• No results found

BESLUIT Dienst uitvoering en toezicht Energie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT Dienst uitvoering en toezicht Energie"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT

Nummer: 101496/ 65.O191.

Betreft: Tweede herziene besluit op bezwaar tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 voor de periode 2001 – 2003 voor:

· Netbeheerder Centraal Overijssel B.V.; · DELTA Netwerkbedrijf B.V.;

· ENECO Edelnet Delfland B.V.; · ENECO Netbeheer B.V.;

· ENECO Netbeheer Midden-Holland B.V.; · ENECO Netbeheer Zuid-Kennemerland B.V.; · InfraMosane N.V.;

· NRE Netwerk B.V.;

· N.V. Continuon Netbeheer; · EWR Netbeheer B.V.; · Noord West Net N.V.; · ONS Netbeheer B.V.; · ENBU B.V.;

· RENDO Netbeheer B.V.; · Essent Netwerk Brabant B.V.; · Essent Netwerk Friesland B.V.; · Essent Netwerk Limburg B.V.; · Essent Netwerk Noord N.V.;

· Westland Energie Infrastructuur B.V.

tevens een besluit tot wijziging van de besluiten op bezwaar tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 voor de periode 2001 – 2003 voor:

· ENECO Netbeheer Weert N.V.;

(2)

1

Inleiding

1. Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: Van de Elektriciteitswet 1998) stelt de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna: DTe) de korting ter

bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering door netbeheerders (hierna: x-factor) vast voor een periode van tenminste drie en ten hoogste vijf jaar.

2. Tegen de besluiten van DTe is door een groot aantal netbeheerders elektriciteit beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb). Op 13 november 2002 heeft het CBb in zijn uitspraak met nummer Awb 01/ 841 e.v. de besluiten op bezwaar vernietigd en de netbeheerders elektriciteit terugverwezen naar de bezwaarbehandeling door DTe. Het CBb heeft geoordeeld dat DTe een uniforme x-factor dient vast te stellen die voor alle netbeheerders gelijk is.

3. Het oordeel van het CBb impliceert dat DTe zijn methodiek ter bepaling van x-factoren ingrijpend dient te herzien. De voorheen gehanteerde systematiek leidde immers per definitie tot verschillende x-factoren. In het onderhavige besluit wordt deze nieuwe systematiek beschreven.

4. In dit besluit wordt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 voor de periode 2001 – 2003 conform de uitspraak van het CBb opnieuw vastgesteld, en wel op 3,2 procent.

5. Teneinde sectorbreed zoveel als mogelijk de eenheid in de tariefregulering te bewaren heeft DTe zich – mede in het licht van de uitspraak van het CBb – genoodzaakt gezien om ook de kortingen die ten aanzien van ENECO Netbeheer Weert N.V. en B.V. Transportnet Zuid-Holland waren vastgesteld en die reeds formele rechtskracht hebben gekregen ambtshalve te wijzigen, zodat thans voor alle netbeheerders elektriciteit ten aanzien van de eerste reguleringsperiode dezelfde

doelmatigheidskorting geldt. Dit is des te meer van belang aangezien de tariefregulering in de tweede reguleringsperiode ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 direct aansluit op de tariefregulering in de eerste reguleringsperiode. DTe merkt daarbij op dat deze wijziging geen materiele gevolgen meer zal hebben voor deze beide netbeheerders in de thans lopende

(3)

2

Gevolgde procedure

6. Naar aanleiding van de uitspraak van het CBb heeft DTe de netbeheerders elektriciteit ingelicht door middel van een tweetal brieven d.d. 29 november 2002 (kenmerk 101124/ 12) en 20 december 2002 (kenmerk 101496/ 4).

7. Voorts is op 17 januari 2003 door DTe een consultatienotitie verspreid waarin de visie van DTe met betrekking tot de reparatie van de x-factoren uiteen werd gezet, en waarin de netbeheerders om een reactie werd gevraagd. Op 24 januari 2003 heeft over de consultatienotitie een overleg in het kader van de bezwaarbehandeling plaatsgevonden. Van dit overleg is een verslag opgesteld. Daarnaast zijn de netbeheerders in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk 14 februari 2003 schriftelijk hun

zienswijze aan DTe kenbaar te maken.

