• No results found

Bijlage 1. Case Studie Protocol

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlage 1. Case Studie Protocol"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage 1. Case Studie Protocol

Een protocol voor case studies bestaat uit de volgende elementen (Yin, 2003): 1. Overzicht van het case studie project, achtergrond van het onderzoek

(doelstellingen, case studie issues, relevante artikelen over het onderwerp) 2. Veldprocedures, de manier waarop data worden verzameld (toegang tot de

centrale personen uit de study, algemene bronnen van informatie, procedurele notificaties)

3. Case studie vragen (interviewschema, centrale vragen onderzoek, operationalisaties/ voorbeelden bij vragen uit interviewschema) 4. Gids voor case studie rapportage (opzet, bibliografische achtergrond)

Ad. 1. Beschrijvend. Om de achtergrond van het onderzoek vast te stellen moet vooral tijd besteed worden aan het beschrijven van de aanleiding en de context van de vraag van de opdrachtgever, activiteiten die hierbij gepland zijn:

Informatie zoeken over het algemeen innovatiebeleid. Literatuur omtrent innovatiebeleid o.a. Europese Commissie, het Ministerie van Economische Zaken, Kompas van het Noorden.

Oriënterende interviews houden met ambtenaren van de provincie over provinciaal innovatiebeleid.

Oriënterende interviews houden met adviseurs over algemene beleid van Syntens en specifiek het project Marktgericht Innoveren. Wat zijn opvallende zaken in het project? Hieruit komt probleemstelling voor onderzoek.

Databases van project doornemen voor specifiek inzicht in project.

Wetenschappelijke literatuur over onderwerpen innovatievermogen en samenwerken zoeken, om te verwerken in meetinstrument.

Ad. 2. Praktisch. Welke personen moeten worden geïnterviewd om de juiste gegevens te verkrijgen en hoe worden deze benaderd? Activiteiten die hierbij gepland zijn:

De potentiële cases naast elkaar leggen. Bespreken met Syntens adviseurs welke wel/ niet benaderd mogen worden.

Opstellen brief en versturen aan doelgroep.

Nabellen van doelgroep en afspraken voor interviews maken.

Specifieke informatie over de te interviewen bedrijven opzoeken in database Syntens en op internet als voorbereiding op interview.

Adviseurs van bewuste bedrijven raadplegen voor additionele informatie.

Ad. 3.a. De vragen die aan de basis staan van het onderzoek staan hierbij centraal. De belangrijkste vragen zijn opgenomen in de deelvragen van het onderzoek. Om de

praktische kant te beantwoorden zijn de interviews gehouden. Het interviewschema is als document aan deze bijlage toegevoegd. Het interview is opgedeeld in drie onderdelen en heeft een duur van anderhalf uur, alle interviews worden op band opgenomen.

Doelstelling onderdeel 1: Een indicatie krijgen van het huidige niveau van

innovatievermogen van het bedrijf. Zijn ze er al erg mee bezig en/ of voldoen ze aan de voorwaarden voor een innovatief bedrijf. Aan de hand van deze informatie kan dan beter doorgevraagd worden naar de invloed van samenwerken op bepaalde onderdelen van het bedrijf.

• Eerste gedeelte is om ondernemers kennis te laten maken met de termen en soort vragen die later terugkomen. Introductie met de begrippen zodat je daarna

sneller gericht door kan vragen. Het is in feite het opstellen van een basisniveau. Dit geldt ook voor onderdeel 2.

Doelstelling onderdeel 2: Duidelijkheid krijgen over de inhoud van de samenwerking, welke bedrijven participeren erin en waarom. Een inzicht krijgen in de kwaliteit van de samenwerking.

(2)

Doelstelling onderdeel 3: De invloed van de samenwerking op het innovatievermogen van de organisatie achterhalen. Wat heeft de samenwerking voor de organisatie opgeleverd? Daarbij inzicht krijgen in de verandering in de kwaliteit van de samenwerking.

Na het interviews houden, letterlijk uitwerken interviews. Wanneer er aan de hand van uitwerking vragen ontstaan over antwoorden, contact opnemen met ondernemer ter verificatie of extra informatie. Daarna verwerken van interviews, labels toevoegen aan antwoorden.

Ad. 3b. Analyse. Interviews analyseren aan de hand van vergelijking theorie en resultaat. Overeenkomsten en verschillen aangeven, verklaringen hiervoor zoeken. Causale

verbanden aangeven, met kanttekening dat resultaten moeilijk te generaliseren zijn. Ad.4. Conclusies/ Aanbevelingen format. Hierbij is het van belang dat wordt aangegeven voor wie het onderzoek bestemd is (doelgroep) en aan welke eisen het moet voldoen, bijvoorbeeld op het gebied van leesbaarheid (vorm van inhoud).

Dit onderzoek is geschreven voor de opdrachtgever Syntens, maar moet ook toegankelijk zijn voor een publiek dat geïnteresseerd is in de relatie tussen samenwerking en

innovatievermogen. Er is daarom geen extreem hoge basiskennis vereist om het rapport te kunnen lezen. Het rapport moet uitmonden in aanbevelingen voor Syntens. Deze aanbevelingen zijn door het exploratieve karakter van het onderzoek, gericht op aandachtspunten bij het vormen van verschillende typen samenwerkingsverbanden en niet op keiharde resultaten.

(3)

Ad. 3. Interviewschema Opening en introductie

• Persoonlijke intro, wie ben ik en wat doe ik.

• Doel onderzoek duidelijk maken. Rol van Syntens aangeven, duidelijk maken dat ik onafhankelijk van hen werk.

• Procesmatige zaken bespreken. De ondernemer kan vrijuit spreken, informatie wordt vertrouwelijk behandeld, er worden geen namen genoemd in de scriptie. Vragen of er bezwaar is tegen opname van het gesprek op band.

• Randvoorwaarden interview, vanwege de beperking van tijdsduur kan het zijn dat ik af en toe interumpeer.

• Opbouw van het interview verduidelijken, er zijn drie onderdelen te

onderscheiden. Algemene bedrijfsinformatie, Informatie over de samenwerking en de invloed van de samenwerking op het bedrijf.

