• No results found

Thi film i upplied hy the KITL V only on condition that neither it nor part of it i further reproduced

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Thi film i upplied hy the KITL V only on condition that neither it nor part of it i further reproduced"

Copied!
123
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MMETA 0886 SHELF NUMBER MICROFORM.-

SIGNATUU

M C OVO M:

Thi film i upplied hy the KITL V only on condition that neither it nor part of it i further reproduced

without ftr t obtaining the permi ion of the KITL V which re erves the right to make a charge for such reproduction. If the material filmed i it. elf in copyright the permi sion of the owners of that copyright will al

0

he requiredfor such reproduction.

Application for permi ion to reproduce should be made in writing, giving detail of the propo ed reproduction.

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men

schriftelij k aan te vragen.

(2)
(3)
(4)

BUITEN DE UITERTON

(5)
(6)
(7)

1.

In September 1881 kreeg ik order om naar Indië te vertrekken. Hoezee! Dat was me een genoegen! Zeven- tien jaar oud en dan de wereld in, het was eenvoudig de pracht! Met groote vreugde embarkeerde ik dan ook op den 17en dier maand, met een twintigtal andere lotgenooten, op het stoomschip "Prinses Amaliatt van de Stoomvaartmaatschappij "Nederland" te Amster- dam en ving voor mij de eerste zeereis aan.

Van het afscheid zal ik maar niets zeggen, dat is al zoo menigmaal verteld, hoewel, in tegenstelling met latere jaren, dit afscheid niets pijnlijk was. Mijne ouders waren gezond en nog jong, aan mijne gezondheid mankeerde niets en hoewel er in drie jaar veel kon gebeuren, werd daar maar niet aan gedacht! Ik begon mijne carrière en was daar gelukkig mee, vooruit dus maar, voor klagen was geen reden!

Ook over die eerste reis zal ik maar zwijgen, omdat er niet veel belangrijkers in voorviel dan op elke andere mailbootreis. Natuurlijk waren er velen van ons flink zeeziek de eerste dagen en stelden wij ons, nu en dan wel eens belachelijk aan, maar dat moet men de jeugd vergeven. Wij deden toen nog Napels aan, maakten een rijtoer door de stad, hadden zelfs nog eenige

(8)

moeielijkheid met de politie daar, waardoor wij bijna de boot misten, maar kwamen eindelijk toch goed en wel te Padang aan. De Emmahaven bestond toen nog

~et en de boot ankerde dus op de ree, achter poeloe PISang, hetgeen toevallig gebeurde op mijn achttienden verjaardag. Van de stad Padang heb ik toen evenwel niets gezien, om de eenvoudige reden dat ik - en met mij verschillende anderen - ongeveer platzak was, zoodat wij ons tevreden moesten stellen met een be- zoek aan poeloe Pisang, hetgeen mij niet gespeten heeft, daar het, met zijn tropen-vegetatie, die wij voor het eerst bewonderden, een enormen indruk op mij maakte.

Een of twee dagen later vertrok de boot weer en einde- lijk ~amen wij op 3I October op onze bestemming, Batavla, d. w. z. op de ree van Batavia, aan.

Wij hadden order gekregen ons te melden op het Wachtschip aldaar, het oude fregat "Zeeland", maar hoe wij onze oogen uitkeken, van de "Zeeland" was niets te zien onder de tientallen schepen, die op de ree lagen, maar wel zagen wij daar het Ramtorenschip

"Prins Hendrik" liggen. Het duurde dan ook niet lang of een sloep van laatstgenoemd schip kwam langszij van de mailboot, met de boodschap dat de "Zeeland"

op Onrust lag te repareeren en dat wij ons moesten melden op de "Hendrik".

Alzoo stapten wij dus in die sloep met z'n twintigen, een.andere sloep nam onze barang (koffers, kisten en kOOien) over en kwamen wij, na een paar minuten, aan boord van de "Hendrik"•.• waar wij zoo welkom waren als een vuist in een oog!

Waar moest men op dien bodem, die wel dienst deed als Wachtschip, maar daarvoor absoluut niet was in- gericht, met al die jonge officieren heen'? Het geheele 8

dek was al door onze bagage geëncombreerd, want g~­

rekend op gemiddeld vier stu~ pe~ hoofd en. d~t lS werkelijk niet veel voor eene wtrustmg voor drIe Jaar, lagen daar een tachtig stuks kisten enz. door elkaar - en dat gaat niet op een oorlogsschip! .

Het duurde dan ook niet lang of onze toekomstige bestemming werd ons medegedeeld, ons werd per hoofd honderd gulden uitbetaald, als ge~eelte v~n het verdiende zeetractement gedurende de relS, en Wl} wer- den verzocht maar onmiddellijk naar den wal te gaan, in afwachting dat wij verder zouden kunnen reizen. Ik behoorde tot een viertal gelukkigen, die naar Soerabar.a werden gedirigeerd, waarheen de kustboot ons vl}f dagen later zou brengen. Wij kregen order ons all~r­

eerst bij den Admiraal op het Departement der Marme te gaan melden en heel kort daarna - het zal zoowat negen uur in den morgen zijn geweest-trok het grootste gedeelte van ons met twee sloepen naar den wal.

Nu was men aan boord van de "Hendrik" wel zoo vriendelijk geweest ons mede te deelen dat de titel van een admiraal in het Maleisch is "admirallaoet" en dat het Departement gelegen was op Goening.Saharie, maar wij, die geen van allen een woord. Malelschke~­

den, waren dit, tengevolge van al de mdrukken, dl~

het vreemde op ons maakte, al glad vergeten toen WI}

een half uur later, langs de kali, aan den "Kleinen Boom" arriveerden. Voor zoover ik mij herinneren kan had de inspectie door de douane-beambten niets om het lijf, wij kwamen daar gewoon door - en da~r stonden wij aan den wal, op Java's grond, transpI- reerend in een laken uniformjas met een wit vest aan en de sabel op zij - en wisten eigenlijk niet wat wij daar doen moestenI

9

(9)

Ja toch, wij wisten wel wat we te doen hadden: wij moesten immers naar den Admiraal, maar er was daar, aan dien "Kleinen Boom", voor ons, baren, al zooveel

t~ zien, dat wij half onze bestemming vergaten! Daar hep van alles door elkaar, blanke menschen, bruine menschen, half-bruine dito's en die spraken tegen elkaar in een taaltje waar wij niets van begrepen! Daar waren stalletjes met, vermoedelijk, eetwaren en een hoop kleine karretjes en ik weet al niet meer!

La~g duurde echter onze verbazing niet, want de

k~retJes-kerelsdrongen, aan ~n daar wij weg noch steg WISten en het bovendien, In onze oogen, gloeiend warm was, stegen ~ij, twee aan twee, in een wagentje (sado) - en daar gmg het er van door! Ik kan mij niet herinneren dat ik later, en ik heb vijftien jaar in Indië doorgebracht, ooit met een sado zóó hard heb gereden als toen. Daar gingen wij dan, ventre à terre naar boven", een tiental van die wagentjes achter eÎkaar, een optocht van belang. Wij keken onze oogen uit, bewonderden de groote boomen, reden over een plein en door een poort, passeerden honderden of misschien wel duizenden bruine broeders en zusters en toen ging het een kanaal langs, waar geen eind aan scheen te komen. Nu hadden wij tegen den koetsier wel ge- zegd - het eenige wat wij zeggen konden - het

woo~d "admiraal" en de vent had geknikt of hij het precies wis~ waar wij heen moesten, maar toen wij, naar sch~ttmg, een half uurtje gereden hadden, toen spatte biJ een hoek de cavalcade uit elkaar en ver- dween, in groepen, verschillende kanten uit.

Wij begonnen ongerust te worden waar onze "sier"

?ns wel heen zou brengen en wij trachtten ons te her- mneren, wáár nu juist het Departement van Marine

was gelegen, maar dat lukte heelemaal ~et.. "Goening Sarie" waren wij glad vergeten en, eemgszlOs op den klank afgaande, brachten wij het niet verder dan

"Groene haring", en hoewel onze sadoman steeds maar knikte of hij het méér dan goed begreep, erge~

aanlanden deden wij niet! Wij reden langs allerlei wegen de een al mooier dan de ander, wij waren al onze ~ollega's al lang uit het oog v~~lor~n e~. stee.~s ging de kerel maar door, tot hiJ .. emdeltJk ZIJn amechtig paardje inhield en ons bltJkbaar kenbaar maakte dat het hem niet duidelijk was waar wij eigen- lijk heen moesten. Gelukkig kwam er op dat moment een Europeaan aanwandelen, wij praaiden hem, en deze heer was, toen hij ons wedervaren lachend had aangehoord, zoo vriendelijk den koetsier ,~e zegg~~

waar hij ons moest heenbrengen - waar WI) geen VIJf minuten later goed en wel arriveerden. Die tocht had zeker wel een uur geduurd, maar wij waren toch nog niet het laatste paar, daar er na ons nog een paar stelletjes kwamen aanrijden, die blijkbaar nog onfor- tuinlijker waren geweest dan wij 1

De ontvangst was "welwillend". Wij werden aan den Admiraal voorgesteld, die ons allen een voor een aan- sprak, ons welkom heette in Indië en naar"het een ~n ander informeerdej en - dit vonden WIJ lang met onaangenaam - die het "kort maakte" en ons weldra ontsloeg. Wij stegen dus weer, in onze warme pakeans, in de maar steeds gewacht hebbende s,~do's en ~ede~

hotelwaarts. Op de mailboot hadden WIJ natuurlijk biJ de oud-gasten wel eens geïnformeerd naar de v~r­

schillende hotels en - zooveel hoofden zooveel ZIn- nen - de een vond dát hotel het best en de ander dát, zoodat het ons tamelijk onverschillig was waar wij heen

11

(10)

hadden geen naambordjes en zoodoende dwaalde ik maar transpireerend rond, zonder succes en was al van plan mij.n onderzoekingstocht voor ditmaal op te

ge~en, toen Ik ergens op een grasveld vóór een groot hws een Inlandschen bediende zag staan. Ik trok dus, noodgedwongen, de stoute schoenen aan, ging naar den man toe en vroeg.: "Toean X?" En waarachtigik had deze maal eens veme, het bleek het huis van den heer X te zijn, waar ik voor stond.

