• No results found

IIVOORSTELVOORSTEL BESLUIT Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "IIVOORSTELVOORSTEL BESLUIT Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet

BESLUIT

Nummer: 006

Betreft zaak: Besluit tot het vaststellen van de tarieven 2000 van de landelijke netbeheerder TenneT bv

Besluit van de directeur Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet tot vaststelling van de tarieven als bedoeld in artikel IV, derde lid, van de Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers.

II V O O R S T E LV O O R S T E L

1. Op 6 oktober 1999 heeft de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet (hierna: directeur DTe) een voorstel ontvangen als bedoeld in artikel IV van de wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 19981. Het voorstel heeft betrekking op de tarieven die de landelijk netbeheerder, TenneT bv (hierna te noemen: TenneT) in 2000 ten hoogste mag berekenen voor aansluiting op een net of voor het transport van elektriciteit alsmede voor het verrichten van systeemdiensten. Het voorstel, gedateerd 30 september 1999, onder het kenmerk FC 99-444, was voorzien van een toelichting en diverse accountantsverklaringen. 2. TenneT heeft bij brief van 10 november 19992 het voorstel voor de tarieven voor 2000, zoals

gedaan met haar brief van 30 september 1999, vervangen door het in de brief van 10 november 1999 genoemde voorstel met bijbehorende toelichting. Nadat DTe op 16 november 1999 aan TenneT een voorlopige zienswijze heeft kenbaar gemaakt, heeft TenneT op 19 november 1999 op verzoek van DTe met in achtneming van de voorlopige zienswijze een wijziging van het tariefvoorstel ingediend, onder voorbehoud van alle rechten.

Achtergrond

3. Bij brief van 24 augustus 1999 met kenmerk 990542023 heeft de directeur DTe de netbeheerders op de hoogte gesteld van de procedure en de uitgangspunten die DTe zal hanteren bij de beoordeling van de voorstellen voor de tarieven in 2000. Hierbij is aangegeven welke informatie DTe nodig heeft om de tariefvoorstellen te kunnen beoordelen. Om bij de vaststelling van de tarieven rekening te kunnen houden met het

1 Wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien

van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers, hierna te noemen: de wijzigingswet.

2kenmerk FC 99-444/2

(2)

gestelde in de Elektriciteitswet 19984 (hierna te noemen: E-wet) met inbegrip van het overgangsartikel IV van de wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, heeft de directeur DTe bij brief van 31 augustus 19995 de netbeheerders twee rekenmodellen met een

toelichting doen toekomen. De directeur heeft de netbeheerders daarbij verzocht om, afhankelijk van hun keuze, één van deze modellen in te vullen en te voegen bij hun voorstel. Voor een toelichting op de beide modellen wordt verwezen naar de bij dit besluit behorende bijlage 2.

4. Daarbij heeft de directeur DTe bij de eerder bedoelde uitgangspuntennotitie van 24 augustus 1999, die gezonden is aan alle netbeheerders, uiteengezet welke criteria hij bij de beoordeling van de voorstellen ten aanzien van het begrip ‘exogene factoren’ hanteert. Onder exogene factoren wordt verstaan: factoren die geleid hebben tot kostenstijgingen na 1 januari 1996 en die hun oorzaak vinden buiten de invloedssfeer van de desbetreffende netbeheerder6. Deze criteria zijn:

a. de kostenstijgingen dienen aantoonbaar hun oorzaak buiten de invloed van het management te vinden,

b. de kostenstijgingen dienen te zijn veroorzaakt door een factor of ontwikkeling die in 1996 nog niet bestond,

c. alleen de ‘meerkosten’ van een factor worden meegenomen (en niet de totale kosten), d. de kostenstijging moet structureel zijn,

e. het moet gaan om lopende uitgaven in 2000 dan wel afschrijvingen op zaken die na 1 januari 1996 zijn geactiveerd en voor het einde van de eerste reguleringsperiode worden afgeschreven en

f. er moet een correcte splitsing zijn gemaakt naar enerzijds vrije versus gebonden afnemers en anderzijds naar netbeheerder versus vergunninghouder.

5. Op 30 september 1999 heeft de directeur DTe het besluit genomen tot vaststellen van de tariefstructuren, bedoeld in artikel 26e van de E-wet7. Bij dit besluit heeft hij de

TarievenCode vastgesteld. In deze TarievenCode is de structuur beschreven van de tarieven die vanaf 1 januari 2000 zullen gelden voor de toegang tot de elektriciteitsnetten.

