil of een onmacht illustreert om de wer- kelijke

vraagstukken aan

te pakken. Het in evenwicht brengen van de Europese dollarbalans, de oplossing 'Van het werkloosheidsvraagstuk en het vluchtelingenvraagstuk in Europa, de oprichting en de uitrusting van 50 divisi.

es,

dat zijn in de huidige situatie allemaal veel essentiëler vragen dan de vraag, of

er een

Europese Minister van Defensie moet komen en der- gelijke meer. Natuurlijk hangt ook hier wel het een met het ander samen, maar dan toch beslist niet zo, dat de

grote

vraagstukken van de dag óf volgens een bepaald recept moeten worden opgelost, óf dat er, zo dit niet gebeurt, niets van

.

deugt. Zó in zwart-wit-verhoudingen liggen de zaken in de politiek nu eenmaal niet. En daarom -dient Nederland, met het af- wijzen van een continentale' federatie, ook niet enkel een eigenbelang. Door te helpen voorkomen, dat het vraagstuk van de Europese eenheid

al

t

e

eenzijdig in formele zin

wordt

toegespitst en door de aandacht te blijven richten op de werkelijke

vraa.gstukken,

bewijzen we de zaak van I;:uropa een dienst. Want geen gevel, hoe mooi ook, zatop den duur stand houden, als de fundamenten ondeugdelijk zijn.

Misschien dat het nog te vroeg is om te zeggen, dat de

gedachte van een

federatie zonder Engeland nu .geheel van de baan is. Niemand weet, welke

ontwikkelingen zich nog kunnen

voltrekk~n, voor welke onveonijdelijk-

heden de historie ons nog kan plaatsen. Een aantal krachten in Europa, in

en buiten de Asse-mblee, hebben dit jaar getracht een continentale federatie

te forceren. Dat is niet gelukt, maar het is op het kantje af geweest, vooral

(6)

omdat de laatste tijd ook Bidault sterk in deze richting was gaan denken, Maar ten slotte heeft men de verantwoordelijkheid voor een dergelijke verreikende en o.i, noodlottige beslissing niet willen en durven nemen. Men is nu teruggevallen op een gewijzigd plan-Mackay, een plan, waaraan vroeger weleens te weinig aandacht is besteed, dat typisch Engels en pragmatisch gedacht is, maar dat elementen bevat, die de bouw van het politieke tehuis van Europa inderdaad verder kunnen brengen en die ook voor de Engelse regering niet bij voorbaat onaanvaardbaar lijken. En in ieder geval heeft dit plan de verdienste, dat het een perspectief biedt om boven het moeilijke dilemma: federatie met of zonder Engeland, uit te stijgen.

Voor het ogenblik is de Europese eenheid daarmee weinig verder ge- komen. maar we zijn ook niet verder van huis gekomen. De grote crisis, die sommigen verwachtten, de revolutionnaire oplossing, waarmee anderen speelden, beide zijn uitgebleven. Ook dat is van betékenis. Iedere nieuwe politieke conceptie, die in een nieuwe partij, een nieuwe staàt, een nieuwe instelling, gestalte krijgt, maakt een puberteitscrisis door, waarin verant- woordelijkheid en onverantwoordelijkheid, utopie en realiteitszin, dogma- tisme en tactiek, extremisme en bezonnenheid, eigen droom en gemeen- schappelijke daad, strijden om de voorrang. De overwinning van een der- gélijke crisis kan een belofte inhouden voor de toekomst.

De toekomst van

'de Raad van Europa hangt wezenlijk af van twee

vragen. De ene vraag is, of de Raad in staat is de werkelijke vraagstukken competent te behandelen. De andere vraag is, of en in hoeverre, de vraag- stukken, waar het vandaag aan de dag om gaat, oplosbaar zijn op Europees plan.

Het vorig jaar is de Assemblee haar werkzaamheden begonnen in een sfeer van

' toasten en principiële redevoèringen, zoals dat past bij ieder

nieuw begin. Waar liet op aankomt, dat is het zakelijke werk, dat daarna komt.

'

Da1 het mogelijk is om in Straatsburg zakelijk werk te doen, bewees reeds de eerste zitting van

.

de Assemblee in

1949.

Tot het ontstaan van de Europese betalingsunie en het plan-Schuman heeft de Assemblee wezenlijk bijgedragen en onder de gemaakte vorderingen van het voorbije jaár 'zijn dit wel twee van de belangrijkste. Maar ook van góede ideeën alleen kan een parlement niet bestaan. Hoe ze te verwezenlijken, dat is een minstens even belangrijke vraag. En daarvoor moet men in de materie zelf duiken.

Men 'kan natuurlijk de overigens wel wat gemàkkelijke opmerking maken,

dat de technische outillage, ook wat het beschikbare mensenmateriaal

bètreft, nog onvoldoende is, dat nog herhaaldelijk uitermate essentiële en

ingewikkelde vraagstukken worden weggespoeld in een vloedgolf van

parlementaire welsprekendheid en zuidelijk temperament en dat de

qualiteit der 'aangenomen resoluties de quantiteit niet altijd 'evenaart. Dat

(7)

/

:en. alles is juist, het heeft ook de aandacht, maar het raakt niet het wezenlijke.

ijke Wezenlijk lijkt me de moeilijkheid, dat het peil, waarop in de verschil- 'len lende landen de vraagstukken liggen en behandeld worden, totaal verschil- aan lend is. Wanneer in Italië de belastingadministratie en vooral ook de inning

en op Nederlands peil stonden, dan waren, zo.nder tot belastingverzwaring het over te gaan, meteen voor een belangrijk deel de gelden beschikbaar, die :>ok nodig zijn om het Italiaanse werkloosheidsvraagstuk krachtdadig aan te

I in pakken. Wanneer de verhouding werkgever-werknemer in Frankrijk en om Italië in feite hetzelfde lag als in Engeland, dan zou een gemeenschappelijke te sociale politiek in Europa heel wat gemakkelijker doorvoerhaar zijn. Wan-

neer niet alleen landen als Griekenland en Turkije, maar ook meer westelijk ge- gelegen landen, een meer moderne sociale en economische structuur zouden Isis, hebben, alsmede een daaraan beantwoordende modernere instelling bij de ren diverse maatschappelijke groepen 'en haar organisaties, dan zou niet alleen lwe het vraagstuk van de Europese integratie veel eenvoudiger zijn, maar ook lwe de gemeenschappelijke inschakeling van Europa in het economische wereld- mt- verkeer. Dit 'verschillend niveau, waarop de zaken in de verschillende ma- landen liggen' en dient'engevolge behandeld worden, is een ernstige belem-

~en- mering om in Straatsburg tot zakelijke resultaten te komen, temeer omdat )er- daaraan zo gemakkelijk wordt voorbijgegaan.

