• No results found

“De warme, de koude en de gretige hand.”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“De warme, de koude en de gretige hand.” "

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“De warme, de koude en de gretige hand.”

‘Onderzoek naar de gevolgen voor voortzetting familiebedrijven na het heffen van successierecht bij onverwachts overlijden.’

Door:

Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

Groningen, 2005

(2)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

2 Titel:

“De warme, de koude en de gretige hand.”

Subtitel:

‘Onderzoek naar de gevolgen voor voortzetting familiebedrijven na het heffen van successierecht bij onverwachts overlijden.’

Auteurs:

Adrianus Philippus Engelvaart Gerardus Martinus Kruisman Lijzijde 50 Star Numanstraat 69 8251 CX Dronten 9714 JK Groningen

Studentnummer: 1423738 Studentnummer: 1435183

Onderwijsinstelling:

Rijksuniversiteit Groningen (RUG) Faculteit Economische Wetenschappen Landleven 5

9747 AD Groningen

Afstudeerrichting:

Small Business & Entrepreneurship (SBE)

Begeleiding vanuit Rijksuniversiteit Groningen:

Eerste begeleider: Dhr. Lutz Tweede begeleider: Dhr. Grooten

Groningen, 2005

© 2005 “De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag; het auteursrecht van het afstudeerverslag berust bij de auteurs.”

(3)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

3

I Voorwoord

Voor u ligt onze scriptie “De warme, de koude en de gretige hand.” die als laatste onderdeel geldt in het kader van onze studie Small Business & Entrepreneurship aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Als eerste willen wij onze twee begeleiders Dhr. Lutz en Dhr. Grooten bedanken voor hen opbouwende kritieken en adviezen, waarmee zij tijdens onze afstudeerperiode gekomen zijn.

Ten tweede willen wij onze dank uitspreken naar Dhr. Thomassen, die op verschillende manieren een bijdrage heeft geleverd aan het afstudeerproject.

Ook bedanken wij alle personen die de moeite hebben genomen onze vragenlijst te beantwoorden. Daarnaast een woord van dank aan alle andere personen die op de één of andere manier een bijdrage geleverd hebben aan onze scriptie.

Martijn wil via deze weg de volgende mensen bedanken. Mijn ouders voor hun steun en mijn vrienden voor de gezelligheid die ik heb gehad gedurende mijn studietijd.

Als laatste gaat mijn (Arjen) dank uit naar mijn vriendin Janneke en mijn ouders voor hun steun en toeverlaat tijdens mijn studie.

Zonder al deze personen hadden wij niet tot dit eindproduct kunnen komen.

Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

Groningen, december 2005

(4)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

4

II Inhoudsopgave

I Voorwoord ...3

II Inhoudsopgave ...4

III Samenvatting...6

Hoofdstuk 1 Inleiding ...8

§ 1.1 Aanleiding ...8

§ 1.2 Probleemstelling...9

§ 1.3 Methodologie ...12

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader...15

§ 2.1 Economische belang ...15

§ 2.2 Juridische randvoorwaarden ...21

§ 2.2.1 Nut van belasting ...21

§ 2.2.2 Rechtsgrond successierecht ...23

§ 2.3 Conclusie ...26

§ 2.4 Conceptueel model ...27

Hoofdstuk 3 Successierechten ...30

§ 3.1 Aanleiding onderzoek Successiewetgeving...30

§ 3.2 Geschiedenis successierecht ...31

§ 3.3 Successiewet 1956 ...31

§ 3.4 Fictiebepalingen ...37

§ 3.5 Commissie Moltmaker...38

§ 3.6 Huidige en toekomstige veranderingen Successiewet...39

§ 3.7 Kritiek op Successiewetgeving ...41

§ 3.8 Conclusie ...45

Hoofdstuk 4 Familiebedrijf en Faillissement...46

§ 4.1 Definitie familiebedrijf ...46

§ 4.1.1 Definitie dit rapport ...47

§ 4.2 kenmerken en structuur familiebedrijven ...47

§ 4.3 Positie familiebedrijven in de economie...49

§ 4.4 Opvolgingproblematiek...49

§ 4.5 Faillissement ...52

§ 4.6 aantallen faillissement en oorzaken...53

§ 4.7 Conclusie ...55

Hoofdstuk 5 Europese landen en hun Successiewetgeving...56

§ 5.1 Vergelijking Nederland landen uit de EU ...56

§ 5.2 Vergelijking ...56

§ 5.2.1 Belasten ondernemingsvermogen ...58

§ 5.2.2 Waardering onderneming ...61

§ 5.2.3 Uitstel betaling successierecht ...61

§ 5.2.4 Dubbele belasting ondernemingsvermogen ...62

§ 5.3 Conclusie ...64

Hoofdstuk 6 Stellingen ...65

§ 6.1 Onderzoek notarissen ...65

§ 6.2 Stelling A: “Er is geen gedegen rechtsgrond om successie te heffen.” ...67

§ 6.3 Stelling B: “De belastingdruk voor opvolging bij familiebedrijven is ...68

bij de huidige Successiewetgeving nog steeds te hoog.”...68

§ 6.4 Stelling C: “De Nederlandse staat pleegt jaarlijks ‘moord met voorbedachten rade’ op honderden familiebedrijven door successierechten te innen.” ...69

§ 6.5 Stelling D: “Familiebedrijven moeten tijdig starten met het regelen van de bedrijfsovergang via regelingen (aandelen overdracht, schenkingen, etc.) voor de ondernemer overlijdt.” ...70

(5)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

5

§ 6.6 Stelling E: “In Nederland gaan jaarlijks vele bedrijven failliet door de

Successiewet.” ...72

§ 6.7 Stelling F: “Nederlandse familiebedrijven gaan goed om met de Successiewet.” ...73

§ 6.8 Stelling G “Nederland heeft een slechte Successiewetgeving in vergelijking met andere Europese landen.” ...74

§ 6.9 Conclusie ...75

Hoofdstuk 7 Conclusie...77

§ 7.1 Beantwoording deelvragen ...77

§ 7.1.1 Deelvraag 1...77

§ 7.1.2 Deelvraag 2...78

§ 7.1.3 Deelvraag 3...79

§ 7.1.4 Deelvraag 4...80

§ 7.2 Beantwoording centrale vraag...81

Hoofdstuk 8 Aanbevelingen ...83

Literatuurlijst ...85 Bijlage ... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 1 Rijksinkomsten in 2006...Error! Bookmark not defined.

Bijlage 2 Onderzochte landen GEEF ...Error! Bookmark not defined.

Bijlage 3 Onderzochte landen PWC...Error! Bookmark not defined.

Bijlage 4 Vooruitgang sinds 1998* ...Error! Bookmark not defined.

Bijlage 5 Enquête notarissen ...Error! Bookmark not defined.

Bijlage 6 Onderzoeksresultaten ...Error! Bookmark not defined.

(6)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

6

III Samenvatting

Eind jaren negentig kwam er vanuit verschillende hoeken kritiek op de bestaande Successiewet 1956. Deze kritiek kwam voornamelijk van ondernemers en werkgeversorganisaties en had vooral betrekking op de gewijzigde leefomstandigheden en het gevaar van uitholling van de solvabiliteit van de onderneming. Als uitvloeisel van de in het regeerakkoord van 1998 gemaakte afspraken heeft de Staatssecretaris van Financiën in maart 1999 de Commissie Moltmaker ingesteld, die als opdracht meekreeg een onderzoek in te stellen naar de modernisering van de Successiewetgeving. De commissie kwam tot de conclusie dat de bestaande Successiewet 1956 op een groot aantal punten aanpassing behoeft. Ondanks de voorgestelde en inmiddels doorgevoerde wijzigingen in de successiewet, blijft de discussie over de belasting en aanpassing hiervan voortbestaan.

Aanleiding voor deze scriptie is de hierboven beschreven successiewet en de vermeende negatieve invloed die deze heeft op het voortzetten van familiebedrijven door zoon of dochter. De hoofdvraag waarop door middel van het onderzoek getracht wordt een antwoord te geven is als volgt geformuleerd: ‘Wat zijn de gevolgen van de vernieuwde Successiewet voor de voortzetting van een willekeurig familiebedrijf door zoon of dochter, na het onverwachts overlijden van de vader of moeder? Welke oplossingen zijn er voor handen, om de negatieve gevolgen van successierechten te verminderen?’ Een aantal deelvragen is op grond hiervan geformuleerd en hebben betrekking op opbouw van de Successiewet, de invloed van successierecht op de bedrijfsvoering, hoe de Successiewet in omringende landen is geregeld en wat welke economische criteria en juridische aspecten er bij de successiewet een rol kunnen spelen. Om deze vragen te beantwoorden is een uitvoerig literatuur onderzoek gedaan en contact geweest met belanghebbenden. Teven zijn er op basis van de literatuur studie stellingen gemaakt en zijn deze in de praktijk getoetst. Deze stellingen zijn aan 200 notarissen voorgelegd.

