• No results found

Prakijkpilot verkeerseducatie aan de hand van scenario s Lesbrief leerlingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Prakijkpilot verkeerseducatie aan de hand van scenario s Lesbrief leerlingen"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Prakijkpilot verkeerseducatie aan de

hand van scenario’s

Lesbrief leerlingen

TTO4-059

Reinoud Nägele en Annita van Betuw Veenendaal, Traffic Test bv

(2)

Titel: Praktijkpilot verkeerseducatie aan de hand van scenario’s Subtitel: Lesbrief leerlingen

Rapportnummer: TTO4-059 Status: Conceptversie 2

Trefwoorden: Verkeerseducatie, voortgezet onderwijs, praktijkproef Projectnummer: E2004-023

Auteur(s): Reinoud Nägele en Annita van Betuw

Datum: 4 november 2004

Opdrachtgever: Adviesdienst Verkeer en Vervoer, Willem Vermeulen

Korte inhoud: In opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer(AVV) van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vindt een praktijkpilot plaats met verkeerseducatie in het voortgezet onderwijs, waarbij gebruik gemaakt wordt van de zogenaamde scenariobenadering. In deze rapportage wordt de inhoud van de lesbrief voor de leerlingen beschreven.

-- --

.

Traffic Test is een onderzoeks- en adviesbureau, dat wil bijdragen aan effectief verkeers- en vervoersbeleid van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Vanuit de invalshoeken ‘gedrag’, ‘beleid’

en ‘verkeerskunde’ staat de mens in het verkeer daarbij steeds centraal.

Veel voorkomende werkzaamheden zijn enquête-onderzoek, beleidsevaluaties, praktijkexperimenten, literatuur-studies, methodiekontwikkeling, projectmanagement, detacheringen, panel- discussies en workshops

(3)

Inhoudsopgave

1 Intro . 1

2 Scenario 1: Drie fietsers naast elkaar 3

3 Huiswerk reisverslag 6

4 Scenario II: Achter elkaar aan 9 5. Huiswerk: interview en observatie 13 6 Scenario III: Wat kan hier gebeurd zijn? 17

(4)

Pagina 1

1. Intro

Je gaat nu al een tijd naar de middelbare school en waarschijnlijk is er veel voor je veranderd: meer school, meer huiswerk, minder vrije tijd, meer zelf doen, misschien minder bemoeienis van ouders en leraren, meer zelfstandigheid, meer eigen beslissingen, meer keuzes die je moet maken. Maar grote kans dat je ook veel meer kilometers af moet leggen - -iedere dag weer - -om op school te komen. En meestal op de fiets. Wist je dat bijna 90% van de leerlingen op de fiets naar school gaat?

Hoe doe jij dat? Ga jij samen met anderen naar school of alleen?

Op de heenweg ga ik:

□ meestal alleen

□ meestal met één andere leerling

□ meestal met nog twee andere leerlingen

□ meestal met een groepje van leerlingen Op de terugweg ga ik:

□ meestal alleen

□ meestal met één andere leerling

□ meestal met nog twee andere leerlingen

□ meestal met een groepje van leerlingen

Vergeleken met ‘vroeger’ is de kans dus groot dat je plotseling veel meer kilometers in het verkeer bent gaan afleggen. Waardoor je misschien ook veel meer meemaakt in het verkeer. De komende drie lessen is het de bedoeling om het daar eens over te hebben. Hoe gaat dat nou onderweg? Wat maak je allemaal mee in het verkeer?

Hoe gaat dat, samen fietsen? Welke gevaren kom je tegen? Hoe ga je met elkaar om in het verkeer? Moet je op elkaar letten of is het ieder voor zich? Mag je wat zeggen van het gedrag van je vrienden of moet iedereen het maar voor zichzelf weten wat ie doet?

Op dit soort vragen mag je je eigen antwoorden vinden.

Antwoorden waar jij achter kan staan en waar jij in gelooft. De Hoe zit dat bij jou? Hoe ga jij

meestal naar school?

□ op de fiets

□ met het openbaar vervoer

□ te voet

□ met de auto gebracht

Hoe ga jij naarschool?

(5)

Traffic Test bv TT04-059, CONCEPT

Pagina 2

bedoeling is dat je dit zoveel mogelijk samen met je klasgenoten doet. Samen buigen jullie je over verschillende situaties in het verkeer.