Eerst zou ik u graag wat vragen willen stellen over uw bedrijf, deze vragen worden gesteld om een beeld te krijgen van uw organisatie. Omdat Syntens zich richt op het stimuleren van innovatie zullen er ook een aantal vragen gaan over uw kijk op innovatie binnen uw bedrijf.

Het tweede deel gaat over uw deelname aan de samenwerking “X” en of deze van directe invloed is op de bedrijfsprestaties/ innovatievermogen van uw bedrijf.

Onderdeel 1 : Algemene Bedrijfsinformatie 1. Kunt u wat vertellen over uw bedrijf?

2. Hoeveel mensen zijn er bij uw bedrijf werkzaam? 3. Hoeveel hiervan zijn hoogopgeleid?

4. Wordt er aandacht besteed aan scholing en training van de medewerkers? Zo ja op welke manier? Zo nee, waarom niet?

5. Kunt u wat vertellen over de bedrijfscultuur van uw bedrijf?

Met bedrijfscultuur wordt bedoeld de informele sfeer die er binnen het bedrijf heerst. a. Wordt er veel met regels en procedures gewerkt binnen uw bedrijf?

b. Als werknemers een werkgerelateerd probleem hebben, hoe lossen ze dat dan op? c. Is flexibiliteit van de medewerkers belangrijk bij de uitvoering van taken?

d. Krijgen de werknemers veel vrijheid bij het uitvoeren van hun taken? e. Zijn de werknemers erg taakgericht?

f. Is er sprake van sterke sturing en controle van bovenaf? 6. Hoe zit de hiërarchische structuur in elkaar?

7. Zijn er korte communicatielijnen?

8. Hebben de werknemers zelf beslissingsbevoegheid en zo ja, waarover?

9. Hoeveel vrijheid/ verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de werkzaamheden krijgen de werknemers?

10. Is de organisatie erg open in het communiceren onderling?

11. Brengen de medewerkers ook nieuwe ideeën in en hoe wordt daar mee omgegaan in de organisatie?

(4)

12. Op welke manier probeert u creatieve ideeën uit de organisatie te halen? Worden de medewerkers gemotiveerd om nieuwe ideeën in te brengen en zo ja, op welke manier? (bijvoorbeeld brainstormen)

13. Werken de mensen met verschillende functies samen in uw bedrijf? Zo ja hoe werken ze samen en met welke doelstelling? (multifunctionele teams)

14. In hoeverre heeft u het idee dat u risico’s neemt met nieuwe producten en/ of andere zaken? Op welke manier nemen uw werknemers risico’s in hun werk? Wordt het maken van fouten getolereerd?

15. Hoe gaat de organisatie om met de acceptatie van onzekere situaties? Hebben de werknemers hier veel mee te maken en zo ja, hoe gaan ze daarmee om, zijn ze flexibel? 16. Heeft u een strategisch plan opgesteld voor uw bedrijf? Zo ja, wat staat hierin, is er ook sprake van een missie en wordt hierin gericht op vernieuwing/ innovatie?

17. Bent u binnen uw bedrijf bezig met innovatie?

18. Waarom bent u hier wel/ niet mee bezig? Zou u dit in de toekomst willen veranderen?

19. Wat doet u om informatie in te winnen/ kennis te vergaren die belangrijk is voor uw bedrijfsactiviteiten?

20. Heeft u veel contact met leveranciers/ klanten?

21. Maakt u wel eens gebruik van wetenschappelijke literatuur? 22. Heeft u wel eens stagiaires van het HBO/ Universiteit in dienst?

23. Koopt u weleens kennis in bij een andere partij? Zo ja, wat voor kennis en waarom? Onderdeel 2: De samenwerking

1. Kunt u wat vertellen over de inhoudelijke kant van de samenwerking? 2. Waarom bent u gaan samenwerken? (eigen doelstelling)

3. Hoe zijn u en uw partner(s) bij elkaar terecht gekomen? 4. Waarom bent u juist met deze partners gaan samenwerken? 5. Wat is de doelstelling van de samenwerking?

a. Waar ligt de nadruk op in de samenwerking? (bijvoorbeeld informatie-uitwisseling, delen resources, gezamenlijk kostenvoordelen behalen) 6. Hoe zou u de relatie met uw partner(s) omschrijven op het gebied van:

a. Vertrouwen, (affectief)

b. Intensiteit contact/ frequentie van ontmoetingen

c. Openheid in informatie uitwisseling. Communiceert u ook de bedrijfsdoelstellingen met elkaar?

d. Vertrouwen in competenties van de partner? e. Identificatie met de partner?

7. Wanneer er sprake is van een probleem in de samenwerking, hoe wordt dit dan opgelost?

(5)

en ligt de nadruk in de samenwerking hier ook op?

8. Wordt er binnen de samenwerking informatie uitgewisseld? a. Zo ja welke informatie?

b. Zo nee, welke kennis wordt er juist niet gedeeld als het aan u ligt en waarom niet? (open dialoog)

c. Zijn de werknemers bij de samenwerking betrokken geweest of heeft de samenwerking slechts tussen de ondernemers zelf plaatsgevonden? (wordt er op meerdere niveaus kennis uitgewisseld?

9. Welke ideeën worden er onderling uitgewisseld, bijvoorbeeld kostenbesparende ideeën en/of creatieve ideeën?

10. Heeft u ook het idee dat u elkaar stimuleert tot grotere prestaties? Zo ja, hoe? 11. Wat is er formeel vastgelegd over de samenwerking? (bijvoorbeeld een contract/ overeenkomst/ taakverdeling)

12. Wat is uw oordeel over de samenwerking?

Onderdeel 3. De invloed van samenwerking op innovatievermogen en de verandering van de samenwerking

Aspect innovatievermogen

Deze vragen hebben een ja/ nee antwoord, wanneer het antwoord ja is, wordt

doorgevraagd? Dit is gedaan ten gunste van het tempo van het interview. Eerst is een algemene vraag gesteld:

Wat heeft de samenwerking volgens u bijgedragen aan de eigen organisatie?

1. Is het aantal hoogopgeleiden in de organisatie toegenomen door de samenwerking? 2. Zijn de kennis en vaardigheden van de werknemers toegenomen?

