• No results found

Raad van de Europese Unie Brussel, 23 november 2017 (OR. en)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Raad van de Europese Unie Brussel, 23 november 2017 (OR. en)"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad van de Europese Unie

Brussel, 23 november 2017 (OR. en)

14624/17 ADD 1

SOC 740 GENDER 38 ANTIDISCRIM 56 EMPL 561

EDUC 423 BEGELEIDENDE NOTA

van: het secretariaat-generaal van de Raad

aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers / de Raad

Betreft: Gendersegregatie in onderwijs en opleiding en op de arbeidsmarkt Samenvatting van het verslag van het EIGE

Voor de delegaties gaat hierbij de samenvatting van het verslag "Gendersegregatie in onderwijs, opleiding en op de arbeidsmarkt", dat door het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) werd opgesteld op verzoek van het Estse voorzitterschap1.

(2)

Samenvatting

Gendersegregatie is een diepgeworteld kenmerk van onderwijsstelsels en beroepen in de EU.

Zij verwijst naar de concentratie van één geslacht in bepaalde onderwijsrichtingen of beroepen (horizontale segregatie) of de concentratie van één geslacht in bepaalde rangen, bevoegdheids- niveaus of posities (verticale segregatie). Hoewel vrouwen vandaag de dag vertegenwoordigd zijn in alle beroepen die vroeger uitsluitend door mannen werden uitgeoefend, is hun aandeel binnen bepaalde beroepen, bijvoorbeeld in de bouw, engineering of ICT, nog steeds gering. Aan de andere kant worden een aantal banen doorgaans voornamelijk door vrouwen ingevuld, te weten in preprimair onderwijs, verpleging, persoonlijke verzorging en huishoudelijk werk.

Gendersegregatie beperkt de levenskeuzes en de kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, leidt tot ongelijke beloning, versterkt genderstereotypen, en beperkt de toegang tot bepaalde banen, terwijl ook de ongelijke machtsverhoudingen tussen de seksen in de publieke en in de private sfeer worden bestendigd.

Gendersegregatie heeft nadelige gevolgen voor de kansen van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt en in de samenleving in het algemeen. De voortdurende stijging van de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen was de afgelopen decennia eerder te wijten aan de invulling door vrouwen van "traditioneel vrouwelijke banen", dan aan een evenwichtiger verdeling van vrouwen en mannen in de verschillende sectoren en beroepen. Door

gendergerelateerde belemmeringen slagen tal van sectoren, zoals engineering en ICT, er niet in vrouwelijke werknemers aan te trekken of te behouden, ondanks de enorme groeiperspectieven en een tekort aan specialisten. Talrijke belemmeringen beperken ook de beroepskeuze van mannen;

zo zijn er lagere lonen in de sectoren waarin vooral vrouwen aan de slag zijn, en vooroordelen over mannen, die minder behoefte zouden hebben aan een evenwicht tussen werk en privéleven of die minder geschikt zouden zijn voor een baan in het onderwijs of de zorg. Gendersegregatie is een van de oorzaken van tekorten en overschotten aan vaardigheden, en heeft dus grote gevolgen voor veel beleidsinitiatieven, waaronder die welke economische groei willen stimuleren en langdurige werkloosheid willen verminderen. In de snel veranderende en gedigitaliseerde arbeidswereld, waar ieder talent telt, verhindert dit dat de EU haar innovatief en economisch potentieel ten volle benut.