8. Op 11 april 2003 zijn de netbeheerders elektriciteit uitgenodigd voor een verder overleg in het kader van de bezwaarbehandeling.

9. Vervolgens is op 2 mei 2003 een ontwerp besluit verzonden naar alle netbeheerders elektriciteit. De netbeheerders zijn in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk 22 mei 2003 schriftelijk te reageren. Voorts hebben de netbeheerders elektriciteit op respectievelijk 12, 15 en 19 mei 2003 de gelegenheid gehad om hun zienswijze mondeling uiteen te zetten. Alle netbeheerders hebben hiervan gebruik gemaakt.

3

Overwegingen

10. Op grond van artikel 41, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998 stelt DTe de tarieven vast met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers een doelmatige bedrijfsvoering en kostenverlaging worden bevorderd en met toepassing van de formule pt = (1 + ((cpi - xt) / 100)) * pt-1. De x-factor betreft de korting ter bevordering van een doelmatige

bedrijfsvoering door netbeheerders.

(4)

12. De x-factor dient een doelmatige bedrijfsvoering van de netbeheerders te bevorderen. Uit de toelichting op de Elektriciteitswet 1998 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 303, nr. 3) blijkt dat de wet primair tot doel heeft zo laag mogelijke tarieven te bewerkstelligen. Voorts blijkt dat de regulering van de tarieven uit gaat van de verantwoordelijkheid van de netbeheerders om de juiste middelen te vinden om aan hen opgedragen taken uit te voeren. Het gaat met andere woorden om outputsturing, waarbij het te bereiken resultaat van tevoren wordt vastgelegd en de bedrijven zelf beslissen hoe zij de resultaten zullen realiseren. In dat opzicht wordt zo min mogelijk ingegrepen in de feitelijke bedrijfsprocessen van de netbeheerders, aldus de toelichting.

13. De wet, de toelichting daarop, de parlementaire geschiedenis en de uitspraak van het CBb bepalen de elementen waarmee DTe rekening dient te houden:

· zo laag mogelijke tarieven. Dit betekent dat een x-factor opgelegd dient te worden die tot een verlaging van tarieven leidt;

· zo veel mogelijk uniformiteit in de uiteindelijke tariefhoogte; · een uniforme x-factor.

14. Een x-factor van 3,2 procent voor alle netbeheerders voldoet aan de uitspraak van het CBb. DTe merkt op dat een uniforme x-factor per definitie niet zal leiden tot meer uniformiteit in de

tariefhoogte. Dit is echter onvermijdelijk het gevolg van de interpretatie die het CBb aan artikel 41 van de Elektriciteitswet 1998 heeft gegeven. In dit licht is relevant dat de tarieven voor het jaar 2000 waarop de x-factor wordt toegepast een spreiding in hoogte bevatten. Uniformiteit kan pas bereikt worden door het opleggen van individuele x-factoren. In dit verband wijst DTe voorts op het wetsvoorstel tot wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector1 (hierna: OEPS) dat

momenteel bij de Eerste Kamer in behandeling is.

15. Ter bepaling van de hoogte van de x-factor heeft DTe het voorgeschreven benchmarkonderzoek uitgevoerd. DTe heeft zich daarbij laten leiden door het voorschrift dat tarieven zo laag mogelijk moeten zijn. DTe stelt vast dat op termijn sprake zal moeten zijn van tariefconvergentie naar een uniform niveau. Er van uitgaande dat de OEPS kracht van wet zal krijgen, is tariefconvergentie beoogd aan het einde van de tweede reguleringsperiode (dat wil zeggen ultimo 2006).

16. Derhalve is DTe gestart om een eindpunt per ultimo 2006 vast te stellen. Dit is ook gesuggereerd door ENBU B.V., ENECO Netbeheer B.V., N.V. Continuon Netbeheer, en Essent Netwerk als reactie op de consultatienotitie. Het vaststellen van het eindpunt geschiedt door de gestandaardiseerde kosten van de netbeheerders te vergelijken ten opzichte van de zogeheten “ samengestelde output” . De samengestelde output is een indicator die rekening houdt met verschillen in netconfiguratie.