3. Zijn uw kennis en vaardigheden toegenomen door de samenwerking? 4. Is de rol van scholing veranderd door de samenwerking?

5. Heeft u gemerkt dat werknemers zich beter/ minder kunnen aanpassen door de samenwerking?

6. Heeft u gemerkt dat werknemers (in)flexibeler zijn geworden door de samenwerking? 7. Wordt het strategisch belang van innovatie meer/ minder uitgedragen door u?

8. Motiveert u de mensen meer/ minder om creatief te zijn?

9. Maakt u door de samenwerking meer/ minder gebruik van creativiteitstechnieken? 10. Is er in uw strategie/ missie iets veranderd door de samenwerking?

11. Is het aantal regels/ procedures door de samenwerking veranderd?

12. Is er door de samenwerking iets veranderd in de vrijheid die werknemers hebben bij de uitvoering van hun werk?

13. Heeft u gemerkt dat de werknemers door de samenwerking anders omgaan met onzekerheid?

14. Zijn er werknemers die door de samenwerking taakgerichter zijn gaan werken? 15. Is er iets veranderd in de manier waarop werknemers open staan voor kennis van

buitenaf?

16. Is er door de samenwerking meer in multifunctionele teams samengewerkt? 17. Is er door de samenwerking een verandering geweest op de onafhankelijke

taakuitvoering van werknemers?

18. Is er een verandering geweest in de mate van verantwoordelijkheid die de werknemers krijgen?

19. Zijn de belissingsbevoegdheden van de werknemers toe/ afgenomen door de samenwerking?

(6)

20. Is door de samenwerking het contact met bedrijven/ instanties uit de omgeving veranderd in frequentie/ intensiteit?

21. Is de wetenschappelijke interesse van de organisatie veranderd?

22. Zijn de werknemers minder/ meer actief bij het verzamelen van informatie uit de omgeving?

23. Is er iets veranderd aan het inkopen van kennis door de samenwerking? Aspect samenwerking

1. Wat is er gedurende de samenwerking veranderd in de samenwerking zelf? 2. Is er ook iets veranderd aan de contracten/ taakverdelingen gedurende de samenwerking?

3. In hoeverre is het vertrouwen in de partner veranderd?

4. Is er ook sprake geweest van opportunistisch gedrag in de samenwerking? 5. Heeft u zich door de samenwerking beter met de partner kunnen identificeren? 6. Iis de informatie-uitwisseling veranderd?

7. I uw vertrouwen in de competenties (kwaliteiten) van de partner veranderd?

8. Zijn er meer/ minder ideeën uitgewisseld en zo ja wat voor ideeën? (kostenbesparend of creatief)

9. Is gedurende de samenwerking een verandering opgetreden in het openlijk bespreken van bedrijfsdoelstellingen?

10. Is er wat veranderd in het stimuleren van elkaar?

11. Zijn de gemeenschappelijke doelen tijdens de samenwerking veranderd?

12. Is er iets veranderd in de focus op groei (eigen organisatie en partners) gedurende de samenwerking?

13. Is er iets veranderd op het vlak van de manier van problemen oplossen? 14. Wat is er veranderd in de frequentie van contact?

15. Wat is er veranderd in de informatie-uitwisseling?

16. Wat is er veranderd in de openheid van dialoog in de relatie?

Als ik nog vragen heb zou ik dan contact met u op kunnen nemen? Zo ja, welke manier van contact heeft uw voorkeur, telefoon/ e-mail?

Bent u geïnteresseerd in een samenvatting van de resultaten van mijn onderzoek? Tenslotte wil ik u hartelijk danken voor uw tijd

(7)

Bijlage 2. Business Relationship Success Cycle

Figuur 1. Business Relationship Success Cycle, Humphries en Wilding (2004)

Relationship Quality

creating a win–win relationship in which each side is delighted to be a part

Relationship Reliability

concentrating on service & product delivery, lowering joint costs & risks, building up trust

Relationship Communication

frequent, open dialogue & information - sharing

Relationship Stability

synchronisation of objectives & confidence - building

Relationship Creativity

promoting quality, innovation & long term approach by encouraging high performance

(8)

Bijlage 3. Definitie Innovatie

In veel definities zijn fundamentele verschillen te zien, maar er zijn bijna altijd terugkerende onderwerpen van discussie. De dimensies waar definities vaak in verschillen zijn volgens Coehoorn (1995).

1. Afbakening van het proces. Welk deel van het proces hoort wel en niet bij het begrip van innovatie.

2. Mate van vernieuwing. Hoe ‘nieuw’ moet een product/ dienst zijn voordat er gesproken mag worden over een innovatie.

3. Onderwerp van innovatie. Waar heeft de innovatie betrekking op, een product/ dienst/ proces.

4. Intentie. Waar heeft het begrip innovatie betrekking op, bewust innoveren of ook op toevallig innoveren.

Afbakening van het innovatieproces

Wat hoort bij het proces van innovatie is een belangrijke vraag bij het opstellen van een innovatiedefinitie. King en Anderson (2002) zien innovatie als de bewuste ontwikkeling en introductie van vernieuwing, bijvoorbeeld nieuwe producten/ diensten/

werkmethoden, gericht op het realiseren van bepaalde voordelen. Bij deze definitie is opvallend dat het niet alleen gaat om de ontwikkeling van nieuwe ideeën maar ook om de introductie ervan. Er wordt in zekere zin een groter deel van het proces meegenomen in de definitie. Kleinknecht (1995) ziet innovatie als het succesvol vercommercialiseren van nieuwe producten en diensten. De Jong, Kemp en Snel (2001) geven ook aan dat implementatie van het product succesvol moet verlopen, voordat er sprake kan zijn van innovatie. Volgens deze auteurs moet er ook een zeker slagingsniveau behaald worden met de introductie voordat gesproken wordt van innovatie.