De "jongen" ging mij voor, wij draaiden om het huis heen, naar achteren... en daar stond ik plotseling neus aan neus, met de geheele familie, Monsieur, M~d~me e!1 twee alleraardigste bébé's van een jaar of twmtlg, d1e daar gezellig, allen in "Persisch hof- kostuum" oftewel sarong (slaapbroek) en kabaai in de achtergalerij thee zaten te drinken!!! '

Dat gaf me daar eenige consternatie! Ik had van- wege de deftigheid bij een eerste visite, mijn u~iform aangetrokken en dat is een ongewoon verschijnsel op dat uur, ~ij ee~e familie. De j.onge dames vlogen dan ook oDmldde111Jk weg, het hUlS in, Mama keek ver- baasd" en d h ·e eer des hUIZes kwam naar mij toe om"

te vragen, blijkbaar, wat de reden was van dit on- gewoon bezoek. Ik maakte mij toen bekend zei wat de reden van mijn komst was, en... de ma~ barstte uit i!1 een l~.id gelach, dat ook een glimlach bracht op de hppen ~~J~er vrouw. Hij nam mij dadelijk mee de achterga1et1~10,pr~sentee~demij aan zijne echtgenoote en verkond1gde lUId dat ik een "heerlijke baar" was.

Een minuut later zat ik onder een kop thee bij die twee hartelijke menschen en hoorde toen voor het eerst, dat het in Indië gewoonte is geen visites te maken vóór zeven uur, omdat, zooals ik had kunnen 14

bemerken, de families vóór dien tijd nooit gekleed zijn.

"Maar dat nemen wij jou niet kwalijk. 0, baar, jij wist niet beter." "Maar" - ging hij door - "ga nu naar je hotel terug, verkleed je in een witte jas en maak dat je om zes uur terug bent, dan gaan wij eerst met de dames wat toeren en daarna blijf je gezellig eten en kunnen wij Holland en de familie verder bepraten."

En zoo geschiedde: de "jongen" riep een sado voor mij aan, ik ging terug en maakte dat ik goed zes uur weer op het appèl was. Wij hebben toen met de dames een heerlijken toer gemaakt in een prachtig rijtuig, door de schitterende Bataviasche dreven, op welken tocht ik braaf door de jonge meisjes ben geplaagd met mijn baarschheid..• maar tevens heb ik toen voor het eerst de hartelijke Indische gastvrijheid leeren kennen!

Gedurende dat korte verblijf op Batavia, ben ik nog op Onrust geweest, het eiland, niet ver af, waar de Marine-werf toen was en waar de "Zeeland" lag te repareeren, op welken bodem wij ons óók moesten melden. Wij kwamen er aan met de "Bogor", het Gouvernements-stoomscheepje dat de communicatie met Batavia onderhield, maar toen het "melden" was afgeloopen, toen was ook al weer de "Bogor" ver- trokken en konden wij wachten tot den volgenden dag.

Men zeide ons toen, dat wij zoolang een kamer konden betrekken in het "Schippershuis", maar toen wij daar aankwamen, bleek dat het gehee1e ameublement be- stond uit een bed, zonder lakens of kussens, en zonder klamboe, benevens uit een waschtafel en een paar stoelen!

Enfin, wij hebben den nacht daar doorgebracht, hoofd- zakelijk in een luien stoel, half opgegeten door de muskieten en ik geloof, dat als een paar collegats, die

(11)

daar op de "Zeeland" dienden, zich niet over ons ont- fermd hadden, wij dien dag ook niet veel te eten hadden gekregen! Wij waren dan ook de wereld te rijk toen wij den volgenden morgen weder naar den vasten wal terug konden en prezen de hotel-kamer, hoe eenvoudig die ook was.

Twee dagen hebben wij toen nog genoten van Batavia en vertrokken op den vijfden dag met de kustboot, de "G.G. Myer", naar Soerabaja..• en maak- ten op dien bodem, voor het eerst, kennis met het lieve gevogelte "kakkerlak", een ondier dat ik honderden malen in mijn carrière aan boord heb aangetroffen, maar waaraan ik nooit heb kunnen wennen! Wij kwa- men goed en wel, vier of vijf dagen later, te Soerabaja aan, na nog eerst een kijkje te hebben genomen van Samarang en meldden ons aan boord van Z. M.

Schroefstoomschip Ie kl. "Curaçao", d.d. Wachtschip ter reede aldaar, op welken bodem wij waren geplaatst.

Il.

Op 31 October 1881 in Indië aangekomen, werd ik, met drie collega's, geplaatst aan boord van Z.~.

Schroefstoomschip Ie kl. "Curaçao", d.d. Wachtschip ter reede van Soerabaja, en kwamen wij daar in het begin van November aan. Wij waren toen alle vier zoo ongeveer achttien jaar oud

e~, bekleedd~n

de

eervol~e

betrekking van "scheepsklerk • Voor mIjne lezers, die misschien niet mochten weten wat deze - thans reeds lang vervallen - betrekking was, zal ik maar dadelijk vertellen, dat wij waren "toekomstige" officieren van Administratie en dat onze militaire positie was "tus- schen vleesch en visch". Een scheepsklerk behoorde tot den état major van een schip, maar was geen officier, hij had een rang tusschen den jongsten adelborst en den hoogsten onderofficier, droeg een sabel zonde.~

dragon, een jas zonder distinctieven op de mouwen, bi}

plechtige gelegenheden een steek, maar verder geen groot tenue, werd - eventueel - gestraft als e~n officier maar dikwijls behandeld als een onderoffiCIer en was: in het algemeen gesproken, een militair~:mding! Vol illusies naar Indië gegaan, om, na een Jaar op- leiding op het Wachtschip te Willemsoord, den die~t weldra in de praktijk te leeren kennen, werden dIe 17

2

(12)

illusies al spoedig vertroebeld toen wij, na aankomst te Batavia, van oudere collega's hoorden, dat onze

"baas", de officier van Administratie Ie kl. van de

"Curaçao", het grootste kr...g was dat in ons corps bestond! Een prettig vooruitzicht was dat niet, maar met jeugdigen overmoed dachten - en hoopten - wij, dat die renommée nu wel niet zoo erg zou zijn. Maar ach! er was niets te veel van hem gezegd!

Het spul begon al dadelijk bij de ontvangst. Toen wij ons gemeld hadden bij den Commandant, die ons welwillend ontving, gingen wij ons presenteeren bij onzen nieuwen chef en begaven ons daartoe naar zijn bureau, onder de campagne. Bescheiden klopten we aan de deur en hoorden daarop, als antwoord, een onaangenaam geknor, waaruit wij opmaakten, dat wij een oogenblik moesten wachten. Wij wachtten dus, zeker wel tien minuten lang, en toen kwam er een betrekkelijk kleine man met een zeer zuur en onaan- genaam gezicht naar buiten, op dek, gekleed in witte pantalon en hemdsmouwen - de tegenwoordige witte uniform is eerst twintig jaar later ingevoerd - die ons eerst één voor één nijdig aankeek en toen zei: "Zoo, zijn jullie daar, wie ben jij en jij en jij en jij?" En toen we daarop behoorlijk antwoord hadden gegeven, ver- volgde onze chef: "Jullie zijn van de opleiding, hè?

nu, dan weten jelui toch geen bliksem, ze hadden jelui evengoed je tractement thuis kunnen sturen; wat ik met jelui doen moet weet ik niet, ik kan je niet ge- bruiken, d.nder maar op!" en daarop draaide hij zich om, ging zijn bureau binnen en liet ons kalm staan!!

Het was, op z'n zachtst gesproken, niet aanmoedigend!

maar wij deden wat ons gezegd was, "d.nderden op"

en begaven ons naar ons verblijf, de voorlongroom of- 18

tewel de "nor", en maakten het ons daar zoo aangenaam mogelijk, in afwachting van de dingen, die komen zouden.

Wij hebben daar toen een drietal dagen in ledigheid doorgebracht, rookten veel, sliepen veel en gingen 's avonds naar den wal, verveelden ons gruwelijk en begrepen absoluut niet wat wij eigenlijk in Indië te maken hadden. Gelukkig dat al het nieuws, dat wij zagen, al de nieuwe indrukken, die wij ontvinge~, ons eenige afwisseling bezorgden, het ware anders met om uit te houden geweest!

Toen, na drie dagen, kwam er plotseling verandering.

Ik vermoed dat de Commandant, die onze werkeloos- heid natuurlijk heeft móèten bemerken, ingegrepen heeft, want twee onzer, waaronder ondergeteekende, werden op het bureau geplaatst, de derde toegevoegd aan Officieren-commissarissen en de vierde bestemd voor den "loopenden dienst".

Dat dit begin van mijn carrière een prettige tijd is geweest, kan ik helaas niet zeggen. De baas had over het algemeen een humeur als een spin, en ~aar wij werkelijk "niet veel wisten", regende het standjes, ver- diend maar ook dikwijls onverdiend, en werden wij meermalen uitgemaakt voor al wat leelijk was. Toch heb ik daar veel opgestoken, wat mij later in mijn dienst te pas is gekomen in het jaa~ dat ik het ~~­

noegen(?) had onder dezen baas te dienen, en tot Zijn eer moet ik zeggen dat, toen hij bemerkte dat wij ons best deden, hij wel wat bijdraaide en zelfs ons bij een alleraardigste familie aan den wal introduceerde, hoewel hij immer zuur bleef.