4 Elektriciteitswet 1998, zoals gewijzigd bij wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van

het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers (Staatsblad 260)

5 nr. 99056056

(3)

6. De directeur DTe heeft bij brief van 13 oktober 19998 TenneT een aantal vragen gesteld, omdat het voorstel van TenneT van 30 september 1999 niet alle gevraagde gegevens bevatte. Op 18 oktober 1999 en op 18 november 1999 heeft DTe met TenneT overleg gevoerd. Met haar brieven van 19 oktober 19999, 28 oktober 199910 en 10 november 199911 heeft TenneT de aan haar gestelde vragen beantwoord. Op 10 november 1999 heeft TenneT een voorstel ter vervanging van het voorstel, gedateerd 30 september 1999, ingediend. Op 19 november 1999 heeft TenneT, op verzoek van DTe en met in achtneming van de door DTe gegeven voorlopige zienswijze, een wijziging van het tariefvoorstel ingediend, onder voorbehoud van alle rechten.

I I

I I N E T B E H E E R D E RN E T B E H E E R D E R

7. Voorstellen, bedoeld in artikel IV van de wijzigingswet, moeten worden ingediend door de netbeheerders. Als netbeheerders treden op alle naamloze en besloten vennootschappen die ingevolge artikel 10, tweede en derde lid, van de E-wet als netbeheerder zijn

aangewezen en die zich na hun aanwijzing ingevolge artikel 12, eerste lid, van deze wet bij de Minister van Economische Zaken hebben aangemeld. Hoewel de Minister nog geen instemming met de aanwijzing van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet heeft verleend, heeft de directeur DTe gemeend dat dit voorstel moest worden aangemerkt als een voorstel als bedoeld in artikel IV van de wijzigingswet12.

III

III P R O C E D U R EP R O C E D U R E openbare voorbereidingsprocedure

8. Met het oog op de inbreng van derden is er tijdens de parlementaire behandeling van de E-wet op aangedrongen de openbare voorbereidingsprocedure te volgen. De Minister van Economische Zaken heeft in dit kader aangegeven dat zij toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wenselijk achtte13. Hoewel de E-wet niet verplicht tot toepassing van de openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in die afdeling, heeft de directeur DTe gemeend deze procedure te moeten toepassen.

9. Van het voornemen tot toepassing van de openbare voorbereidingsprocedure is mededeling gedaan in de Staatscourant14. Het desbetreffende voorstel heeft vanaf 19

8 nr. 99066249 9kenmerk TC 99-408 10 kenmerk FC 99-483 11 kenmerk TC 99-442

12voor de overwegingen wordt verwezen naar het bij het besluit van 30 september 1999 tot vaststellen van de

tariefstructuren behorende verzoek van de directeur DTe tot wijziging van het voorstel d.d. 26 augustus 111, bijlage 3

(4)

oktober 1999 voor een periode van vier weken ter inzage gelegen op het kantoor van de DTe. Daarnaast is deze procedure gepubliceerd op de Internet-pagina van de DTe. 10. Op grond van artikel 3:13 van de Awb konden belanghebbenden na de datum van de

publicatie in de Staatscourant, voor een periode van vier weken hun zienswijze op het voorstel naar keuze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken. Van de mogelijkheid de stukken in te zien hebben 14 belangstellenden gebruik gemaakt. Er zijn zes schriftelijke zienswijzen ingebracht, die een algemeen karakter droegen15 en zes schriftelijke

zienswijzen16 met betrekking tot de tarieven van TenneT. Twee van die laatste zienswijzen werden ingediend door Hoogovens Staal B.V. en Aluminium Delfzijl B.V., die op 30 november 1999 mondeling deze hebben toegelicht. De zienswijzen van belanghebbenden zijn bij de beoordeling van het voorstel betrokken. Voor zover zij geheel of gedeeltelijk aanleiding zijn geweest tot het vaststellen van de tarieven in afwijking van het voorstel, is dit in het navolgende vermeld.

IV

IV

I N H O U D V A N H E T V O O R S T E LI N H O U D V A N H E T V O O R S T E L

11. Het voorstel heeft betrekking op de tarieven welke ten hoogste zullen worden gehanteerd door TenneT in het jaar 2000. Het voorstel bevat een aansluittarief, een transporttarief en een systeemdienstentarief. Het voorstel voor een onder het transporttarief vallende landelijk uniform producententarief maakt geen deel uit van het onderhavige voorstel. Daarover neemt de directeur DTe, zo mogelijk tegelijk met dit besluit, separaat een besluit.