Saren (1984) en Bodewes en De Jong (2002) geven echter aan dat niet alle innovatie resulteert in een commercieel te verhandelen artefact aangezien een innovatie

bijvoorbeeld ook een aangepast productieproces kan zijn. Volgens hen is het wenselijk de fase van marktintroductie buiten het proces van innovatie te laten en daarmee niet mee te nemen in de definitie van innovatie. Daarnaast wordt er door Gopalkrishnan en Damanpour (1997) onderscheid gemaakt in innovatie als het creëren van nieuwe ideeën en innovatie als de acquisitie en/ of implementatie van een innovatie. In dit onderzoek is het proces waarop innovatie betrekking heeft afgebakend tot het proces van vernieuwing zelf. De marktintroductie van de innovatie wordt hierbij niet meegenomen aangezien niet de output maar de input van innovatie centraal staat. Logischerwijs is de afbakening om de implementatie niet mee te nemen, aangezien dit deel van het proces meer met de output te maken heeft.

Mate van Vernieuwing

De mate van nieuwheid wordt door wetenschappers verschillend gedefinieerd. De econoom Schumpeter (1943) beschrijft innovatie als het toepassen van nieuwe combinaties als bron van verdedigbaar concurrentievoordeel. In navolging van

Schumpeter kwamen anderen met definities die in veel leken op deze. Weick (1979) ziet innovatie bijvoorbeeld als nieuwe combinaties maken van oude zaken en oude

combinaties maken van nieuwe dingen. Deze definities zijn nog vrij breed toepasbaar want ‘combinaties’ en ‘nieuw’ worden verder niet gespecificeerd. Latere definities zijn vaak concreter opgesteld met betrekking tot wat ‘nieuw’ is. De zienswijze dat innovatie slechts betrekking heeft op totaal nieuwe producten en/ of processen wordt onder andere door Schoen (1969) en Nooteboom (1998) ondersteund. Volgens Schoen en Nooteboom heeft innovatie alleen betrekking op uitvindingen en volgens Kleinknecht (1993) is er pas sprake van een innovatie als er een patent aangevraagd wordt. Volgens deze

wetenschappers moet een product of dienst dus nieuw voor de wereld zijn voordat er gesproken mag worden over een innovatie. Bodewes en De Jong (2002) geven echter

(9)

aan dat innovatie inhoudt dat het product, proces en/ of dienst nieuw is voor de organisatie zelf.

Het onderscheid ligt hier in de vraag of innovatie betrekking heeft op radicale

vernieuwing of incrementele vernieuwing. Verbeteringen aan bestaande producten en/ of processen vallen onder incrementele vernieuwing en producten en/ of processen die totaal nieuw zijn voor de organisatie vallen onder radicale vernieuwing. Beide vormen van vernieuwing worden in dit onderzoek als innovatie gezien. De keuze voor deze mate van nieuwheid is onder andere gemaakt op basis van de uitgangspunten die in het beleid van Syntens zijn opgenomen. Bij Syntens is er ook sprake van een breed innovatie begrip.

Onderwerp van Innovatie

De vraag die hierbij gesteld moet worden is waar innovatie betrekking op heeft.

Gopalakrishnan en Damanpour (1997) en Bodewes en De Jong (2002) stellen dat alleen producten en productieprocessen behoren tot innovatie. Deze indeling in onderwerpen wordt ook gebruikt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Innovaties die te maken hebben met nieuwe markten en organisatievormen kunnen met een dergelijke indeling niet meegenomen worden. Een andere zienswijze is die van Vrakking en Cozijnsen (1992), hierbij worden buiten de genoemde objecten ook nog markt en technologieën genoemd als mogelijke onderwerpen van innovatie. Buijs (1987) stelt dat product/ markt/ technologiecombinaties het onderwerp van innovatie zijn. Jacobs en Waalkens (2001) zien daarbij ook nog de organisatie zelf als onderwerp voor innovatie. In dit onderzoek is gekozen voor een brede definitie van de onderwerpen die tot innovatie behoren. Zowel producten, markten, processen de organisatie en combinaties van deze onderwerpen worden in de definitie meegenomen. Deze keuze is gebaseerd op het feit dat de scheidslijn tussen de verschillende onderwerpen steeds kleiner wordt en er steeds meer innovatieve vormen van innovatie zijn (Jacobs & Waalkens, 2001). Dit wordt geïllustreerd door figuur 2. ‘Innovatie is Multifunctioneel’ van Van der Meer (1997) waaruit blijkt dat innovaties betrekking hebben op meerdere functionele gebieden en dus niet alleen op producten en processen. Onder productinnovatie wordt ook

diensteninnovatie verstaan. Als er gesproken wordt over product kan dit zowel betrekking hebben op een tastbaar als op een niet-tastbaar product.

Fig.2. Innovatie is multifunctioneel: Van der Meer (1997)

Innovatie is multifunctioneel 0 10 20 30 40 50 60 70 Product Markt Productie Financieel Organisatorisch

(10)

Intentie

Met de intentie van innovatie wordt bedoeld dat er pas gesproken kan worden over innovatie als innoveren ook een bewust doel is. Als innovatie geen bewust doel is kunnen er wel innovaties ontstaan maar deze berusten dan op een toevalstreffer. Een goed voorbeeld hiervan zijn de gele post-it briefjes die als afvalproduct een enorm gat in de markt bleken te zijn, terwijl de organisatie daar nooit naar op zoek was geweest. Indien een organisatie zich bewust tot doel heeft gesteld om te innoveren zal er een continue aandacht zijn voor vernieuwing en is de kans groter dat er een constante stroom van vernieuwingen plaatsvindt. Uiteindelijk zal dit meer innovatie opleveren dan één toevalsinnovatie. Tevens kan er bij bewuste vernieuwing beter beleid gemaakt worden om innovatie tot stand te brengen. Het proces kan meer gestuurd worden en bedrijven zullen innovatiever worden. Een incidentele innovatie is desalniettemin een innovatie alleen kan er in dit onderzoek geen rekening mee gehouden worden omdat dit proces van innovatie totaal onvoorspelbaar is. In dit onderzoek is bij innovatie sprake van een doelbewust proces dat vernieuwing tot doel heeft, aangezien de constante stroom van vernieuwingen van belang is en geen rekening gehouden kan worden met de

(11)