(5)

17. Een vergelijking tussen de tarieven 2000 en het berekende eindpunt ultimo 2006 resulteert in een gemiddelde daling voor de sector netbeheer van 16,2 procent. Dit verschil dient op een correctie voor de extra kosten die de netbeheerders verwachten ten gevolge van het switchen van afnemers in de tweed reguleringsperiode geleidelijk in 6 jaar te worden afgebouwd. Omdat de verwachte stijging aan switchingkosten zich in de eerste reguleringsperiode nog niet voordoet, wordt de x-factor voor de eerste reguleringsperiode gebaseerd op een gemiddelde daling van 17,7 procent. Hierdoor ontstaat een uniforme x-factor van 3,2 procent per jaar voor de eerste reguleringsperiode. Deze berekening is uitgevoerd voor de zesde machtswortel te nemen van 17,7.

18. Voor een technische beschrijving van het door DTe uitgevoerde benchmarkonderzoek wordt verwezen naar bijlage 1 bij dit besluit.

19. Verschillende netbeheerders2 hebben bepleit dat de toezegging van DTe in een brief van 24 januari

2001 om het reformatio in peius verbod toe te passen, heeft geleid tot verwachtingen, en dat DTe op grond van het vertrouwensbeginsel deze verwachtingen dient na te komen.

20. DTe heeft in zijn brief van 24 januari 2001 het volgende aangegeven:

“ Als gevolg van uitspraken in bezwaar bij een ander netwerkbedrijf kunnen de DEA-scores voor de beïnvloedbare OPEX en de totale beïnvloedbare kosten van uw netwerkbedrijf zich wijzigen. Dit kan ertoe leiden dat er wijzigingen optreden in de reeds vastgestelde X factoren voor de lopende reguleringsperiode. Indien dit voor uw netwerkbedrijf het geval is, zal DTe uw eerder vastgestelde doelmatigheidskorting ambtshalve aanpassen, voor zover dat voor uw netwerkbedrijf gunstig is.”

21. DTe zal gezien deze eerdere toezegging en het feit dat de eerste reguleringsperiode reeds bijna geheel ten einde is in dit specifieke geval betreffende de x-factor netbeheerders elektriciteit 2001 – 2003 het verbod op reformatio in peius toepassen op de vast te stellen tarieven. Voor een nadere uitwerking hiervan wordt verwezen naar bijlage 2 bij dit besluit, waarin staat verwoord dat uitgaande van het primaire x-factorbesluit tariefverhogende correcties ten behoeve van de tariefvaststelling 2003 zullen worden doorgevoerd, terwijl tariefverlagende correcties achterwege zullen blijven. Overigens dient opgemerkt te worden dat uit het feit dat het verbod op reformatio in peius in de eerste reguleringsperiode door DTe wordt toegepast niet door belanghebbenden mag worden afgeleid dat ook in toekomstige reguleringsperiodes opnieuw sprake zal zijn van toepassing van dit principe.

2 Reactie van Netbeheerder Centraal Overijssel B.V., Delta Netwerkbedrijf B.V., ENBU B.V., NRE Netwerk B.V. en

(6)

4

Besluit

22. Gelet op het voorgaande beslist de directeur DTe als volgt:

I. trekt de beslissing op bezwaar van 25 oktober 2001, met kenmerk 100129/ 37 in, waarbij ten aanzien van B.V. Transportnet Zuid-Holland een doelmatigheidskorting van 2,6 procent werd vastgesteld;

II. trekt de beslissing op bezwaar van 23 augustus 2002, met kenmerk 100778/ 82 in, waarbij ten aanzien van ENECO Netbeheer Weert N.V een doelmatigheidskorting van 1,5 procent werd vastgesteld;