De vakgebieden economie en recht komen op het gebied van successierecht elkaar tegen, met elk andere belangen. Met het economische belang is de voortzetting van het familiebedrijf gemoeid. Doordat het heffen van successie een deel van het vermogen uit de onderneming weghaalt kan de continuïteit in gevaar komen. Uit het onderzoek bleek dat als economische belangen van de familiebedrijven genoemd worden: verzorgen werkgelegenheid, waarde toevoegen Bruto Nationaal Product (BNP), een stabiliserende rol economie, concurrentie en (stilzwijgende) kennis.

De overheid grijpt in door vrijstellingen en andere regelingen voor familiebedrijven beschikbaar te stellen wanneer deze in aanraking komen met successierecht. Dit is niet

(7)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

7 terecht aangezien de overheid alleen mag ingrijpen wanneer er sprake is van marktimperfectie. Successierecht zorgt niet voor een marktimperfectie. De gaten die door het successierecht in de markt komen, als deze er al komen, kunnen door andere bedrijven worden in gevuld. Er is sprake van marktwerking. Wanneer een ondernemer niet in staat is het verontschuldigde bedrag successierecht te betalen, kan de onderneming verkocht worden en blijft de markt intact. Familiebedrijven worden zo door de overheid bevoorrecht ten opzichte van anderen die in aanraking komen met het successierecht terwijl hier geen aanleiding voor is. Met het juridische aspect van het successierecht is de rechtsgrond van successierecht gemoeid. Als rechtsgrond voor het successierecht worden het buitenkansbeginsel en daadkrachtbeginsel genoemd.

Conclusie van dit rapport is dat de huidige Successiewet voor weinig problemen zorgt bij de voortzetting van Nederlandse familiebedrijven. De solvabiliteit van het familiebedrijf wordt niet dermate aangetast, wat zou kunnen leiden tot een faillissement. De overheid biedt immers familiebedrijven de mogelijkheid van uitgestelde betaling tot tien jaar. In dat geval zal het familiebedrijf ongeveer vier jaarwinsten kwijt zijn aan de te betalen successierechten. De huidige Successiewetgeving zorgt daarnaast voor weinig problemen vanwege de hoge vrijstellingen (nu 60%, vanaf 2007; 75%) voor het ondernemingsvermogen welke de overheid aan familiebedrijven geeft. De rechtsgrond van de vrijstellingen voor familiebedrijven is niet terecht. Hierdoor hebben familiebedrijven een financieel voordeel wat andere bedrijven niet hebben. De overheid mag pas optreden wanneer er sprake is van marktimperfectie, waar hier geen sprake van is. Ook de huidige rechtsgrond van het successierecht zelf is niet onomstreden. De ‘negatieve’ invloeden van de huidige Successiewet kunnen als laatste nog sterk verminder worden door het doen van papieren schenkingen. De rechtsgrond van deze vrijstelling staat niet ter discussie aangezien deze voor een ieder gelijk is. De Nederlandse Successiewetgeving is voldoende ten opzichte van de omringende landen in Europa.

Op basis van de conclusies gedaan in dit rapport, zijn de volgende aanbevelingen gedaan:

- Een materiële toetsing zou moeten worden ontworpen. Met deze materiële toetsing moet kunnen worden nagegaan of een familiebedrijf daadwerkelijk aanspraak kan maken op uitgestelde betaling van het successierecht.

- Het is wenselijk vervolgonderzoek te doen hoe de familiebedrijven omgaan met de Successiewet.

- Het geven van voorlichting ‘Hoe om te gaan met de huidige Successiewetgeving?’

- Opnieuw na te gaan of en zo ja wat de rechtsgrond van het successierecht in deze tijd is. Ook dient de uitkomst hiervan duidelijk naar de belanghebbende (o.a.

familiebedrijven, overheid, MKB Nederland en VNO-NCW) te worden gecommuniceerd.

(8)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

8

Hoofdstuk 1 Inleiding

§ 1.1 Aanleiding

Eind jaren negentig kwam er vanuit verschillende hoeken kritiek op de bestaande Successiewet 1956. Deze kritiek kwam voornamelijk van ondernemers en werkgeversorganisaties (VNO-NCW, 2004) en had vooral betrekking op de gewijzigde leefomstandigheden en het gevaar van uitholling van de solvabiliteit van de onderneming.

Als uitvloeisel van de in het regeerakkoord van 1998 gemaakte afspraken heeft de Staatssecretaris van Financiën in maart 1999 de Commissie Moltmaker ingesteld, die als opdracht meekreeg een onderzoek in te stellen naar de modernisering van de Successiewetgeving. Daarbij diende de commissie in het bijzonder te onderzoeken in hoeverre die wetgeving zou moeten worden aangepast op grond van de huidige opvattingen over relatievormen, de bedrijfsopvolging en de doelvermogens (stichtingen, trusts).

Er is naar gestreefd om op de onderscheiden hoofdpunten te komen tot regelingen die voldoen aan de maatschappelijke behoeften, evenwichtig zijn, geschikt zijn om voor langere tijd te gelden en uit een oogpunt van uitvoering zo eenvoudig mogelijk zijn.

De commissie kwam tot de conclusie dat de bestaande Successiewet 1956 op een groot aantal punten aanpassing behoeft. Deze aanpassingen houden primair verband met maatschappelijke ontwikkelingen die zich sinds 1956 hebben voorgedaan. Genoemd kunnen worden de ontwikkelingen van de relatievormen, het in toenemende mate gebruik maken van constructies om de successiebelasting te ontgaan of te verlichten ((super)turbotestamenten, gebruik van buitenlandse rechtsfiguren als de trust), de sterk toegenomen activiteiten en diversiteit van instellingen van algemeen nut en de langzamerhand ontstane onoverzichtelijke tegemoetkomingen op dat gebied en tenslotte de problematiek van de bedrijfsopvolging (commissie Moltmaker, 2000)

Ondanks de voorgestelde en inmiddels doorgevoerde wijzigingen in de Successiewet, blijft de discussie over de belasting en aanpassing hiervan voortbestaan. Aanleiding voor deze scriptie is de hierboven beschreven Successiewet en de vermeende negatieve invloed die deze heeft op het voortzetten van familiebedrijven door zoon of dochter. In Nederland wordt de laatste tijd veel aandacht besteed aan het probleem dat familiebedrijven ondervinden in verband met de afgedragen successierechten op het moment van overlijden van de eigenaar van het bedrijf. De verwachting is dat nogal wat familiebedrijven in de problemen komen bij de overdracht van het eigendom van het bedrijf naar de zoon of dochter, wanneer de eigenaar (vader/moeder) vroegtijdig komt te overlijden. Dit vanwege het niet kunnen

(9)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

9 beschikken over voldoende liquide middelen om het bedrag van successierecht te voldoen (commissie Moltmaker,2000; Jansen, 2005)

In deze scriptie zal nader worden ingegaan op de gevolgen die successierecht in de praktijk heeft op het voortzetten van het familiebedrijf, door de zoon of dochter van de eigenaar (vader/moeder) wanneer deze vroegtijdig komt te overlijden.

§ 1.2 Probleemstelling

Doelstelling

Onderzoek moet uitwijzen wat de gevolgen van de vernieuwde successiewet zijn op de mogelijkheid tot voortzetting van een willekeurig familiebedrijf na onverwacht overlijden van de eigenaar. Kan de opvolger het bedrijf voortzetten na het betalen van successierechten.

Dit onderzoek heeft als doel om inzicht te krijgen in de gevolgen van de Successiewetgeving voor familiebedrijven, en het brengen van oplossingen bij overdrachtproblemen die ontstaan door de successiewetgeving, deze oplossingen moeten voldoen aan zowel de economische criteria als juridische aspecten.

Het belang van het onderzoek is om te kijken of het heffen van successierecht een relatie heeft met het voortzetten van het familiebedrijf. Wanneer dit het geval is, moet er bekeken worden wat deze relatie is en welk belang groter is, het heffen van successierechten of het voortzetten van het familiebedrijf, vanuit een economisch en juridisch standpunt. Waarbij het economische standpunt voornamelijk kijkt naar wat de toegevoegde waarde is van de verschillende familiebedrijven wanneer deze niet failliet of beperkt in de groei zouden zijn.

Hierbij worden als economische belangen ondermeer genoemd: verzorgen werkgelegenheid, bijdrage Bruto Nationaal Product, stabiliserende rol economie, concurrentie en bezitten van (stilzwijgende) kennis. Vanuit juridisch standpunt is het vooral van belang dat rechtvaardigheid wordt nagestreefd. Op deze manier worden de inkomens- en vermogensverhoudingen beïnvloed. Tevens moet er gekeken worden of er sprake is van oneerlijke concurrentie doordat er minder successierechten betaald moeten worden bij overdracht van een familiebedrijf, in vergelijking met andere overdrachten.

Het onderzoek is interessant voor zowel economen als juristen die willen weten wat de gevolgen van de Successiewetgeving zijn. Tevens is het van belang voor ingezetenen van Nederland die in de toekomst te maken krijgen met opvolging in het bedrijf en successierechten.