Bijlage 4. Scoringstabellen

Tabellen Innovatievermogen

Tabellen Kwaliteit Samenwerking

Tabellen Ontwikkeling Innovatievermogen Tabellen Verandering Kwaliteit Samenwerking

(12)

Indicatoren Eigenschappen Onderdelen A.1 A.2 A.3 Kennis en

Vaardigheden

1. K/V werknemers 2. K/V ondernemer

3. Belang van scholing voor ontwikkeling k/v 0 0 + 0 0 0 +++ ++ +++

Risicobereidheid 1. Flexibiliteit werknemers

2. Aanpassingsvermogen werknemers 3. Risicobereidheid ondernemer 4. Creativiteit werknemers + 0 0 0 0 0 0 0 ++ ++ ++ ++ Commitment aan innovatie van ondernemer

1. Strategisch belang van innovatie uitdragen

2. Mensen motiveren creatief te zijn

3. Ondernemer bij falend innovatieproject toch weer innoveren 0 + 0 0 0 0 +++ ++ ++ Menselijke Kenmerken Gebruik Creativiteitstechnieken

1. Op de hoogte zijn van creativiteitstechnieken 2. Gebruiken technieken 0 0 0 0 + ++

Innovatie in missie 1. Bestaan van missie met

innovatie

2. Uitdragen missie naar organisatie 0 0 0 0 ++ ++

Innovatie in strategie 1. Innovatie opgenomen in

strategie, concrete bedrijfsactiviteiten

0 0 +++

Strategie

Strategische richtlijnen voor organisatie met innovatie

1. Belang innovatie voor strategie communiceren naar organisatie

0 0 +++

Resultaatgerichte Cultuur

1. Minder regels en procedures 2. Vrijheid om werk te doen 3. Om kunnen gaan met onzekere risicovolle situaties

+ + 0 + + 0 ++ +++ +++ Cultuur Professionele Cultuur 1. Taakgericht 2. Hoger opgeleid

3. Verder vooruit kijken door werknemers

4. Open staan voor kennis van buitenaf door werknemers

0 0 0 0 0 0 0 + ++ +++ +++ ++

Multifunctionele teams 1. Verschillende achtergronden

samen een taak uitvoeren

+ 0 +++

Structuur Autonomie 1. Vrijheid bij uitvoeren werk 2. Onafhankelijk uitvoeren werk 3. Veel verantwoordelijkheid werknemer 4.Beslissingsbevoegdheid wk + + + 0 + 0 + 0 +++ ++ +++ ++

Externe oriëntatie 1. Frequente en intensieve

contacten met omgeving 2. Wetenschappelijke interesse 3. Actief verzamelen van informatie door leden organisatie 0 0 0 0 0 0 +++ ++ +++ Netwerk Activiteiten

Overdracht kennis 1. Inkopen van kennis om

kennisgat te dichten

(13)

Indicatoren Eigenschappen Onderdelen B.1 B.2 B.3 Kennis en

Vaardigheden

1. K/V werknemers 2. K/V ondernemer

3. Belang van scholing voor ontwikkeling k/v ++ + ++ +++ +++ + 0 0 0

Risicobereidheid 1. Flexibiliteit werknemers

2. Aanpassingsvermogen werknemers 3. Risicobereidheid ondernemer 4. Creativiteit werknemers ++ ++ 0 0 ++ ++ + ++ + 0 0 0 Commitment aan innovatie van ondernemer

1. Strategisch belang van innovatie uitdragen

2. Mensen motiveren creatief te zijn

3. Ondernemer bij falend innovatieproject toch weer innoveren 0 0 0 + ++ ++ 0 0 0 Menselijke Kenmerken Gebruik Creativiteitstechnieken

1. Op de hoogte zijn van creativiteitstechnieken 2. Gebruiken technieken 0 0 0 0 0 0

Innovatie in missie 1. Bestaan van missie met

innovatie

2. Uitdragen missie naar organisatie 0 0 0 0 0 0

Innovatie in strategie 1. Innovatie opgenomen in

strategie, concrete bedrijfsactiviteiten

0 + 0

Strategie

Strategische richtlijnen voor organisatie met innovatie

1. Belang innovatie voor strategie communiceren naar organisatie

0 0 0

Resultaatgerichte Cultuur

1. Minder regels en procedures 2. Vrijheid om werk te doen 3. Om kunnen gaan met onzekere risicovolle situaties

0 + 0 +++ +++ ++ + 0 0 Cultuur Professionele Cultuur 1. Taakgericht 2. Hoger opgeleid

3. Verder vooruit kijken door werknemers

4. Open staan voor kennis van buitenaf door werknemers

0 0 0 0 + ++ 0 0 0 0 0 0

Multifunctionele teams 1. Verschillende achtergronden

samen een taak uitvoeren

+ + 0

Structuur Autonomie 1. Vrijheid bij uitvoeren werk 2. Onafhankelijk uitvoeren werk 3. Veel verantwoordelijkheid werknemer 4.Beslissingsbevoegdheid wk + ++ ++ ++ +++ +++ +++ +++ 0 0 0 0

Externe oriëntatie 1. Frequente en intensieve

contacten met omgeving 2. Wetenschappelijke interesse 3. Actief verzamelen van informatie door leden organisatie +++ 0 +++ +++ 0 ++ 0 0 0 Netwerk Activiteiten

Overdracht kennis 1. Inkopen van kennis om

kennisgat te dichten

(14)

Indicatoren Eigenschappen Onderdelen C.1 C.2 C.3 Kennis en

Vaardigheden

1. K/V werknemers 2. K/V ondernemer

3. Belang van scholing voor ontwikkeling k/v ++ ++ 0 +++ +++ 0 ++ + 0

Risicobereidheid 1. Flexibiliteit werknemers

2. Aanpassingsvermogen werknemers 3. Risicobereidheid ondernemer 4. Creativiteit werknemers +++ ++ ++ + ++ ++ +++ +++ ++ ++ +++ ++ Commitment aan innovatie van ondernemer

1. Strategisch belang van innovatie uitdragen

2. Mensen motiveren creatief te zijn

3. Ondernemer bij falend innovatieproject toch weer innoveren + 0 0 + ++ +++ + ++ +++ Menselijke Kenmerken Gebruik Creativiteitstechnieken