(3)

Door zich te verbinden tot het actieprogramma van Peking erkenden beleidsmakers lang geleden dat segregatie op de arbeidsmarkt moet worden uitgebannen, met name door de gelijke deelname van vrouwen aan hooggekwalificeerde banen en hogere leidinggevende functies te bevorderen, door andere maatregelen te nemen, zoals begeleiding en plaatsing, die loopbaanontwikkeling op de werkplek en opwaartse mobiliteit op de arbeidsmarkt ten goede komen, en door de diversificatie van beroepskeuzes voor vrouwen en mannen te stimuleren; vrouwen aan te moedigen om te kiezen voor een niet-traditionele baan, met name in de sectoren wetenschap en technologie, en mannen aan te sporen om werk te zoeken in de sociale sector (Verenigde Naties, 1995). Er bestaat een breed scala aan nationale en EU-initiatieven om gendersegregatie aan te pakken. Het betreft onder meer het strategisch kader voor onderwijs en opleiding 2020 (ET 2020), de Europa

2020-strategie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei, het Strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016-2019 van de EU (waarin gelijke economische onafhankelijkheid van vrouwen en mannen als prioriteit wordt aangemerkt), en de recente Europese pijler van sociale rechten, die sociale rechten doeltreffender beoogt te waarborgen met het oog op billijke en goed functionerende arbeidsmarkten.

Dit verslag gaat nader in op de gebieden onderwijs en opleiding en de beroepen die in hoge mate gendergesegregeerd zijn (gedomineerd door één geslacht). De nadruk ligt met name op de gebieden wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) en onderwijs, gezondheid en welzijn (EHW). De analyse heeft betrekking op onderwijs/opleiding in het tertiair onderwijs, ISCED-niveaus 5-8 (van tertiair onderwijs korte cyclus tot een doctoraats- of gelijkwaardig onderwijsniveau) en beroepsonderwijs en -opleiding, ISCED- niveaus 35 en 45 (hoger secundair en postsecundair niet-tertiair beroepsonderwijs).

(4)

Binnen STEM zijn de onderwijsrichtingen waar mannen het sterkst vertegenwoordigd zijn, ICT en engineering, enerzijds, en de be- en verwerkende industrie en de bouwsector, anderzijds, waar vrouwen 17 % en 19 % van de respectieve onderwijsgroepen uitmaken. Binnen de EHW-vakgebieden is gendersegregatie meer uitgesproken in de sector onderwijs dan in de sectoren gezondheid en welzijn, waar mannen respectievelijk 19 % en 21 % van de groepen uitmaken. In de afgelopen tien jaar (2004-2015) is het aandeel vrouwen onder de STEM-

afgestudeerden in de EU gedaald van 23 % tot 22 %. Er is evenmin vooruitgang geboekt bij het vergroten van het aandeel mannen binnen de EHW-vakgebieden, met een gelijkblijvend aandeel van ongeveer 21 % op EU-niveau tijdens dezelfde periode (2004-2015). Binnen de zeer

uiteenlopende STEM-richtingen daalde het aandeel vrouwelijke afgestudeerden met name in ICT (in 20 lidstaten), terwijl nauwelijks belangrijke veranderingen werden geconstateerd in

de vakgebieden engineering, be- en verwerkende industrie en bouw (de grootste STEM-richting). In de vakgebieden natuurwetenschappen, wiskunde en statistiek bleef er een genderevenwichtige verdeling van afgestudeerden.

Gendersegregatie is in nagenoeg alle EU-landen veel sterker uitgesproken in het beroepsonderwijs dan in het tertiair onderwijs. Over het algemeen zijn slechts 13 % van de EU-afgestudeerden binnen het STEM- beroepsonderwijs vrouwen, terwijl 32 % van de vrouwen een diploma halen in het tertiair STEM-onderwijs. Vijf landen (EE, IT, PL, PT, RO) hebben een genderevenwichtig aandeel STEM-afgestudeerden in het tertiair onderwijs, maar geen enkel land heeft een

genderevenwicht bereikt in het beroepsonderwijs. In de afgelopen tien jaar werd een dalende belangstelling voor STEM-studies waargenomen onder alle leerlingen, maar met name onder vrouwen in het beroepsonderwijs. Ook wat EHW-studies betreft, heeft nog geen enkel land een genderevenwicht bereikt tussen leerlingen in het tertiair onderwijs of in het beroepsonderwijs:

mannen vertegenwoordigen 16 % van de EHW-afgestudeerden in het beroepsonderwijs en 23 % van de EHW- afgestudeerden in het tertiair onderwijs. De gegevens tonen een stijging aan van de belangstelling van vrouwen en mannen voor EHW-studies op het niveau van het beroepsonderwijs.