Wezenlijk in de tweede plaats lijkt me, dat de Assemblee in Straatsburg alleen dan op de hoogte van haar taak staat, wanneer zij de vraagstukken wee weet' te bezien vanuit een bovennationaal gezichtspunt, dat wil zeggen,

~en dat, uitgaande van de nationale werkelijkheden, het doel op bovennationaal .ag- plan ligt en iets wezenlijk nieuws is, iets dat meer en voor een stuk ook ees anders is dan de optelsom der delen, iets, dat zijn zin niet verloren heeft, wanneer het nationaal een offer betekent. Heeft de Assemblee, hieraan een gemeten, in 1950 vorderingen gemaakt, vergeleken met 1949? Dat is een der moeilijke en netelige vraag. Wanneer de S.P.D. in Straatsburg het standpunt rna inneemt zich alleen met een Duitse deelneming aan de Europese defensie te kunnen verenigen, als er eerst een Europese regering en een Europees ees parlement zijn, dan is dit in werkelijkheid slechts een in Europese kleuren van gehuld rookgordijn, waarachter de werkelijke bedoeling schuil gaat: om ,lee met behulp van een in Duitsland aanwezige psychologische stemming de

pije verkiezingsstrijd tegen Adenauer te winnen. W1anneer van Franse zijde

eën sterke pogingen worden gedaan om het plan-Pleven in de discussie op de r is voorgrond te' schuiven, terwijl de voorzitter van de economische commissie

!rie (Paul Reynaud) voor het plan-Stikker weinig daadwerkelijke belangstelling aan de dag legt, dan is dit, zonder aan de betekenis van het plan-PI even :en, tekort te doen, zakelijk toch wel buiten verhouding en niet geheel over- iaal eenkomstig de werkelijke Europese problematiek van het ogenblik. Wan- en neer Engelse afgevaardigden het internationale forum van Straatsburg van gebruiken als een verlengstuk om nationale partijtegenstellingen uit te de vechten, dan is dit niet in het belang van Europa. Al de'ze dingen wijzen )at er op, dat men ook in Straatsburg nog de nodige moeite heeft om zich

(8)

boven de nàtionale begrenzingen uit te werken. En de bereidheid daartoe is zeker niet altijd evenredig aan de urgentie daarvan in het huidige ogenblik.

Deze twee genoemde punten zijn voor het toekomstig lot van de Raad van Europa

'

uHermate belangrijk. Maar daarnaast is er nog een andere vraag. Is de Raad van Europa niet te vroeg of te laat geboren? Te vroeg, omdat temidden van de onzekerheid over de wereldontwikkeling het niet te overzien is. wat de concrete taak van de Raad van Europa kan en moet zijn. Te laat, omdat een aantal vraagstukken niet alleen boven de nationale kaders zijn uitgegroeid, maar zelfs op Europees plan geen oplossing meer 'kunnen vinden.

Het is wel duidelijk, dat de zogenaamde deskundigencommissie, die de Raad van Europa heeft moeten voorbereiden, op dit punt schromelijk is tekort. geschoten. De Europese verdediging bijvoorbeeld is niet buiten de bevoegdheden van de Raad van Europa gehouden, omdat dit vraagstuk niet op Europees, maar op Atlantisch plan diende behandeld te worden, maar omdat de "nationale" verdediging niet op bovenna tionaal plan ter sprake mocht komen. Dat motief staat eenvoudig mijlen ver buiten de werkelijkheid van het ogenblik.

Zoals de dingen op het ogenblik liggen, zou men een verdeling kunnen

'maken in drie sferen. Tot de eerste behoren dan al die vraagstukken, die

ook in de toekomst op nationaal plan zullen blijven liggen. Tot de tweede behoren de vraagstukken, die op Europees plan tot een oplossing moeten worden gebracht. En tot de derde behoren de vraagstukken, die voor een werkelijke oplossing in de huidige wereldsituatie een veel ruimer plan nog vereisen dan het Europese. Tot de laatste behoren dan niet enkel de militaire vraagstukken, maar ook een aantal andere, economische kwesties, valuta- kwesties" kwesties van handelsverkeer e.d.

Van het bestaan van deze drie sferen en van de vraag, op welk plan de verschillende vraagstukken liggen, heeft men zich tot nu toe onvoldoende rekenschap gegeven. Als gevolg daarvan ook van de v' raag over de taak, de bevoegdheden en de begrenzingen van een Europese federatie, ene, rzijds tegenover de kleinere, nationale gemeenschappen, anderzijds tegenover de grotere gemeenschap van de Atlantische wereld. Talrijke moeilijkheden in de discussies, ook in de positie van de Assemblee

~ijn

daar het gevolg van.

Het is nog niet te overzien hoe al deze moeilijkheden een oplossing

moeten vinden. Maar op één ding zou ik willen wijzen: ook, wanneer in

de toekomst de ontwikkeling jn toenemende mate zou gaan in de. richting

van eep.' Atlantische Unie, dan wordt daarmee -de zaak van een nauwere

aaneensluiting in Europa nog niet

'

zinloos.' Wanneer Europa wil voortbe-

staan, dan zal het een aantal vraagstukken zelf moeten oplossen. Sommige

vraagstukken van integratie komen wel eens eenvoudiger te liggen, als

men de palen vltn het terrein wijder uitzet, maar andere komen beslist

moeilijker te ' liggen. En ook binnen het kader van een Atlantische unie

(9)

oe ge ad :re

~g,

iet let de :er de is de uk

~n,

:er de en He

de :en en og ire ta- an de de jds rer [én Dlg .ng

in .ng

~re

De- ige als list nie

De Europese vlag van de Straatburgse Kathedraal

kan een Verenigd Europa een belangrijker bijdrage leveren tot sfabiele verhoudingen in de wereld dan een groot aantal nationale staten- steuntrekkers.

Wanneer men de werkzaamheden van de' Raad van Europa over 1950 overziet, dan is er geen reden om teleurgesteld of ontmoedigd te zijn. De jongste zitting is aanmerkelijk beter geweest dan de Augustus-zitting. Er waren nog moeilijkheden genoeg, maar geen crisisstemming meer. Er was een ernstige wil om tot elkander te komen en ook de Engelsen, met behoud van eigen standpunten, werkten op constructieve wijze mee en brachten herhaaldelijk tot uitdrukking niet buiten çle Europese samenwerking te willen blijven. Voor 'zover dit Labour betreft, is het contact tussen de ver- schillende socialistische fracties daartoe vruchtbaar geweest.