1. Op de hoogte zijn van creativiteitstechnieken 2. Gebruiken technieken 0 0 + +++ 0 0

Innovatie in missie 1. Bestaan van missie met

innovatie

2. Uitdragen missie naar organisatie 0 0 0 0 0 0

Innovatie in strategie 1. Innovatie opgenomen in

strategie, concrete bedrijfsactiviteiten

0 0 +

Strategie

Strategische richtlijnen voor organisatie met innovatie

1. Belang innovatie voor strategie communiceren naar organisatie

0 0 0

Resultaatgerichte Cultuur

1. Minder regels en procedures 2. Vrijheid om werk te doen 3. Om kunnen gaan met onzekere risicovolle situaties

++ ++ ++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ Cultuur Professionele Cultuur 1. Taakgericht 2. Hoger opgeleid

3. Verder vooruit kijken door werknemers

4. Open staan voor kennis van buitenaf door werknemers

0 + 0 0 0 ++ 0 + 0 0 0 0

Multifunctionele teams 1. Verschillende achtergronden

samen een taak uitvoeren

0 0 +++

Structuur Autonomie 1. Vrijheid bij uitvoeren werk 2. Onafhankelijk uitvoeren werk 3. Veel verantwoordelijkheid werknemer 4.Beslissingsbevoegdheid wk ++ ++ ++ ++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++

Externe oriëntatie 1. Frequente en intensieve

contacten met omgeving 2. Wetenschappelijke interesse 3. Actief verzamelen van informatie door leden organisatie ++ 0 + ++ ++ ++ + 0 0 Netwerk Activiteiten

Overdracht kennis 1. Inkopen van kennis om

kennisgat te dichten

(15)

Kenmerken Eigenschappen Operationalisatie A.1 A.2 A.3 Formele kwaliteit Verantwoordelijkheid slagen samenwerking door iedereen gedragen

Contract opgesteld waarbij alle partners een rol spelen

+++ ++ +++

Alle partners werken oprecht samen

Geen Kans op

Opportunistisch gedrag

- - ++ -

Voorzien elkaar van kostenbesparende ideeën

0 0 ++

Betrouwbaarheid Vertrouwen Identificatie partners

Rijke stroom informatie-uitwisseling Frequente stroom informatie-uitwisseling Vertrouwen in competenties partner Affectief vertrouwen 0 +++ ++ Openlijk communiceren bedrijfsdoelstellingen naar partner 0 + ++

Elkaar voorzien van creatieve ideeën

0 0 +++

Creativiteit

Elkaar stimuleren tot grote prestaties

0 0 +++

Gemeenschappelijke doelen

+ ++ +++

Allen gericht op groei 0 0 +++

Stabiliteit Bij probleem, oplossing zoeken buiten contract om 0 Frequent contact 0 ++ +++ Nadruk op informatie-uitwisseling

Rijke stroom informatie-uitwisseling

Op meerdere niveaus informatie-uitwisseling

0 0 +++

Communicatie

Open dialoog Alle partners participeren in

info-uitwisseling

(16)

Kenmerken Eigenschappen Operationalisatie B.1 B.2 B.3 Formele kwaliteit Verantwoordelijkheid slagen samenwerking door iedereen gedragen

Contract opgesteld waarbij alle partners een rol spelen

++ ++ +

Alle partners werken oprecht samen

Geen Kans op

Opportunistisch gedrag

- +++ ++

Voorzien elkaar van kostenbesparende ideeën

++ ++ +

Betrouwbaarheid

Vertrouwen Identificatie partners

Rijke stroom informatie-uitwisseling Frequente stroom informatie-uitwisseling Vertrouwen in competenties partner Affectief vertrouwen ++ +++ ++ Openlijk communiceren bedrijfsdoelstellingen naar partner 0 +++ 0

Elkaar voorzien van creatieve ideeën

+ +++ +

Creativiteit

Elkaar stimuleren tot grote prestaties

+ +++ +

Gemeenschappelijke doelen

++ ++ ++

Allen gericht op groei ++ +++ 0

Stabiliteit Bij probleem, oplossing zoeken buiten contract om Frequent contact + ++ + Nadruk op informatie-uitwisseling

Rijke stroom informatie-uitwisseling

Op meerdere niveaus informatie-uitwisseling

++ +++ +

Communicatie

Open dialoog Alle partners participeren in

info-uitwisseling

(17)

Kenmerken Eigenschappen Operationalisatie C.1 C.2 C.3 Formele kwaliteit Verantwoordelijkheid slagen samenwerking door iedereen gedragen

Contract opgesteld waarbij alle partners een rol spelen

+ +++ +

Alle partners werken oprecht samen

Geen Kans op

Opportunistisch gedrag

+++ ++ -

Voorzien elkaar van kostenbesparende ideeën

+ + +

Betrouwbaarheid

Vertrouwen Identificatie partners

Rijke stroom informatie-uitwisseling Frequente stroom informatie-uitwisseling Vertrouwen in competenties partner Affectief vertrouwen ++ +++ ++ Openlijk communiceren bedrijfsdoelstellingen naar partner + 0 0

Elkaar voorzien van creatieve ideeën

0 +++ +

Creativiteit

Elkaar stimuleren tot grote prestaties

+ +++ ++

Gemeenschappelijke doelen

+ +++ +++

Allen gericht op groei ++ + +

Stabiliteit Bij probleem, oplossing zoeken buiten contract om Frequent contact + ++ +++ Nadruk op informatie-uitwisseling

Rijke stroom informatie-uitwisseling

Op meerdere niveaus informatie-uitwisseling

++ +++ ++

Communicatie

Open dialoog Alle partners participeren in

info-uitwisseling

(18)

Niveau 1 Indicatoren Niveau 2 Eigenschappen Niveau 3 Onderdelen Eigenschappen

A.1 A.2 A.3

Kennis en Vaardigheden

1. K/V werknemers 2. K/V ondernemer

3. Belang van scholing voor ontwikkeling K/V + + 0 0 + 0 + + + + 0

Risicobereidheid 1. Risico’s nemen bij uitvoer

werk

2. Werknemers Tolerantie voor fouten 3. Risicobereidheid ondernemer 0 0 0 0 0 0 0 0 - Commitment aan innovatie van ondernemer