15 ingediend door: Vereniging voor energie, milieu en water (VEMW), Vrijhandels Organisatie voor Elektriciteit en Gas

(VOEG), Vereniging Nederlandse Chemische Industrie (VNCI), UNA, Vereniging van Particuliere Windturbine Exploitanten (PAWEX) en de Consumentenbond

16 ingediend door: TZH, E-connection, Elektroschmelzwerk Delfzijl, DSM Services B.V., Hoogovens Staal B.V. en

(5)

12. De door TenneT bij brief van 10 november 1999 voorgestelde tarieven17 waren:

D i e n s t

D i e n s t T a r i e fT a r i e f T a r i e f d r a g e rT a r i e f d r a g e r T a r i e f 2 0 0 0T a r i e f 2 0 0 0

Aansluitdienst Initiële tarief voor

standaardverbindingen met EHS

standaardverbinding NLG

250.000,--Jaarlijkse tarief voor

standaardverbinding met EHS

standaardverbinding NLG 12.500,--Transportdienst Transportafhankelijk

verbruikerstarief transporttarief

kW gecontracteerd kW max. per maand

PM

Transportafhankelijk netbeheerderstarief

kW max/jaar NLG 11,50/kW

Transportonafhankelijk tarief aansluiting NLG

30.000,--tarief blindenergie nihil

Systeemdienst Systeemdiensttarief kWh 0,45 cent/kWh

13. Bij dit voorstel voor de tarieven is, met het oog op de toepassing van artikel IV van de wijzigingswet, aangegeven welke uitzonderlijke en aanmerkelijke investeringen er na 1 januari 1996 zijn gedaan.

14. Daarnaast heeft TenneT met betrekking tot de zogenaamde exogene factoren18 opgemerkt, dat naar haar oordeel de bijzondere situatie van Sep/TenneT reden is om af te wijken van het bij uitgangspuntennotitie19 door DTe ingenomen uitgangspunt dat factoren die te beïnvloeden zijn geweest door het management niet zijn aan te merken als exogene factoren. Daarbij heeft TenneT aangegeven welke bijzondere kostenmutaties naar haar oordeel bij de vaststelling van tarieven moeten worden meegenomen.

15. Het voorstel voor de tarieven 2000 is gebaseerd op de veronderstelling dat het in het Protocol20 genoemde jaarkostenbedrag geen betrekking meer heeft op de diensten van TenneT. Wel is TenneT van oordeel dat, aangezien het Protocol in het jaar 2000 nog van toepassing is, de bijzondere grootverbruikers uitgezonderd dienen te worden van het in de TarievenCode21 vastgelegde beginsel, dat de tarieven 2000 non-discriminatoir moeten

17waarbij geen rekening is gehouden met de consequenties als gevolg van het Protocol in het jaar 2000

18dat zijn de in artikel IV, derde lid, onder c, van de wijzigingswet bedoelde kosterstijgingen die hun oorzaak vinden

buiten de invloedssfeer van de desbetreffende netbeheerder

19bijlage 2 bij dit besluit

(6)

worden toegepast op alle aangesloten afnemers. TenneT stelt dat dit nodig is om partijen in staat te stellen deze bij wet opgelegde regeling uit te voeren.

V

V

WETTELIJKE CONTEXTWETTELIJKE CONTEXT

16. Op 1 juli 1999 is bij Besluit van 22 juni 199922 een aantal artikelen van de E-wet, waaronder die, die betrekking hebben op de vaststelling van de maximumtarieven voor aansluitingen en transport, in werking getreden. Al eerder waren in twee tranches een aantal artikelen van de Elektriciteitswet 1998 in werking getreden23.

17. Ingevolge artikel IV van de wijzigingswet dient elke netbeheerder een voorstel met

betrekking tot de tarieven die deze netbeheerder in 2000 ten hoogste mag berekenen voor een aansluiting op zijn net of voor het transport van elektriciteit aan de directeur DTe te zenden. Dit dient, op grond van artikel IV, tweede lid, van dat artikel, te geschieden vóór 1 oktober 1999. Artikel IV van de wijzigingswet is, evenals de andere artikelen die op de vaststelling van de tariefstructuur betrekking hebben, in werking getreden op 1 juli 1999. 18. Bij de vaststelling van de tarieven dient de directeur DTe rekening te houden met: a. de artikelen 25a tot en met 25c van de E-wet,

b. investeringen als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de E-wet die zijn gedaan na 1 januari 1996,

c. belangrijke kostenstijgingen na 1 januari 1996 die hun oorzaak vinden buiten de invloedssfeer van de desbetreffende netbeheerder, en

d. andere objectieve factoren die voor netbeheerders aantoonbaar leiden tot verschillen in tariefniveaus.