(10)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

10 De doelstelling leidt tot de volgende vraagstelling:

‘Wat zijn de gevolgen van de vernieuwde Successiewet voor de voortzetting van een willekeurig familiebedrijf door zoon of dochter, na het onverwachte overlijden van de vader / moeder? Welke oplossingen zijn er voor handen om de negatieve gevolgen van successierechten te verminderen?’

Op basis van de gestelde probleemstelling kunnen de volgende deelvragen worden onderscheiden:

Deelvragen:

1. Hoe is de Successiewet juridisch opgebouwd en wat houdt deze in de praktijk in?

De Successiewet is voor de doelgroep van de Masteropleiding “Small Business &

Entrepreneurship” relatief onbekend terrein. Door het beantwoorden van deze deelvraag zal er meer inzicht moeten komen in deze wetgeving. Ook moet inzicht verkregen worden in de juridische structuur in Nederland.

Er zal gekeken worden naar de Successiewet 1956 en de veranderingen die zijn ingevoerd gedurende de afgelopen jaren. Hierbij moet vooral gedacht worden aan de veranderingen ingevoerd naar aanleiding van de commissie Moltmaker. Van belang hierbij is het om de gedachte achter deze veranderingen te achterhalen, dit om meer inzicht te krijgen. Ook zal onderzocht worden wat de Successiewet de overheid oplevert. Welke bijdrage wordt geleverd aan de totale belastinginkomsten.

2. Wat is de invloed van de Successiewet inzake de bedrijfsvoering van familiebedrijven bij onverwacht overlijden van de eigenaar?

Na het beantwoorden van bovenstaande deelvraag, zal er naar het familiebedrijf gekeken moeten worden. Het begrip familiebedrijf kent vele definities, Het is voor dit onderzoek van belang om duidelijkheid te creëren welke definitie wordt gebruikt. Tevens zal hier behandeld worden welke kenmerken een familiebedrijf heeft en hoeveel familiebedrijven er in Nederland zijn. Wat zijn de gevolgen van de Successiewet op de bedrijfsvoering van familiebedrijven na onverwacht overlijden. In het uiterste geval kan dit leiden tot een faillissement. Het begrip faillissement zal nader bekeken worden en aan de hand van cijfers en oorzaken uit eerdere onderzoeken zal duidelijkheid worden verschaft over deze punten. Het is van belang inzicht te hebben in mogelijke gevolgen en oorzaken van faillissement om deze bij de hierna

(11)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

11 genoemde casestudies te herkennen. Aan de hand van een aantal fictieve casestudies wordt gekeken of de Successiewet invloed heeft, en hoe groot deze invloed is op het aantal faillissementen van familiebedrijven.

3. Hoe is de Successiewet geregeld in omringende landen?

In deze deelvraag wordt de Nederlandse Successiewetgeving vergeleken met andere landen. De nadruk zal dan gelegd moeten worden op de voordelen en nadelen van beide wetgevingen voor familiebedrijven en niet om de specifieke regelgeving. De landen die vergeleken met Nederland, zal nog nader bepaald moeten worden. Dit zal onder andere gebeuren aan de hand van het GEEF rapport (2005). Het rapport ‘Capital Taxation’ is geschreven door de GEEF groep (Groep Europese Familiebedrijven), hiervan zijn tien Europese verenigingen voor familiebedrijven lid. Het rapport is een benchmark studie waarbij de verschillende Europese belastingen van bedrijfsoverdracht nader worden vergeleken.

Deze deelvraag is van belang om de verschillen in wetgeving en de gedachte hierachter in kaart brengen. Dit om aan te kunnen geven of een ander beleid invloed op het aantal faillissementen heeft na onverwachts overlijden van de eigenaar van het familiebedrijf.

4. Welke economische belangen en juridisch rechtsgronden zijn van belang bij het successierecht.?

Als uit deelvraag twee blijkt dat Successiewetgeving (negatieve) invloed heeft op de bedrijfsvoering en het aantal faillissementen van familiebedrijven, zal er onderzocht moeten worden welke belangen er spelen successieregelgeving. De juridische randvoorwaarden van Successiewetgeving, en het economische belang van het voortbestaan van deze familiebedrijven. Ook zullen hier mogelijke punten van verbetering worden gegeven. Het uitgangspunt van deze deelvraag is om advies te geven, waardoor het aantal faillissementen onder familiebedrijven ten gevolge van het successierecht te verminderen. Hierin moeten ook de punten worden meegenomen die aan het licht gekomen zijn met behulp van deelvraag drie, dit om een zo volledig mogelijk geheel te krijgen.

(12)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

12

§ 1.3 Methodologie

Uitwerking probleemstelling en methodologie

De probleemstelling zal worden opgesteld aan de hand van literatuur en gepubliceerde recente rapporten. Daarnaast zal de probleemstelling bediscussieerd worden met personen, die elk vanaf een ander oogpunt naar zullen kijken (wetenschappelijk, juridisch en economisch). Op deze manier wordt getracht de probleemstelling zo alles omvattend te maken, om zodoende het beste resultaat te behalen (zie doelstelling). Na de probleemstelling zal in een theoretisch kader worden ingegaan op de economische criteria en juridische aspecten.

Het onderzoek zal wetenschappelijk van aard zijn, er zal vanuit een probleemstelling naar de literatuur gekeken worden, aan de hand hiervan zullen er een aantal stellingen volgen, die door ons bevestigd of weerlegd worden, daarna worden hieruit conclusies getrokken. Dit alles moet leiden tot een beantwoording van de opgestelde probleemstelling. Deze beantwoording van de probleemstelling levert algemene kennis op, deze kennis draagt bij aan het algemene bestand van kennis. In figuur 1.1 is dit grafisch weergegeven.

Figuur 1.1. Weergave onderzoek

Bron: De Leeuw, 2003

Bij de stellingen zullen een aantal hypothetische voorbeelden gegeven worden op basis van beschikbaar secundair materiaal. Hierbij zal voornamelijk gekeken worden naar wat de gevolgen van de Successiewet zijn geweest op de bedrijfsvoering van deze familiebedrijven na het overlijden van de voormalige eigenaar.

Onderzoeker

Kennis Bestand

Werkelijkheid

(13)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

13 Er worden een zevental stellingen genoemd die aan de hand van de hand van de literatuur, bevestigt of ontkracht worden. Deze stellingen zijn ontstaan uit kritiek of citaten uit de huidige literatuur.

Er is niet voor exploratieve casestudies gekozen, de reden hiervoor is dat dit een onderwerp is waar weinig familiebedrijven aan willen meewerken, omdat het een zeer gevoelig onderwerp is. Tevens wordt verwacht dat wanneer familiebedrijven willen meewerken hun kennis over de Successiewetgeving te klein is. Het grootste voordeel van de stellingen is dat er via een rechte lijn resultaten gegeven worden. De gegevens die gekregen worden uit de hypotheses zijn relevant voor dit onderzoek omdat hiermee de kritiek gegeven in hoofdstuk drie, geanalyseerd kan worden. De externe validiteit van de stellingen wordt gewaarborgd, omdat de hypothetische voorbeelden zijn die in de praktijk daadwerkelijk kunnen voorkomen (Malhorta, 2004). Door deze manier van onderzoeken wordt een goed inzicht gekregen worden op de mogelijke invloed dat het successierecht heeft op de voortzetting van familiebedrijven, na onverwacht overlijden van de voormalige eigenaar.

Ander onderdeel van het onderzoek richt zich op het buitenland. Hier zal gekeken worden hoe de Successiewet in soortgelijke landen geregeld is. Tevens zal gekeken moeten worden of het aantal faillissementen na overdacht van een familiebedrijf bij onverwachts overlijden van de eigenaar verschilt met Nederland. Om verschillen zichtbare te maken zal, op basis van de literatuur studie, naar landen binnen de Europese Unie gekeken worden waar men een andere Successiewet kent als Nederland.

Het literatuuronderzoek zal uit een aantal onderdelen bestaan, namelijk de Successiewet, het familiebedrijf en faillissement.

Voor de Successiewet zal er uitgegaan worden van het advies van de commissie Moltmaker (2002) en het boek wegwijs in de successierechten en de wet op belastingverkeer (Martens, 2004) Hierbij zal tevens additionele literatuur behandeld worden

Voor het familiebedrijf staan twee onderdelen centraal, het hoofdstuk ‘ondernemen in het familiebedrijf van Uhlaner’ in het handboek van ondernemers en adviseurs (Risseeuw en Thurik, 2003) en het gastcollege van de heer Thomassen (Groningen 2005), werkzaam bij het centrum van het familiebedrijf te Tilburg. Daarnaast zal additionele literatuur behandeld worden. Faillissement is als onderdeel van de literatuurstudie toegevoegd, omdat de uiteindelijke gevolgen van verslechterde bedrijfsvoering faillissement van het familiebedrijf kan betekenen en enig inzicht in het onderwerp benodigd is. Aan de hand van het wetboek

(14)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

14 faillissementen en het artikel uit ‘de credit manager’ (Blom, 2003) zal het uiteengezet worden. Waarna met behulp van additionele één en andere verder verduidelijkt zal worden.