(10)

Het doel van de Raad van Europa is van het begin af geweest een bijdrage te leveren om in Europa in de kortst mogelijke tijd een maximum aan eenheid en samenwerking tot stand te brengen. Voor sommigen viel dit samen met de vestiging van een Europese federatie, maar het is goed om deze twee dingen duidelijk te blijven onderscheiden. De Assemblee heeft nu een plan-Mackay (een Engels plan dus) in studie genomen tot hervor·

ming van de Raad van Europa. Tegelijkertijd heeft de Assemblee besloten om in versneld tempo verder te werken in de richting van functionele accoorden. Zij heeft haar adhaesie betuigd aan het plan-Schuman en daar- naast een Hoge Autoriteit bepleit voor de defensie, de landbouw en het transport. Het is belangrijker om deze dingen spoedig practisch te helpen verwezenlijken' dan te blijven theoretiseren over federalisme en functiona·

lisme. Want de practische consequenties van de zo juist genoemde punten zullen zo verreikend zijn, dat, als het in deze richting tot resultaten komt,

~

binnen weinige jaren eenvoudig voor het feit van de Europese eenheid komen te staan. Verschillende andere raagstukken zullen dan een.voudiger oplosbaar blijken te zijn.

In de geschiedenis komen de dingen nu eenmaal nooit tot stand over-

. eenkomstig tevoren opgestelde plannen. Dat heeft voor het ogenblik een

klove geschapen tussen de Federalistische Beweging en de Raad van Europa. De Raad van Europa heeft na lange en vaak bewogen discussies definitief gekozen voor de groei van een Europe~e eenheid van onder op.

De Federalistische Beweging schijnt zich te willen vastbijten in het dogma- tisme van de federatie van boven af. Dat zou uitermate jammer zijn. Want in de Federalistische Beweging lopen talrijke figuren mee, wier bezieling en geestdrift, wier verbeelding en voortvarendheid het wordende Europa broodnodig heeft. Maar als zij werkelijk haar invloed op de gang van zaken wil behouden, dan is het nodig, dat zij ten spoedigste het st

adium

van demonstraties en Comité's de vigilance te boven komt en dat zij op constructieve wijze de lijn beïnvloedt, die de practijk nu eenmaal gaat.

Waarbij in het bijzonder is te bedenken, dat, zo men invloed op de be- slissingen wil hebben, men zijn activiteit zal moeten concentreren op het nationale plan, omdat daar voorlopig de belangrijkste beslissingen blijven vallen. Wanneer Engelse federalisten werkelijk iets van betekenis willen doen, dan moeten ze bijvoorbeeld niet in Straatsburg komen demonstreren, maar dan moeten ze trachten in Engeland zelf de gedachte van het fede- ralisme hechter te verankeren. Hetzelfde geldt voor de andere landen.

Teruggekeerd van de jongste zitting van de Assemblee, meen ik te mogen

zeggen, dat in Straatsburg een crisis werd overwonnen, dat een gevaarlijke

weg werd vermeden en dat men begonnen is practisch werk te doen. Het

tempo is nog langzaam, misschien te langzaam. Maar wat eeuwen aan

verschillen en tegenstellingen in Europa in het leven hebben geroepen, kan

in één jaar niet- worden overwonnen.

(11)

:

iit lm

~ft i)f-

en

~le

ar- Let

len la- len

nt,

~se

an er-

'en 'an

ies

)p.

la-

mt

ing

• pa

ran

urn op

.

at.

be-

n.et ren

len

,en,

de-

gen

jke rIet

lan

!Can

H. VERWEY-JONKER

ISOLEMENT EN CONFORMATIE IN HET KATHOLIEKE ZUIDEN

D

e

laatste maanden is vooral in katholieke kring veel geschreven over

"het probleem noord-zuid". Daarbij kwam dan vooral ter sprake de onderlinge verstandhouding tussen de autochthone katholieke bevol- king van Brabant en Limburg en de protestantse en onkerkelijke "import"

die

zich daar gevestigd heeft uit provincies ten noorden van de Moerdijk.

Dit

artikel is bedoeld als een bijdrage in deze discussie van de zijde van iemand, die tot die import behoort. Het is dus uiteraard wat eenzijdig en subjectief. Ik zal echter proberen eigen mening te toetsen aan die van anderen en meer spreken over de achtergrond der tegenstellingen dan over deze tegenstellingen zelf.

De

meeste Nederlanders weten van "het zuiden" maar enkele dingen:

het

is bekend, dat je er niet gemengd mag zwemmen en dat meisjes en vrouwen er zich liever niet in korte broekjes moeten vertonen. De sociale toestanden - zo heeft men wel eens gehoord - zijn ·er achterlijk: lage

lonen

en grote gezinnen veroorzaken een grote en permanente armoede, de woningen zijn slecht, de arbeidsverhoudingen feodaal.

De

bevolking

leeft

onder de geestelijke druk van de pastoors. Slechts bij

twee

gelegenheden - kermis en carnaval - springen ze uit de band - maar dan nogal goed . Zo ongeveer ziet in de ogen van de gemiddelde Nederlander "het donkere zuiden" er uit.

Wanneer deze Nederlander zich nu in het zuiden ve, c;tigt, dan is de eerste indruk, dat het hem meevalt. De katholieke Brabanders zijn lang niet zo achterlijk als hij had gedacht. Vrijwel de gehele arbeidersbevolking is georganiseerd, er zijn goede woningen, er is ook een zeker gevoel van eigenwaarde onder de arbeiders en boeren en de hygiëne is er heus niet zo slecht als hij wel had gedacht. Van gemengd zwemmen is natuurlijk geen sprake, maar als hij daar

~et

anderen over spreekt, dan merkt hij, dat vele katholieken dat verbod helemaal niet zo vanzelfsprekend vinden. Toen

het

in de .oorlog mocht - moèst van de

Duitsers

- zwommen ook katholieke jongens en meisjes "gemengd"; in België, waar men op vrije dagen tegenwoordig weer graag naar toe trekt, is het ook heel gewoon;

een enkele gemeente heeft zelfs de grote stap al gedaan: er is daar een (duur) "familiebad", naast de gewone goedkope "gescheiden" inrichting!

De

nieuwkomer zal ook merken, dat niet alle pastoors een zo groot gezag

hebben

als hij had verwacht en vooral, dat verschillende bevolkings- groepen zich aan dat gezag

. op zeer verschillende wijzen onderwerpen.

Kortom, wat hij nu juist verwacht had te vinden aan

verschille~

en tegen-

(12)

stellingen tussen "zuid" en "noord", daarvan vindt hij misschien wel

flard~n,

maar wezenlijk lijken ze zelfs hem niet meer.

Hij ontmoet wel andere dingen, die hem vreemd zijn. Hij hoort een gesprek van zijn kinderen in de tuin met de jeugd uit de buurt.