[Tekstblok]

Spelregels

• Je mag geen gevaar op de weg veroorzaken of het verkeer op de weg hinderen.

• Fietsers moeten zoveel mogelijk rechts rijden en mogen met z’n tweeën naast elkaar rijden.

• Fietsers moeten het verplichte fietspad gebruiken. Als er geen verplicht fietspad is, mogen zij de rijbaan gebruiken. Autosnelwegen en autowegen zijn natuurlijk verboden terrein voor fietsers. Dit geldt ook voor het trottoir of voetpad.

• Rechts heeft voorrang: bestuurders moeten voorrang verlenen aan van rechts komende bestuurders op kruispunten van twee gelijke wegen (er zijn geen voorrangsborden, haaientanden of verkeerslichten). Een fietser is ook een bestuurder.

• Fietsers die afslaan, moeten een teken geven met hun arm.

• Fietsers moeten bij slecht zicht (donker, mist, sneeuw e.d.) met brandend voor- en achterlicht fietsen.

• Een bus die binnen de bebouwde kom de halte verlaat, moet je voor laten gaan.

• Een stopteken van een verkeersbrigadier moet je volgen.

• Soms wordt bij rood licht aangegeven dat rechtsaf slaan wel mag. In dat geval moet je wel alle andere verkeersdeelnemers voor laten gaan (bijvoorbeeld overstekende voetgangers).

(6)

Pagina 3

2 Scenario 1: Drie fietsers naast elkaar Bekijk de volgende situatie.

“Je fietst met z’n drieën op het fietspad. Een fietser achter jullie wil er voorbij. De achterste fietser belt met de fietsbel.”

--

Opdracht 1

Kies voor jouw groepje een gespreksleider en iemand die de antwoorden noteert. Bespreek de situatie op de tekening en

beantwoord de vragen met elkaar.

Sommige vragen zullen heel snel beantwoord zijn, bij andere vragen kan je wat langer stilstaan. Besteed niet meer dan zo’n 10 minuten hieraan. De gespreksleider houdt de tijd in de gaten, zorgt ervoor dat alle vragen worden behandeld en dat iedereen aan bod komt.

Houd je bij het discussiëren zoveel mogelijk aan de volgende regels:

1 spreek af wat het onderwerp van gesprek is, en probeer je daar zoveel mogelijk bij te houden 2. discussieer alleen binnen je eigen

groepje en praat niet te hard 3. denk aan de tijd

4. luister naar anderen en laat de ander uitpraten, ook al ben je het er niet mee eens

5. respecteer elkaars mening of ideeën 6. geef aan als je tijd nodig hebt

om zelf ergens over na te denken of iets uit te zoeken

(7)

Traffïc Test bv TT04-059, CONCEPT

Pagina4

1. Is de situatie herkenbaar voor jou?

2. Is dit volgens jou een gevaarlijke situatie? Waarom wel of niet?

3. Gelden er hier eigenlijk verkeersregels? Welke dan volgens jou?

Wat vind je daarvan?

4. Wat doe je zelf in zo’n situatie, en waarom?

Denk aan: waar fiets je, (om)kijken, remmen, harder fietsen, dichter bij elkaar fietsen, iets zeggen, hangt het af van lengte en breedte van het fietspad, wie er achter je fietst?, e.d.

5. Wat zou je doen als je zelf de achterste fietser was, en je wilt de drie voorste passeren?

(8)

Pagina 5

Opdracht 2

Van je docent heb je grote flappen papier en een paar viltstiften gekregen. Kies voor jouw groepje iemand die de flappen beschrijft.

Discussieer met elkaar over de volgende drie vragen:

1. Bedenk welke voordelen het heeft om met elkaar te fietsen zoals de drie fietsers op het plaatje dat doen?

2. Bedenk welke nadelen het heeft om met elkaar te fietsen zoals de drie fietsers op het plaatje dat doen?

3. Bedenk een oplossing voor de situatie. Hoe kan in zo’n situatie zoals op het plaatje het beste worden voorkomen dat het mis gaat? Bijvoorbeeld bredere fietspaden, betere afspraken met elkaar, meer geduld, beter met elkaar overleggen, alleen fietsen, om beurten naast elkaar fietsen, etc.

Zet de bedachte voordelen, nadelen en oplossingen op aparte flappen (of helft van een flap) en nummer ze (zie hiernaast).