Een aantal stellingen opgesteld zullen worden aan de hand van meningen en kritiek uit de huidige literatuur. Deze stellingen worden dan aan de hand van de huidige Successiewetgeving getest. De uitkomsten van de stellingen worden met elkaar vergeleken en waar mogelijk is, zullen er conclusies worden getrokken.

Tevens zullen de stellingen in de praktijk getoetst worden. De stellingen zullen aan potentiële deskundigen op het gebied van familiebedrijfovergang worden voorgelegd. Zo zal een steekproef onder een aantal notarissen worden gehouden. Voor notarissen is gekozen vanwege de betrokkenheid bij bedrijfsoverdrachten door overlijden binnen families. De stellingen zullen aan 250 notarissen worden voorgelegd. Hierdoor kan een goed beeld verkregen worden in hoeverre de door de verschillende auteurs gesuggereerde, gevolgen van successierecht bij overdracht van familiebedrijven in de praktijk werkelijk voorkomen. De resultaten uit de stellingen worden vergeleken met de literatuur. Hier zal gekeken worden wat de invloed is van de Successiewet op faillissementen bij familiebedrijven. Daarnaast zal een vergelijking van Nederland met andere Europese landen plaats vinden en geanalyseerd worden. Tevens zullen hieruit analyses worden getrokken, in verband met de stappen die ondernemers het beste kunnen nemen in verband met de Successiewetgeving.

In het volgende hoofdstuk (2) is het theoretische kader van dit onderzoek weergegeven. Hier wordt besproken welke economische criteria en juridische randvoorwaarden een rol spelen bij de Successiewet. In hoofdstuk 3 is uitgebreid uitgelegd wat de Successiewet inhoudt en wat de kritiek is op de huidige successiewetgeving. Vervolgens staat in Hoofdstuk 4 de literatuur van het familiebedrijf en het faillissement centraal. De Nederlandse Successiewet is vergeleken met de successiewetgevingen van andere Europese landen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 staan zeven stellingen centraal, welke zijn voorgelegd aan de notarissen. De deelvragen en centrale vragen worden beantwoord in hoofdstuk 7. Dit rapport wordt in hoofdstuk 8 afgesloten met een aantal aanbevelingen.

(15)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

15

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader

Op basis van hoofdstuk één is duidelijk welke belangen er achter het onderzoek schuil gaan.

De vakgebieden economie en recht komen op het gebied van successierecht elkaar tegen, met elk andere belangen. In dit hoofdstuk zullen de verschillende belangen worden uitgewerkt. Begonnen zal worden met het economische kader weer te geven, om hierna de juridische randvoorwaarden te tonen. Daarna zal een conclusie gegeven worden over de verschillende belangen. Afsluitend zal er in paragraaf 2.4 een conceptueel model gegeven worden.

§ 2.1 Economische belang

In deze eerste paragraaf zullen de economische belangen worden weergegeven die spelen.

Begonnen wordt met een korte inleiding van het economische belang. Daarna zal er dieper op de verschillende economische belangen zal worden ingegaan.

Economische belangen

Met het economische belang is de voortzetting van het familiebedrijf gemoeid. In het voorwoord van Cijfers en feiten van het familiebedrijf (2002) zegt Swinkels ‘In Nederland wordt steeds duidelijker dat familiebedrijven een grote bijdrage leveren aan de economische ontwikkeling’. Ook andere auteurs kennen familiebedrijven een belangrijke rol toe voor de Nederlandse economie (Flören, 1998, Hulshoff, 2001). In een rapport van VNO-NCW (2004) worden familiebedrijven al jaren de motor van de Nederlandse economie genoemd.

Compernolle deelt in zijn kritiek op de Nederlandse overheid de mening van VNO-NCW.

Doordat het heffen van successie een deel van het vermogen uit de onderneming weghaalt kan de continuïteit in gevaar komen (VNO-NCW, 2004; Jansen, 2005). Door een verslechtering van de continuïteit kan een faillissement het gevolg zijn, de economische bijdrage van de familiebedrijven zou als gevolg hiervan afnemen. Faillissement is het uiterste geval, maar ook bij stilstand en achteruitgang van de bedrijven neemt de bijdrage van familiebedrijven aan de economie af (VNO-NCW, 2004).

In de uitgave ‘Cijfers en feiten van het familiebedrijf’ (2002) wordt een aantal economische belangen genoemd van de familiebedrijven: verzorgen werkgelegenheid, waarde toevoegen Bruto Nationaal Product (BNP) en een stabiliserende rol. Bovengenoemde economische belangen worden ook in Handboek ondernemers en adviseurs (2003) genoemd, deze

(16)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

16 voegen concurrentie toe. Ook (stilzwijgende) kennis wordt genoemd als economisch belang (EZ, 2003; VNO-NCW, 2004).

Achtereenvolgens zullen de economische belangen werkgelegenheid, het toevoegen van waarde aan het BNP, stabilisatie, kennis en concurrentie getoond worden. Het hangt van de gehanteerde definitie voor familiebedrijven af hoe groot de belangen voor Nederland zijn. In dit onderzoek wordt uitgegaan van de door Flören gehanteerde definitie voor familiebedrijven (Zie § 4.1).

Werkgelegenheid

Werkgelegenheid is het belangrijkste economische agendapunt volgens de bevolking (www.ez.nl). Daarbij hebben ze direct persoonlijk belang (genereert inkomen en gewenste levensstandaard) en het voorkomt hogere sociale lasten en verloedering (maatschappelijk belang). Werkgelegenheid wordt gedefinieerd als het gemiddelde aantal banen gedurende een bepaalde periode. Een baan is een arbeidsplaats die bezet wordt door een werknemer.

Als iemand meer dan één baan heeft, telt elke baan als een afzonderlijke baan. Onder een werknemer wordt verstaan iemand die arbeid verricht op basis van loon of salaris. In dat geval zorgen familiebedrijven in Nederland voor ongeveer tussen de 42% en 50% van de private werkgelegenheid (Flören, 2002; VNO-NCW, 2004; EIM, 1998). Dit houdt in dat ongeveer 2,1 tot 2,5 miljoen banen in de private sector vandaan komen bij de familiebedrijven. Behalve de bijdrage aan de huidige werkgelegenheid herbergt het familiebedrijf het grootste potentieel voor banencreatie (Flören, 2002).

Als argument voor de afschaffing van de successieheffing bij het vererven van de onderneming wordt zeer vaak het verloren gaan van de werkloosheid genoemd (Europese Commissie, 1994; VNO-NCW, 2004; Compernolle, 2005; Kommers et al., 2003). Volgens de Raad van Zelfstandige Ondernemers (RZO), (2003) zullen in Nederland zullen de komende jaren naar schatting jaarlijks 20.000 ondernemingen van eigenaar wisselen, door overdracht aan familie of derden wegens pensionering of om andere redenen. Daarmee zijn volgens gegevens van de Europese Unie ongeveer 100.000 arbeidsplaatsen gemoeid. Echter wordt in geen één van de artikelen / rapportages gesproken over wat nu de invloed van de Successiewetgeving is. Geen van de auteurs komt met werkelijke aantallen werkgelegenheid die als gevolg van de Successiewetgeving verloren is gegaan, ze veronderstellen alleen een negatieve invloed van de Successiewetgeving. Kommers et al. (2003) geeft ook aan dat voldoende gegevens ontbreken om goede uitspraken te doen over de werkelijk gevolgen.

(17)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

17 Bruto Nationaal product

De totale omvang van de economie wordt ook wel omschreven als het Bruto Binnenlands Product (BBP) van een land. Dit is de monetaire waarde van alle goederen en diensten die door een economie over een gespecificeerde periode worden vervaardigd. Het BBP omvat consumptie, overheidsuitgaven, investeringen en de uitvoer minus de invoer.

Het Bruto Nationaal Product is het BBP van alle mensen in een land vermeerderd met de lonen van mensen die hun loon in een ander land verdienen maar in het land wonen en verminderd met het inkomen van de mensen die het hier verdienen maar in een ander land wonen (CBS). Door te bepalen wat het aandeel is dat familiebedrijven hebben in het BNP, kan inzicht verkregen hoeveel waarde de familiebedrijven toevoegen. De bepaling van de omvang is omvangrijk en varieert van tijd tot tijd. Flören (1998) stelt dat de toegevoegde waarde van alle familiebedrijven samen tussen de 45,1% en 53,9% gedurende de tijd ligt. In absolute getallen ligt de toegevoegde waarde van familiebedrijven tussen de 166 en 199 miljard euro. Het totaal van de toegevoegde waarde in Nederland (CBS, 2000) bedraagt 369,2 miljard euro.

De Europese Unie (1994) spreekt over een terugloop van het BNP en noemt hierbij de Successiewetgeving als één van de mogelijke redenen. Ook VNO-NCW spreekt van een teruggang. Echter nergens wordt gesproken over de exacte teruggang en de werkelijke gevolgen van het successierecht voor het BNP. Er kan geconcludeerd worden dat het moeilijk meetbaar is wat het effect van successie op het BNP is. Hier zijn geen statistieken over beschikbaar.