Eéns heb ik een zeer onaangename kwestie met mijn chef gehad. Ik was toen al eenigen tijd te Soerabaja 19

(13)

21

genomen inlanders, kwam ik geregeld een paar m~l

in de week in dat magazijn en kon er den weg wel In donker vinden.

Toen ik dus 's avonds naar den wal toeging, stak ik den sleutel in mijn zak, ging naar het magazijn, pakte vier uitmonsteringen en twee mutslinten in een papier, sloot de deur, ging verheugd weder verder, draaide e~n

hoek om.•. en stond neus-aan-neus tegenover nuJn chef. Tableau!!

"Wat heb jij daar in dat papier?" was het eerste dat hij vroeg.

" ...Uitmonsteringen, mijnheer:'

"Voor wien?"

"Voor mijzelf, mijnheer:'

,,200, voor mijzelf, voor mijzelf, maar dat lieg je, dat is natuurlijk voor je vriendin boven, gladakker die je bent. Denk je soms dat ik je niet in de peiling had, dan ken je den baas nog niet! Je moest je schamen, ik heb het je toch verboden; je bent.. ."

En toen volgde er een reeks verwenschingen, die ik maar niet herhalen zal en waarin ik werd uitgemaakt voor al wat leelijk was.

Ik trachtte wel mijn baas aan het verstand te brengen dat het zoo niet was en dat ik die dingen "opnam"

en dus betalen zou, maar daar wilde hij niet van hooren;

hij bleef er bij dat ik hem bedrogen had, dat ik zijn vertrouwen verbeurd had en dat ik er wel meer van zou hooren.

Hij rukte mij het ongelukkige papier uit mijn han- den: "en nu ga je onmiddellijk naar boord terug en houdt scheepsarrest, tot dezezaakverder behandeld is:' Ik stond er bij zóó klein als ik mij nog nooit had gevoeld en toen ik bescheiden opmerkte, dat er op het en had daar langzamerhand een paar families leeren

kennen, bij wie ik aan huis kwam. Er werd in die dagen een bal-costumé voor kinderen gegeven en één van mijne dames-kennissen had mij gevraagd of ik haar niet eenige uitmonsteringen (onderscheidingteekens) voor matrozen kon bezorgen, daar zij haar twee kleine jongetjes als jeugdige matroosjes naar dat bal wilde laten gaan. Nu, daar zag ik wel kans voor en ik be- loofde haar dat zij op die dingetjes kon rekenen.

Maar... ik had buiten mijn baas gerekend! Toen ik het hem vroeg of Mevrouw Die-en·die tegen betaling eenige uitmonsteringen en een paar mutslinten kon krijgen, vroeg hij eerst waarvoor dat noodig was en toen ik het hem verteld had, begon hij uit te pakken:

"denkt die dame soms dat ik er een toko op na houd of dat ik handel in die dingen drijf? ze kan naar de pomp (hij zei iets anders!) loopen met haar verzoek en zeg jij maar tegen haar dat zij ze niet van mij krijgt:' Daar stond ik! Aan den eenen kant mijne belofte en aan den anderen kant de weigering van mijn baas om die belofte te kunnen vervullen! Maar goede raad was hier goedkoop! Ik dacht: "wil jij mij niet helpen, dan zal ik mijzelf helpen" en ik deed iets... dat glad ver- keerd was!! Ik redeneerde: ik zal zelf die dingen

"opnemen" op mijne rekening en ze aan mijn kennis cadeau geven en dan is de zaak gezond en kraait er geen haan naar:' En er zou ook geen haan naar ge- kraaid hebben als er toevallig een dag van plunje- uitgifte was geweest, maar die dag kwam helaas niet en de tijd drong. Wij hadden toen een plunje-magazijn aan den wal, op de Marinewerf, waarvan de sleutel op ons bureau werd bewaard, en daar ik o. a. belast was met 't uitgeven van kleedingstukken aan pas aan-

20

(14)

oogenblik geen sloep aan den wal was om terug te kunnen keeren. .. toen maakte hij mij nog kleiner - de satan! door mij twee kwartjes in de hand te stoppen, zeggende: "dan neem je maar een tambangantt•

Daar ging ik! beroerd en verslagen, nijdig en kwaad op mijzelf vanwege mijn stommiteit, bang voor de ge- volgen, in één woord ellendig, en toen ik een half uur later aan boord terug was, wist ik van ellende niet wat ik doen zou en stond het huilen mij nader dan het lachen!

Den volgenden morgen liet de baas mij weten dat ik voorloopig niet op het bureau behoefde te komen, welk bericht mij nog ellendiger maakte dan ik reeds was. "Wat zou hij met mij voorhebben?" - dacht ik - "zou hij van het geval rapport gemaakt hebben aan den Commandant en zouik worden gestraft?" En in mijn zwartgalligheid zag ik mij reeds eenige dagen

"de hut ingaantt, of, nog erger, zag ik mij voor den krijgsraad terecht staan, beschuldigd van het niet op- volgen van gegeven bevelen, of van d ... ! Ik dorst het woord niet uit te spreken!

De collega's spraken mij wel moed in en zeiden dat het zoo'n vaart niet zou loopen, maar dat kon geen verandering in mijn gemoedstoestand brengen, die ver, zeer ver beneden nul was!

Drie dagen heeft de baas mij toen in den angst laten zitten, drie lange, verschrikkelijke dagen, en toen werd ik bij hem op het bureau ontboden, waar ik met looden schoenen heenging. En dààr, onder vier oogen, heeft hij mij eens duidelijk aan het verstand gebracht wat een glad verkeerden en stommen streek ik had uit- gehaald. "Ik had er rapport van kunnen maken," zei hij, "en je waart zwaar gestraft geworden en misschien

22

nog erger; maar dat heb ik niet willen doen, omdat je aan het begin van je carrière bent en zooiets je altijd zou worden aangerekend, en bovendien omdat jelui eigenlijk nog maar groote kinderen zijn en ik het on- verantwoordelijk vind dat het Rijk zulke onmondige apen naar Indië stuurt en ze dan maar los laat! De angst zal je goed gedaan hebben, ga heen en zondig niet meer, van mij zal nooit iemand hiervan iets hooren!"

Als een geslagen hond kroop ik in mijn schulp en ging, maar hoorde hem nog even gauw mij achterna roepen: "en de eerste veertien dagen behoef je mij niet te vragen naar den wal te mogen gaan!tt

Ik heb daar, in dat kwartiertje, een les gehad, die ik verdiend... en onthouden heb, mijn leven lang!

Drie maanden lang heb ik nog onder dezen baas gediend, in welken tijd ik trachtte, door nog meer mijn best te doen, het gebeurde uit te wisschen, en toen hij eindelijk naar Holland terug ging, liet hij mij roepen, zei dat hij een goed rapport van mij had kunnen indienen... en toen gaf "het krengtt mij een hand, die ik dankbaar en met tranen in de oogen aannam.

Zoo ziet men, dat iemand heel wat beter kan zijn dan zijne reputatie zegt! Dat ik tegenover de dame, die ik de uitmonsteringetjes had beloofd, bovendien nog een gek figuur sloeg, behoeft geen betoog, maar••.

het was alles eigen schuld!

23

(15)

Hl.

Zooals ikvroeger al eens verteld heb, was de positie van "Scheepsklerk" dieik,bij mijn entréeinde marine, bekleedde, lang geen schitterende of prettige. Wij waren tusschen "vleesch en visch" in, behoorden tot den état-major van een schip, maar hadden feitelijk geen rang en werden over het algemeen behandeld als eene quantité négligeable. Niemand aan boord trok zich van ons veel aan; als er inspectie was voor den Com- mandant dan "traden wij aan" boven de hoogste onder- officieren en het was wel gebeurd dat als b.v. de Admiraal het schip inspecteerde, wij werden voor- gesteld als "mijnheer de Klerk", met grandiose negeering van onzen eerlijken naam!

Toen ik, met mijne drie collega's, in November 1881 aankwam op Z. M. "Curaçao", dd: Wachtschip ter reede van Soerabaja, werd ons al spoedig medegedeeld dat wij lid moesten worden van de Marine-Societeit

"Modderlust" en hoewel wij daar niet veel lust toe hadden, met het oog op ons gering tractement, werd er van hoogerhand op aangedrongen dat toch te doen:

"dat hoorde zoo, dat werd verwacht van toekomstige officieren, dat bracht onze positie mee(!)" enz., em., zoodat er geen ontkomen aan was - en wij werden dus lid. Het was wel met een bezwaard hart, want de 24

contributie bedroeg zes gulden in de maand, in die dagen geen gering bedrag voor ons, maar enfin - dachten wij - wie weet hoe gezellig het daar is.

Van die gezelligheid heb ik echter gedurende mijn toenmalig verblijf te Soerabaja niet veel kunnen be- merken. Toen wij eenmaal lid waren, trok niemand ûch verder iets van ons aan en wij vonden het er eigenlijk knapjes vervelend. Het bleek ons bovendien dat de "welwillende behandeling", die wij aan boord ondervonden, aan den wal werd voortgezet, d. w. z. wij waren "niets"! Aan de kletstafel, bij de hooge oomes, dorsten wij niet plaats te nemen, maar vroegen wij eens een schommelstoel ergens anders te plaatsen voor ons, dan kregen wij al gauw van den kastelein te hooren, dat dit niet ging, want die stoelen waren voor de

"heeren van de kletstafel"; de courant, die 's avonds nieuw uitkwam, konden wij nooit te pakken krijgen, want die was voor de "heeren van de kletstafel" em., enz. Ja, wij konden er eens billarten, maar... het is mij gebeurd dat een officier ons, onder het spelen, eenvoudig de ballen wegnam! Die moest hij met een collega op het tweede billart gebruiken, wij moesten ons maar met het tweede stel ballen - die veel kleiner waren - tevreden stellen!