Schrijf kort en bondig en bedenk dat het op afstand nog goed te lezen moet zijn.

[Tekstblok]

Mobiel bellen

In auto’s is alleen handsfree bellen toegestaan, maar eigenlijk is ook dat gevaarlijk. Voor fietsers is bellen net zo gevaarlijk. Als je mobiel aan het bellen bent:

• reageer je niet zo snel op het verkeer om je heen;

• let je niet zo goed op;

• ben je sneller afgeleid;

• hoor je minder goed wat er om je heen gebeurt;

• kun je niet zo goed remmen, omdat je maar één hand beschikbaar hebt om te remmen en de meeste fietsen hebben handremmen.

Bron: 3VO www.3vo.nI

(9)

Traffic Test bv TT04-059, CONCEPT

Pagina 6

3 Huiswerk reisverslag

De opdracht is om drie dagen lang tijdens je tocht van en naar school goed om je heen te kijken en naar jezelf te kijken. Hoe gedraag jij je in het verkeer en wat zie jij anderen doen? Met hoeveel fiets je naast elkaar? Aan welke verkeersregels houd jij je wel, welke niet? Wat maak je mee onderweg? Hoe reageren andere verkeersdeelnemers?

Reisverslag dag 1

Omcirkel: ma / di / wo / do / vrij datum: ____/____ /2004 Hoe ben je van en naar school gegaan?

Met wie was je onderweg?

• heenweg:

• terugweg:

In wat voor stemming was je onderweg? Bijvoorbeeld gehaast, vrolijk, opgelucht, kwaad

• heenweg:

• terugweg:

Welke moeilijke of gevaarlijke situaties ben je onderweg tegengekomen?

Wat vond je van je eigen gedrag onderweg? Zijn er dingen gebeurd die je achteraf anders zou doen?

Wat vond je van het gedrag van anderen onderweg?

(10)

Pagina 7

Reisverslag dag 2

Omcirkel: ma / di / wo / do / vrij datum: ____/____ /2004 Hoe ben je van en naar school gegaan?

Met wie was je onderweg?

• heenweg:

• terugweg:

In wat voor stemming was je onderweg? Bijvoorbeeld gehaast, vrolijk, opgelucht, kwaad

• heenweg:

• terugweg:

Welke moeilijke of gevaarlijke situaties ben je onderweg tegengekomen?

Wat vond je van je eigen gedrag onderweg? Zijn er dingen gebeurd die je achteraf anders zou doen?

Wat vond je van het gedrag van anderen onderweg?

(11)

Traffic Test bv TT04-059, CONCEPT

Pagina 8

Reisverslag dag 3

Omcirkel: ma / di / wo / do / vrij datum: ____/____ /2004 Hoe ben je van en naar school gegaan?

Met wie was je onderweg?

• heenweg:

• terugweg:

In wat voor stemming was je onderweg? Bijvoorbeeld gehaast, vrolijk, opgelucht, kwaad

• heenweg:

• terugweg:

Welke moeilijke of gevaarlijke situaties ben je onderweg tegengekomen?

Wat vond je van je eigen gedrag onderweg? Zijn er dingen gebeurd die je achteraf anders zou doen?

Wat vond je van het gedrag van anderen onderweg?

(12)

Pagina 9

4 Scenario II: Achter elkaar aan Bekijk de volgende situatie.

“Je fietst met een groep vrienden/vriendinnen/klasgenoten. Er wordt hard gefietst. Drie fietsers zijn al bijna de drukke kruising overgestoken. De vierde komt er nog achteraan.”

Opdracht 1

Kies voor jouw groepje een gespreksleider en iemand die de antwoorden noteert. Bespreek de situatie op de tekening en

beantwoord de vragen met elkaar.

Sommige vragen zullen heel snel beantwoord zijn, bij andere vragen kan je wat langer stilstaan. Besteed niet meer dan zo’n 10 minuten hieraan. De gespreksleider houdt de tijd in de gaten, zorgt ervoor dat alle vragen worden behandeld en dat iedereen aan bod komt.

Discussieregels

1 spreek af wat het onderwerp van gesprek is, en probeer je daar zoveel mogelijk bij te houden 2. discussieer alleen binnen je eigen

groepje en praat niet te hard 3. denk aan de tijd

4. luister naar anderen en laat de ander uitpraten, ook al ben je het er niet mee eens

5. respecteer elkaars mening of ideeën 6. geef aan als je tijd nodig hebt

om zelf ergens over na te denken of iets uit te zoeken

(13)

Traffïc Test bv TT04-059, CONCEPT

Pagina 10

1.Is de situatie herkenbaar voor jou?