III. stelt ten aanzien van alle netbeheerders elektriciteit gezamenlijk ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 voor de periode 2001 – 2003 een x-factor vast die wordt bepaald op 3,2 procent, welk besluit mede in de plaats treedt van de besluiten onder I en II hierboven. 23. Van dit besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Voorts zal dit besluit worden

gepubliceerd op de Internetpagina van DTe. Den Haag,

Datum:

ir. G.J.L. Zijl

De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie

(7)

Bijlage 1: technische beschrijving van de methode tot vaststelling van de

x-factor

1. In deze bijlage wordt de methode om de uniforme x-factor vast te stellen nader toegelicht. De opbouw van deze bijlage is als volgt:

a. Beschrijving van de bepaling van de uniforme x-factor;

b. Beschrijving van de benchmarksystematiek voor de bepaling van de inhaalslag, waarbij aandacht zal worden besteed aan:

· de in de benchmark te hanteren inputfactor, waaronder de standaardisatie van de

kapitaalkosten de bepaling van de WACC;

· de in de benchmark te hanteren outputfactor;

c. Onderbouwing van de algemene productiviteitsverbetering;

d. Bepaling van de hoogte van de uniforme x-factor voor de eerste periode; en e. Gevolgen van de aanname van de OEPS3

voor de tweede reguleringsperiode.

2. De uniforme x-factor dient zodanig bepaald te worden dat een doelmatige bedrijfsvoering wordt bevorderd, resulterend in zo laag mogelijke tarieven. DTe heeft vastgesteld dat deze doelstelling bestaat uit twee componenten, te weten:

a. Een uniforme korting voor het opheffen van bestaande inefficiënties en overwinsten die worden bepaald ten opzichte van de meest efficiënte netbeheerder (hierna: de inhaalslag);

b. Een uniforme korting voor sectorbrede productiviteitsverbetering (hierna: de algemene productiviteitsverbetering).

3. De uniforme inhaalslag wordt bepaald door middel van het uitvoeren van een benchmark op de totale kosten van de netbeheerders. Met behulp van de benchmark wordt bepaald hoe groot de uniforme inhaalslag is die behaald dient te worden om alle netbeheerders op een gelijk

efficiëntieniveau te krijgen. De netbeheerders elektriciteit wordt vervolgens een aantal jaar de gelegenheid gegeven om deze gemiddelde uniforme inhaalslag te realiseren. In het huidige ontwerp besluit wordt deze termijn bepaald door de eerste en de tweede periode samen te nemen. Dit wil zeggen dat de gemiddelde uniforme inhaalslag over 6 jaar wordt uitgesmeerd.

4. Ten behoeve van het bepalen van de gemiddelde uniforme inhaalslag dienen de kapitaalkosten gestandaardiseerd te worden en dient een redelijk rendement op het geïnvesteerd vermogen (hierna:

(8)

WACC) te worden vastgesteld. Voorts dienen de relevante inputfactoren en outputfactoren die in de benchmark gebruikt worden, voor de netbeheerders bepaald te worden. Dit wordt in de navolgende paragrafen in meer detail beschreven.

5. Daarnaast dient de algemene productiviteitsverbetering bepaald te worden. Dit gebeurt aan de hand van een onderzoek naar buitenlandse netwerkbedrijven. Dit komt in de paragraaf na de beschrijving van de benchmarksystematiek verder aan bod.

6. Onder benchmarking wordt verstaan het vergelijken van bedrijven op basis van een aantal kritieke parameters. DTe heeft gekozen voor benchmarking op basis van Data Envelopment Analysis (hierna: DEA). In deze techniek worden bedrijven vergeleken op basis van ratio’s tussen in- en

outputfactoren. Een aantal netbeheerders hebben aangegeven het gebruik van DEA te ondersteunen. 7. Toepassing van DEA is onder toezichthouders, een veelgebruikte techniek voor het meten van

efficiëntie van bedrijven in netwerksectoren. Landen waarin DEA wordt toegepast door

toezichthouders van netwerksectoren zijn bijvoorbeeld Engeland, Noorwegen en Zweden. In Kim et al. (1999) wordt over DEA opgemerkt dat deze methode sinds 1980 regelmatig is gebruikt om de efficiëntie van een nutsbedrijf te meten gebaseerd op de bestpresterende bedrijven, waarbij naar meerdere artikelen wordt verwezen4

.

