Vraag nr. 49
van 25 november 1999 van de heer JOS BEX
Mestoverschot – Reductie en verwerking
De Standaard van 20 november jongstleden meldt dat de Mestbank ervan uitgaat dat er in 2000 dub-bel zoveel mest zal zijn dan toegelaten. In plaats van 50.000 ton fosfaat zal er dan 90.000 ton aanwe-zig zijn.
Op deze wijze wordt het moeilijk om te beant-woorden aan de Europese nitraatrichtlijn, w a a r a a n tegen januari 2003 moet voldaan zijn. De V l a a m s e overheid zou zich hierover verontrusten.
1 Deelt de minister de bezorgdheid van de Mest-bank ?
2. Hoever staat het met de verschillende alterna-tieven ?
a) Hoever staat het met de behandeling van het voeder met het oog op de vermindering van de hoeveelheid fosfor die een varken moet opnemen ? Welke resultaten worden hiervan verwacht ?
b) Hoe staat het met het oordeelkundige ge-bruik van de grond (juiste hoeveelheid mest op het juiste moment) ? Welke resultaten worden hiervan verwacht ?
c) Hoever staat het met de mestverwerking ? Deelt de minister de mening dat mestver-werking alleen haalbaar is als ze betaalbaar is ? Zo ja, waaraan wordt deze betaalbaar-heid dan afgemeten of, anders gezegd, wat is
betaalbaar ? Worden er eventueel instru-menten ingezet om deze betaalbaarheid te realiseren ?
Antwoord
1. Met als basis de veebezetting volgens de Mest-bankaangifte 1996 en rekenend met de "gemid-delde geactualiseerde uitscheidingsnormen" op basis van de Technische Werkgroep Uitschei-dingsnormen (TWUN) wordt de jaarlijkse dier-lijke nutriëntenproductie in Vlaanderen bere-kend op 203.736.665 kg stikstof (N) en 82.360.911 kg difosforpentoxide (P2O5) (zie tabel hieronder). Rekening houdende met de meest recente aangifte en de meer gedetailleer-de ingedetailleer-deling van gedetailleer-de dierencategorieën en gedetailleer-de bij-behorende uitscheidingsnormen (gebaseerd op TWUN) in het meststoffendecreet van 11 mei 1 9 9 9 , kan worden gesteld dat de nutriëntenpro-ductie uit dierlijk mest voor Vlaanderen afge-rond 205 miljoen kg N en 85 miljoen kg P2O5 vertegenwoordigt.
De plaatsingsruimte in Vlaanderen kan, op basis van de Mestbankaangifte 1996 (oppervlakte en teelten) en rekening houdende met de bemes-tingsnormen in 2003 in het meststoffendecreet van 11 mei 1999, met de prioritaire aanwending van dierlijk mest en met de N/P2O5- v e r h o u d i n g in de dierlijke mest, worden geraamd op 139 miljoen kg N en 49 miljoen kg P2O5uit dierlijke mest.
