Vraag nr. 77 van 26 januari 2000
van de heer ROLAND VAN GOETHEM Wervingsexamen cel Cultuurbeleid – Procedure Met het oog op het aanleggen van een wervingsre-serve van adjuncten voor de cel voor Cultuurbeleid van het departement We l z i j n , Volksgezondheid en C u l t u u r, wordt door het Vast We r v i n g s s e c r e t a r i a a t een examen (nummer ANV 990050) georganiseerd waarvoor de inschrijving uiterlijk op 31 januari 2000 dient te geschieden. Er zijn thans zes betrek-kingen vacant.
In het examenreglement is sub 1.3. bepaald dat de kandidaten moeten beschikken over een universi-tair of gelijkwaardig diploma en dat effectieve er-varing in de culturele sector een belangrijk element i s. Onder punt 2 worden de richtingen en studiege-bieden opgesomd waarvoor de diploma's moeten zijn uitgereikt. Er wordt gespecificeerd dat onder andere eveneens worden aanvaard, ik citeer : " d e studenten die, tijdens het academiejaar 1999-2 0 0 0 , het laatste jaar van de studiën volgen voor het be-komen van het vereiste diploma. Zij kunnen echter slechts worden aangeworven wanneer zij het ver-eiste diploma hebben behaald."
Verder blijkt dat effectieve ervaring niet alleen een belangrijk element is bij de sollicitatie, maar dat zij van doorslaggevend belang is. Onder punt 2 staat inderdaad ook, ik citeer : "De kandidaten dienen relevante stage en/of professionele ervaring te kun-nen aantokun-nen in de culturele sector. Naar de inge-schreven kandidaten zal een uitgebreide vragenlijst gestuurd worden waarin zal gepeild worden naar deze ervaring. Enkel de kandidaten waarvan ge-oordeeld wordt dat hun aangebrachte ervaring vol-doet aan de gestelde vereisten zullen uitgenodigd worden voor de verdere selectie."
Dit betekent dat er vóór het eigenlijke examen in feite een preselectie zal plaatsvinden.
1. Kan de minister meedelen wat die "gestelde vereisten" inzake de "relevante stage en/of pro-fessionele ervaring in de culturele sector" zijn ? 2. Wordt die preselectie uitsluitend uitgevoerd
door het Vast We r v i n g s s e c r e t a r i a a t , of zetelt in de preselectiecommissie ook een afgevaardigde van de administratie of van het kabinet van de minister ?
Is de stem van deze afgevaardigde beslissend ?
3. Op welke wijze moeten de studenten van het academiejaar 1999-2000 bewijzen leveren van "relevante stage en/of professionele ervaring in de culturele sector" ?
4. Waarom wordt niet eerst op objectieve wijze (dus anoniem) de algemene kennis en vaardig-heid van de kandidaten getest en pas daarna ge-peild naar hun ervaring ?
Deze werkwijze zou alvast dat voordeel hebben dat de gelijke kansen van eenieder worden ge-w a a r b o r g d . De in het reglement van examen ANV 990050 vastgelegde procedure bevoor-deelt immers kandidaten wier "ervaring" wordt a a n v a a r d , maar die voor de rest minder geschikt of zelfs onbekwaam kunnen zijn.
Antwoord
1. De vereiste naar relevante stage- en of profes-sionele ervaring in de culturele sector refereert aan daadwerkelijk uitgeoefende prestaties in de vermelde sector.
Dit kan slaan op zowel bezoldigde als onbezol-digde prestaties van allerlei aard (studiewerk, c o ö r d i n a t i e, organisatie op allerlei niveau, … ) , ongeacht het "statuut" waarin deze prestaties verricht zijn (beroepsmatig met of zonder geëi-gend diploma, als student, s t a g i a i r, g e w e t e n s b e-zwaarde, vrijwilliger, …).
2. Deze beoordeling werd uitgevoerd onder het voorzitterschap van de Vast We r v i n g s s e c r e t a r i s of van een door hem gedelegeerd selectieadvi-seur van Selor.
Deze wordt uiteraard bijgestaan door een reglmentair samengestelde "examenjury", s a m e n g e-roepen door Selor. Daarin zetelen experten en leidinggevenden uit de administratie, ook wel aangevuld met deskundigen uit het werkveld of uit de academische wereld, nooit leden van de ministeriële kabinetten.
De examenjury beslist. Ieder lid van de examen-commissie heeft één stem.