8. DEA heeft enkele belangrijke voordelen boven andere methoden. Het eerste voordeel voor de netbeheerders is dat DEA een conservatieve methode is. Inefficiënties die bij DEA worden gemeten zijn altijd gebaseerd op werkelijke outputcombinaties of op lineaire combinaties van input-outputcombinaties die bedrijven daadwerkelijk halen. Dit geeft derhalve een conservatieve inschatting van het efficiëntieniveau dat mogelijk is. Het tweede voordeel is dat DEA de meest geschikte methode is indien er een relatief klein aantal observaties is. Met 10 observaties is dit in de Nederlandse elektriciteittransportsector het geval.

9. Voor het uitvoeren van de benchmark dienen relevante input-, en outputfactoren gedefinieerd te worden, waarbij

· een inputfactor een element van productie is waarvoor geldt dat meer gebruik ervan leidt tot

hogere kosten; en

· een outputfactor een element is dat voortkomt uit het productieproces en waarvoor geldt dat

een grotere hoeveelheid meer toegevoegde waarde impliceert voor de klant.

(9)

3.1 Beschrijving van de inputfactor

10. In de benchmark neemt DTe de totale kosten van iedere netbeheerder als vertrekpunt voor de vergelijking tussen de netbeheerders. De relevante vraag ter bepaling van de doelmatigheid van de netbeheerders is immers wat de netbeheerders leveren voor de kosten die zij maken. Hierbij worden de totale kosten in eerste instantie gestandaardiseerd. De standaardisatie wordt uitgevoerd om een vergelijking tussen netbeheerders goed mogelijk te maken. Indien van standaardisatie zou worden afgezien, dan zouden verschillen in efficiëntie onder andere bestaan uit verschillen in

accountingregels en verschillen in rendementsvergoedingen. 11. De totale gestandaardiseerde kosten bestaan uit het totaal van:

a. De gestandaardiseerde marktconforme vermogenskostenvergoeding, oftewel de WACC. Het marktconforme rendement wordt vervolgens berekend door de WACC te vermenigvuldigen met de netto activawaarde5;

b. De gestandaardiseerde afschrijvingen op netto activawaarde; en c. De operationele kosten.

12. Hieronder zal kort worden ingegaan op de totstandkoming van de gestandaardiseerde netto-activawaarde en de WACC.

13. DTe heeft ten behoeve van het verkrijgen van de gestandaardiseerde netto-activawaarde bij de netbeheerders elektriciteit gegevens opgevraagd met behulp van een dataverzoek, d.d. 22 februari 2002. Omdat de gegevens die zijn verkregen naar aanleiding van dit dataverzoek, gegevens betreffen die de netbeheerders zelf bij DTe hebben ingediend, heeft DTe deze gegevens gehanteerd ten behoeve van het vaststellen van de totale gestandaardiseerde kosten.

14. DTe hanteert in de eerste en de tweede reguleringsperiode een reële WACC inclusief een correctie voor vennootschapsbelasting die op basis van het Capital Asset Pricing Model is vastgesteld op 6,6 procent.

15. Bij de berekening van de WACC voor de netbeheerders elektriciteit is uitgegaan van een bèta, dus een marktrisico, van tussen de 0,3 en 0,5. Hierbij dient opgemerkt te worden dat door bij de berekening van de WACC rekening te houden met de invoering van de vennootschapsbelasting de netbeheerders elektriciteit in 2001 bevoordeeld worden. Immers, in dat jaar krijgen zij reeds de correctie voor de vennootschapsbelasting maar zijn zij nog niet belastingplichtig.

16. Indien de WACC van 6,6 procent en de bèta van 0,3 tot 0,5 vergeleken worden met de hoogte van de WACC en de bèta die door buitenlandse energietoezichthouders en door buitenlandse

(10)

energiebedrijven worden gehanteerd, kan worden geconcludeerd dat de door DTe vastgestelde parameters voor de netbeheerders niet nadelig afsteken ten opzichte van het buitenland.