"Wij

vasten", zegt een kleine jongen en op de verbaasde vraag "Wat doe je dan?": "We doen chocolaadjes in een doosje". Op Aswoensdag zal het dagmeisje -verschijnen met een zwart kruisje op haar voorhoofd en het is beter, dat mevrouw dan niet uitroept: "Kind, ga eens gauw je gezicht wassen!" Zijn dochtertje zal komen vragen of ze mee mag naar het Lof en of ze alsjeblieft ook communie mag doen!

De protestant, voor wie tot dusver de godsdienst een zaak is geweest voor de binnenkamer en voor de Zondagmorgen, wordt op deze wijze geconfronteerd met uitstralingen van de godsdienst in het gewone leven, op een wijze en met een intensiteit, die hem vreemd zijn.· Ook het bewust·

zijn van het verschil in godsdienst wordt hem telkens weer en op zeer directe wijze bijgebracht.

"Wij

zijn openbaar" zeiden mijn eigen kinderen toen ze net naar de Openbare school toe gingen en iemand over katholiek of protestant hoorden praten. En toên in onze stad op vele plaatsen de bordjes verschenen; die naar de "Openbare schuilplaatsen" verwezen, toen wilden ze dirëct ;weten waar de katholieke schuilplaats was! Die geïmpor·

teerde Noord-Nederlander zal ook merken, dat het waarderingsoordeel van en over mensen heel veel met de godsdienst te makeh heeft. Hij zal een katholiek horen zeggen: "Dat is een goede Jood" en dan is er geen oordeel gegeven over het karakter van de betrokkene. Er wordt mee bedoeld: hij is een gelovige Jood, hij vervult zijn godsdienstplichten.

Als de man uit het noorden zich interesseert voor wat er in zijn ge·

meente bestaat en gebeurt, dan ontmoet hij daar weer andere voorbeelden van die diepgaande invloed van de godsdienst - de katholieke godsdienst uiteraard - op het gehele maatschappelijk leven van de streek. Hij zal zich misschien eens afvragen, waarom in Brabantse steden - waar toch overigens standsverschillen een vrij grote rol spelen - geen duidelijke indeling is te vinden in arbeidersbuurten, middenstandswijken en buurten w· aar de gegoeden wonen: waarom er meestal in elke buurt huizen worden gebouwd van ieder soort. Toch is het antwoord eenvoudig: de katholieke stadsarchitect denkt in parochies. En het is voor een parochie bijzonder onvoordelig 'wanneer ze uitsluitend van arbeiders moet bestaan. Op een dergelijke wijze moet men verklaren, dat in de meeste gemeenten de openbare voorzieningen op sociaal en op onderwijsgebied ver achterblijven bij wat elders noodzakelijk wordt geacht. Voor de katholiek is

.

de eigen school, de onderlinge sociale zorg regel en norm, de overheid behoort - in zijn denkwijze - alleen maar aan te vullen en desnoods te coördineren.

Een zelfstandige taak ziet hij hier niet.

·

Langzamerhand begint de Noorderling zich dan bewust te worden van

een verschil

·

in levensstijl. De katholieke gemeenschap, waarin hij terecht

(13)

je let is ,ht ,of

est ,ze en,

~er

;en iek de len or- eel zal aee ge- ien nst zal och jke 'ten den eke der een de ven Igen t - ren.

van echt

is gekomen, heeft duidelijk andere denkbeelden, vooral ten aanzien van

huwelijk en gezinsleven en ten aanzien van de maatschappelijke standen, dan die, waarin de Noorderling zelf is opgevoed. Met enige overdrijving kan men zeggen, dat het katholieke ideaal is de "domestic family": het gezin, dat een gesloten eenheid vormt, dat lang in stand wordt gehouden, ook nog als de kinderen volwassen zijn. Binnen dit gezin is de moeder het middelpunt en zij oefent onomstreden gezag uit. Man en kinderen dragen aan haar hun inkomsten af en ze krijgen v~n haar slechts een klein "tracte- ment" terug. Naar buiten toe is echter de vader de vertegenwoordiger van het gezin. De moeder vervult zelden een rol in de maatschappij. Het over- grote deel van de "import" heeft een heel ander gezinsideaal. Voor hun is het huwelijk een verbinding van twee vrije en zelfstandige mensen, die beiden naar buiten kunnen optreden. Zij geven er de voorkeur aan weinig kinderen te hebben en die dan goed op te voeden en ze nemen daar de nodige maatregelen voor. Ze brengen hun kinderen vroeg tot zelfstandig- heid en ook de financiële huisregels worden bij dit streven aangepast.

De Noorderling brengt als regel weinig "standsbesef" mee. Ten dele is dit eenvoudig een gevolg van het feit, dat hij verhuisd is: in een nieuwe stad schudt men nu eenmaal gemakkelijker de afkomst van zich af. Ten dele hadden dergelijke gevoelens zich in de atomistische maatschappij van de grotè steden nooit bij hem ontwikkeld. In het zuiden vindt hij een wereld, die zeer bewust is van eigen en anderer "stand". Hij 'vindt er de

"standsorganisaties", jonge arbeiders, jonge middenstanders, jonge boeren, afzonderlijk verenigd. Hij ontmoet een groot ontzag voor academische en andere titulatuur. Dit. standsbesef gaat samen met een zekere mate vap sociale democratie: er zijn bijv. geen katholieke "standenscholen", ten minste niet bij het Lager Onderwijs, maar het trekt tegelijkertijd scherpe grenzen, ook in uiterlijkheden. Aan de verschillende -"klassen" bij huwelijken, begrafenissen en dergelijke wordt streng de hand gehouden en het wordt niet gewaardeerd wanneer 'men zich bij zulk een gelegenheid hoger of lager aanslaat dan wat als norm geldt voor de stand, waartoe men gerekend wordt.

Het is naar mijn overtuiging meer dan iets anders dit vel1Schil van twee levensstijlen, dat de tegenstellingen en conflicten tussen de Brabantse be- volking en de importbevolking veroorzaakt. Want wat is het geval? De geïmporteerden beschouwen de katholieke opvatttingen van gezinsleven, van huwelijk en van stand als even zoveel voorbeelden van een achterlijke sociale moraal. Voor hen vertegenwoordigen deze normen en idealen een wereld van het verleden, een wereld, waaraa~ zij zich - ten dele ook per- soonlijk - ontworsteld hebben. Voor de katholiek echter is zijn eigen wereld' de norm, veel sterker nog, voor hem zijn de voorbeelden van een andere, de "noordelijke" moraal, even zoveel verschijnselen van deca- dentie, van zedelijke verwórding, van verval. De waardemeters verschil- len en dus valt ook de waardering anders uit. Voor de katholiek is een

(14)

echtscheiding per se te verwerpen, voor de protestant is ze beter dan een voortleven in een ontwricht gezin. Een katholiek keurt de kinderbeperking af, voor zich zelf en voor iedereen, een protestant aanvaardt haar met of zonder reserves. Een werkende getrouwde vrouw is voor een katholiek een beklagenswaardig wezen, voor een protestant iemand om bewondering voor te hebben. En zo kan men doorgaan.