20 De minister van Economische Zaken heeft als tariefdrager voor het transportafhankelijke element van het tarief, bedoeld in het eerste lid van artikel 25b, voor afnemers die elektriciteit afnemen van het EHS-, HS- of het TS-net en voor afnemers die rechtstreeks elektriciteit afnemen aan de secundaire zijde van een transformator HS/MS of TS/MS, de kW vastgesteld24. In de TarievenCode is daarbij in artikel 3.7.5 aangegeven, dat de

tariefdragers voor verbruikers in die categorieën zijn: kW gecontracteerd voor

gecontracteerd transportvermogen ter dekking van 50% van de kosten die met toepassing van artikel 3.6.3 van de TarievenCode worden toegerekend aan de in die tariefcategorieën genoemde netvlakken en de kW-max voor dekking van de overige 50% van die kosten.

22 Staatsblad 261

(7)

21 Het tarief voor het verrichten van systeemdiensten wordt uitgedrukt in een bedrag per verbruikte hoeveelheid elektriciteit in kWh25. Het transporttarief, bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder. Bij iedere afnemer, die elektriciteit verbruikt en een aansluiting heeft op een dergelijk net, wordt ook het systeemtarief, bedoeld in artikel 25c, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, in rekening gebracht. De Minister van Economische Zaken heeft geen gebruik gemaakt van de

bevoegdheid tot het stellen van regels bij algemene maatregelen van bestuur als bedoeld in de artikelen 25b, vierde lid, of 25c, vierde lid van de Elektriciteitswet.

VI

VI

B E L A N G E N A F W E G I N G D O O R D T EB E L A N G E N A F W E G I N G D O O R D T E Belangen van derden

22 Bij de toetsing van het voorstel aan de in artikel IV, derde lid, van de wijzigingswet genoemde belangen heeft de directeur DTe bezien of de voorgestelde tarieven en het daarin gehanteerde model passen binnen de door de wet aangegeven kaders. Bij de beoordeling is rekening gehouden met de belangen van alle aangeslotenen.

23 In het kader van de openbare voorbereidingsprocedure zijn 12 schriftelijke zienswijzen (6 in algemene en 6 in bijzondere zin) met betrekking tot het tariefvoorstel van TenneT naar voren gebracht. Een tweetal belanghebbenden (Hoogovens Staal en Aluminium Delfzijl B.V.) heeft op 30 november 1999 hun zienswijze nader mondeling toegelicht.

24 In een aantal zienswijzen26 is verwezen naar de ingebrachte bezwaren tegen het besluit tot vaststelling van de TarievenCode27. Met deze zienswijzen is, voor zover het voorstel van TenneT in lijn was met de TarievenCode, in dit besluit geen rekening gehouden. Voor zover een bezwaar of mogelijk beroep tegen het besluit tot vaststelling van de TarievenCode leidt tot een wijziging van dat besluit met consequenties voor het onderhavige tariefbesluit, dan zal ook dit besluit worden gewijzigd.

25 Een aantal zienswijzen had betrekking op de hoogte van de voorgestelde tarieven. VEMW en VOEG vroegen om onafhankelijk accountantsonderzoek om te kunnen beoordelen of de tarieven niet te hoog waren en om te bezien of er in de tariefopbouw geen sprake was van kruissubsidiëring door de netbeheerder van de leverancier. Dit laatste speelt evenwel geen rol bij de tarieven van TenneT. De directeur DTe heeft bij de beoordeling van de alle voorstellen van netbeheerders, dus ook bij die van TenneT, zowel gebruik gemaakt van de binnen zijn dienst beschikbare expertise als van onafhankelijke deskundigheid. Hij heeft

(8)

zich, naar zijn oordeel, met voldoende kennis een oordeel gevormd over de voorgestelde tarieven, waarbij uiteraard is bezien of de tarieven niet te hoog waren.

26 Daarnaast is in een aantal algemene zienswijzen naar voren gebracht dat voldoende gegevens ontbraken28. Hoewel ook aan TenneT nadere gegevens zijn gevraagd, nadat het voorstel ter inzage was gelegd, oordeelt de directeur DTe dat het oorspronkelijk door TenneT ingediende voorstel voldoende gegevens bevatte, zodat belanghebbenden in het kader van de openbare voorbereidingsprocedure een zienswijze konden geven.