Stabilisatie

Familiebedrijven zorgen op een bepaalde manier voor stabilisatie van de Nederlandse economie, dit is voornamelijk ten tijde van een economische neergang van groot belang. Een stabiele economie is van economisch belang, omdat het de onzekerheid betreffende recessies vermindert (Mankiw, 2002).

Voor veel familiebedrijven blijkt het streven naar continuïteit en het vinden van een gezonde balans tussen bedrijfs- en familiebelangen (zie ook hoofdstuk 4) belangrijker te zijn dan het streven naar groei of winstmaximalisatie (Flören, 2002). In perioden van recessie zijn familiebedrijven stabieler dan niet-familiebedrijven en zijn familiebedrijven minder snel geneigd om personeel te ontslaan (Flören, 2002). Dit heeft een stabiliserende invloed op de economie ten tijden van economische neergang. Ook Compernolle (2005) geeft aan dat een familiebedrijf ten tijden van een recessie minder snel personeel ontslaat. Compernolle levert hier echter geen bewijs voor. De waarde van de uitspraak kan dan ook in twijfel getrokken worden. Over de invloed van familiebedrijven voor de stabilisatie van de economie zijn geen cijfers voorhanden, laat staan wat er verandert in de stabilisatie door het successierecht.

(18)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

18 Kennis

De kenniseconomie staat hoog op de politieke agenda. Het innovatieve vermogen van bedrijven en ondernemerschap (komt voort uit kennis) zijn bepalend voor economische groei (EZ, 2003)

Bij kennis zijn er verschillende soorten te onderscheiden (know-what, know-why, know-how en know-who). In dit geval is know-how van belang. Know-how heeft betrekking op kennis van vaardigheden, dat wil zeggen het talent of het vermogen om iets te doen. In eerste instantie wordt dergelijke know-how ontwikkeld binnen de muren van een individueel bedrijf of onderzoekseenheid en blijft die kennis daar ook (CBS, 2003).

Voor een economische analyse van de kenniseconomie is het van belang onderscheid te maken tussen twee soorten kennis: stilzwijgende kennis en gecodificeerde kennis (kennis in boeken of vastgelegd in digitale vorm). De zogenaamde stilzwijgende (tacit) kennis bestaat uit vaardigheden en kennis in hoofden van mensen (CBS, 2004). Stilzwijgende kennis is niet eenvoudig zichtbaar te maken en laat zich lastig onder woorden brengen. Het is vaak sterk persoonsgebonden en men is zich er nauwelijks van bewust (Nonaka, 1997).

Samenvattend kan gezegd worden dat know-how kennis in de verschillende ondernemingen, wanneer niet gecodificeerd, stilzwijgend is. Wanneer een onderneming opgeheven wordt zal de know-how kennis, die stilzwijgend is, in de onderneming aanwezig vergaan, wanneer deze niet gecodificeerd is. Hetzelfde geldt voor het stoppen van de ondernemer of een werknemer bij de onderneming.

Het MKB, dat voor 60% uit familiebedrijven bestaat, heeft veel know-how die niet gecodificeerd is (stilzwijgend) (Risseeuw et al, 2003). Bij bijvoorbeeld een faillissement of het ontslaan van een werknemer zou deze stilzwijgende kennis grotendeels verloren gaan. Het is van economisch belang om kennis te behouden en waar mogelijk is het te continueren.

Deze kennis bepaalt mede het innovatieve vermogen en ondernemerschap, welke van belang zijn voor economische groei (CBS, 2004).

VNO-NCW noemt het verloren gaan van kennis één van de gevolgen die het heffen van successierecht met zich meebrengt, wanneer een onderneming ophoudt te bestaan. Net als bij voorgaande economische punten zijn er ook voor dit punt geen cijfers voor handen wat de werkelijke invloed van het successierecht is.

Concurrentie

Het economische belang van het aspect: ‘het wegvallen van concurrentie bij faillissement’

kan als volgt worden omschreven. Door het wegvallen van familiebedrijven komen er minder bedrijven in de betreffende sector, hierdoor neemt de concurrentie af en het aanbod af (Riseeuw et. al., 2003). Hierdoor zal de welvaart in zekere zin afnemen (Pindyck, 2001). In

(19)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

19 de figuur op de volgende pagina is één en ander grafisch weergegeven. Prijs en aantal worden op de markt bepaald door de totale vraag naar en het totale aanbod van producten of diensten. De driehoek ABC geven de totale welvaart op de markt aan Deze is bij een competitieve markt, zoals weergegeven in figuur 2.1 het grootst. Wanneer familiebedrijven wegvallen door een andere reden als de marktwerking, bijvoorbeeld door het successierecht, neemt het totale aanbod van producten of diensten op deze markt af. De aanbodcurve zal links omhoog schuiven door het verminderen van het aanbod van producten of diensten. Dit is grafisch weergegeven in figuur 2.1 op de volgende pagina. Met het blote oog is te zien dat het totaal van de driehoeken ADE kleiner is als dit eerst het geval was. De totale welvaart zou afnemen als gevolg van het verminderde aanbod door het wegvallen van familiebedrijven (Pindyck, 2001).

Figuur 2.1. Marktwerking vraag en aanbod

A

Aanbod 2

Aanbod 1

Pn D

Po B

E

C Vraag

Qn Qo

Aantal

Prijs Pn Prijs nieuw

Po Prijs oud Qn Aantal nieuw Qo Aantal oud Bron: Pindyck en Rubinfeld, 2001

Op basis van bovenstaande kan gesteld worden dat het successierecht invloed uitoefent op de markt, de bedrijven zijn immers niet verdwenen als het gevolg van de marktwerking, maar door de gevolgen de Successiewet. Echter de plek van de weggevallen familiebedrijven kan worden ingevuld door andere bedrijven of de familiebedrijven worden verkocht en blijven onder een andere vorm voort bestaan. Hier zal in het volgende gedeelte nader op ingegaan worden.

Marktimperfecties

Op basis van de hierboven genoemde economische belangen vinden een groot aantal auteurs (o.a. Compernolle, 2005, Kommers, 2003 en Europese Commissie, 2002) en belangenbehartigers van familiebedrijven (VNO-NCW, LTO Nederland) het gerechtvaardigd

(20)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

20 dat familiebedrijven van de overheid een ‘voorkeursbehandeling’ dienen te krijgen, als het gaat om het te betalen successierecht bij overlijden.

Belangrijke vraag is ‘hoe moet de overheid handelen’, met betrekking tot het successierecht en eventuele vrijstellingen voor familiebedrijven. Volgens Storey (1994) mag de overheid alleen optreden, wanneer er sprake is van marktimperfectie. De overheid mag alleen optreden, wanneer er aangetoond kan worden dat er geen sprake is van marktwerking.

Liberale economen gaan nog een stap verder door te zeggen dat marktimperfectie noodzakelijk is, maar nog niet genoeg is voor overheidsinterventie. Volgens liberale economen mag de overheid alleen ingrijpen als aangetoond kan worden dat de economie er beter van wordt door het ingrijpen (Storey, 1994). Het is nu de vraag of er sprake is van marktimperfecties. Wanneer naar de markt wordt gekeken kan gesteld worden dat er geen sprake van marktimperfecties maar van marktwerking. De sterke ondernemingen overleven.

Wanneer een ondernemer niet in staat is het verontschuldigde bedrag successierecht te betalen, kan de onderneming verkocht worden en blijft de markt intact. Als een bedrijf, in het ergste geval door successierecht, failliet gaat, dan kan dit gat vaak in de markt opgevuld worden door andere ondernemingen. De gaten die door het successierecht in de markt komen, als deze er al komen, kunnen door andere bedrijven worden in gevuld. Op deze manier blijft de marktvorm gelijk.

De werkelijke invloed van het successierecht op de economische belangen is niet bekend, er zijn geen cijfers voorhanden. Dit is ook de kritiek Hoogeveen (2004) heeft op alle regelingen en uitspraken: ‘Er zijn geen gedegen cijfers voor handen!” Ook kan niet gezegd worden dat de werkgelegenheid, de concurrentie, en het Bruto Nationaal Product op lange termijn niet terug komen op het oude niveau. De persoonlijke kennis zal wel eerst afnemen, omdat de huidige ondernemer zich niet meer mengt in het bedrijfsleven. Als er dus van een economisch perspectief gekeken wordt moet de overheid niet ingrijpen in de Successiewetgeving, aangezien het successierecht niet zorgt voor een marktimperfectie.

Er kan zelfs beweerd worden dat de overheid nu al te ver gaat met het beïnvloeden van de markt. De overheid grijpt momenteel al in door bedrijven een vrijstelling van 70% te geven bij bedrijfsoverdracht in de familie. Hiermee grijpt de overheid al in zonder dat er sprake is van marktimperfectie. Daarnaast geeft het familiebedrijven al een concurrentievoordeel ten opzichte van andere overdrachten die wel volledig belast worden. Dit geeft al aan dat de rechtvaardigheid van de Successiewetgeving niet volledig waterdicht is. Daarnaast ontstaat volgens Jansen (2005) door het geven van vrijstelling bij bedrijfsoverdrachten een nauwelijks te rechtvaardigen verschil met particulieren. De rechtvaardigheid en rechtsgrond van de Successiewetgeving wordt behandeld in de volgende paragraaf.