1. Strategisch belang van innovatie uitdragen

2. Mensen motiveren creatief te zijn

3. Ondernemer bij falend innovatieproject toch weer innoveren 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Menselijke Kenmerken Gebruik Creativiteitstechniek en

1. Op de hoogte zijn van creativiteitstechnieken 2. Gebruiken technieken 0 0 0 0 0 0

Innovatie in missie 1. Bestaan van missie met

innovatie

2. Uitdragen missie naar organisatie 0 0 0 0 0 0

Innovatie in strategie 1. Innovatie opgenomen in strategie, concrete bedrijfsactiviteiten 0 0 0 Strategie Strategische richtlijnen organisatie incl innovatie

1. Belang innovatie voor strategie communiceren naar organisatie

0 0 0

Resultaatgerichte Cultuur

1. Minder regels en procedures 2. Vrijheid om werk te doen 3. Om kunnen gaan met onzekere risicovolle situaties

0 - 0 0 0 0 - - 0 Cultuur Professionele Cultuur 1. Taakgericht 2. Hoger opgeleid 3. Verder vooruit kijken werknemers

4. Open staan voor kennis van buitenaf door werknemers

0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Multifunctionele teams 1. Verschillende achtergronden samen een taak uitvoeren

0 0 0

Structuur Autonomie 1. Vrijheid bij uitvoeren werk 2. Onafhankelijk uitvoeren werk 3. Veel verantwoordelijkheid werknemer 4. Beslissingsbevoegdheid werknemers - - 0 0 0 0 0 0 - - 0 0

Externe oriëntatie 1. Frequente en intensieve

contacten met omgeving 2. Wetenschappelijke interesse 3. Actief verzamelen van

informatie door leden organisatie - - 0 0 + 0 0 +++ 0 0 Netwerk Activiteiten

Overdracht kennis 1. Inkopen van kennis om

kennisgat te dichten

(19)

Niveau 1 Indicatoren Niveau 2 Eigenschappen Niveau 3 Onderdelen Eigenschappen B.1 B.2 B.3 Kennis en Vaardigheden werknemers 1. K/V werknemers 2. K/V ondernemer

3. Belang van scholing voor ontwikkeling K/V 0 + + + +++ +++ 0 0 + 0

Risicobereidheid 1. Risico’s nemen bij uitvoer werk

2. Werknemers Tolerantie voor fouten 3. Risicobereidheid ondernemer 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Commitment aan innovatie van ondernemer

1. Strategisch belang van innovatie uitdragen

2. Mensen motiveren creatief te zijn

3. Ondernemer bij falend innovatieproject toch weer innoveren + 0 0 0 0 0 + 0 0 Menselijke Kenmerken Gebruik Creativiteitstechnieken

1. Op de hoogte zijn van creativiteitstechnieken 2. Gebruiken technieken 0 0 0 0 0 0

Innovatie in missie 1. Bestaan van missie met

innovatie

2. Uitdragen missie naar organisatie 0 0 0 0 0 0

Innovatie in strategie 1. Innovatie opgenomen in

strategie, concrete bedrijfsactiviteiten 0 0 0 Strategie Strategische richtlijnen organisatie incl innovatie

1. Belang innovatie voor strategie communiceren naar organisatie

0 0 0

Resultaatgerichte Cultuur

1. Minder regels en procedures 2. Vrijheid om werk te doen 3. Om kunnen gaan met onzekere risicovolle situaties

0 0 0 0 0 0 0 0 0 Cultuur Professionele Cultuur 1. Taakgericht 2. Hoger opgeleid 3. Verder vooruit kijken werknemers

4. Open staan voor kennis van buitenaf door werknemers

0 + 0 0 0 + 0 0 0 0 0 0

Multifunctionele teams 1. Verschillende achtergronden

samen een taak uitvoeren

0 0 0

Structuur Autonomie 1. Vrijheid bij uitvoeren werk 2. Onafhankelijk uitvoeren werk 3. Veel verantwoordelijkheid werknemer 4. Beslissingsbevoegdheid werknemers + + 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Externe oriëntatie 1. Frequente en intensieve

contacten met omgeving 2. Wetenschappelijke interesse 3. Actief verzamelen van

informatie door leden organisatie + 0 + + + + 0 0 + 0 0 Netwerk Activiteiten

Overdracht kennis 1. Inkopen van kennis om

kennisgat te dichten

(20)

Niveau 1 Indicatoren Niveau 2 Eigenschappen Niveau 3 Onderdelen Eigenschappen C.1 C.2 C.3 Kennis en Vaardigheden werknemers 1. K/V werknemers 2. K/V ondernemer

3. Belang van scholing voor ontwikkeling K/V 0 + 0 +++ +++ 0 + + 0 0

Risicobereidheid 1. Risico’s nemen bij uitvoer werk

2. Werknemers Tolerantie voor fouten 3. Risicobereidheid ondernemer 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Commitment aan innovatie van ondernemer

1. Strategisch belang van innovatie uitdragen

2. Mensen motiveren creatief te zijn

3. Ondernemer bij falend innovatieproject toch weer innoveren 0 0 0 + 0 0 0 0 0 Menselijke Kenmerken Gebruik Creativiteitstechnieken

1. Op de hoogte zijn van creativiteitstechnieken 2. Gebruiken technieken 0 0 0 0 0 0

Innovatie in missie 1. Bestaan van missie met

innovatie

2. Uitdragen missie naar organisatie 0 0 0 0 0 0

Innovatie in strategie 1. Innovatie opgenomen in

strategie, concrete bedrijfsactiviteiten 0 0 0 Strategie Strategische richtlijnen organisatie incl innovatie

1. Belang innovatie voor strategie communiceren naar organisatie

0 0 0

Resultaatgerichte Cultuur

1. Minder regels en procedures 2. Vrijheid om werk te doen 3. Om kunnen gaan met onzekere risicovolle situaties

0 0 0 0 0 0 - - 0 Cultuur Professionele Cultuur 1. Taakgericht 2. Hoger opgeleid 3. Verder vooruit kijken werknemers