27 TenneT heeft het voorstel ingediend zonder rekening te houden met de contracten voor bijzondere grootverbruikers. Wél heeft TenneT, zoals vermeld onder punt 15, aangegeven, dat bij de vaststelling van de tarieven rekening moet worden gehouden met de bijzondere grootverbruikers. TenneT heeft daarvoor een alternatief voorstel ingediend. Ook drie belanghebbenden29, hebben in hun zienswijze op het voorstel van TenneT naar voren gebracht, dat bij de vaststelling van de tarieven van TenneT rekening gehouden dient te worden met hun bijzondere positie als partij die een zogenaamde zakelijke

beleidsovereenkomst heeft gesloten met N.V. Sep. Op grond van artikel 32 van de (ingetrokken) Elektriciteitswet 198930 heeft de N.V. Sep, met een aantal klanten een dergelijke overeenkomst gesloten (deze klanten worden ook wel “bijzondere

grootverbruikers” genoemd). De bedoelde belanghebbenden stellen, dat op basis van deze overeenkomsten door TenneT geen kosten bij hen in rekening zouden moeten worden gebracht. De directeur DTe is van oordeel, dat een dergelijke uitzondering, dan wel een bijzonder transport- of systeemdienstentarief in strijd zou zijn met het bepaalde in artikel 24, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998. In dit artikel is neergelegd, dat de netbeheerder zich onthoudt van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de

transportplicht geldt. Ook heeft de wetgever geen overgangsrecht geregeld voor contracten die onder het regiem van (artikel 32 van) de Elektriciteitswet 1989 zijn afgesloten. De directeur DTe is dan ook van oordeel dat alle gebruikers van de diensten van TenneT een zelfde transporttarief dienen te betalen en dat de wet geen ruimte biedt aan TenneT om af te wijken van de voorgestelde tarieven ten gunste van de bepaalde verbruikers.

28 Een aantal opmerkingen was meer technisch van aard. Voor zover deze opmerkingen betrekking hadden op het onderhavige besluit is hieraan aandacht besteed. Met betrekking tot een door TZH naar voren gebracht punt, merkt de directeur DTe het volgende op. Op 1 juli 1999 zijn de artikelen met betrekking tot de aansluittarieven in werking getreden. In artikel 25a van de Elektriciteitswet 1998 is bepaald, dat het tarief, waarvoor afnemers zullen

28UNA en PAWEX

29 Hoogovens Staal B.V., Aluminium Delfzijl B.V. en DSM Services B.V.

(9)

worden aangesloten op een net uitsluitend betrekking heeft op het verbreken van het net (de “knip”), het installeren van voorzieningen om het net van de desbetreffende

netbeheerder te beveiligen en beveiligd te houden (de “beveiliging”) en de verbinding tussen de “knip” en de “beveiliging”. Dit betekent, dat voor aansluitingen, die na 1 juli 1999 tot stand zijn gebracht, gezien het nog ontbreken van gestandaardiseerde tarieven, alleen die kosten in rekening mogen worden gebracht die betrekking hebben op de drie

genoemde componenten. DTe gaat er dan ook vanuit, dat de in het voorstel van TenneT opgenomen bepaling, dat voor een aansluiting tussen het EHS-net en het HS-net het nog niet betaalde bedrag volgens de tariefstructuur t/m 1999 eenmalig in rekening wordt gebracht, alleen betrekking heeft op de betaling van de drie componenten.

V

B E O O R D E L I N G D O O R D T eB E O O R D E L I N G D O O R D T e Toetsing aan de wet

29 Bij de toetsing van het voorstel heeft de directeur DTe bezien of het voldoet aan de formele vereisten van de wet en of het voorstel past binnen de door hem vastgestelde

TarievenCode. Daarbij is met name bezien of het voorstel voldoet aan het gestelde in de artikelen 25a tot en met 25c van de Elektriciteitswet 199831. Hierbij is in acht genomen hetgeen is vermeld in de uitgangspuntennotitie32. Het voorstel van TenneT heeft, net als van andere netbeheerders betrekking op aansluit- en transporttarieven. Daarnaast heeft het voorstel betrekking op tarieven voor het verrichten van systeemdiensten met inbegrip van de handhaving van de energiebalans.