(21)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

21

§ 2.2 Juridische randvoorwaarden

In deze paragraaf zijn de juridische randvoorwaarden nader beschreven eerst in verband met het nut van belastingen in het algemeen en daarna wordt de link met succesrechten gelegd.

§ 2.2.1 Nut van belasting

Van oudsher worden er belastingen geheven, zie paragraaf 3.2, maar wat is het belang van het heffen van belasting? De overheid heeft geld nodig om de collectieve uitgaven te bekostigen. Deze collectieve uitgaven staan niet vast; zij zijn voorwerp van politieke besluitvorming. De omvang van deze uitgave is onder meer afhankelijk van de inkomsten van de overheid en de vraag hoeveel de overheid wil en kan lenen. Belastingen vormen veruit de belangrijkste bron van overheidsinkomsten (Cornelisse et. al., 2001; Jansen, 2005).

In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de verwachte belastinginkomsten van de overheid voor 2006. Hieruit blijkt dat de successierechten goed zijn voor 1,6 miljard Euro, wat gelijk is aan ongeveer 1% van de totale rijksinkomsten. Daarnaast geven de juridische regels het speelveld aan waarbinnen bewogen kan worden, deze zijn vanuit sociaal maatschappelijk oogpunt wenselijk.

Uitgangspunten / definitie

Belastingen zijn politieke beslissingen, waarbij de leidende uitgangspunten / beginselen bij de verdeling van de belastingdruk zijn (Cornelisse et. al., 2001):

ƒ Economische efficiency (welvaart en welzijn bevorderend)

ƒ Draagkracht (geld halen waar het zit (vermogens))

ƒ Profijt (degenen die van een bepaalde dienst gebruik maken, moeten er ook voor betalen (paspoorten, bouwvergunningen, motorrijtuigenbelasting etc.)).

ƒ Compensatie van hinder en maatschappelijke schade (vervuiler betaald)

ƒ Uitvoerbaarheid (doelmatigheid)

ƒ Solidariteitsbeginsel (de belastingdruk neemt toe naarmate het inkomen hoger is. Het belastingsysteem in NL gaat uit van het solidariteitsbeginsel. Het is een progressief systeem: naarmate het inkomen toeneemt, betaalt men relatief meer belasting, dit wordt gerealiseerd m.b.v. een boxensysteem)

(22)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

22 Jansen (2005) meent dat het draagkrachtbeginsel bij belastingheffing het uitgangspunt moet zijn. Jansen heeft het hier niet over de kostprijs verhogende belastingen, maar de belastingen geheven over inkomen en vermogen.

Het begrip belastingen kan op twee manieren worden gedefinieerd, zo wordt onderscheid gemaakt tussen een materiele en formele definitie.

Materiele definitie: ‘Belastingen zijn gedwongen financiële bijdragen van burgers en bedrijven aan de overheid zonder individuele tegenprestatie, ter financiering van collectieve uitgave, die geheven worden volgens democratisch tot stand gekomen regels (belastingwetten en –verordeningen)’.

Formele definitie: ‘Belasting is elke heffing die door de (formele) wet zo wordt genoemd’.

Dit is zo in de grondwet opgenomen (art. 104). Andere (rijks-)heffingen mogen bij de wet

‘geregeld’worden. Dit betekend dat voor een belasting alle belangrijke regels in de formele wet zelf moeten staan, terwijl voor andere heffingen delegatie aan de regering of een minister mag plaatsvinden, waardoor de heffingsregels dus grotendeels buiten het parlement om gesteld worden. Andere heffingen lopen geheel om de grondwet heen (bijvoorbeeld premies voor verplichte collectieve verzekeringen) (Cornelisse et al., 2001).

Het nut van belastingen wordt vooral duidelijk wanneer de materiele definitie in ogenschouw wordt genomen. Wanneer in het vervolg over belasting wordt gesproken, wordt de materiele definitie bedoeld.

De belastinginkomsten zijn een bijdrage aan de collectieve sector, die zo mogelijkheden biedt aan alle burgers en bedrijven om zich verder te ontplooien en daar geld mee te verdienen. Behalve het financieren van projecten zoals de zorg, defensie, rechtsspraak en onderwijs voor het uitvoeren van haar beleid, worden belastingen ook gebruikt bij het beïnvloeden van inkomens- en vermogensverhoudingen. Maar ook ongewenst gedrag in de ogen van de overheid kan doormiddel van belastingen beperkt worden. Bijvoorbeeld accijnzen op tabak en alcohol en milieubelastingen. In dit onderzoek zal met het begrip

‘juridische belangen’ de financiering van projecten en de beïnvloeding van inkomens- en vermogensverhoudingen worden bedoeld.

Samenvattend: de inkomsten uit belasting van de overheid de basis voor de uitgaven die door de overheid gedaan worden. Deze uitgaven zorgen voor onder andere een goede scholing, infrastructuur, rechtspraak, kortom allemaal uitgave die in het belang zijn voor de

(23)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

23 welvaart en het welzijn, het welbevinden en de geluksbeleving van mensen in een samenleving, van alle ingezetenen in Nederland. Het algemeen belang van belastingen is een veelomvattend geheel, maar hoofdzaak hiervan is de welvaart en het welzijn van de ingezetenen in Nederland op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen en te behouden (Cornelisse et. al., 2001). Hierbij wordt rechtvaardigheid en gelijkheid nagestreefd. Het successierecht is onderdeel van het grotere geheel en het belang hiervan zal nu nader bekeken worden.

§ 2.2.2 Rechtsgrond successierecht

In het vorige gedeelte van de paragraaf is duidelijk geworden wat het algemene juridische belang van belastingen is. Uit de inkomsten uit belastingen worden de collectieve uitgave gefinancierd.

Successierecht is één van de manieren waarop de overheid belasting heft. De overheid haalt een deel van hun inkomen uit de Successiewet, jaarlijks komt ongeveer één procent van alle belastingen binnen via successierecht, schenkingsrecht en recht van overgang (miljoenennota en rijksbegroting 2005). In figuur 2.2 is te zien dat de inkomsten uit deze rechten de laatste jaren redelijk constant is. Helaas is het onbekend waarom in 1999 de inkomsten uit successierechten zo hoog waren.

Figuur 2.2. Inkomsten overheid uit successierecht

Inkomsten overheid uit successierecht

0,946 1,199

2,844

1,307 1,863 1,483 1,6

1,455 1,48 1,46

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3

1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008

jaar

Bedrag in euro (* 1 miljard)

Bron: Miljoenen nota’s 1997 - 2006

(24)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

24 Voor de komende jaren zullen de inkomsten uit successierecht gelijk blijven (commissie Moltmaker, 2000). De door commissie Moltmaker voorgestelde veranderingen (Zie paragraaf 3.5) zijn namelijk budgettair neutraal.

Met de discussie over het successierecht en welke gevolgen dit heeft op de voortzetting van familiebedrijven, komt allereerst de rechtsgrond ter sprake. Als titel van de paragraaf is bewust ‘rechtsgrond’ gekozen. Tijdens het onderzoek bleek dat van een direct juridisch belang voor het successierecht geen sprake was. Er spelen echter wel een aantal rechtsgronden, zo worden de beginselen ‘loon naar werken en het al eerder genoemde draagkrachtbeginsel (Verstraaten, 1986; Zwemmer, 2001) aangedragen als rechtsgrond. De eerste gedachte kan worden gezien als een correctie op ‘onverdiende’ toevloeiingen. In de meeste gevallen wordt als rechtsgrond voor de heffing over erfelijke verkrijgingen de vermeerdering van de draagkracht bij de verkrijger aangewezen. (Verstraaten, 1986)

Zwemmer (2001) stelt ook dat de meeste auteurs de rechtvaardiging voor de heffing zien in de verrijking van de verkrijgers. Zwemmer (2001) stelt verder dat de overheid heffingen een zodanige vorm probeert te geven dat deze bij burgers zo min mogelijk verzet oproepen en dat het geen verdere toelichting behoeft dat burgers (ingezetenen) eerder bereid zullen zijn van een opgekomen voordeel, een verrijking, af te staan, dan een deel van hun eigen vermogen op te offeren.

Jansen (2005) geeft aan het draagkracht beginsel minder geschikt te vinden als rechtvaardigingsgrond. En draagt hiervoor een voorbeeld aan gegeven door Zwemmer (2002).;

Jansen (2005) geeft aan dat de rechtvaardiginggrond voor het successierecht, als die al bestaat, moet worden gezocht in het verkrijgen van vermogen zonder dat daar enige inspanning tegenover staat (buitenkansbeginsel). Het is dan de vraag waarom de overheid wel belasting mag heffen over iets waarvoor de overheid zelf ook geen inspanning heeft gedaan.