2. Is dit volgens jou een gevaarlijke situatie? Waarom wel of niet?

3. Gelden er hier eigenlijk verkeersregels? Welke dan volgens jou?

Wat vind je daarvan?

4. Stel: jij bent de laatste fietser. Wat doe je dan (denk aan:

remmen, harder rijden, hand opsteken, gewoon verder fietsen, schreeuwen)? Waarom?

Maakt het uit of het om een auto, vrachtauto, bromfietser of andere fietser gaat? Maakt het uit of de wegen in stad of dorp liggen?

5. Wat zou je denken en doen als jij de automobilist was?

6. Als er een aanrijding zou volgen, wiens schuld zou dat volgens jou zijn?

7. Als het toch net goed zou gaan, wat vind je dan van de gebeurtenis?

(14)

Pagina 11

Opdracht 2

Van je docent heb je een groot flap papier en een paar viltstiften gekregen. Kies voor jouw groepje iemand die de flappen beschrijft.

Discussieer met elkaar over de volgende vragen:

1. Als je met een groep vrienden / vriendinnen / klasgenoten het verkeer in gaat, ben je dan ook verantwoordelijk voor elkaar?

2. Als je met een groep vrienden / vriendinnen / klasgenoten het verkeer in gaat, hoe kun je er dan voor zorgen dat je jezelf en anderen niet in gevaar brengt in dergelijke situaties?

Hoe los je dat met elkaar op?

3. Verzin een SMS-boodschap die je elkaar zou kunnen sturen in dergelijke situaties als op de tekening. Verzin er één voor de achterblijver en één voor de koploper.

4. Wat vind je van de volgende stelling: “Automobilisten kunnen gemakkelijker stoppen dan fietsers, dus die moeten maar voor mij wachten”.

Schrijf de door jullie bedachte antwoorden op een flap. Schrijf kort en bondig en bedenk dat het op afstand nog goed te lezen moet zijn.

[Tekstblok]

“Er bestaan vele vormen van dapperheid”, zei Perkamentus glimlachend.

“Er is veel moed voor nodig om het op te nemen tegen je vijanden, maar evenveel moed om het op te nemen tegen je vrienden.”

Uit: Harry Potter en de Steen der wijzen, J.K. Rowling (1998)

Wat kost dat nou?

Overtreding Boete

Verlichting: één lamp brandt niet € 15,- Verlichting: zowel vóór- als achterlicht

branden niet € 25,-

Kapotte fietsbel € 15,-

Kapotte remmen € 25,-

Door rood licht rijden € 25,-

Geen voorrang verlenen € 25,-

Zonder teken met arm afslaan € 25,- Niet rechtshouden op de weg € 25,- Niet stoppen bij stopstreep/ stopbord € 25,-

Eens in de twee jaar wordt de hoogte van de boetes aangepast.

8ron: www.openbaarministerie. nl/boetenbase

(15)

Traffic Test bv TT04-059, CONCEPT

Pagina 12

[Tekstblok]

Stopafstand

De afstand die je nodig hebt om tot stilstand te komen wordt de stopafstand genoemd.

Deze bestaat uit twee delen: de afstand die je aflegt in de reactietijd en de remweg.

Gemiddeld is de reactietijd 1 seconde. Soms minder als je heel erg alert bent of al bedacht op een situatie. Soms meer als je praat met anderen, als je mobiel belt, als je niet fit bent of onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen. In die tijd fiets of rijd je gewoon door en leg je een bepaalde afstand af. Welke afstand dat is, hangt af van de snelheid waarmee je rijdt.

Dan komt het moment dat je echt gaat remmen. Ook dan sta je niet direct stil, maar leg je een bepaalde afstand af om tot stilstand te komen: de remweg. De remweg hangt van een hoop verschillende dingen af: de rijsnelheid, gewicht, remkracht, wegdek, banden e.d.