Vergelijkbare tarieven 1996

30 Ingevolge artikel IV, tweede lid, van de wijzigingswet baseert iedere netbeheerder zijn voorstel op de vergelijkbare tarieven die bij afnemers in rekening werden gebracht in 1996. In 1996 bestond er echter een apart tarief voor transport en een tarief voor levering van elektriciteit. Er was echter geen systeemdienstentarief. Dit was verdisconteerd in het leveringstarief. Om de nettarieven en het systeemtarief te kunnen vaststellen, dient er dus een splitsing te worden aangebracht in de in 1996 geldende tarieven voor transport en levering en dienen ook de kosten op juiste en zorgvuldige wijze te worden toebedeeld aan het transport dan wel aan de levering. Naar het oordeel van de directeur DTe diende de splitsing van de tarieven in nettarieven en leveringstarieven zodanig plaats te vinden, dat per saldo de inkomsten 2000 van TenneT niet hoger zullen zijn dan de vergelijkbare inkomsten die TenneT in 1996 zou hebben gehad.

31 DTe constateert op basis van de verstrekte gegevens, dat de kosten en opbrengsten van TenneT correct zijn gesplitst van de kosten en opbrengsten van het totale

(10)

elektriciteitsproductiebedrijf en dat de kosten en opbrengsten 1996 op correcte wijze zijn toebedeeld aan de functies transportdienst, aansluitdienst en systeemdienst.

Aansluittarief

32 Ingevolge artikel IV, derde lid, van de wijzigingswet, dient de directeur bij de vaststelling van de tarieven rekening te houden met onder andere artikel 25a van de Elektriciteitswet 1998. Dit artikel betreft het aansluittarief. Dit tarief dient in beginsel betrekking te hebben op de componenten, waaruit dit tarief bestaat: de “knip” in het net, de beveiliging en de verbinding tussen de knip en de beveiliging.

33 In het besluit tot vaststellen van de TarievenCode heeft de directeur DTe aangegeven dat het tarief voor aansluitingen met een aansluitcapaciteit van meer dan 3MVA

(MegaVoltAmpère) tot uiterlijk 30 juni 2000 mogen worden gebaseerd op voorcalculatorische projectkosten (artikel 2.3.3.A van de TarievenCode).

34 Het voorstel van TenneT bevat een tarief met betrekking tot de eenmalige bijdrage voor de initiële investeringskosten bij aansluitingen tussen het EHS-net en het HS-net en een jaarlijks aansluittarief voor de instandhouding van de aansluiting. Gezien het feit, dat er reeds aansluitingen met de regionale netbeheerders bestaan en gezien het gestelde onder 33 acht de directeur DTe het aanvaardbaar dat voor de overige aansluittarieven voor afnemers voor een korte periode volstaan wordt met aansluittarieven op basis van voorcalculatorische projectkosten. Uiteraard blijft de netbeheerder verplicht de Elektriciteitswet 1998, met name de artikelen 23 en 25a, in acht te nemen. Het transporttarief

35 Artikel 25b, tweede lid, van de E-wet bepaalt dat het transporttarief in rekening wordt gebracht bij iedere afnemer die een aansluiting heeft op het net dat wordt beheerd door een netbeheerder. Dit betekent, dat zowel producenten als verbruikers een transporttarief dienen te betalen. Conform de TarievenCode (paragraaf 3.4) vindt een kostentoerekening plaats tussen producenten enerzijds en verbruikers anderzijds ter bepaling van het transportafhankelijke tarief. Het transporttarief is het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd ten behoeve van afnemers33. Het voorstel voor het (landelijk uniform) producententarief maakt geen deel uit van het onderhavige voorstel. 36 Het voorstel van TenneT heeft betrekking op een transportafhankelijk en een

transportonafhankelijk verbruikerstarief. Ten aanzien van het transportafhankelijke verbruikerstarief wordt ingevolge de TarievenCode (artikel 3.7.8) het tarief voor een verbruiker met een aansluiting op het EHS-net, verhoogd tot het tarief van een regionale