Zwemmer (2001) noemt nog een tweetal argumenten wat de rechtvaardiging voor heffing van successierecht moet versterken. Zo worden het gebrek aan pleidooien voor afschaffing van het successierecht en het feit dat vrijwel alle staten terzake van de vermogensovergang bij overlijden successierecht heffen door Zwemmer (2001) als rechtvaardiging genoemd.

Dergelijke argumenten kunnen niet als rechtvaardiging voor het successierecht gelden. Zo De draagkracht van een veertigjarige, onbemiddelde, ongehuwde zoon die f 500.000, - erft en daarover circa f77.000, - aan successierecht heeft te betalen verschilt niet in draagkracht van zijn vriend, eveneens een veertigjarige onbemiddelde vrijgezel die bij ontvangst van een zelfde erfenis – waarbij echter zijn neef (oomskind) de erflater was - rond de f270.000,- aan de fiscus moet

afdragen.

(25)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

25 zijn er ook argumenten die tegen de bovengenoemde rechtsgronden in gaan. De genoemde redenen zijn geen rechtsgrond om het heffen van Successie, er wordt door de auteurs gezocht naar een reden voor het heffen van Successie. Vooral de eerste reden van Zwemmer geeft dit goed aan. Het gebrek aan pleidooien voor afschaffing van het successierecht is geen reden om successie te heffen. Tevens is het onjuist om te zeggen dat er Successie geheven mag worden omdat andere landen dit ook doen.

In het rapport Moltmaker komt de rechtsgrond ook, hetzij zeer beperkt, ter sprake. De commissie stelt dat een voortzetting van de discussie over de rechtsgrond van successierecht geen concrete bijdrage zou leveren aan de taak waarvoor de commissie zich gesteld zag. De commissie heeft daarom in het kader van haar taakopdracht geen aanleiding gezien de rechtsgronden van de heffing van de successie- en schenkingsbelasting principieel ter discussie te stellen, maar heeft het bestaan van deze belastingen als een gegeven aanvaard.

Ook in de tweede kamer is de rechtsgrond van successierecht een paar jaar geleden besproken, bij deze gelegenheden is uitgedragen dat als het legitiem is belasting te heffen over inkomen, het ook legitiem is belasting te heffen over vermogen dat iemand zonder inspanning toevalt (buitenkansbeginsel). Vragen van diverse fracties naar aanleiding van het rapport van de commissie Moltmaker (2000) over de rechtsgrond, werden verworpen en verwezen naar bovenstaande uitspraak (ministerie van Financiën,2001).

In het rapport Moltmaker wordt de rechtsgrond niet ter discussie gesteld. Wel wordt bij één van de voorgestelde wijzigingen (volledige vrijstelling partner), gesteld dat van het buitenkansbeginsel geen sprake is en wordt ene verzorgingsgedachte aangedragen.

Compernolle (2005) is van mening dat de rechtsgronden fundamenteel getoetst dienen te worden aan de noden van bedrijven in onze 21ste eeuw. Dit is een terechte constatering. Zo heeft de commissie Moltmaker heeft de regelingen van de Sucessiewet getoetst aan de normen en waarden van de 21ste eeuw. De commissie heeft niet gekeken naar de rechtsgronden van de heffing van de successie- en schenkingsbelasting, terwijl dit een belangrijk onderdeel is in de discussie over de Successiewet.

Bij bovenstaande rechtvaardigingen wordt er van uit gegaan dat de verkrijging krachtens erfrecht een bevoorrechte verkrijging is. Dijk (1956) merkt op dat door een sterfgeval misschien wel vermogen wordt verkregen, maar in menig geval ook een arbeidsinkomen wegvalt. De verkrijging van vermogen zou het wegvallen van het arbeidsinkomen composeren, per saldo geen sprake van een verrijking. Verstraaten (1986) heeft een soort

(26)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

26 gelijke inslag als argument tegen het heffen van successierecht, er wordt volgens hem geen rekening gehouden met de financiële positie van de verkrijger voor de verrijking.

Naast bovengenoemde standpunten, zijn er ook die het standpunt stellen dat de nabestaanden de persoon van de overledene voortzetten en dat er dus eigenlijk geen verrijking plaatsvindt (Zwemmer 2001). Het lijk erop dat de staat elke willekeurige mogelijkheid aangrijpt om belasting te heffen en wordt voorgesteld als een profiteur van overlijden, als belanghebbende bij de dood.

§ 2.3 Conclusie

In de vorige paragrafen zijn de economische belangen en juridische randvoorwaarden gegeven. In tabel 2.1 zijn de economische belangen en juridische randvoorwaarden nog eens in het kort weergegeven. De volgorde van de belangen is willekeurig.

Tabel 2.1. Economische belangen en juridische belangen

Belang Economisch Juridisch

1 Werkgelegenheid Financiering ter uitvoering beleid overheid

2 Toevoegen waarde BNP Beïnvloeden inkomens- en vermogensverhoudingen 3 Stabilisatie economie -

4 Kennis ( rechtvaardigheid / gelijkheid)

5 Concurrentie -

De familiebedrijven in Nederland dragen (zie tabel 2.1) genoeg economische belangen met zich mee. De invloed van successierecht op deze economische belangen is niet bekend. Zo lijkt er ook geen sprake van marktimperfectie door het successierecht. De overheid grijpt echter wel in door vrijstellingen en andere regelingen (zie hoofdstuk 3) voor familiebedrijven beschikbaar te stellen wanneer deze in aanraking komen met successierecht. Dit is niet terecht aangezien er geen sprake is van marktimperfectie door het successierecht.

Familiebedrijven worden zo bevoorrecht ten opzichte van andere die in aanraking komen met het successierecht terwijl hier geen aanleiding voor is. Hier wordt nader op ingegaan in

§3.7.

Bovenstaande juridische randvoorwaarden zijn van algemene aard. De algemene juridische randvoorwaarden staan voornamelijk in verband met het uit te voeren beleid door de overheid voor alle ingezetenen en de economische belangen kijken vooral naar de bedrijven, toch zijn er gemeenschappelijke belangen. Zo genieten familiebedrijven bijvoorbeeld voordeel van de uitgaven gedaan door de overheid ter bevordering van bijvoorbeeld de infrastructuur (logistiek), scholing (toekomstig personeel), rechtspraak, subsidies, enz. De familiebedrijven halen dus ook voordeel uit de belastingen. Daarnaast mag er vanuit gegaan

(27)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

27 worden dat naarmate er meer bedrijven zijn er meer belastingen worden afgedragen.

Juridisch gezien zou het van belang zijn dat er zoveel mogelijk bedrijven zijn om voor zo hoog mogelijke inkomsten te zorgen en hieruit de benodigde uitgaven te doen. Bedrijven zorgen immers, zoals hierboven al genoemd, voor belastinginkomsten. Waarbij de marktwerking bepaalt hoeveel bedrijven er daadwerkelijk op de markt actief zijn.

In dit rapport gaat het echter om het successierecht. Het belang van het successierecht is niet van belang, behalve als dat van batenpost voor de overheid. Er is geen rechtsgrond voor het heffen van successie. Wanneer gekeken wordt naar de reden van de overheid (het buitenkansbeginsel), dan kan er geconcludeerd worden dat de overheid geen recht heeft om successie te heffen. De overheid geeft als rechtsgrond voor successierecht aan dat de verkrijgers geen inspanning hebben gedaan voor de verkrijging. De overheid heeft zelf ook geen inspanning gedaan. Jansen (2005) stelt dat over de rechtvaardiging zich velen al hebben gebogen, maar een pasklare rechtvaardiging echter nooit is aangedragen. Hierbij moet tevens worden opgemerkt dat het successierecht als batenpost de laatste jaren procentueel gezien sterk is afgenomen.

De rechtsgrond van successierecht, de door verschillende auteurs genoemde buitenkansbeginsel en daadkrachtbeginsel, dient te worden getoetst aan de nu geldende normen en waarden, zoals voor het successierecht zelf gedaan is door commissie Moltmaker. Daarnaast doen de feiten dat geen rekening gehouden wordt met de positie van de erfgenaam voor overlijden en wat er wordt vererfd (vermogen, geldsom, etc), afbreuk aan de rechtsgronden voor het heffen van successierecht.

Gesteld kan worden dat vanuit economisch perspectief geen aanleiding bestaat om familiebedrijven meer te ontzien dan wie dan ook en vanuit het juridisch perspectief de rechtvaardigheid tot het heffen van successierecht ter discussie staat. In het vervolg van het rapport zal duidelijk worden op welke manier de verschillende belangen, die bij het heffen van successierecht naar voren komen, het beste kunnen worden vertegenwoordigd.

§ 2.4 Conceptueel model

Op de volgende pagina is het conceptueel model weergegeven. Dit model is gebaseerd op hoofdstuk één en twee. Dit model geeft aan welke punten er behandeld zijn. Hieronder is een korte uitleg gegeven over het model. De pijlen uit de vakken geven de richting aan waarnaar het betreffende vak invloed uitoefenen, of invloed uit ontvangt. De blauwe lijn om de vakken geeft het hoofdproces weer.