Men hoeft niet eens door te dringen tot de werkelijke essentiële inhoud van' de geloofsovertuigingen en ook daar zijn natuurlijk de verschillen

,

groot. Waar het in het onderling verkeer op aankomt zijn echter vooral de cOThSequenties van de godsdiensten: hun invloed op denkwijze én moraal.

'

Als zulk een secondair godsdienstig verschil, dat echter yoor velen een primaire betekenis krijgt, zou men kunnen beschouwen de in de twee levenskringen verschillende waardering voor en het daarmee samen·

hangende gebruik van gezag en autoriteit.

Zowel de protestant als de onkerkelijke zullen ieder menselijk gezag willen toetsen aan eigen normen en ze zullen een vergaande vrijheid van denken en handelen willen handhaven tegenover het gezag. Deze houding berust voor de protestant op een wezenlijk element in zijn godsdienst: de twijfel. Hij is zozeer overtuigd, dat hem slechts een deel van de Waarheid is geopenbaard, dat hij steeds ruimte wil laten voor de mogelijkheid, dat anderen meer en anders de waarheid beleven dan hij. Bij vele onkerke- lijke mensen heeft zich deze-zelfde twijfel uitgebreid tot een zeker relati- visme ten aanzien van morele voorschriften en wetten. In geen van beide denkschema's past een absolute autoriteit.

:De zichtbare consequenties van beide richtingen: tolerantie, vergaande persoonlijke geestelijke vrijheid, geen of weinig absolute morele voor- schriften, geen geestelijke autoriteit, zijn de katholieken vreemd. Zij aan- vaarden vanzelfsprekend de autoriteit van de Kerk ook over een groot deel van hun persoonlijke leven. Ze komen er daardoor ook veel gemakke·

lijker toe met de middelen van het wereldlijke gezag aan bepaalde morele eisen kracht bij te zetten. Dat het daarbij gaat om

hun moraal en dat

anderen er heel anders over kunnen denken, dat zal men aan de katholieke kant nauwelijks beseffen en zeker niet aanvaarden omdat dit immers relativering zou betekenen van die moraal.

De protestant in het zuiden voelt zich in twee opzichten minder plezierig: hij heeft het gevoel, dat men zijn moraal in twijfel trekt terwijl hij zelf daaraan niets verkeerds vindt en hij krijgt een gevoel van onvrij- heid omdat hem bij de wet de moraalregels van anderen worden opgelegd, Om concreet te zijn: hij ma2 niet gemengd' zwemmen, hij mag alleen uit- gezochte films zien, hij mag niet na donker met. zijn vrouw door éen park lopen, hij kan geen anti-conceptionele middelen kopen. Zijn oude gewoon- ten moet hij door deze geboden en ';erboden min of meer wijzigen; Dat is zo erg niet. Maar er wordt hem gesuggereerd, dat die oude gewoonten

!!--moreel zijn geweest. En dat aanvaardt hij natuurlijk nooit! Hij kan in

(15)

ud en

.

de al.

'

en ee

:n-

ag an ng de

!id

lat

;::e-

<de Dr-

ln-

lot

!:e-

ele lat

'ke ers

ier vijl rij- gd.

Iit-

lrk Jn-

)at ten

in

deze situatie twee verweermiddelen aangrijpen: het isolement en de con- formatie. Beide middelen worden door ons allen toegepast, naast elkaar omdat ze beide onvolledig moeten zijn. Tot isolement komen we meer en meer in onderwij, s en opvoeding. Velen van ons kwamen hier met de leuze van Volksonderwijs op de lippen: "onverdeeld naar de Openbare Schooll"

In de praktijk echter blijkt op de openbare school slechts een kleine minder- heid te komen zelfs van de vrijzinnigen. Dit feit, gekoppeld met de ver- waarlozing van de zijde van de gemeentebesturen, deed in vele zuidelijke gebieden het bijzonder neutaal onderwijs ópbloeien. Isolement in de op- voeding van de kinderen is er niet slechts uit nuttigheidsoverweging, o'ok als verweermiddel. Om dezelfde reden sturen vele onkerkelijke ouders hun kinderen naar het protestantse godsdienstonderwijs. De stichting van eigen organisaties - van coöperaties en woningbouwverenigingen af tot clubs van Groningers en Friezen toe, moet men ten dele zien in hetzelfde licht.

Niemand van degenen, die lang in het zuiden wonen, kan zich echter geheel onttrekken aan de invloed van dit milieu: een zekere conformatie ondergaan wij allen. Misschien is het duidelijkste voorbeeld hiervan het relatief hoge kindertal, dat men in het zuiden óok onder protestanten en onkerkelijken vindt! Ook is bij velen in de loop van de jaren een bestaande onverschilligheid in godsdienstige zaken in' positief beleven van de eigen (protestantse) godsdienst verkeerd.

De katholiek in de streken en steden met veel import grijpt eveneens naar verweermiddelen. Het eerste is ook van zijn kant een soort 'isole- ment: hij heeft de neiging de protestant min of meer buiten te sluiten. Er wordt op de omgang van protestanten en katholieken nogal streng toe- gezien. Personeelsverenigingen worden voor katholieken verboden zodra de meerderheid uit protestanten best"aat. Aan de andere kant is er zeer zeker ook een conformatie aan de normen en leefregels van de protestant.

Het is bepaàld geen toeval, dat in de Zuidelijke industriestreken met veel import het geboortecijfer dalende is. Het is ook geen toeval, dat men juist daar binnen het gezinsleven tot zakelijker verhoudingen komt en dat vele jonge arbeiders er tegenwoordig op staan hun eigen inkomsten te houden en thuis kostgeld te geven. Bij dit alles moet men natuurlijk niet vergeten, dat ook de katholieke gemeenschap niet stil staat. Wanneer men nu een boek leest als dat van Barentsen: "Het oude Kempenland", waarin toestanden en denkbeelden worden beschreven, die omstreeks

1900

heersten in het dorp Bergeyk, dan moet men zelfs concluderen, dat het katholieke deel van ons volk sneller evolueert dan de overigen!