4. Open staan voor kennis van buitenaf door werknemers

0 0 0 0 0 0 0 0 + 0 0 0

Multifunctionele teams 1. Verschillende achtergronden

samen een taak uitvoeren

0 0 0

Structuur Autonomie 1. Vrijheid bij uitvoeren werk 2. Onafhankelijk uitvoeren werk 3. Veel verantwoordelijkheid werknemer 4. Beslissingsbevoegdheid werknemers 0 0 0 0 0 0 0 0 - - 0 0

Externe oriëntatie 1. Frequente en intensieve

contacten met omgeving 2. Wetenschappelijke interesse 3. Actief verzamelen van

informatie door leden organisatie + + 0 0 + + 0 0 0 0 0 Netwerk Activiteiten

Overdracht kennis 1. Inkopen van kennis om

kennisgat te dichten

(21)

Kenmerken Eigenschappen Operationalisatie A.1 A.2 A.3 Formele kwaliteit Verantwoordelijkheid slagen samenwerking door iedereen gedragen

Contract opgesteld waarbij alle partners een rol spelen

0 0 0

Alle partners werken oprecht samen

Geen Kans op

Opportunistisch gedrag

- 0 0

Voorzien elkaar van kostenbesparende ideeën

0 0 0

Betrouwbaarheid Vertrouwen Identificatie partners

Rijke stroom informatie-uitwisseling Frequente stroom informatie-uitwisseling Vertrouwen in competenties partner Affectief vertrouwen - - - + Openlijk communiceren bedrijfsdoelstellingen naar partner 0 0 0

Elkaar voorzien van creatieve ideeën

0 0 +

Creativiteit

Elkaar stimuleren tot grote prestaties

0 0 +

Gemeenschappelijke doelen

0 0 + +

Allen gericht op groei 0 0 +

Stabiliteit Bij probleem, oplossing zoeken buiten contract om - - 0 0 Frequent contact - - - + Nadruk op informatie-uitwisseling

Rijke stroom informatie-uitwisseling

Op meerdere niveaus informatie-uitwisseling

- - - +

Communicatie

Open dialoog Alle partners participeren in

info-uitwisseling

(22)

Kenmerken Eigenschappen Operationalisatie B.1 B.2 B.3 Formele kwaliteit Verantwoordelijkheid slagen samenwerking door iedereen gedragen

Contract opgesteld waarbij alle partners een rol spelen

0 0 0

Alle partners werken oprecht samen

Geen Kans op

Opportunistisch gedrag

- 0 0

Voorzien elkaar van kostenbesparende ideeën

0 0 +

Betrouwbaarheid Vertrouwen Identificatie partners

Rijke stroom informatie-uitwisseling Frequente stroom informatie-uitwisseling Vertrouwen in competenties partner Affectief vertrouwen - + 0 Openlijk communiceren bedrijfsdoelstellingen naar partner 0 0 0

Elkaar voorzien van creatieve ideeën

0 + + 0

Creativiteit

Elkaar stimuleren tot grote prestaties

0 + 0

Gemeenschappelijke doelen

- 0 0

Allen gericht op groei 0 + 0

Stabiliteit Bij probleem, oplossing zoeken buiten contract om 0 0 0 Frequent contact - + + + Nadruk op informatie-uitwisseling

Rijke stroom informatie-uitwisseling

Op meerdere niveaus informatie-uitwisseling

- - + + +

Communicatie

Open dialoog Alle partners participeren in

info-uitwisseling

(23)

Kenmerken Eigenschappen Operationalisatie C.1 C.2 C.3 Formele kwaliteit Verantwoordelijkheid slagen samenwerking door iedereen gedragen

Contract opgesteld waarbij alle partners een rol spelen

0 0 0

Alle partners werken oprecht samen

Geen Kans op

Opportunistisch gedrag

0 0 0

Voorzien elkaar van kostenbesparende ideeën

0 0 0

Betrouwbaarheid Vertrouwen Identificatie partners

Rijke stroom informatie-uitwisseling Frequente stroom informatie-uitwisseling Vertrouwen in competenties partner Affectief vertrouwen 0 0 - Openlijk communiceren bedrijfsdoelstellingen naar partner 0 0 0

Elkaar voorzien van creatieve ideeën

0 + + 0

Creativiteit

Elkaar stimuleren tot grote prestaties

0 + 0

Gemeenschappelijke doelen

0 0 -

Allen gericht op groei 0 0 0

Stabiliteit Bij probleem, oplossing zoeken buiten contract om 0 0 0 Frequent contact - - 0 Nadruk op informatie-uitwisseling

Rijke stroom informatie-uitwisseling

Op meerdere niveaus informatie-uitwisseling

- + + 0

Communicatie

Open dialoog Alle partners participeren in

info-uitwisseling

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als we kijken naar de gedragsovertuigingen blijken er drie gedragsovertuigingen significante invloed te hebben op de attitude van de ambitieuze telers, namelijk

Bij de antwoordmogelijkheden worden twee frequentiepercentages genoemd. Eén percentage voor de groep van 227 bedrijven die zijn meegenomen in de analyse van dit onderzoek.

Hiervoor moet door het IT-team aangetoond worden dat er efficiënter wordt gewerkt, kosten worden bespaard en dat er genoeg mensen in de organisatie aanwezig zijn voor

‘Nee, dit werk ga ik niet doen, zei ik toen ik een tijd voor transportbedrijf Gam Bakker van mijn vader en zijn collega had gereden.. Aan transport alleen verdien je

Er is geen sprake

Hypothese: Een bedrijf dat veel contacten heeft in het voor haar relevante sociale netwerk, presteert financi- eel beter (direct effect), deels omdat het innovatie- ver

W inselaar eindigt zijn beschouwing met: „Resumerend kan dus worden geconcludeerd, dat de theorie van Harrison alleen dan van kracht is, indien het produktie-apparaat,

Mijn advies voor volgend onderzoek is dan ook om te bepalen waarom het gevoel bij melkveehouders leeft dat internet zo belangrijk is terwijl uit deze data blijkt dat er