Het is niet te verwonderen, dat onder dergelijke om- standigheden en verhoudingen, wij eindelijk zoo weinig mogelijk in "Modderlust" kwamen en liever "naar boven", naar de stad gingen, met een karretje als er geld genoeg was en anders maar loopende langs de verschrikkelijk ongure "Oedjong" en ons amuseerden in "Apollo" en "Constantia", twee vereenigingen van

"Colored people", waar wij onder de knappe nonna'tjes alleraardigste vriendinnetjes hadden gekregen.

25

(16)

De zoo bedroevend weinige tegemoetkoming die wij daar in "Modderlust" ondervonden, was natuurlijk aan het bedienend personeel niet onopgemerkt voorbij gegaan, en het gevolg was dat dit, althans eenige exemplaren der "jongens", meestal boefachtige Madoe- reezen, die als huisjongens nergens meer terecht konden, brutaal tegen ons werden. Bestelden wij iets, dan lieten zij ons wachten, riepen wij hen dan gaven zij geen antwoord al waren zij vlak bij ons en dergelijke aardigheden meer, die wij Europeanen van dergelijk tuig niet willen en ook niet mogen afwachten. En toen er weer zooiets gebeurde en ik den jongen daarover een uitbrander gaf, schold hij mij eenvoudig uit voor zoo iets leelijks, dat ik het maar niet herhalen zal.

Natuurlijk werd ik toen woedend... en deed iets wat ik niet had moeten doen, ik gaf den ellendeling met de qeue, die ikin de hand had, een zoodanigen flinken slag op zijn hoofd, dat hij gillend wegliep en de qeue gebroken was. "Ziezoo, dacht ik, dat zal hem leeren, niet meer brutaal te zijn," en wij speelden onze partij door, of er verder geen vuiltje aan de lucht was.

Maar daarin vergiste ik mij! Drie dagen later kreeg ik een "officieelen" brief van het bestuur van de soos, waarin mij werd medegedeeld, dat ik door dat bestuur, ingevolge artikel zooveel van het reglement, was beboet met 25 gulden, wegens het "moedwillig vernielen van het ameublement!"

Het sloeg me op mijn spraak! Dat ik de reparatie aan die qeue zou hebben moeten vergoeden, vond ik nog al glad, maar 25 gulden boete! en dat bij een maandelijksch inkomen van

f

79.r6, zegge negen en zeventig gulden en zestien centen, dat was erg! Maar wat nóg erger was, was dat ik beboet was zonder dat

ik was gehoord! Dat deed mijn bloed ~oken!Daar h~~

je het weer: het was maar een "klerk ! eene quantlte négligéable! Ik was veroordeeld blij~baar op de ge- tuigenis van zoo'n boef en daar zou Ik genoegen mee nemen? "Nooit," zei ik in mezelf.

Ik heb toen aan den Secretaris van de soos gezegd dat ik, vóór ik betaalde, door het bestuur wenschte gehoord te worden om mij te verdedigen... "m~ardat was niet noodig," kreeg ik ten antwoord. De Jongen had het geval aan den kastelein verteld, "die had het bestuur ingelicht en daarmee habis perkara" ! En daar stond ik!!

Wat te doen?

Mijn drie collega's, toen te Soerabaja aanwezig, waren al even verontwaardigd als ik; wij staken de koppen bij elkaar en toen ik gezegd had, dat ik mijn ontslag als lid van "Modderlust" zou nemen, toen vielen die brave vrienden mij dadelijk bij en uit pure solidariteit volgden zij mijn voorbeeld. Dies ging er een brief naar het bestuur, door ons vieren onder- teekend, waarin wij, zonder opgave van redenen, het bestuur beleefd(!) mededeelden dat wij ons ontslag namen!

En toen hadden wij het heft van het mes aardig omgekeerd! Wat was toch het geval? Het aantal gewone leden was toen zeer klein, ongeveer twintig, daar het gros der marine op Atjeh zat of erge~anders .i~ den Archipel, dientengevolge was de financIee1e. pOSIt1ev~r

van schitterend - en nu nemen er plotseling van d1t kleine aantal vier, oftewel ongeveer 20

%

hun ontslag.

Dat was voor het bestuur een geweldige tegenvaller, - en "men" probeerde dus ons op .?ns beslu~t te doen terugkomen, maar dat weigerdenWlJ halsstarng. Tegen- 27

(17)

over de soos, vlak bij den "kleinen boomH, was een behoorlijk cafeetje, en als wij dan 's avonds gewandeld hadden, dan streken wij dáár neer, daar konden wij ook een bittertje krijgen, biljarten, en konden daar bovendien de courant inzien en in een schommelstoel zitten: wij hadden het mooie "Modderlust" niet noodig!

Ondertusschen zat ik steeds met die boete in mijn maag, die mij evenwel geen slapelooze nachten be- zorgde. "Dat komt wel terecht," dacht ik met de zorgeloosheid der jeugd en trok mij de zaak niet erg aan. Het was toen gewoonte dat de kastelein van

"Modderlustl t in het begin van de maand aan boord kwam om de contributie en het bedrag der gemaakte verteringen over de afgeloopen maand, van de leden te innen en zoolang ik toen te Soerabaja ben geweest, kwam hij ook steeds naar mij toe en presenteerde mij elken keer de kwitantie van 25 gulden boete, waarop ik steeds met eene vriendelijke weigering antwoordde, zeggende: "eerst wil ik gehoord worden, kastelein/' en daarmede kon hij steeds gaan.

Eindelijk, na eenige maanden, werd ik overgeplaatst op het Ramtorenschip "Prins HendrikH en zou ik daarmede van Soerabaja vertrekken. Ik herinner mij nog duidelijk dat den morgen van ons vertrek de kastelein aan boord kwam om de gelden der leden op te halen en mij, oudergewoonte, de bekende quitantie presenteerde.

"Neen kastelein" - zei ik - "dat weet je wel, ik betaal niet vóór ik ben gehoord.H

"MijnheerH

- zei hij - "het bestuur heeft mij gezegd, dat ik niet van boord mocht gaan, vóór ik dat geld van die boete van u heb ontvangen:'

Waarop ik niet nalaten kon lachende te antwoorden:

"nu dan zit je over twee dagen op Batavia, want over een half uur vertrekken wij.H

De man heeft toen nog getracht mijn chef en den commandant in het geval te moeien, maar die hadden wel wat anders te doen dan zich met dit zaakje op te houden, en zonder centjes en mijne hartelijke groeten aan het bestuur, zag ik den kastelein naar den wal terugkeeren.

Ofik die boete ooit heb betaald? Neen, nooit! maar hoe dat komt zal ik u nog even vertellen.

Toen ik eenige maanden gediend had op de "Hen- drikH werd ik overgeplaatst op het Ramtorenschip

"Koning der Nederlandent l en kort daarna kregen wij aan boord van dat schip een hevige cholera-epidemie, waaraan verschillende menschen stierven. De gehee1e bemanning debarkeerde toen op Meester-Cornelis, terwijl het schip intusschen verd uitgestoomd. Na eenige maanden embarkeerden wij weer, maar toen zag het schip er inwendig zoo verveloos en onbewoonbaar uit, dat wij naar Soerabaja gingen om dat te laten herstellen. Ik was intusschen bevorderd tot Adjunct- Administrateur (rang van 2e Luitenant!!) en nam deel aan de tafel van de officieren, omdat er geen andere adelborsten of collega's aan boord waren - en de heeren mochten mij nog al lijden. En toen zij, na aan- komst te Soerabaja, bemerkten, dat ik geen lid van

"Modderlust" werd, vroegen zij mij hoe dat kwam, waarop ik hen het gebeurde eerlijk, in kleuren en geuren, heb medegedeeld.

Mijn toenmalige chef - een beste man - en twee der oudere officieren hebben toen mijn partij op- genomen en in de eerste de beste algemeene ver- 29

(18)

gadering in de soos, mijn "zaak" ter sprake gebracht, met het gevolg... dat ik bericht kreeg, dat het bestuur het voorgevallene wenschte te laten rusten: alles was

"vergeten en vergeven"!! Daar namiknatuurlijk dank- baar genoegen mee, werd wederom lid en heb nog vele maanden daarna de soos bezocht, waariktoe menig - en toen "aangenaam" - uur heb doorgebracht.

IV.

Het is al een groote veertig jaar geleden dat we met de "Hendrik" bij Kuipertje lagen om kolen te laden.

Dat was het toenmalige Ramtorenschip "Prins Hendrik der Nederlanden" - warmer nagedachtenis! - dat toen nog in zijn volle fleur was en waarmede we, als we eens te Singapore kwamen, tegenover den Engelsch- man nog een tamelijk goed figuur maakten. Ik kan me dat schip nog zoo goed voorstellen met zijn twee torens, waarin ieder 2 "zware" kanonnen stonden van 23 e.M., waarmee eens per week werd geëxerceerd en waar de mariniers dan aan de zwengels stonden te draaien op de commando's van "toren rechts" of "toren links"

of "stuk links inhalen", enz. enz.; het was daar allemaal handbeweging en dat was een warm werkje in de Oost!