(5)

De kansen op werk voor vrouwen die een diploma halen in door mannen gedomineerde onderwijsrichtingen, zijn aanzienlijk lager dan die voor mannen. In 2014 bedroeg de arbeids- participatie in de EU van vrouwelijke STEM-afgestudeerden op tertiair niveau 76 %. Dat is meer dan 10 procentpunten lager dan de arbeidsparticipatie van mannen met dezelfde kwalificaties, en drie procentpunten lager dan de gemiddelde arbeidsparticipatie van vrouwen die tertiair onderwijs hebben genoten. Voorts, in tegenstelling tot de algemene stijging van de arbeidsparticipatie van vrouwen in de EU, is de arbeidsparticipatie van vrouwelijke STEM-afgestudeerden tussen 2004 en 2014 afgenomen. Daarnaast is er een duidelijke toename van de inactieven onder vrouwelijke STEM-afgestudeerden uit het beroepsonderwijs. In de hele EU lag de arbeidsparticipatie van mannelijke EHW-afgestudeerden hoger dan de algemene arbeidsparticipatie van mannen, en ook hoger dan die van alle mannen die tertiair onderwijs hadden gevolgd.

Wat de overgang van onderwijs naar werk betreft, speelt gender een prominente rol bij het toeleiden van jonge mannen en vrouwen naar gendergerelateerde banen in plaats van naar

"genderatypische" banen. De kansen op het vinden van een baan die aansluit bij hun onderwijsprofiel, zijn groter voor vrouwelijke EHW-afgestudeerden dan voor vrouwelijke STEM-afgestudeerden, en het omgekeerde geldt voor mannelijke afgestudeerden in deze

studierichtingen. Onder tertiaire STEM-afgestudeerden oefent slechts een derde van de vrouwen een STEM-beroep uit, vergeleken met één op de twee mannen. Onder afgestudeerden uit het beroepsonderwijs is het verschil nog groter, waar slechts 10 % van de vrouwen en 41 % van de mannen werkzaam zijn in STEM-beroepen. Bij de vrouwen die geen STEM-beroep uitoefenen, is 21 % van de vrouwen uit het tertiair onderwijs werkzaam als leerkracht, en werkt 20 % van de vrouwen uit het STEM-beroepsonderwijs in de verkoop. De kansen op het vinden van een baan die aansluit bij het onderwijsprofiel, zijn evenwichtiger verdeeld binnen EHW; ongeveer de helft van de vrouwen en mannen uit alle onderwijsniveaus kunnen werk vinden in EHW.

De gendersegregatie in STEM- en EHW-beroepen blijft even hoog en is de afgelopen tien jaar niet verbeterd. In feite is het aandeel mannen in EHW- beroepen gedaald van 30 % in 2004 tot 26 % in 2014 op het niveau van de EU. Dit is deels te wijten aan de pensionering van mannen, die ongeveer 40 % van de EHW-beroepsbevolking in de leeftijdsgroep 60-64 jaar uitmaken, terwijl er veel minder mannen (23 %) zijn bij de jongste leeftijdsgroepen. Het aandeel vrouwen in STEM- beroepen is licht gestegen van 13 % in 2004 tot 14 % in 2014. Er worden geen verschillen

(6)

Gendersegregatie varieert aanzienlijk van land tot land en tussen STEM- en EHW-gerelateerde beroepen. Er is dus veel ruimte voor verbetering. In de beroepen in de bouwsector en aanverwante sectoren, de sectoren elektriciteit en elektronica, de metaalindustrie, de machinebouw en

aanverwante sectoren en de ICT-sector zijn bijna uitsluitend mannen aan de slag, terwijl de sector persoonlijke dienstverlening door vrouwen wordt gedomineerd. Het genderevenwicht tussen beroepsbeoefenaars in wetenschap en engineering is slechts in één land (LV) een feit. Het bedieningspersoneel van stationaire machines en installaties is in sommige landen voornamelijk mannelijk, terwijl in andere landen een zeer hoog aandeel vrouwelijke werknemers werkzaam is. Een genderevenwichtige verdeling van de werknemers is in een aantal landen bereikt bij de gezondheidswerkers en de ondersteunende zorgverleners; mannen zijn daarentegen in alle lidstaten ondervertegenwoordigd in het onderwijs.