(11)

netbeheerder die het HS-net beheert in de regio waarin de verbruiker op het EHS-net is aangesloten. Het transport-afhankelijke verbruikers transporttarief dat door TenneT zal moeten worden gehanteerd is dus het tarief dat zal worden vastgesteld voor de regionale netbeheerders. Met betrekking tot het transportafhankelijke netbeheerderstarief heeft TenneT in de berekeningen een aantal exogene factoren meegenomen, die door de directeur DTe op basis van het gestelde in zijn uitgangspuntennotitie niet als zodanig worden aangemerkt. Op grond hiervan is de directeur DTe van oordeel, dat het tarief niet conform het voorstel van 13 november 1999 kan worden vastgesteld. Dit oordeel is TenneT in een voorlopige zienswijze meegedeeld. TenneT heeft op basis van deze zienswijze het tariefvoorstel op 19 november 1999 aangepast. Met inachtneming van die wijziging acht de directeur DTe het door TenneT voorgestelde tarief voor de transportdiensten in

overeenstemming met de wet en het gestelde in de TarievenCode. Het systeemtarief

37 Het tarief voor het verrichten van systeemdiensten heeft ingevolge artikel 25c, eerste lid, van de E-wet betrekking op het reservevermogen en regelvermogen, de black-start-voorzieningen en de overige systeemdiensten34. Het tarief voor de systeemdiensten wordt uitgedrukt in een bedrag per verbruikte hoeveelheid elektriciteit in kWh35. Het tarief voor het verrichten van systeemdiensten in enge zin heeft, volgens de memorie van toelichting36, betrekking op voorzieningen die voor iedere afnemer op dat net is aangesloten, zijn getroffen, ongeacht het feitelijke verbruik dat van de voorzieningen wordt gemaakt. De prijs voor het handhaven van de energiebalans wordt niet gereguleerd als een tarief dat door de directeur DTe wordt vastgesteld. Het systeemtarief, dat in het oorspronkelijke voorstel NGL 0.45/kWh bedroeg, wordt door de directeur DTe gewijzigd vastgesteld op grond van het feit, dat een aantal door TenneT in de berekeningen meegenomen exogene factoren door de directeur DTe niet als zodanig worden aangemerkt. Met inachtneming van deze wijziging, die TenneT in haar voorstel van 19 november 1999 heeft verwerkt, acht de directeur DTe het door TenneT voorgestelde tarief voor de systeemdiensten in overeenstemming met de wet en het gestelde in de TarievenCode.

Beoordeling investeringen, gedaan na 1 januari 1996

38 Bij de beoordeling van het tariefvoorstel heeft de directeur DTe rekening gehouden met uitzonderlijke en aanmerkelijke investeringen ter uitbreiding van het door de netbeheerder beheerde net, welke zijn gedaan na 1 januari1996. Voorgenomen investeringen, waarvoor tot 31 december 1999 nog geen kosten zijn gemaakt zijn niet in de beoordeling betrokken. Aangezien in het voorstel van TenneT ook dergelijke investeringen zijn opgenomen (die

34 artikel 25c, eerste lid, van de E-wet 35 artikel 25c, derde lid, van de E-wet

(12)

pas in of na het jaar 2000 tot kosten leiden), oordeelt de directeur DTe dat de bij brief van 13 november 1999 voorgestelde tarieven dienen te worden aangepast. De directeur heeft dit TenneT in een voorlopige zienswijze meegedeeld. Op basis van deze zienswijze heeft TenneT het tariefvoorstel op 19 november 1999 aangepast. Met inachtneming van die wijziging acht de directeur DTe het door TenneT voorgestelde tarief voor de

transportdiensten in overeenstemming met de wet en het gestelde in de TarievenCode. Beoordeling exogene factoren

39. Bij de beoordeling van de voorstellen van TenneT heeft de directeur de onder 4 genoemde criteria toegepast. TenneT is, zoals ook aangegeven onder punt 14, van oordeel, dat TenneT in een unieke situatie verkeert en dat de bijzondere positie van Sep/TenneT moet leiden tot een andere conclusie dan uit de toepassing van de uitgangspuntennotitie zou volgen. De tarieven van Sep in 1996, waarvan de transport- en systeemdiensten onderdeel uitmaakten, dienden volgens TenneT volgens strakke normen, gebaseerd op historische kosten en jaarlijkse uitgaven voor de instandhouding, te worden bepaald. Sep hield, volgens TenneT geen rekening met fluctuaties in kosten die noodzakelijk zijn om de functionaliteit van netten in stand te houden. TenneT is dan ook van oordeel dat een aantal kostenstijgingen specifiek bij TenneT als exogene factor dienen te worden meegenomen bij de vaststelling van de tarieven. De directeur DTe is van oordeel dat de wet geen ruimte geeft voor een bijzondere behandeling van TenneT op dit punt. De wetgever, die op een aantal plaatsen in de Elektriciteitswet 1998 bijzondere bepalingen heeft opgenomen met betrekking tot de landelijk netbeheerder, heeft dit niet gedaan met betrekking tot de vaststelling van de tarieven op grond van artikel IV van de wijzigingswet. Voor zover er in de periode vanaf 1 januari 1996 investeringen in het net zijn verricht om de functionaliteit van de netten in stand te houden zijn deze meegenomen bij de vaststelling van de tarieven. Het feit, dat TenneT bij zijn voorstellen voor zijn tarieven afhankelijk is van de keuzes die zijn gemaakt door zijn rechtsvoorganger Sep, kan er naar het oordeel van de directeur DTe niet toe leiden dat het voorstel, anders dan de wet vereist, niet wordt gebaseerd op vergelijkbare tarieven die bij afnemers in rekening werden gebracht in 1996. Daarbij zijn de door TenneT aangehaalde argumenten onvoldoende om te kunnen