Tabel : productie P2O5en N op basis van de veebezetting volgens de Mestbankaangifte 1996 en de "gemid-delde geactualiseerde uitscheidingsnormen" op basis van de Technische Werkgroep Uitscheidingsnormen Diersoort Veebezetting Uitscheiding Uitscheiding Stikstofproductie Difosforpen-in kg N in kg P2O5 in dierlijke toxideproductie
mest in kg N in dierlijke mest in kg
P2O5
I. Runderen 37.438.396
A. jonger dan 1 jaar 383.813 29,00 9,85 11.130.577 3.780.558
B. van 1 jaar tot jon- 394.110 72,00 28,50 28.375.920 11.232.135 ger dan 2 jaar
C. melkkoeien 358.584 93,00 29,00 33.348.312 10.398.936 D. mestkalveren 178.241 13,00 7,00 2.317.133 1.247.687 E. andere runderen 281.806 115,00 38,25 32.407.690 10.779.080 II. Varkens 32.421.766 A. beren 6.179 24,00 14,50 2.103.000 1.270.563 B. zeugen (incl. 611.719 24,00 14,50 12.726.552 7.688.959 biggen) C. andere 4.401.922 13,00 5,33 57.224.986 23.462.244 I I I .Pluimvee 11.812.789 A. leghennen 10.881.241 0,71 0,50 7.769.206 5.418.858 B. slachtkuikens 17.146.303 0,73 0,30 12.452.743 5.094.304 C. opfokpoeljen 3.560.980 0,59 0,34 2.109.881 1.201.831 D. andere 514.715 0,24 0,19 123.532 97.796 IV.Andere 687.962 A. paarden 21.720 50,00 21,00 1.086.000 456.120 B. schapen jonger 21.858 4,36 1,72 95.301 37.596 dan 1 jaar C. schapen ouder 35.085 10,46 4,14 366.969 145.252 dan 1 jaar D. geiten 4.417 10,46 4,14 46.202 18.286 E. nertsen en ko- 274.178 0,19 0,11 52.642 30.708 nijnen Totaal 203.736.665 82.360.911
2. Om het probleem van het mestoverschot aan te pakken en een daadwerkelijke verbetering van de waterkwaliteit te realiseren, zullen inder-daad verschillende alternatieven moeten wor-den gerealiseerd.
a) Aanpak aan de bron
Het mestoverschot verminderen via aanpak aan de bron, zoals het gebruik van nieuwe voedertechnieken en efficiëntere, n u t r i ë
n-tenarme voeders, het beredeneerd voederen via het bijhouden van balansen, het herstruc-tureren van de veehouderij, ...
l a a g f o s f o r v o e d e r, hetgeen per dier een verla-ging van de uitscheiding betekent van 6,5 naar 5,33 kg fosfaat. Deze inspanningen moeten evenwel nog worden voortgezet. Voor de rundveehouderij zijn er heel wat mogelijkheden inzake verbeterde efficiëntie op het vlak van stikstof (eiwit) in de ruwvoe-d e r s. Zowel ruwvoe-de veevoeruwvoe-derfabricanten als ruwvoe-de v o o r l i c h t i n g, met inbegrip van de Mestbank, hebben hier een belangrijke rol te vervullen. Uitscheidingsbalansen en bedrijfsbalansen zullen zeker bijdragen tot inzichten op dit vlak.
b) Oordeelkundige bemesting
Het overschot benutten op de bodem via oordeelkundige bemesting door het bijhou-den van een bodembalans en het controleren van het nitraatresidu ook na de teelt, via het bewerken van dierlijke mest zodat een bete-re N/P2O5-verhouding wordt gerealiseerd en hij beter is afgestemd op de bodem- en teelt-behoeften, ...
c) Mest- en nutriëntenverwerking
Het overschot verwerken zonder evenwel het probleem van het teveel aan stikstof en fosfaten te verplaatsen van het comparti-ment bodem naar het comparticomparti-ment lucht en w a t e r, of het probleem te verplaatsen van Vlaanderen naar andere regio's in de wereld. De sector is zich ervan bewust dat mestver-werking een noodzaak is. Heel wat verwer-kingstechnieken worden thans ontwikkeld en sommige daarvan kleinschalig uitgetest. Bij de berekening van de betaalbaarheid van de mestverwerking moet rekening worden gehouden met de huidige kosten die de land-bouwers reeds hebben voor de mestafzet. Deze variëren naargelang de periode van het j a a r, de soort mest en de regio vanwaar de mest moet worden vervoerd. Prijzen van 200 tot meer dan 650 frank zijn in 1999 b e t a a l d voor mestafzet.
De aanpak aan de bron en het verbeteren van de oordeelkundige bemesting moeten elk bijdragen tot het wegwerken van 25 % van het mestoverschot. M e s t v e r w e r k i n g moet 50 % van het overschot wegwerken. Inzake mestverwerking wordt binnenkort overleg gepleegd met de sector om te komen