Hieronder volgt een tabel waarin vermeld staat hoe lang verschillende weggebruikers er bij verschillende snelheden over doen om stil te staan.

snelheid stopafstand in meters

fiets bromfiets motor auto vrachtwagen 20 kim/uur 10.5 8.2 7.3 7.7 8.0

30 km/uur 19.8 14.0 12.0 12.9 13.6

40 km/uur 21.0 17.7 19.0 20.0

50 km/uur 24.6 26.8 28.8

60 km/uur 32.2 35.3 38.2

(16)

Pagina 13

5 Huiswerk: interview en observatie

Opdracht 1: interview met automobilist

Houd een kort interview met een autobestuurder. Dit mag één van je ouders zijn (of beide), maar het mag ook iemand anders zijn. Vraag de autobestuurder naar zijn / haar ervaringen met het gedrag van fietsers en voetgangers.

1. Wat vindt hij / zij gevaarlijke gedragingen van fietsers / /voetgangers?

2. Waar stoort hij / zij zich het meest aan en waar heeft hij / zij het meeste last van?

3. Vindt de autobestuurder dat hij / zij voldoende rekening houdt met fietsers / voetgangers? Hoe doet hij / zij dat dan? Waar houdt hij / zij allemaal

rekening mee?

4. Welke gedragingen van fietsers / voetgangers vindt een automobilist positief en veilig?

5. Heeft hij / zij wel eens een ongeval gehad waar een fietser / voetganger bij betrokken was? Wat is er gebeurd en hoe heeft het kunnen gebeuren?

Deze vragen zijn als voorbeeld genoemd. Als je zelf nog vragen wilt bedenken, kan dat natuurlijk ook.

Maak een kort verslag van het interview.

Verslag interview

(17)

Traffic Test bv TT04-059, CONCEPT

Pagina 14

Vragen voor jezelf:

Wat vond je opvallende uitspraken?

Heb je nu een idee van de problemen of emoties van automobilisten?

(18)

Pagina 15

Opdracht 2: observeren

Let de komende keren dat je in een auto meerijdt als passagier eens extra op het gedrag van fietsers / voetgangers en hoe de autobestuurder hierop reageert.

1. Vind jij dat de autobestuurder rekening houdt met fietsers /voetgangers?

2. Wat zou jij anders doen als jij de auto moest besturen?

3. Merk je dat de bestuurder last heeft van of zich irriteert aan bepaalde gedragingen van fietsers / voetgangers?

4. Welke gedragingen van fietsers / voetgangers vallen jou op en zou jij lastig vinden als je een auto moest besturen?

5. Welke gedragingen van fietsers / voetgangers zijn juist positief en veilig voor automobilisten?

Maak een kort verslag van de observatie.

Verslag observatie

(19)

Traffic Test bv TT04-059, CONCEPT

Pagina 16

Vragen voor jezelf:

Wat is je opgevallen?

Heb je nu meer begrip gekregen voor automobilisten, of niet? Leg ook uit waarom wel of niet?

(20)

Ttaffic Test bv TT04-059, CONCEPT

Pagina 17

6 Scenario III: Wat kan hier gebeurd zijn?

Een fotograaf! tekenaar heeft de volgende situatie vastgelegd:

Twee fietsers staan stil op een voetgangersoversteekplaats. Een derde fietser ligt naast een lantaarnpaal half op de stoep, half op de weg.

Op de voetgangersoversteekplaats ligt een oudere man of vrouw op de grond naast een rollator. Een auto staat stil vlak voor de

oversteekplaats. De drie fietsers horen bij elkaar en waren op weg naar school. Een journalist van de plaatselijke krant heeft hier lucht van gekregen en is onderweg om een verhaal over de gebeurtenis te gaan schrijven.

Opdracht 1

Probeer voor jezelf te bedenken wat hier kan zijn gebeurd. Eerst worden de verschillende rollen onderling verdeeld:

• 1 leerling speelt journalist / interviewer

• 1 leerling speelt de oudere man of vrouw

• 1 leerling speelt de gevallen fietser

• 1 leerling speelt een van de twee staande fietsers

• 1 leerling speelt de automobilist

Iedereen mag zich even op zijn of haar rol voorbereiden. De

journalist bedenkt wat hij of zij wil gaan vragen aan de verschillende partijen.

Als iedereen voldoende voorbereid is, loopt de zogenaamde journalist daar rond met een notitieblokje en probeert uit te zoeken wat er gebeurd kan zijn. De journalist houdt korte interviewtjes met

(21)

Traffic Test bv TT04-059, CONCEPT

Pagina 18

de verschillende betrokkenen en maakt aantekeningen voor het verhaal dat past bij deze gebeurtenis. Iedereen bedenkt zelf welke antwoorden hij of zij geeft op de vragen.