oordelen dat hier sprake is van een objectieve factor die voor de netbeheerder aantoonbaar leidt tot verschillen in tariefniveau.

(13)

heeft in dit verband alle rechten voorbehouden. De directeur DTe acht het laatste voorstel in overeenstemming met de wet.

VII

VII CONCLUSIECONCLUSIE

42 Gezien het bovenstaande is de directeur DTe tot het oordeel gekomen, dat het voorstel van TenneT van 10 november 1999 gebaseerd was op elementen die niet kunnen worden aangemerkt als:

a. investeringen, als bedoeld in artikel IV, derde lid, onder b, b. kostenstijgingen, bedoeld in artikel IV, derde lid, onder c, of

c. een objectieve factor, bedoeld in artikel IV, derde lid, onder d, die moest worden meegewogen bij de vaststelling.

43. Deze elementen zijn niet meer verwerkt in het door TenneT, op basis van de door DTe gegeven zienswijze, ingediende voorstel van 19 november 1999, zodat de directeur DTe de tarieven conform dit laatste voorstel kan vaststellen.

VIII

VIII

BESLUIT

BESLUIT

43 Gelet op het bovenstaande stelt de directeur DTe de tarieven, die door de landelijk netbeheerder TenneT ten hoogste in het jaar 2000 mogen worden berekend, vast conform de bij dit besluit behorende bijlage I.

Datum:

drs. J.J. de Jong

(14)

Tegen dit besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, kan degene wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking een

gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de directeur DTe, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag. Bijlage I, behorend bij het besluit van de directeur DTe van december 1999 tot vaststelling van de tarieven 2000 voor TenneT bv.

D i e n s t

D i e n s t T a r i e fT a r i e f T a r i e f d r a g e rT a r i e f d r a g e r T a r i e f 2 0 0 0T a r i e f 2 0 0 0

Initiële tarief voor

standaardverbindingen met EHS

standaardverbinding NLG 250.000,--Aansluitdienst

Jaarlijkse tarief voor

standaardverbinding met EHS

standaardverbinding NLG

12.500,--Transportafhankelijk verbruikerstarief transporttarief

kW gecontracteerd kW max. per maand

conform tarief regionale netbeheerder Transportafhankelijk netbeheerderstarief kW max/jaar NLG 10,80/kW

Transportonafhankelijk tarief aansluiting NLG 30.000,--Transportdienst

tarief blindenergie nihil

(15)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

stelt ten aanzien van alle netbeheerders elektriciteit gezamenlijk ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 voor de periode 2001 – 2003 een x-factor vast

De Autoriteit Consument en Markt stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt, ten aanzien van de taken

Dit houdt in dat de ACM inkomsten vaststelt waarmee de verwachte efficiënte kosten inclusief een redelijk rendement worden vergoed die de netbeheerder van het net op zee maakt voor

Gelet op het patroon dat in de beluisterde gesprekken, de beluisterde voicelogs en in de klachten terugkeert, een en ander bezien in samenhang met de door Durion gegeven

Bij de uiteenzetting van zijn bezwaar richt EnergieNed zich tegen de interpretatie die de directeur DTe in de motivering van het bestreden besluit heeft gegeven aan artikel

De opdracht van het College aan de directeur DTe om zelf hoofdstuk 3 van de Netcode aan te passen was ten tijde van de uitspraak in zoverre achterhaald dat de netbeheerders inmiddels

Verder besluit de directeur DTe dat de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet de veilig beschikbare landsgrensoverschrijdende transportcapaciteit voor het jaar 2003 en

“De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de tarieven voor