En "Kuipertje"..• Wie van de ouderen herinnert zich dat niet? dat niets was dan één kolenmagazijn, vuil, warm en vies, en waar men zoo spoedig mogelijk trachtte weg te komen. Daarbij vergeleken was Onrust dan nog een paradijs. Onrust, dat er vlak naast lag en waar de marinewerf was en waar men tenminste nog eens kon wandelen; daar lag het groote ijzeren droogdok, daar waren de werkplaatsen, daar hoorde men timmeren en smeden en het gezellige geluid van

(19)

3 33

ergens in het gevang gestorven of opgehangen of mis- schien ook wel is hij later een nuttig lid der maat- schappij geworden en in beide gevallen zou het publi- ceeren van zijn naam niet aangenaam zijn... zoodat ik hem maar Pieterse zal noemen. Pieterse dan was een brandal, een ellendeling, een echt "loeder". Hij voerde allerlei kattekwaad en gemeene streken uit, was hinder- lijk voor zijn kameraden en zoog zijne superieuren het bloed onder de nagels weg. Hij had alle disciplinaire straffen reeds dubbel en dwars doorloopen, zat in de provoost of in de "klas", maar had zich tot nu toe buiten het gevang weten te houden. Zijn meerderen wisten niet wát met hem te beginnen, goede woorden hadden ook niet de minste uitwerking op hem... Hij zou misschien alleen gevoelig geweest zijn voor

"laarzen", maar dat mocht helaas niet meer. Men begon werkelijk te hopen dat hij zich maar eens aan een van zijn superieuren zou vergrijpen of dienst zou weigeren, dan raakte men hem kwijt... maar dat dit niet gebeurde, daarvoor zorgde Pieterse wel!

Op dien goeden dag dat wij kolen lagen te laden op Kuipertje, komt de kolonel 's morgens aan dek, infor- meerde naar den stand der werkzaamheden, hoort van den eersten officier dat het prachtig gaat en de kolen er over een paar uur wel "in" zullen zijn en is dan goed in zijn humeur..• tot zijn oog valt op den gesloten koekoek van de longroom, waar hij leest, geschreven in de kolenstof met een dikken vinger: "Ik mag lijen dat de kolonel dooddondert" en daaronder "Pieterse" !!

Het tevreden gezicht van den kolonel veranderde in een oogenblik! hij werd doodsbleek, een onweersbui kwam in hem op en hij kon bijna niet spreken van drift toen hij zei: "zie je dat... eerste officier... zie je breeuwen! daar was den geheelen dag leven en be-

weging, daar waren de honderden Chineesche werklui aan hunne bezigheden en daar werd geen uur geluilakt.

En 's avonds zaten die menschen met hunne vrouwen genoeglijk in hunne kwalijk-riekende kampong en wandelden de Europeanen twee- of driemaal het eiland rond, om dan, de officieren en ambtenaren, tegen half zeven in de societeit "Rust" neer te strijken, aan de kletstafel, met een glas ijswater of een koud biertje, tegen dat de "trommel" van het Departement der Marine kwam, met de stoombarkas. En dan werd daar braaf gemopperd en gecriticeerd als "ze", aan het Departement, weer dit hadden bepaald of "ze" weer dat hadden uitgevonden! Maar dat gekanker duurde gewoonlijk niet lang, men had behoefte aan een gezellig praatje na een warmen dag en onder het genot van een bittertje en een partij billard, bleef men genoeglijk bij elkaar tot men om acht uur, in de verte, van den kant van Batavia "poekoel boem" - het nachtschot - hoorde! dan ging ieder zijns weegs, naar huis of schip en was de dagtaak weer afgeloopen. Ja, Onrust was een gezellig eiland, al was het er warm en koortsig.•.

en thans is het een verlaten wildernis, R. I.P.! ! Maar ik zou dan van de "Hendrik" vertellen, die kolen lag te laden op Kuipertje. Daar hadden we dan een jongmensch aan boord, die het in zijn marine- carrière nog niet verder gebracht had dan "jongen".

Hij kwam van de opleiding, maar men had hem, bij het verlaten daarvan, niet eens tot lichtmatroos kunnen bevorderen vanwege zijn méér dan buitengewoon slecht gedrag. Het was eenvoudig een beest! een booswicht, waar niets mee te beginnen was. Hij heette... ja, ik weet zijn naam nog wel, maar misschien is hij wel 32

(20)

dat??? •. laat die jongen onmiddellijk hier komen!"

Pieterse werd opgefioten en kwam een oogenblik later op het halfdek, vuil, zwart en transpireerend van het kolenladen, maar uiterlijk kalm.

En toen kreeg hij er van langs! In woedende be- woordingen bracht de kolonel hem zijn gedrag onder het oog, hij schuimbekte bijna door de haast waarmede hij sprak, hij maakte Pieterse uit voor al wat leelijk was, hij had er nu genoeg van, hij zou hem voor den Krijgsraad halen, hij zou hem naar de gevangenis zenden, hij zou... ja, ik weet heusch niet meer wat de kolonel in zijn drift zou doen, maar dat het uit was met Pieterse was duidelijk.

Ondertusschen stond deze patiënt, met een gezicht alsof hij geen tien kon tellen, te wachten tot de kolonel klaar was en toen deze, na een poosje, werkelijk niet meer kon, zei Pieterse:

"Kernel, een woordje als;eblieft?"

"Wel wat heb je monster... wou je..."

" Wel Kernel - zei Pieterse - U zeit nou als dat ik dat gedaan heeft, maar U begrijp toch wel dat à1s ik het gedaan had, ik er me naam niet onder had gezet!!"

De kolonel stond paf! en de eerste officier niet minder! Zoo'n brutaliteit hadden ze nog nooit bij- gewoond! Maar Pieterse hield vol dat hij "van niets af wist", en daar er geen bewijs tegen hem te krijgen was, en de kolonel, toen zijn drift wat was gezakt, weer voor rede vatbaar werd, ging Pieterse ongestraft naar vooruit... en kon hij weer andere lievigheden gaan verzinnen!

Maar ondertusschen"beval de kolonel hem aan aanden schipper"... en bij dien mannetjesputter was hij voor- loopig in goede handen! dat kon nog zoo in die dagen!! 34

v.

oen ik den eersten keer in Indië was - in 188I - ankerden de schepen nog altijd op de oude ree van Batavia en gleden niet - zooals thans - de haven van Tandjong Priok binnen. Het mag wáár zijn dat de toestand van heden veel practischer is, tóen was het veel schilderachtiger en gezelliger! Daar lag toen als Wachtschip het oude fregat "Zeeland", dat vele Nieuwediepers, die thans naar de zeventig loopen of ouder zijn, zich nog wel zullen herinneren; het ging in '73, in het begin van den Atjeh-oorlog naar "de Oost" en ik herinner me nog best, als aankomende jongen, de geweldige opstootjes die de jannen maakten bij het vertrek! in de toenmalige "vroolijke buurt" en op de Zuidstraat, waar eenige beruchte kroegen, als

"de vijf vroolijke matrozen" en de "Alabama" waren, werden gewoon veldslagen geleverd!

Maar toen lag de "Zeeland" rustig op de ree van Batavia als een groote kloek en daaromheen lagen de koopvaardijschepen als de kuikens. En wat een leven en beweging was het daar van sloepen, laadprauwen en kleine stoomertjes, die van en naar den wal gingen!

's Morgens vroeg, tegen zeven uur, kwam het Gouver- nements-stoomschip "Bogor", dat de communicatie 35

(21)

37

"Welneen, mijnheerH- zei deze - "dat heb ik U al lang terug gegeven."

" Ja,H - zei de eerste - "dat ddacht ik...

oo k... wel... wwwant..• als ik.•• r ... nnnèg een van je kkkreeg... ddan..• hhad ik... er een.•. ooover!!"

Maar om op de ree van Batavia terug te komen!

Later, in '83, heb ik die nog onder een ander aspect gezien! dat was tijdens de uitbarsting van de Krakatau!

Deze vuurspuwende berg, gelegen op een klein eilandje in straat Soenda, had in geen 250 à 300 jaar gewerkt en werd dan ook al beschouwd als "doodH, toen hij in dat jaar plotseling weer begon! En hevig! Het halve eiland verdween en nieuwe eilanden - o. a. de Steers- en Calmeijer-eilanden, die later weer verdwenen zijn - kwamen voor den dag! Een vloedgolf, die met die uitbarsting verband hield, raseerde het hee1e plaatsje Anjer, waarvan geen steen op den ander bleef en zette het land, mijlen ver in den omtrek, onder water. De golf had zoo'n kracht dat o. a. een Gouvernements- stoomscheepje - ik meen de "BarouwH - dat voor T elok Betong lag, opgenomen werd en een paar mijlen ver 't land werd ingegooid, over de heuvels heen! En als men dan weet dat dit scheepje iets grooter was dan de "Ada van Holland" - het Texelsche bootje - dan kan men eens nagaan wat kracht daar achter heeft gezeten! Tot in Batavia was die vloedgolf merkbaar:

daar liep de benedenstad onder, het groote ijzeren droogdok op Onrust sloeg van zijn ankers en daar liggende schepen dreven als rietjes door elkaar! het waren angstige momenten voor de bewoners van Onrust, die overal op de schepen een toevlucht zochten, maar waar gelukkig geen slachtoffers zijn gevallen, zooals helaas wel het geval was in de kustplaatsen van tusschen den vasten wal en Onrust onderhield, uit de

Kali met een sleep van kleine prauwtjes, met wasch-

baze~

kadraaiers en leveranciers, achter zich, en zoodra de schildwacht dan "Hogor uit de Kali" gepraaid had, kwam er leven en beweging op de oude "Zeeland"!

Een sloep werd bemand om naar de "Bogor" toe te gaan de facteur maakte zich gereed om de brieven te

h~en,

de bottelier ging de "ververschingHin ont- vangst nemen, de lui die gepassagierd hadden, kwamen over... enfin, het was een gezellig gedoe, dat elken morgen zich herhaalde, en dat in omgekeerde richting nog eens plaats vond, wanneer de .."BogorH

om half twaalf terugkwam van Onrust, op Zijn terugtocht naar den wal. Je kwam dan aan bij de,,~ude Stadsherberg~:,

waar het altijd vol was van manne- en koopvaardiJ- menschen - daar zijn kapitalen in verdiend! - en vond er altijd een keur van sado's - karretjes - o~

je naar boven, naar de stad, te brengen of waar Je anders heen moest. Ja, het was een aardige tijd en thans ... is de ree van Batavia zoo verlaten als maar mogelijk is, en de Stadsherberg een puinhoopI Sic transit enz.!