Gendersegregatie wordt gezien als een van de belangrijkste oorzaken van de genderloonkloof in alle sectoren. De genderloonkloof belemmert dan weer op haar beurt de vermindering van de gendersegregatie. Verschillen in loonniveau tussen sectoren kunnen niet alleen vrouwen motiveren om een baan te aanvaarden in door mannen gedomineerde sectoren, maar kunnen ook mannen ontmoedigen om aan de slag te gaan in door vrouwen gedomineerde sectoren.

Wat diegenen betreft die reeds werkzaam zijn in de onderzochte sectoren, blijkt de niet- gecorrigeerde genderloonkloof in de STEM-sectoren lager te zijn dan in de EHW-sectoren, al zijn er grote verschillen tussen de landen en de subsectoren. Zo verdienden mannen in de be- en verwerkende industrie en de ICT-sector in alle EU-lidstaten meer dan vrouwen, terwijl in de sectoren afvalbeheer en sanering of bouw, vrouwen in sommige lidstaten gemiddeld een hoger loon bleken te hebben dan mannen.

Naar aanleiding van het verzoek van het Estse voorzitterschap van de Raad van de EU (2017) onderzoekt dit verslag de tussen 2004 en 2015 geboekte vooruitgang bij het doorbreken van

de gendersegregatie in het onderwijs, in de opleiding en op de arbeidsmarkt van de EU. De analyse is gebaseerd op bestaande en voorgestelde nieuwe Peking-indicatoren voor gendersegregatie in het onderwijs, de overgang van onderwijs naar werk, en de segregatie op de arbeidsmarkt. Het verslag stoelt op een aantal gegevensbronnen, waaronder de Unesco-OESO-Eurostat (UOE), de Europese arbeidskrachtenenquête (LFS), de Europese enquête naar de arbeidsomstandigheden (EWCS) van Eurofound, en de Europese vaardigheden- en banenenquête van Cedefop (ESJS).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Binnen 12 maanden nadat de IMO mondiale marktgebaseerde maatregelen heeft genomen voor de vermindering van de door het maritiem vervoer veroorzaakte broeikasgasemissies, en

VERWIJZEND NAAR de conclusies van de Raad over de vernieuwde interneveiligheidsstrategie voor de Europese Unie 2015-2020 1 , waarin wordt voorzien in een tussentijdse evaluatie van de

Europese Unie van het Haags Verdrag van 30 juni 2005 inzake bedingen van forumkeuze.. BESLUIT VAN DE RAAD van ... betreffende de goedkeuring namens de Europese Unie.. van het

vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen 2 , bevatten bepalingen met betrekking tot de besluitvorming door de

gefragmenteerde bedrijfstakken die merendeels uit kleine en middelgrote ondernemingen (kmo´s) bestaan. De helpdesk voor kmo´s zorgt voor meer bekendheid van het instrument en

verzoekt lidstaten te investeren in betaalbare en hoogwaardige opvangfaciliteiten voor kinderen, zieken, invaliden, ouderen en andere afhankelijke personen, en erop toe te zien

- De voorzitters van de OCM-groepen brengen verslag uit aan het Comité culturele zaken over de geboekte vooruitgang en de behaalde resultaten. In voorkomend geval verstrekt het

− in nauwe samenwerking met de Europese instellingen en de lidstaten op nationaal, regionaal en lokaal niveau – de dringende en ambitieuze uitvoering van de strategie voor