(28)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

28

Centraal in het conceptueel model staat het successierecht en voortzetten van het familiebedrijf. Familiebedrijven staan aan het begin van het conceptueel model, in dit geval een willekeurig familiebedrijf. Dit familiebedrijf levert een bijdrage aan de economie (economisch belang) door iets toe te voegen aan één of meerdere van de genoemde economische belangen. De eigenaar van het familiebedrijf komt onverwachts te overlijden en heeft niets voor de opvolging van zijn bedrijf geregeld. Na het overlijden wordt het familiebedrijfbedrijf voortgezet door de zoon of dochter van voormalig eigenaar of wordt het verkocht. In beide gevallen is de zoon of dochter successierecht verschuldigd. In het conceptueel model wordt uitgegaan van voortzetting van het familiebedrijf.

Dit successierecht kent een rechtsgrond, op basis waarvan successierecht geheven wordt.

Het heffen van het successierecht kan invloed hebben op de voortgang van het familiebedrijf en haar bijdrage aan de economie.

Voor familiebedrijven bestaan er echter verscheidene regelingen, waardoor de zonen of dochters die het familiebedrijf voortzetten minder successierecht hoeven te betalen of uitstel van betaling krijgen. De pijl vanuit deze speciale regelingen met vraagteken naar de rechtsgrond, staat voor de twijfel die bij deze heffingen geplaatst kunnen worden. Uit hoofdstuk twee bleek immers niet dat er sprake van een marktimperfectie zou zijn, wat dergelijke regelingen zou verantwoorden(Storey, 1994).

Wanneer het successierecht geheven is en betaalt door de kinderen van de overleden eigenaar, is het de vraag of en wat de gevolgen zijn voor de voortzetting van het familiebedrijf. Heeft het successierecht gevolgen voor de voortzetting van het familiebedrijf?

Om na te gaan hoe in andere landen de Successiewet voor familiebedrijven is geregeld, zullen de Successiewetten uit omringende landen van de Europese Unie nader worden bekeken en vergeleken met Nederland. Op basis hiervan kan gezegd worden hoe de Nederlandse Successiewetgeving zich verhoudt.

Samenvattend: een eigenaar van een willekeurig familiebedrijf overlijdt onverwacht en heeft geen maatregelen getroffen, zodat zijn kinderen via erfrecht het bedrijf erft en voortzet. Er is successierecht verschuldigd, maar het familiebedrijf kan gebruik maken van regelingen om dit te verminderen. Wat zijn de gevolgen voor voortzetting van het familiebedrijf nadat het successierecht voldaan is. Hoe is de Successiewet in omringende Europese landen geregeld en wat kan Nederland aan regelingen hier van overnemen?

(29)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

29 Figuur 2.3. Conceptueel model

?

?

Familiebedrijven

Rechtsgrond

Gevolgen Successierecht voortgang familiebedrijf

Economisch belang

Onverwacht overlijden eigenaar

Successierecht

Heffen Successierecht Voortzetten familiebedrijf

- Buitenkansbeginsel - Draagkrachtbeginsel

Conceptueel model

- Werkgelegenhied - Toevoegen waarde BNP - Stabilisatie economie - Kennis -Concurrentie Regelingen

Familiebedrijf

Regelingen Buitenland

(30)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

30

Hoofdstuk 3 Successierechten

In de aanleiding in paragraaf 1.1 heeft u al kunnen lezen dat de Successiewetgeving een belangrijk discussiepunt is voor wetenschappers en andere belanghebbenden. Ondanks dat de Successiewet de afgelopen jaren grondig veranderd is, blijft er veel kritiek op deze wetgeving. In dit hoofdstuk wordt de Successiewetgeving uitvoerig behandeld, de reden hiervoor is dat dit rapport is geschreven voor bedrijfskundigen en niet voor juristen. In paragraaf 3.1 is de reden genoemd waarom Successiewetgeving belangrijk is voor dit rapport, in de paragrafen 3.2 tot en met paragraaf 3.6 is de geschiedenis van de Successiewet, de huidige Successiewet en de toekomstige veranderingen genoemd. In paragraaf 3.7 is er gekeken naar de kritiek die een aantal wetenschappers hebben op de Successiewet.

§ 3.1 Aanleiding onderzoek Successiewetgeving

Ondanks de voorgestelde en inmiddels doorgevoerde wijzigingen in de Successiewet, blijft de discussie over de belasting en aanpassing hiervan voortbestaan. Aanleiding voor deze scriptie is de hieronder beschreven Successiewet en de vermeende negatieve invloed die deze heeft op het voortzetten van familiebedrijven door zoon of dochter. In Nederland wordt de laatste tijd vooral veel aandacht besteed aan het probleem, dat familiebedrijven ondervinden in verband met de successierechten die afgedragen moeten worden op het moment van overlijden van de eigenaar van het bedrijf. De verwachting is dat nogal wat familiebedrijven in de problemen komen bij de overdracht van het eigendom van het bedrijf naar de zoon of dochter, wanneer de eigenaar (vader/moeder) vroegtijdig komt te overlijden.

Dit vanwege het niet kunnen beschikken over voldoende liquide middelen om het bedrag van successierecht te voldoen (commissie Moltmaker, 2000). Om tot een goede conclusie te komen in dit onderzoek, is het van belang om duidelijkheid te scheppen in de Successiewet.

De materie ‘Successiewet’ is een relatief onbekend onderwerp voor bedrijfskundigen.

Daarom zal deze materie uitgebreid behandeld worden.

(31)

Auteurs: Arjen Engelvaart Martijn Kruisman

31

§ 3.2 Geschiedenis successierecht

Ten tijde van het Romeinse Rijk, werd voor het eerst kennis gemaakt met een stelsel van betalen, wat veel weg had van een belastingstelsel. Dit stelsel verdween na de ondergang van het Romeinse Rijk. Hierna werden in de hoofdzaak vooral tolgelden, accijnzen en uitvoerrechten geheven (indirecte belastingen). Door de tijd heen zijn verscheidene pogingen gedaan om directe belastingen te heffen (o.a. inkomstenbelasting), iets wat pas rond 1892 door minister Pierson voor het eerst goed vorm kreeg (Niessen et al, 2002; Vrankrijker 1969). Vanaf het begin dat er in Nederland gelden geheven werden, ongeacht direct of indirect, is er sprake van een heffing die betaald moet worden over verkregen vermogen van ander: het zogenoemde successierecht. Dit successierecht heeft tijdens de eerste jaren van haar bestaan niet veel veranderingen ondergaan. In eerste instantie werd successierecht niet geheven over personen in rechte lijn van de nalater. Ten tijde van de modernisering door Pierson werd vanaf toen ook successierecht in rechte lijn geheven (Vrankrijker, 1969)

§ 3.3 Successiewet 1956

In deze paragraaf wordt uitgelegd waaruit de Successiewet bestaat en wat de belangrijkste punten zijn in deze wet. Daarnaast wordt het begrip ‘ingezetene’ uitgewerkt en wordt er aandacht geschonken aan het tijdstip van ontstaan van de belastingschuld. Tot slot komt de waardebepaling aan bod.

De Successiewet trad in werking op 1 augustus 1956. In deze wet worden er drie belastingen geheven, namelijk het recht van successie, recht van overgang en het recht van schenking;

Recht van successie:

Dit recht wordt geheven over de waarde van hetgeen iemand verkrijgt krachtens erfrecht door het overlijden van iemand die ten tijde van het overlijden binnen het Rijk woonde.

Recht van schenking:

Dit recht wordt geheven over de waarde van hetgeen iemand verkrijgt ingevolge een gift (art.

7:186, lid 2 BW), voorzover art.13 SW 1956 niet toepasselijk is, van iemand die ten tijde van de gift binnen het rijk woonde.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kipfilet, spek, mayonaise, sla, komkommer, tomaat, chips, wit of bruin 9.50!. Club

Gelukkig hebben we voor hen een goed ontwerp kunnen maken en hebben ze nu veel licht in huis.. Herken je dit

Alle speciale gerechten worden geserveerd met rijst, frites en een kleine gemengde salade (andere saus

Dit willen wij nog jaren kunnen voortzetten maar daar hebben wij ook een sterke landelijke partij voor nodig die in Den Haag van betekenis is. Men mag en kan veel kritiek op ons

Mexicaanse Mexicaans gehakt, kidneybonen, mais, tortillachips, dipsaus en garnituur € 10,95 Florence Spinazie, geitenkaas, honing, pijnboompitten en garnituur

77 Bekri Meze (pangerecht, varkenshaas en ossenhaas met diverse € 22,70 groente in een pikante tomatensaus). 78 Spaghetti met tomatensaus, gehakt en een beetje fetta € 15,70

Begin 2017 zijn afspraken gemaakt om cliënten met ambulante begeleiding uit te laten stromen uit MO en BW naar sociale huurwoningen. Verenigde woningcorporaties hebben toegezegd

Op basis van de succesfactoren en verbeterpunten die uit deze evaluatie zijn gekomen – en die ondersteund worden door eerder (wetenschappelijk) onderzoek - doen de onderzoekers