Opdracht 2

Als jullie de eerste opdracht gedaan hebben, bespreken jullie met elkaar wat het verhaal moet worden. Van je docent krijg je één of twee grote flappen papier en een paar viltstiften. Daar moet het verhaal op terecht komen. Het hoeft geen mooi lopend verhaal te zijn; je mag korte zinnen, steekwoorden, schetsjes, tekeningen, tekstballonnen, of wat dan ook gebruiken. Schrijf kort en bondig en bedenk dat het op afstand nog goed te lezen moet zijn.

Kies voor jullie groepje een gespreksleider en iemand die de flappen gaat beschrijven. De gespreksleider houdt de tijd in de gaten, zorgt ervoor dat alle vragen worden behandeld en dat iedereen aan bod komt. Denk aan de discussieregels.

Ga gauw aan de slag. Als je verhaal op de flap(pen) staat, wacht dan tot de andere groepjes ook klaar zijn.

De volgende vragen kunnen je op weg helpen bij het bedenken van een verhaal. Probeer het verhaal zo compleet mogelijk te maken.

Het mag ook best smeuïg of heel dramatisch zijn.

• Waar is het gebeurd? Beschrijf om wat voor een weg het gaat:

druk of rustig, breed of smal, met of zonder fietsstrook, in een rustige wijk of in de stad?

• Hoe is de oudere man of vrouw op de grond beland? Hoe zit het volgens jou?

•Hoe is de fietser op de grond beland? Hoe zit het volgens jou?

•De fietsers horen bij elkaar en waren op weg naar school. Op welke manier deden ze dat volgens jou? Waar hielden ze zich mee bezig ondertussen? Waarom deden ze dat?

• Welke verkeersregels spelen hier misschien een rol? Hielden de fietsers zich aan de verkeersregels? Aan welke wel en welke niet?

Waarom deden ze dat?

• Welke rol speelt de automobilist? Wie is het? Waar reed deze en wat heeft hij / zij misschien gedaan? Waarom?

• Bedenk ook hoe het anders had kunnen aflopen? Hoe had het voorkomen kunnen worden? Wat was een andere afloop geweest?

• Journalisten zijn ook vaak benieuwd naar wat er in iemand omgaat.

Beschrijf in je verhaal ook wat er omgaat in het hoofd van de stilstaande fietsers, de gevallen fietser, de liggende bejaarde en de automobilist.

(22)

en beleidsadvisering op gebied van verkeer en vervoer

Landjuweel 22 3905 PG Veenendaal Telefoon: (0318) 52 87 87 Telefax: (0318) 54 11 30 E-mail: TT@traffictest.nl

Homepage: http://www.traffictest.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Meer informatie, herkenbare verhalen voor/door/over jongeren, en nieuws en tips over alles wat met de ‘mind’ van jongeren te maken heeft, vindt u op MINDyoung. Advies en

De onderzoeksvraag, zijn leerlingen uit de sportstroom (sportklassen, LO2 en BSM) ook buiten school actiever met bewegen en sporten dan leerlingen uit de andere klassen, is met

In je vrije tijd kan je zelf kiezen wat je doet: buiten spelen, afspreken met vriendjes en vriendinnetjes, naar de muziekschool gaan….. Naast recht op vrije tijd heb je ook het

Bepalen waar je leerling of kind staat, welke cijfers hij heeft gehaald, wat zijn gemiddelde is en of hij daar- mee bevorderd zou worden naar het volgende schooljaar lijkt een

Verwarrend is dat je niet alleen een map Taken hebt, maar ook een map Takenlijst, waarin alle items uit jouw parkeerplekken Taken, Afwachten en Later/Misschien door elkaar

zijn om te spelen. Wij beseffen ook dat onverwachte opdrachten voor het kind de plannen van de ouders voor het besteden van de middag, de avond of het weekend in de war kunnen

We willen je namelijk vragen om samen met één van je ouders en als je dat leuk vindt ook met je beste vriend(in) deel te nemen aan een onderzoek van de Universiteit Utrecht..

Met bijgesloten plan wil ik met betrokken partijen 1 ook voor de rest van de langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp een nieuwe slag mogelijk maken: zodat