De twee vragen, waartoe de bovenstaande beschouwingen aanleiding

geven, zijn de volgende: Zijn de protestanten in het zuiden welkom? en

Voelen ze zich er thuis? Zeer in het algerneep. kan men op de eerste vraag

antwoorden: als persoon meestal wel, "en masse" niet zo erg! De meeste

katholieken stellen persoonlijke omgang met protestanten op prijs. Van

een invasie van een groot aantal protestanten vreest men echter beïnvloe-

(16)

ding van de morele normen van de eigen massa en dat duldt men niet.

Het twintig jaar oude boek van Knuvelder "Vanuit wingewesten" schildert die vrees. Men krijgt de indruk, dat zij in intellectuele kringen thans niet meer zo sterk gekoesterd wordt. In de katholieke arbeidersbevolking ont- moet men haar echter nog - en waarschijnlijk is ze daar sterker dan vroeger. Twintig jaar .geleden zou een arbeider er nl. nog niet aan gedacht hebben zulk een brutale 'opmerking te lIlaken, maar nu kan het voorkomen, dat hij bij een ruzie zijn bedrijfsleider toevoegt: "Wat komt u hier eigenlijk doen? Dit is een katholiek land".

De tweede vraag, of wij ons hier thuis voelen, is minder gemakkelijk te beantwoorden, want -veel meer individueel. Voor de -velen, die er in ge- slaagd zijn hun leven in het zuiden te slijten binnen het isolement van de eigen kring, zal het antwoord zonder veel nadenken bevestigend zijn.

Voor degenen, die zich volslagen bij de katholieke levensstijl hebben aan- gepast, misschien ook. Wanneer men de anderen vraagt of zij hier later, na hun pensioen willen blijven, dan zegg.en de meesten, dat het van de omstandigheden afhangt en daarbij denken ze aan woningen en zo. Vraagt men hen of ze hun kinderen op den duur in het zuiden willen laten, dan zullen zij u zonder aarzelen verklaren, dat ze hopen, dat dit niet nodig zal zijn.

(17)

en, lijk

: te ge- van lijn, an- ter,.

de agt dan ldig

J. BARENTS

DE KORTE EN DE LANGE TERMIJN

M

en zou de grote'lijnen van De Kadts De consequenties van Korea als een ouderwetse schelmenroman kunnen opvatten: de schone en deugdzame maagd West-Europa wordt belaagd door een snoodaard met een snor, in wien wij weldra de heer J. Stalin herkennen, met een knoet in de hand; maar gelukkig, vóór er, zoals de burgermensen zeggen,

"iets gebeurd" is, treedt de edele Oom Sam uit het struikgewas naar voren en redt de maagd, waarna zij samen, met hun 50 divisies, lang en gelukkig leven.

De onbea~fwoorde, maar enigszins zenuwachtige vraag in dit scenario is, of ,de teruggejaagde belager niet (')ver de heg zal blijven gluren naar het minnende paartje en bij een volgende gelegenheid weer nieuwe schelmen- streken op touw zal zetten. Of, om van deze lichtzinnige beeldspraak af te stappen: de vraag is of (de sceptici zeggen: waar) een volgende door de Russen op touw gezette of begunstigde agressie zal plaats vinden. Er heeft in Noord-Korea, toen de troepen van de VereniKde Naties het pleit gewonnen leken te hebben en over de 38ste breedtegraad heenstormden, een invasie van Chinees-communistische troepen pläats gevonden die, ook als zij geen gevaar voqr een wereldoorlog zou betekenen, de waarschuwing inhoudt, dat wat hier gebeurt elk ogenblik elders kan gebeuren. Het gevaar voor een uitbreiding van het conflict is niet denkbeeldig, nu duide- lijk is komen vast te staan, dat de troepen van de Verenigde Naties niet alleen Noordkoreanen tegen zich hebben, maar in strijd zijn met een machtiger bondgenoot van het Krernltn, Mao Tse Tung; het is niet uitge- sloten, dat het conflict zich daarmede zou ontwikkelen tot bombardementen op het Chinese achterland, (wie weet?) ook 'op de Japanse bases van de Verenigde Naties - en verder. Er heeft zich ten. aanzien va.n de zo ge-

naam~e koude oorlog een soort van conventie gevormd, inhoudende dat de twee polen van de wereldpolitiek, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, elkander ,niet rechtstreeks met hun strijdkrachten aantasten, maar "bij gevolmachtigde" vechten: in Gri"ekeniand weerstaan de Griekse troepen, gesteund 'door betrekkelijk weinige Amerikaanse militaire adviseurs en door machtige hoeveelheden oorlogsmateriaal en economische hulp, de commu- nistische rebellen uit het Noorden, die gesteund worden door Albanië en Bulgarije (vóór de zomer van 1948 ook door Yoego-Slavië), die op hun beurt niet zonder inspiratie van het Kremlin handelen: in Korea strijden de Zuidkoreaanse troepen, gesteund en gel~id door Amerikaanse soldaten en andere troepen van' de Verenigde Naties, tegen Noordkoreanen, die niet alleen in de latere fases van de strijd gesteund worden door commu-

(18)

nistische Chinezen, maar al eerder van Russische wapens voorzien bleken te zijn. Wij zijn al een eindweegs gevorderd

in

wat Schwarzenberger de

status mixtus, de tussen-toestand tussen oorlog en vrede noemt: een

tussen-toestand, waa:rbij de staten hun normale taktiek in iriternationale zaken

uit

vredestijd aanvullen met een beperkt gebruik van de wapens, waarbij het van het doel

'dat men heeft afhangt, of de tussen-toestand (de

"koude oorlog" of de huidige gespannen vredestoestand dus) tot een volledige oorlog zal uitgroeien

1).

Ook als de situatie in Noord-Korea goed afloopt doordat de troepen van Mao zich terugtrekken of zonder

.

dat een oorlog met China uitbreekt worden teruggedreven, kan een soortgelijke invasie in Indochina ge- schieden. Niet alle nationalisten, die aanvankelijk aan de zijde van Ho Tsji Minh stonden, war,en Kremlin-communisten, en aan de andere zijde zijn er veel Indochinezen, die weerstand willen bieden aan de communis- tische agressie die door hun land gaat, zonder dat zij sympathie gevoelen voor de door de Fransen teruggehaalde keizer Bao Dai, wiens terugkeer door het gebrek aan geestdrift bij de bevolking van de aanvang af een

Fehlinvestierung dreigde te worden. Het is niet waarschijnlijk, dat de Viet Nam haar recente militaire successen in het Noorden van het land zonder

buitenlandse hulp heeft weten te behalen; dat hulp van Mao Tse Tung op grote schaal het einde van de Franse tegenstand zou kunnen betekenen, tenzij Amerika snel te hulp komt, is zeer aannemelijk. Ten aanzien van die Amerikaanse hulp is de klemmende vraag, waar zij vandaan moet komen, als er zich eens versch

-

eidene "Korea's" tegelijkertijd zouden voordoen, als er eens in Korea, in Indochina, in Iran, in Berlijn tegelijk politieke brandjes zouden uitbreken, waarbij de omstanders om dezelfde (Amerikaanse) brandweerploeg zouden roepen. De vraag stellen is haar beantwoorden: de kans is dan groot, dat er aanvankelijk te weinig brandweerlieden zullen zijn en te weinig water: zodat in 'eerste instantie terugtrekken op grote schaal geboden zou zijn.