Uit den korten tijd, dien ik toen op de "ZeelandH heb doorgebracht, herinnerik me nog een officier, die de kwaal had van te stotteren... en die bovendien niet erg pienter was. In ?en loop van een maa~d, waarin hij gamel1echef was in de longroom, had hij een~ een blikje sardientjes geleend aan den gamel1echef in de nor maar dat had hij na een paar dagen teruggekregen.

To;n hij nu evenwel, op het eind van de maand, zijn balans opmaakte, zei hij tegen den b.:do.elden jonk~r:

" ... Zzeg•.. Ddddin•.•ges... kkr kkriJg ik..• nog met al... tttijd een bbbblik..•je sar dddient.•.jes van je?"

(22)

straat Soenda, waar duizenden menschen zijn om- gekomen.

Ik herinner me dat ik toen te Weltevreden aan den wal was gelogeerd in het Marine-hotel - sedert ook al verdwenen - en daar hoorde men den geheelen dag geluiden als van donderslagen, en zag men, tegen den avond, den geheelen Westelijken hemel als in brand staan! 's Nachts werden de logeergasten uit hun bedden gepord en vereenigden wij ons op het groote binnenplein, want de muren stonden te trillen alsof er aardbeving was. En toen wij ts morgens om half zeven, met een sado, naar "beneden" gingen, naar de Kali, om met de "Bogor" naar boord terug te keeren.••

toen werd het, inplaats van lichter, hoe langer hoe donkerder. .. door den aschregen! en toen wij tegen half acht bij het Wachtschip kwamen, lag dit, en alle andere schepen, in volkomen duisternis, met hunne ankerlichten op! Het was zoo donker, alsof het nacht was en het geheel maakte een geweldigen indruk! Ja, dergelijke gebeurtenissen vergeet men niet spoedig, vooral als men die jong heeft meegemaakt.

VI.

Het was in I883 en we lagen met het Ramtorenschip

"Koning der Nederlanden" op de wed te Soerabaja te repareeren. Dat deed dit schip véél: repareeren! Het volk maakte er een gijntje van en zeide, dat de KoningOf repareerde te Soeraba;a, óf dokte op Onrust, en hoewel daar nu veel overdrijving in was, was het een feit, dat het schip... véél repareerde! Enfin, dat is tot daar aan toe, maar wij waren dus weer te Soera- baja en gedebarkeerd in de "gebouwen" oftewel de tangsie. Hoe de toestand er nu is, weet ik niet, maar toen was die erg armoedig, dunnetjes! Overdag gloei- hitte en modderstank, ts avonds muskieten en modder- stank, en altijd ongezond! vooral die muskietenplaag was een ellende, die loeders gonsden om je ooren, zaten op alle plekken van je lichaam, staken door je kleeren heen, zoodat er maar één middel tegen hielp, dat was "achter de klamboe" te gaan, zoo vroeg mogelijk, hoewel je dan juist gaarne nog een uurtje zou willen uitblazen in den maneschijn!

Wij hadden daar toen o. a. een jongmensch aan boord, een lichtmatroos, van hetzelfde kaliber als Pieterse, waar ik vroeger van verhaalde! Er deugde geen haar aan hem, het was een kwaadaas, een bloed- 39

(23)

ronde maakte, dankte hij, vóór de deur, het geleide af, nam de lantaarn van den tamboer over en ging alléén de provoost in, waar hij natuurlijk werd ont- vangen door Klaassen met een "bonsoir van Silber- steinH Maar dat was dan ook de laatste keer, dat hij dit zeide! Wat er in die provoost toen is gebeurd, weet eigenlijk niemand, maar den volgenden morgen had Klaassen een paar geweldige blauwe oogen en een paar opgezette, gezwollen wangen, zoodat hij ontoon- baar was•.. en die brutaliteit was hem blijkbaar voor eens en voor goed afgeleerd!

Ja, het was een ellendeling toen, van wien iedereen dacht, dat hij zijn carrière wel in de gevangenis te Leeuwarden zou eindigen... en toch is hij terecht- gekomen! Hoe dit geschiedde, wil ik nu even vertellen!

Toen de "Koning" afgerepareerd had, gingen wij naar Batavia en gooiden het anker op de ree uit! Niet naar Tandjong Priok, zooals thans, dat was nog in wording, maar naar de oude ree, waar het Wachtschip lag, met allerlei koopvaarders er om heen, gezellig en wel, vóór den mond van de Kali (rivier), al was die dan ook nog tamelijk ver weg en met Onrust in het verschiet! En toen wij daar een poosje waren... kregen wij cholera aan boord!

Cholera, vreese1ijke ziekte, overal waar zij uitbreekt, maar bijzonder vreeselijk op een schip, waar in een klein bestek honderden menschen bijeen zijn! een ziekte, die een mensch in eenige uren sloopt en ond r den grond brengt en waartegen meestal geen kruid is gewassen. En op de "Koning" brak zij geweldig uit!

één, twee, vier, tien, twintig, ja, in twee dagen kwamen er vijf-en-twintig gevallen!! En al die arme lijder, bijna allen Europeanen, moesten zoo spoedig mogelijk zuiger, een treiter voor zijn meerderen, met het gevolg,

dat hij bijna altijd in de provoost zat. Hoe die rakker heette, zal ik maar niet vertellen, maar hem dóópen als Klaassen. .. dat is aangenamer voor hem als hij dit nog eens mocht lezen!

In die dagen nu was er een liedje in de mode van een zekeren "van Silberstein, die zoo'n piek-piek fijn man was", welk deuntje door het volk nogal eens werd gezongen, en nu gebeurde het, dat op een avond om half negen, toen de Officier van de Wacht de ronde maakte, om te zien of 2lles in orde was - U weet wel, éérst de tamboer met een lantaarn, daarachter de Officier van de Wacht, gevolgd door den provoost en een korporaal van de mariniers, "de boer met z'n varkens" noemde men dat - en hij ook in de provoost kwam, waar natuurlijk Klaassen zat ingesloten, deze met een komisch gebaar den officier begroette met de woorden: "bonsoir van Silberstein"!!

Wat een brutaliteit! het was me toch het ventje wel, die Klaassen !

Den volgenden dag kwam hij wéér op parade en kreeg er nog eenige dagen provoost bi;, maar wat gaf dat aan zoo'n merk? hij lapte 'm dat gewoon aan zijn laars! Den volgenden avond was het precies hetzelfde:

"bonsoir van Silberstein" en den derden avond van hetzelfde laken een pak, maar hoewel er in het begin, in de longroom, even om werd gelachen, begon die brutaliteit op den duur toch te vervelen. Op den vierden avond, toen dus alle officieren een beurt hadden gehad, besloot de eerste aan die brutaliteit

"onderhandschH een einde te maken, straffen gaf toch niets! Deze officier was gelukkig nogal een mannetjes- putter met spieren van staal, en toen hij dus weer de 40

(24)

43 twee cholera-gevallen - waarbij het gelukkig bleef - en één van die twee was onze kennis Klaassen ! De man had de ûekte hevig te pakken, zoo hevig, dat hij niet eens naar het hospitaal gebracht kon worden en iedereen verwachtte dan ook niet anders of wij zouden hem gauw moeten begraven. Maar die brutale rakker bleek een ijzersterk gestel te hebben, de dokter deed alles wat hij kon doen, de ziekenvaders waren een en al toewijding en... Klaassen doorstond de ziekte en kwam er bovenop! En toen hij na een week of vier weer dienst deed, was Klaassen geen "pestvent" meer, maar een geschikte jongen! hij was een ander mensch geworden! Was het de nabijheid van den dood, die hem zoo veranderd had, was het de hartelijkheid en toewijding, die hij ondervonden had of de vaderlijke toespraken van den dokter?? ik weet het niet, ~aar veranderd ten goede, wàs hij! Ik heb hem een Jaar later nog gekend als matroos 2e klasse.

Wat de "Koning" aangaat, het schip bleef op de ree liggen onder toeûcht van het Wa.chtschip, werd na eenigen tijd leeggehaald, daarna dlchtgema~kt en uitgestoomd - putsen vol met kakkerlakken, spmnen, ratten en ander ontuig sneefden daar! - en toen wij na een paar maanden weer embarkeerden, zag het schip er inwendig zoo ontoonbaar en onbewoon- baar uit... dat wij naar Soerabaja moesten om dat te herstellen!

Had het volk nu geen gelijk, toen het beweerde, dat de" owngK . " "aI "dtiJ lt repareer e .•d ??

42

naar den wal, naar hetmilitairhospitaal te Weltevreden worden gebracht. De dokter en de ûekenvaders hadden hun handen vol en de stemming aan boord was beneden nul! men kon zoo op de gezichten lezen: "nu hij, wanneer ik?"

Een van de scheepsklerken - wie herinnert uch dien titel nog? - werd gedetacheerd bij de Stads- herberg, waar altijd de sloepen lagen, en zoodra hij de stoombarkas in de Kali zag aankomen met de gele vlag op, dan requireerde hij een voertuig, sado, of wat te krijgen was... en voort ging de patiënt naar het hospitaaL.. waar deze soms al dood aankwam!

ZÓÓ kon het evenwel aan boord niet doorgaan! het Departement der Marine greep in en den derden dag kwam de order "debarkeeren naar Meester CornelisH Gemakkelijk gezegd, maar minder gemakkelijk gedaan!

maar het moest en het gebeurde! Des middags tegen vier uur kwamen er eenige groote prauwen langszij, daarin gingen pI. m. 250 menschen, kooien-en-zakken, kisten, levensmiddelen en de draagbare wapenen, een stoombarkas sleepte dat partijtje naar den wal, waar een extra trein gereed stond en 's avonds tegen 6 uur kwamen wij aan het station Meester Cornelis... waar de bataljons-muûek gereed stond, die de heele lange colonne naar hun nieuwe onderdak, een leegstaande bamboe-kazerne, bracht, waar de geheele "Koning"

werd geïnterneerd!