3.2 Beschrijving van de outputfactor

17. De voor de benchmark relevante outputfactor is bepaald op basis van i) de wetsgeschiedenis, ii) de ervaringen van DTe met elektriciteit en gas en iii) de bezwaren en beroepen die tegen deze

variabelen in een eerder stadium zijn ingediend door de bedrijven. Zoals reeds eerder vermeld is hierbij het uitgangspunt dat gemeten dient te worden of de afnemers waar voor hun geld krijgen. De outputfactor die derhalve geïdentificeerd is, is de samengestelde output van een netbeheerder elektriciteit.

18. De samengestelde output is een benadering voor de gerealiseerde afzet in termen van kilowatt en kilowattuur op de verschillende netvlakken. De samengestelde output wordt berekend door de output van een individuele netbeheerder per netvlak en deelmarkt te wegen op basis van de sectortarieven (zie appendix 4 voor de uitkomsten voor iedere netbeheerder). Op deze wijze wordt rekening gehouden met de in de wetsgeschiedenis genoemde mogelijke relevante factor als netconfiguratie.

19. De Noorse toezichthouder op de energiesector heeft bij het opleggen van doelmatigheidskortingen gewerkt met een algemene productiviteitsverbetering, die afhankelijk van de periode, 1,5 tot 2 procent bedraagt. Voorts is ten behoeve van de bepaling van de algemene productiviteitsverbetering door Frontier Economics een onderzoek uitgevoerd naar de gerealiseerde algemene

productiviteitsverbetering in andere landen. Uit dit onderzoek blijkt dat de gerealiseerde algemene productiviteitsverbetering in de Verenigde Staten in de periode 1996 – 1998 ligt tussen de 2,7 en 4,1 procent, met een gemiddelde van 3,7 procent per jaar. Voorts blijkt uit dit onderzoek dat de

gemiddelde gerealiseerde algemene productiviteitsverbetering in Engeland vanaf 1990 rond zo’n 4 procent ligt. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat in het geval van Engeland niet geheel duidelijk is of deze 4 procent algemene productiviteitsverbetering betreft, of dat er ook een deel inhaalslag inzit. De conclusie uit het onderzoek van Frontier Economics is dat het opleggen van een algemene productiviteitsverbetering van 2 procent in ieder geval als redelijk kan worden beschouwd. DTe deelt deze conclusie ten aanzien van de eerst reguleringsperiode.

20. Ten aanzien van de tweede reguleringsperiode dient opgemerkt te worden dat door Eneco, Essent en Nuon is aangegeven dat de switchingkosten zullen drukken op de te realiseren

(11)

21. Een vergelijking tussen de tarieven 2000 en het berekende eindpunt ultimo 2006 resulteert in een gemiddelde daling voor de sector netbeheer van 16,2 procent. Dit verschil dient op een correctie voor de extra kosten die de netbeheerders verwachten ten gevolge van het switchen van afnemers in de tweede reguleringsperiode geleidelijk in 6 jaar te worden afgebouwd. Omdat de verwachte stijging aan switchingkosten zich in de eerste reguleringsperiode nog niet voordoet, wordt de x-factor voor de eerste reguleringsperiode gebaseerd op een gemiddelde daling van 17,7 procent. Hierdoor ontstaat een uniforme x-factor van 3,2 procent per jaar voor de eerste reguleringsperiode. Deze berekening is uitgevoerd voor de zesde machtswortel te nemen van 17,7.

(12)

Bijlage 2: Verrekenen eerste periode

1. Omdat de eerste reguleringsperiode ten tijde van vaststelling van de nieuwe uniforme x-factor reeds voor een deel verstreken is, zal bepaald dienen te worden hoe met die reeds verstreken periode omgegaan dient te worden. Immers, netbeheerders kunnen ten gevolge van de nieuwe x-factor in de periode 2001 tot en met nu te hoge of te lage tarieven berekend hebben aan hun afnemers.