Men ziet: wij bèvinden ons dan in gedachten al in een algemeen wereld- conflict, in de algemeen gevreesde derde

' wereldoorlog. Wil

men die dan?

Het· antwoord op die vraag luidt vrij zeker ontkennend; al eerder hebben wij in deze artikelen uiteengezet, dat niet alleen de vrije wereld, Amerika voorop, er alle reden voor heeft om geen oorlog te willen, maar dat ook Stalin, zolang hem andere middelen ter beschikking staan, de enorme risico's van een nieuwe wereldoorlog zal trachten te vermijden. Maar de aantekening is niet overbodig, dat

willen niet alleen over het verloop van

de wereldpolitiek beslist; de steeds "warmer" wordende koude

_

oorlog schept telkens weer situaties waaruit - zie boven - licht ook ongewild oorlog kan ontstaan.

Laat ons ter illustratie eens niet recente gebeurtenissen aanhaien, maar

1) Vgl. G. Schwarzenberger - Peace and war in international society In, in:

2 International Social Science Bulletin (1950), 336 e.v.

(19)

n t

!-

o

? n a k e e

r

een verklaring, die van voor enkele jaren dateert. In Augustus 1947 weigerde de Sowjet-generaal Goulichvili, hoofd van een' repaif:riërings- commissie, naar Rusland terug te keren. Zijn naam is, onder zo vele

"afspring ers" , alweer bijna vergeten, maar de verklaringen, welke hij kort na zijn daad aflegde, waren bijzonder de moeite waard, juist om wat Goulichvili, die gelooft dat zelfs na een nederlaag van Rusland geen ander bewind dan dat van de Sovjets denkbaar is, over de toekomstperspectieven en -kansen als zijn mening geeft. Hie zou ik uit zijn verklaringen ') drie punten in herinnering willen brengen. Het eerste, overeenstemmend met wat vele militaire deskundigen thans menen, is' dat de gevaarlijkste zone in de huidige weredpolitiek in Iran ligt. Het tweede (uit 19471), dat Rusland verwachtte, in 1951-'52 de atoombom, JUIst als Amerika, op industriële schaal te kunnen produceren. Het derde, dat ofschoon de Sovjet-Unie op· zich zelf geen oorlog wil en zo lang mogelijk andere middelen zal gebrui- ken, er een belangrijke kans op oorlog bestaat, zodra Rusland zich voor een conflict sterk genoeg acht. ~ Bij het laatste moeten we immers bedenken, dat Stalin en de zijnen het conflict tussen de "kapitalistische staten" en de Sovjet-Unie in laatste instantie onvermijdelijk achten; dat blijkt, wat ook Vysjinsky in Lake Success moge verklaren 2), één van de grondslagen van de theorie van het Leninisme-Stalinisme, die nooit is losgelaten. ,

We· moeten ons, willen we de situatie reëel bezien, instellen op de mogelijkheid van een oorlog en, als die mogelijkheid onverhoopt werkelijk- heid mocht worden, op de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van een vijandelijke bezetting. Over het tweede punt 'aanstonds nader; de eerstgenoemde mogelijkheid (we zouden ook wel kunnen zeggen: waar- schijnlijkheid) is voor velen nog geen denkbeeld, waaraan men zich, heeft gewend. Een voorbeeld uit het dagelijks leven moge dienen om dat te verduidelijken. Toen prof. de Vries Reilingh op 13 November zijn intrée- rede hield aan de Universiteit van Amsterdam, sprak hij uitvoerig over de heropvoeding van Duitsland en besloot deze passage in zijn rede met de woorden: "bovendien zoudt u in Duitsland een toetssteen kunnen zien voor de taak van een volksopvoeding in nog veel groter formaat, waarvan wij de eventualiteit aan de horizon zien opdoemen".3) In de laatste zinsnede zagen vele aanwezigen in de aula, terecht of ten onrechte, een toespeling op de heropvoeding van een in de toekomst mogelijkerwijze overwonnen Rusland - en zij vonden dat, en nu 'geheel ten onrechte, een vreemd, toch eigenlijk wat overdreven denkbeeld. Met andere woorden:

men realiseert zich ook in kringen, die beter geïnformeerd behoorden te zijn of dieper behoorden na te denken, niet of nauwelijks dat er een nieuwe

1) ,onder pseudoniem Djaparidse, zie Neue Zarcher Zeitung, 28 Sept. 1947.

2) Vgl. b.v. Nieuwe J?OItterdamsche Courant, 20 Nov. 1950.

3) H. D. de Vries Reilingh - De Volksopvoeding als vormende kracht in het sociale leven (1950), blz. 26.

(20)

w reldoorlog voor de deur kan staan en dat er ook na beëindiging daarvan politiek gemaakt zal moeten worden (in onze persoonlijke aanwezigheid ot niet, dat doet hier niet te. r zake, maar behoort bij de straks te noemen rubriek "bezetting van West-Europa"). Er wordt van de arbeiders in de dynamietfabrieken verteld, dat zij ten slotte zo aan het gevaar zijn gewend, dat zij hun pijp aansteken met ontplofbaar materiaal. De mensen van

1950

lijken op die arbeiders en dreigen wel eens te vergeten dat dit niet betekent dat dynamiet ongevaarlijk is, maar alleen dat de mens aan alles went.

Moeten we dus concluderen, dat alle andere middelen hebben

gefaald'~

Met voLstrekte zekerheid valt dit niet te zeggen, maar het gaat er danig op lijken. De tot dusver gevolgde politiek van het Westen, in het bijzonder van de Verenigde Staten, was gericht op een bedwingen van Ruslands

. I

agressie

(confainmenf

J, kennelijk in de hoop dat er zlch inmiddels vrolijker perspectieven zouden openen. Nu is het verstandig, nooit de deur voor onderhandelingen te sluiten, maar het staat te vrezen, dat wanneer het Franse kabinet zich als in het midden van November plotseling (voor het oog althans

.

plotseling) geestdriftig toont voor een nieuwe vier-mogend- hen-conferentie, dat minder berust op een nieuwe en verfrissende analyse van de mogelijkheden in de wereldpolitiek als wel op typische gevoelens, die een groot deel van de Franse binnenlandse politiek be- heeJ"sen. De regering van een in zijn hart

défaitisti~ch

volk (dat voor dit défaitisme trouwens zakelijk enige redenen heeft), die zelf in al zijn daden verlamd dreigt te worden door een communislisch blok links en een Gaullistisch blok rechts, die te zamen waarschijnlijk meer dan de helft van de Fransen achter zich hebben: zulk een regering moet uit zeer sterke personen bestaan, om een beleid te voeren, dat zijn kracht niet in schone plannen maar in daden zoekt. Voor een regering van een land, dat zijn positie als grote mogendheid zo dpidelijk verloren heeft als Frankrijk en welks bewoners de frase minnen, is de verleiding groot om te pas en te onpas-een groot gebaar te willen maken. Berust Frankrijks neiging om te

'

"bemiddelen" tussen Rusland

~n

Amerika op méér qan défaitisme plus illusielust? Het zou aangenaam zijn om het te geloven, maar niet verstandig.

