Vraag nr. 130 van 24 februari 1997
van de heer ANDRE VAN NIEUWKERKE M e d i s ch - p e d a g o g i s che instituten – Rech t s t r e e k s e inning kinderbijslag
De erkenning door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap geeft de vrije gesubsidieerde medisch-pedagogische instituten (MPI's) de mogelijkheid om twee derden van de verhoogde kinderbijslag rechtstreeks te innen bij de uitkeringsinstellingen. Dit bedrag vol-staat nagenoeg om de opnamekosten (momenteel 418 frank per dag) te dekken.
Een MPI van het gemeenschapsonderwijs (MPIGO) dat niet erkend is door de administratie Gezin en Maatschappelijk We l z i j n , kan daarente-gen geen aanspraak maken op een rechtstreekse afhouding van de verhoogde kinderbijslag. Dit is een behoorlijke discriminatie. De verhoogde kin-derbijslag komt bij de ouders terecht, maar wordt niet altijd voor de kinderen gebruikt. De MPIGO's die proberen het achterstallige kostgeld te innen, komen veelal van een kale reis thuis. O n d e r t u s s e n moeten de MPIGO's wel hun eigen – beperkte – middelen gebruiken om deze kinderen te onder-houden (maaltijden, uitstappen, soms kledij, ...). Welke stappen heeft de minister reeds gezet om deze discriminatie te verhelpen ?
Antwoord
Het besluit van de Vlaamse regering van 28 juli 1983 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de gehandicapten geplaatst ten laste van het Fo n d s voor medisch, sociale en pedagogische zorg voor g e h a n d i c a p t e n , stelt in het artikel 1 dat het genoemde Fonds (nu het zg. Vlaams Fonds) de kos-ten draagt voor huisvesting, o n d e r h o u d , b e h a n d e-ling en opvoeding van zijn begunstigden.
Het is dus duidelijk dat hier geen sprake is van dis-criminatie van de medisch-pedagogische instituten van de gemeenschap tegenover de vrije gesubsi-dieerde medisch-pedagogische instituten : h e t genoemde Fonds staat immers in voor de boven-vermelde kosten van alle gehandicapten die het ten laste vallen. Er is hier derhalve geen sprake van een erkenning van de instelling.
Verder stipuleert het artikel 70 van het koninklijk besluit (KB) van 19 december 1939 dat voor kinde-ren geplaatst door bemiddeling of ten laste van een
andere openbare overheid dan het ministerie van Ju s t i t i e, zowel de instelling bij wie het kind geplaatst is als de natuurlijke persoon die het rechtgevende kind daadwerkelijk opvoedt, als bij-slagtrekkenden worden beschouwd. Het bedrag van kinderbijslag waarop aanspraak kan worden g e m a a k t , wordt naar rato van respectievelijk 2/3 en 1/3 verdeeld onder deze twee bijslagtrekkenden. Het spreekt vanzelf dat de instellingen voor die jongeren die niet onder het artikel 70 van dit KB v a l l e n , de opnamekosten op een andere manier moeten verhalen op de bijslagtrekkenden.