Een zucht van verlichting ging op uit die250monden toen wij daar eindelijk moe en doorgetranspireerd aan- kwamen! Goddank, wij waren het cholera-schip kwijt en wij waren er goed afgekomen; daarvoor had men die interneering wel over. Maar.•. wij hadden te vroeg hoezee geroepen! want den volgenden dag kwamen nog

(25)

VII.

Uit den tijd, dat ik op het Ramtorenschip "Koning der ~e~erlanden" diende, in 1883 - al meer dan veertig Jaar geleden! - herinner ik me nog een paar voorvalletjes, die ik hieronder zal verhalen.

Het eerste gebeurde te Meester Cornelis, bij Batavia toen wij daar, zooals ik vroeger reeds vertelde,

tijden~

een cholera-epidemie, waren gedebarkeerd in een bamboe-kazerne van de landmacht. Toen die ziekte na eenige weken blijkbaar had uitgewoed, althans bij ons geen slachtoffers meer maakte en wij dus op ons verhaal kwamen, begonnen de oefeningen weer, in afwachting dat wij weder op ons schip, dat geheel zou worden gedesinfècteerd, zouden kunnen embarkeeren. Die oefeningen bestonden, uit den aard der zaak veel uit inf:mterie-exercities, waarvoor daar prachtige' gelegen- heid was en twee- soms driemaal in de week rukte 's morgens de landir:gsdivisie uit; dat trok veel bekijks, want de leu~e mUZiek van tamboers en pijpers kende men daar wet.

Zoo waren we daar op een mooien morgen weer aan het exerce.eren en marcheerde op een goed oogenblik, de troep 10 breed front op twee gelederen over den grooten weg, die Meester Cornelis met Salemba ver- 44

bindt, bajonet op! De oude sabelbajonet op het Beau- mont-geweer. Natuurlijk werd de daar drukke passage daardoor wel wat verstoord, maar alles, Inlanders, Europeanen, karretjes, sado's, maakten beenen - en wielen! - om met die woeste(?) krijgers niet in aan- raking te komen, en verdwenen op de zijpaden!

prachtig hoor! Totdat wij, op een honderd meter of zoo afstand, twee Europeanen te paard zagen aankomen, die het midden van den weg hielden en blijkbaar niet van plan waren uit te wijken.

"Nu, dat zullen we eens zien," dacht de commandant van den troep, "zeker een paar van die arrogante Engelschen, die denken, dat de weg voor hen alleen is," en onder een heerlijk rataplan, rataplan, mar- cheerden wij door. Maar toen wij tot op een vijftig meter elkaar genaderd waren, begon een der twee ruiters te wenken met zijn rijzweep en hoe dichter wij bij elkander kwamen, hoe fanatieker dat wenken werd.

"Jawel! wenk maar op, we zullen eens zien, wie uit- wijkt" - "velt geweer!!" en rataplan! voorwaarts bleven wij gaan! Maar die ruiters bleven óók voortgaan en het scheen al, dat een botsing onvermijdelijk was, zij kwamen al op twintig meters afstand, op vijftien, op tien, op vijf... toen reden zij het zijpad in en zagen wij, dat het... de Gouverneur-Generaal met zijn adjudant, een luitenant ter zee, was! Groote goden!

de toean-besaar!! Er klonken een paar haastige com- mando's: halt, front, presenteert geweer!!... daar reed Zijne Excellentie op een paar meters afstand van de punten der bajonetten, den troep voorbij! Het was om door den grond te zinken! Daar hadden wij haast ,s Konings vertegenwoordiger, den Grooten Heer, den machtigen man, die over dertig millioell onderdanen 45

(26)

regeert, aan de bajonet geregen!! of minstens hem in zijne doorluchtige zitdeelen geprikt! ! Stel je eens voor! ! De commandant van den troep werd er bleek van!

Hij zag zich al voor den Krijgsraad terecht staan en hoorde zich al veroordeelen tot minstens de doodstraf wegens poging tot moord of zoo iets! Van de ingedeelde officieren klopten de harten hoorbaar en de troep grinnikte van pleizier! Maar lang duurde die geestes- toestand niet! Je kon aan zoo'n "particulier" zijn neus, op vijftig meter afstand, toch niet bemerken, dat hij de Gouverneur-Generaal was?! en dat wenken van dien adjudant, nu ja, dat kan iedereen wel doen! Niet getreurd, hoor! advienne que pourra! En lustig klonk het weer "met verdubbelde rotten rechts uit de flank, vóórwaarts... marsch!" en onder de vroolijkste wijzen van tamboers en pijpers marcheerden wij naar Meester terug en de tangsie in!

Toch ontving de kolonel al denzelfden avond een brief "geheim cabinet", waarin om inlichtingen werd verzocht "omtrent het gebeurde van heden morgen", maar de commandant van de landingsdivisie wist zich te verantwoorden en kwade gevolgen heeft dit "avon- tuur" voor hem niet gehad!

Een ander geval, dat voor den betrokkene minder goed afliep, was het volgende. Wij lagen toen op de ree van Batavia en deden dienst als Wachtschip, omdat het echte wachtschip te Onrust werd opgekalefaat. Op een goeden avond, even na zonsondergang, ongeveer 6 uur, kwam er bij "Edam" een stoomschip in zicht, dat er, op dien afstand, uitzag als een oorlogsschip.

De kijkers werden opgehaald, en jawel hoor, het was een oorlogsschip, vol getuigd als fregat, waarvan de vlag niet te onderscheiden was, hoewel wij wel konden

zien, dat het geen Hollander was. Het stoomde lang- zaam naar de ree en een goed half uur later, toen het al donker was - de schemering duurt in Indië niet lang - kwam het in de buurt van de "Koning" ten anker. Bij ons was de officierssloep intusschen klaar- gemaakt en bemand, en de officier van piket, met steek en epauletten, ging er heen om te complimen- teeren. En toen deze na een half uurtje terug kwam rapporteerde hij "het was een Engelschman, hij heette de "Juniata", commandant captain die-en-die, zóóveel stukken geschut, op reis van Colombo naar Sydney, dacht een dag of vijf te blijven, en den volgenden dag met parade zou hij het Nederlandsch-Indische Gou- vernement salueeren!" Mooi zoo, diezaak wasinorde!

en rustig lagen de beide schepen dien nacht naast elkander.

Den volgenden morgen tegen tijd van parade - acht uur - werd onze saluutbatterij bemand om, als de Engelschman zijn saluut had afgegeven, dadelijk te kunnen bedanken, de Engelsche vlag werd opgerold, met een slipsteek, voorgeheschen aan den grooten mast en toen was het maar wachten. Eindelijk acht glazen!

onze driekleur wordt onder het gewone ceremonieel geheschen..• "boem" zegt de vreemdeling... en daar hijscht me die schuit, bij zijn eerste schot, de Ameri- kaansche vlag aan de gaffel!! Bij alle goden, het is een Amerikaan! en wij hebben de Engelsche vlag aan- geslagen! !! Het was een consternatie van belang!

"Leerling haal die vlag neer", "leerling roep den stuurman" - boem - "geef een Amerikaansche vlag !"

- boem! - "gauw dan als de bliksem" - boem! -

"haast je dan toch voor den donder" - boem!... zoo ging het door! de leerling liep warm, de stuurman

47

(27)

VIII.

In me jonge jaren heb ik nog gediend op een zeil- schip, al was het dan maar een klein.

Het was het opnemingsvaartuig "Melvill van Carn- bee" en de jaren waren 1884-'85. - Het scheepje was getuigd als schoenerbrik en de geheele bemanning, behalve de officieren en eenige onderofficieren, bestond uit Inlanders, totaal een 60 man. Dat waren prettige lui om mee te werken, zij gaven nooit last en ik ver- zeker U dat de gasten - matrozen I e en 2e kt. - die onder hen waren, en dat waren er velen, zich voelden, net zoo goed, zoo niet méér dan hunne Europeesche collega's op grootere schepen. Het schip was bewapend met een paar getrokken voorlaadkanonnen van 7.5 e.M., maar dat was meer voor de geur, omdat het nu eenmaal een "oorlogsschip" was, dan ergens anders voor: ik heb er nooit mee zien exerceeren; alles was dienstig aan de opname. Wij waren toen bezig de Noordkust van Java op te nemen van den hoek van Krawang tot ongeveer Pekalongan, welk stuk geheel nieuw in kaart moest worden gebracht, en daarbij kwamen wij dan op die aardige kleine plaatsjes als Indramaioe, Cheribon, T egal en Pekalongan, waar een marine-mensch ge- woonlijk niet komt - maar daarvan vertel ik later 4

idem de officier van de wacht liep warmer, de eerste offici~r het warmst... en ondertusschen ging die ver- vloekte Engelschman - pardon Amerikaan! - maar door met zijn geboem! Het was een leven als een oordeel bij ons, de menschen liepen elkaar in den weg, er werd gezocht naar een vlag daar, waar nooit vlaggen

b ,ft d J ' ft

geborgen werden - " oem. zei e" umata - e!1 eindelijk eindelijk kwam de stuurman met een Amen- kaansch: vlag aangehold. In een ommezien was die aangeslagen, en toen het saluut van 2.1 schoten ge- vallen was en bij ons het eerste schot vieL.. toen rees de Amerikaansche vlag statig aan onzen grooten top, alsof er geen vuiltje aan de lucht was geweest! God- dank! de eer was gered..• wij hadden geen gek figuur geslagen!