2. Er zal geen ambtshalve correctie van de tariefbesluiten 2001 en 2002 plaatsvinden. Correcties die door DTe doorgevoerd zullen worden ten gevolge van de nieuwe uniforme x-factor in de

tariefbesluiten 2001 en 2002 en de voorlopig gehanteerde tarieven 2003 zullen gecorrigeerd worden in het tariefbesluit 2003 dat zal ingaan per 1 juli 2003. In het tariefbesluit 2003 zullen derhalve twee toegestane omzetten worden vastgesteld:

a. De op basis van de x-factor berekende toegestane omzet 2003, die de basis vormt voor de toegestane omzetten voor de jaren 2004 tot en met 2006 (hierna: TO 2003); en

b. De eenmalig gecorrigeerde toegestane omzet 2003 op basis waarvan de tarieven 2003 worden vastgesteld (hierna: eenmalig gecorrigeerde TO 2003).

3. In de eenmalig gecorrigeerde TO 2003 worden:

a. verschillen tussen de door de directeur DTe voor de tariefbesluiten 2001 en 2002 berekende toegestane omzet en de ingevolge de nieuwe x-factor van 3,2 procent berekende toegestane omzet 2001 en 2002, indien dit tot een tariefverhogende correctie leidt voor de netbeheerder elektriciteit, verwerkt;

b. correcties uitgevoerd voor de gevolgen van verkeerd ingeschatte normvolumes bij het berekenen van de toegestane omzetten 2001 en 2002;

c. eventuele individuele tariefverhogende correcties uit het verleden, verwerkt; en

d. verschillen tussen de door de directeur DTe voor de voorlopige tarieven 2003 berekende toegestane omzet en de ingevolge de nieuwe x-factor van 3,2 prcoent berekende TO 2003, verwerkt.

4. Over de eenmalige correcties zoals beschreven in het voorgaande lid wordt de heffingsrente volgens artikel 30, vijfde lid van de Algemene Wet inzake de Rijksbelastingen, berekend.

5. Het verbod op reformatio in peius zal worden toegepast bij de bepaling van de eenmalig gecorrigeerde TO 2003. Toepassing van de randnummers 2, 3 en 4 leiden gezamenlijk tot een eenmalig gecorrigeerde TO 2003 zoals vermeld in onderstaande tabel.

(13)

tijdig, dat wil zeggen 5 werkdagen na vaststelling van het X-Factorbesluit Eerste Reguleringsperiode Netbeheerders Elektriciteit, aanleveren bij DTe. De netbeheerders zullen zich bij hun tariefvoorstel baseren op de eenmalig gecorrigeerde TO 2003 en de ten behoeve van de tariefbesluiten

gerapporteerde normvolumes. Ten aanzien van de van de tariefbesluiten 2003 die reeds rechtskracht hebben kan worden opgemerkt dat een ambtshalve correctie van het tariefbesluit zal plaatsvinden met behoud van de reeds vastgestelde tarieven 2003.

(14)

Bijlage 3: Overzicht van de resultaten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tot slot heeft de Raad deze huidige efficiënte kosten van TenneT vertaald naar het efficiënte kostenniveau in 2010 voor TenneT door rekening te houden met de

De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna: directeur DTe) heeft besloten op dit besluit de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.5 van

Op basis van het methodebesluit wordt het besluit tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering ingevolge artikel 41, eerste lid, van

De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) heeft op 12 juni 2003 ambtshalve besloten tot intrekking van de besluiten op bezwaar van 30 augustus 2002, en de

De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna: DTe) heeft besloten op dit besluit de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene

Naar aanleiding van deze zienswijzen heeft DTe keuzes heroverwogen en aanpassingen gemaakt aan het ontwerp-methodebesluit en het ontwerp-q-factorbesluit.. Voor behandeling van

Uw schriftelijke bedenkingen kunt u, onder vermelding van kenmerk 101847-21, richten aan de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie, Postbus 16326, 2500 BH Den

De hoogte van de stijging van de administratieve lasten kan niet worden ingeschat en zal mede afhankelijk zijn van het aantal organisaties dat zich als representatieve