Vraag nr. 100 van 15 mei 1996
van de heer CHRISTIAN VAN EYKEN Vlaams-Brabantbrochure – Taalwetgeving
Bij de uitdeling van de kennismakingsbrochure van de provincie Vlaams-Brabant heeft een aantal inwoners uit de faciliteitengemeenten een klacht ingediend bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht omdat deze bro-chure ééntalig was. In haar advies bevestigt de Vaste Commissie voor Taaltoezicht "het principe volgens het-welk de berichten en mededelingen aan het publiek, aan de inwoners van de randgemeenten in het Neder-lands en in het Frans moeten worden gesteld ..." In het bijzondere geval van de brochure van de provincie Vlaams-Brabant gaat het overwegend om informatie die als berichten en mededelingen aan het publiek moeten worden beschouwd.
De brochure werd eveneens huis aan huis besteld. Door aldus te handelen heeft de provincie Vlaams-Bra-bant de indruk gewekt dat het om informatie ging die volgens de vaste rechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht in het Nederlands en in het Frans moet worden verstrekt.
In de persberichten meent de minister echter dat de provincie Vlaams-Brabant niet in de fout is gegaan en betwist hij bijgevolg dat de taalwetgeving op de brochu-re van toepassing is.
1. Waarom is de publikatie van deze brochure juri-disch niet aanvechtbaar ?
2. Waarom is de taalwetgeving hierop niet van toepas-sing ?
Antwoord
Het zal de Vlaamse volksvertegenwoordiger zeker niet onbekend zijn dat de strikte toepassing van de bepalin-gen van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken (SWT) ook in de faciliteiten-gemeenten van Vlaams-Brabant mij nauw aan het hart ligt.
In die zin onderschrijf ik het initiatief van 28 maart 1996 van de bestendige deputate van de provincieraad van Vlaams-Brabant om de problematiek betreffende de verdeling van de brochure te laten onderzoeken door drie professoren.
Wanneer de bestendige deputatie het advies van deze professoren heeft ontvangen, zal aan de Vaste Commis-sie voor Taaltoezicht meegedeeld worden welk gevolg de provincie aan de betrokken adviezen nrs. 27.204 van 8 februari 1996 en 27.214 van 25 januari 1996 zal geven. Ik zal bij de bestendige deputatie aandringen op nieuw overleg met mijn administratie.
Ik zal de Vlaamse volksvertegenwoordiger hieromtrent uiteraard te rechter tijd informeren.