En, tegen andere geestelijke achtergronden, valt hetzelfde te zeggen van de voorstellen voor een vier-mogendheden-conferentie, die in de Engelse Arbeiderspartij komen opduiken. Er kàn een tijd komen voor nieuwe ouderhandelingen, maar de tekenen zijn er nog niet naar. Ook hier lijken de gevoelens van de voorstellers grotere inv10ed te hebben uitgeoefend dan enige waarneembare feiten uit de wereldpolitiek.

Is de politiek van

confainmenf

dus een volslagen .mislukking, zoals een bevoegd commentator als David J. DalIin meent?

1)

DalIin ri.cht zijn kritiek in het bijzonder op de Truman-doctrine van 1947, inhoudende dat Sovjet-agressie (toen tegenover Griekenland en Turkije) moest worden

1) The New Leader, 14 Oct. 1950, pag. 9.

(21)

't p

!r

Is .r

,r

~t

!t

a-

e e it

tI re

.e

IS

g.

Ie Ie

lt n

tegengehouden. Hij betoogt, dat èn Truman-doctrine èn Marshall-plan èn (tot dusverre) Noordatlantisch Pact onvoldoende zijn gebleken, en dat alleen herbewapening van de oostelijke en westelijke grendel op Ruslands deuren, va'n West-Duitsland en van Japan, uitkomst zal bieden. Het ware te wensen, dat alle Europese politici dit even helder inzagen als Dallïn, al zou het eveneens wenselijk zijn, dat degenen die het inzien hun pleidooien voor Duitslands herbewapening uit uitspraken zonder de qualificatie en clausulering, die bij politieke oordeelvellingen altijd verstandig is. De herbewapening van West-Duitsland heeft immers op zijn minst dit gevolg, dat men äe politieke lijn, die ondanks alle onhandigheden van 1945 af tegenover Duitsland vrij algemeen is gevolgd, namelijk het versterken van de weinige, maar reëel aanwezige, goede elementen en het intomen van de kwade elementen, doorkruist door een aantal "goede" Duitsers op te schrikken en een aantal anderen, aan wier goedheid enige twijfel kan bestaan, in te schakelen. Een dergelijke qualificatie en clausulering zou geen aarzeling of halfhartigheid behoeven te betekenen, maar cie Duitse herbewapening voor vele mens(en in Europa aannemelijker kunnen maken;

maar dit terzijde.

Zelfs echter als de confainmenf militair doeltreffender zou worden door een herbewapening van Duitsland en Japan, is het de vraag of men daar- mede op den duur een oplossing van de spanning' bereikt. Het beste wat mogelijk lijkt zijn afzonderlijke overeenkomsten over bepaalde onderwerpen, laat ons zeggen: een gezamenlijk vredesverdrag voor Oostenrijk als en wanneer het Westen militair sterk genoeg zal zijn in Europa om volks- democratische verrassingen in dat land bij vbo~baat uit te sluiten. En verder .... laat ons de mogelijkheden even overzien.

Allereerst is· er de mogelijkheid van een boven-nationaal gezag, waarbij we in de eerste plaats aan de Organisatie der Verenigde Naties denken.

Het is op zich zelf een goed teken, dat de Verenigde Naties (minus de Sovjet-Unie en haar satellieten) zich in het Koreaanse conflict goed hebben geweerd. In die vermindering met de Sovjet-Unie en haar satellieten, die juridisch haar weerslag vond in de befaamde ontbrekende stem van het permanente lid Rusland onder het besluit van de Veiligheidsraad over Korea, ligt in politiek opzicht besloten, dat de Verenigde Naties na Juni van dit jaar Geallieerde Naties zijn geworden - tegen Russische agressie - en hun vroegere aanspraak, een wereldorganisatie te zijn, tot nader order op stal zt;!tten. Het is een politiek van de vermoorde onschuld aan commu- nistische zijde om het voor te stellen alsof deze re-activering plus beper- king van de Verenigde Naties onwettige moedwil zou zijn in plaats van noodzakelijk gebleken zelfverdediging van de vrije volken. De logische consequentie van deze ontwikkeling is echter, dat men dus in de Verenigde Naties niet meer de eerste aanleg tot een wereldregering voor zich heeft, die de optimisten onder ons daarin in 1945 althans in de kiem aanwezig zagen. Dat een andere vorm van "wereldregering", weinig kansen biedt, volgt tevens daaruit. Voor de toekomst kunnen we op zijn best hopen, dat

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Welke groepen vragen op dit moment om bijzondere aandacht, welke invloed hebben de maatregelen om het coronavirus tegen te gaan voor deze mensen.. - Daarnaast is extra aandacht

Tijdens de eerste vergadering op 9 no- vember met de stad Brugge, het bestuur, de po- litie en de hoofdaannemer werden de proble- men naar bereikbaarheid voor hulpdiensten en

Stuur de bon in een open envelop zonder postzegel naar: Man of all Seasons Abonnementen Service Antwoordnummer 20052 2130 RE Hoofddorp Als u de bon voor 31 oktober instuurt,

Ook is onderzocht in hoeverre dit prosociaal gedrag positief beïnvloed wordt door (1) de mate waarin men zich identificeert met de organisatie, en/of het team, (2) de

Deze aanvraag is bedoeld als noodmaatregel voor ondernemers die door de maatregelen in verband met de coronacrisis in financiële problemen komen en die niet meer in de

Maar wat zelfs de Trust en het Internationaal Ondernemersverbond nog niet hebben vermocht: het samenvereenigen van het geheele Proletariaat, door één druk, één bedreiging, één

Evenals er in iedere maatschappij grote verschillen zijn in op- leiding en ontwikkeling tussen generaties, is er een zeer groot verschil in opleiding en

Op deze vraag worden verschillende antwoorden gehoord. Vooreerst klinkt daar nog het oude antwoord van het liberalisme en de daaraan verwante staats- en