Maar daarna werd de officier van piket, die den vorigen avond het schip gerapporteerd had een Engelschman te zijn, door den Commandant onder- handen genomen! Er woei daar geen malsche storm in de kajuit! Het eenige excuus dat hij kon aanvoeren, en dat geen excuus was, was "dat ze daar ~llemaal

Engelsch spraken", maar dit werd dan ook met

genomen, en de ongelukkige betrok voor 24 uur ZIJn hut om er eens goed over te kunnen nadenken, dat evenmin als het allen koks zijn, die lange messen dragen, het allemaal Engelsehen zijn, die Engelsch spreken!

(28)

misschien wel eensIDe "Me1vill" begon zij n tocht ,:anaf Onrust of Batavia, was zes weken met het opnenungs- werk bezig (er werd hard en intens gewerkt), deed na 6 weken een der genoemde kleine hav~ns aan om een paar dagen uit te ~lazen en ververschmgen en, water in te nemen, en gmg dan weer voor 6 weken,lO zee, om daarna voor een grootere rust naar Batavla terug te keeren' dat was het gewone programma. Het was een ambi;ieus werk, en het eenige minder aa~g~na~e wat ik mij van dat schip herinner, was de ZU1rurheI~

die met het drinkwater betracht moest worden. WIJ kregen allemaal, ieder 5 Liter per dag, waarvan ~~

kok dan nog moest koken, en daarmee was het Ult.

Wilde men zich mandieën (baden) en dat doet men in de tropen ééns of tweemaal per dag, dan had de zee zout water genoeg, daar moest je het ~an, maar mee doen, en als je zuinig was geweest, kon Je Je dan afsponsen met wat zoet water. Maar alles went en dat dus ook.

Maar wat ik nu eigenlijk wil vertellen:

Op een goeden dag was de "Me1vill" bij deBo?mpje~­

eilanden, benoorden den hoek van Indram~Joei dIe eilanden zijn eigenlijk niets anders, dan drIe groote riffen, poeloe-Kossong, poe1oe-MeOJawak en poe1oe- Djandikian (als ik het goed onthouden heb!). Op het Zuidelijkste staat een lichttoren, daar woont,ee~ Euro- peesch lichtopzichter met zijne vrouw, eeruge ,lnland- sche lichtwachters en verder waren er eeruge ge- straften, kettingjongensi de beide andere "eilanden"

waren onbewoond en vertoonden ook geen spoor van groen" dat op het eerstgenoemde wèl voorkwam. De

~ateren'nu tusschen die eilanden moesten opge1ood worden en terwijl het schip zelf met andere werkzaam-

heden bezig was, kreeg de jongste officier, een adelborst op folio, last dat te doen. De vlet werd klaargemaakt, de jonker nam het roer, de tweede stuurman (sergeant) zat voorin met een handlood en de adjunct-admini- strateur, een vriend van den jonker, die graag aan dergelijke tochtjes als vrijwilliger deelnam, benevens een inlandsch matroos 2e kl., Matroepay, vielen op de riemen, en daar ging het partijtje aan den gang.

Nu wilde het toeval dat alle drie die Europeanen geboortig waren uit... Nieuwediep, waar hunne ouders ook woonden. De jonker kwam uit "den Helder", de adjunct van de Hoofdgracht en de stuurman uit de Bootsmansteeg ! Het waren onvervalschte, waschechte Jutters, die als jongens met elkaar gespeeld en ook met elkaar gebakkelijd hadden... maar dat was ver- geten en vergeven. En toen zij daar nu zoo'n llur aan het looden waren geweest en bij het derde eiland kwamen... toen zagen zij daar een wrak op het rif zitten!! het was wel een oud ding, maar het was een echt wrak! Hunne juttersche harten bonsden hoorbaar, hunne oogen glansden en hunne monden zeiden: "daar moeten wij straks even heen:' Zij werkten zoo hard zij konden, zij waren bijna klaar, nog een kwartiertje en dan konden ze op onderzoek uit... toen riep Ma- troepay: "bandera toean" (vlag, mijnheer) en j?wel!

de "Melvill" had sein op, zij werden teruggeroepen!!

Dat was een hard gelag! zóó dicht bij "hun" wrak en nu terug! het was hemeltergend, zij leden zielepijn, maar er moest gehoorzaamd worden en dus gingen zij ...

terug!

Maar hoe harder zij naar boord terug roeiden, hoe dichter zij bij dat vermaledijde wrak kwamen! hoe scherp de jonker ook naar de "Melvill" koerste, hoe

(29)

meer zij naar dat wrak gingen! Het leek wel of dat wrak een magneet was die de vlet aantrok!! zij wilden er vandaan, zij deden alles wat zij konden om er niet heen te gaan, maar dat hielp niets, dat wrak trok en trok, zij verzetten zich ~ lang zij konden, maar het gaf niets, zij kwàmen bij het wrak!

Daar was natuurlijk niets te halen! het was een oud ding, vermoedelijk het overblijfsel van een kust- vaardertje en dat er niets meer te halen viel, daarvoor hadden, in verloop van tijd, de Inlandsche visschers wel gezorgd.

Maar toen ons viertal eenmaal bij het wrak was gewéést, toen leek de betoovering wel gebroken, want vlug als de wind ging het naar boord terug, waar zij evenwel méér dan een uur te laat aankwamen. En hoe dichter zij bij het schip kwamen, hoe meer zij dachten:

"daar zal iets broeienH. . . en er broeide ook inder- daad iets!

De commandant liep op het halfdek, en nauwelijks binnen boord, wilde de jonker beginnen zijn rapport uit te brengen, toen de commandant kwaad inviel:

"Ja, ja, dat hoor ik straks wel. •• maar waarom ben je niet dadelijk terug gekomen toen er sein-op ging.. ."

"Ja commandant... ziet u .•• er zat daar een wrak.. ."

"Een wrak, een wrak... wat heb jij met dat wrak te maken... je ging toch om...1"

"En... enne..."

"Wat nu van enne, enne?"

" ...En we komen alle drie uit Nieuwediep... !!"

De strakke trekken van den commandant ontspanden zich, hij barstte uit in lachen, en:

"Dondersche Jutters" - zei hij - "konden jelui het niet laten? ging de natuur boven de leer? •• ruk

in, ik zal. het jelui vergeven omdat je Jutters bent, maar. dat 15 eens... wee je gebeente als je me ooit nog zoo lets levert.•• !!"

E~ zij gingen naar beneden met een stille dank- zeggmg aan hun geboortegrondje in het hart!

53

(30)

IX.

In me jonge jaren, toen ik nog op het Opnemings- vaartuig "Melvill van CarnbeeH diende - 1883-1885, kwamen we met dat scheepje nog al eens dikwijls op Indramajoe, T egal en Pekalongan, aardige binnen- plaatsjes op de Noordkust van Java, waar de burgerij zoo ongeveer nooit een marinevaartuig ziet en waar men weinig van de Marine afweet.

Hoe klein de "Melvilr' ook was en hoe tam het scheepje er ook uitzag, wij heetten daar "het oorlogs- schip" en wij werden daar overal met open armen ontvangen.

Wanneer de officieele bezoeken tusschen Comman- dant en Resident waren gewisseld, waarvan altijd het gevolg was dat wij verzocht werden om 's avonds om acht uur "het nachtschot" te doen - "dat was zoo goed tegenover de Inlandsche bevolking en dan wist men weer eens den waren tijdH - dan volgden al spoedig eenige invitaties voor een dinertje hier, en een dansje dáár, pretjes, die ons, jongelui, hartelijk welkom waren en die een aardige afwisseling brachten in het eentonige opnemîngswerk.

En waren de burgers in die plaatsjes tegenover ons altijd voorkomend, hartelijk en beleefd... de jonge 54

dames die daar onder waren, waren dit in hooge mate en gaven blijk dat zij niet afkeerig waren van een genoegelijken omgang met ons!!

Zij dachten... ja,watzij dachten weetikniet natuur- lijk, maar gegeven de omstandigheid dat er op het scheepje drie of vier vroolijke, vrije officieren dienden en dat een marine-uniform altijd eenigen indruk maakt op het jonkvrouwelijke gemoed, laat ik de gevolg- trekkingen maar aan mijne lezers over! Zoo kwamen we weer eens op een goeden dag in Pekalongan, waar we een weekje zouden "ververschen" en waar ook een viertal jonge dames woonden... snoesjes waren het!

Allemaal zoo rond de "duizend weekjes", mooie figuurtjes, aardige snoetjes en oogen!! laat ik er op mijn ouden dag maar niet meer aan denken!

Twee van hen waren een beetje getint: van dat heel heel zachte lichtgele bruin - "koelit langsap" noemt men dat in Indië, - maar dat stond hen des te mooier bij hunne fluweelen-oogen.

De pretjes waren niet van de lucht! Vandaag een intiem dinertje bij den Resident, morgen een dansavond in de soos, overmorgen een rijsttafel bij een ander, afgewisseld door een instuifje aan boord, of een avond roeien met een van onze sloepen op de ree en dwepen in den maneschijn, onder het genot van een guitaar en een glaasje Rijnwijn... het was liefhebberij en het was heerlijk.

Natuurlijk waren wij allen min of meer verliefd - hoe kon het anders! - maar degeen die het 't meest te pakken had was onze dokter!

Hij had het voorzien op een allerliefst kind ... en dat zij ook wel wilde... nu, dat kon een blind mensch wel merken! Zij heette... Ja, ik weet het nog wel, 55

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Even though entertainment may provide the original motivation for membership of fan clubs dedicated to the Tamil movie star Rajinikanth, once inside the fan club, politics become

Dit artikel schetst de Europese bewe- ging in Nederland door in te gaan op twee organisaties: de belangrijkste alle- daagse, grassroots-organisatie, de Ver- eeniging voor de

D) Enkele vragen naar hun beroepsuitoefening.. De radon %icor rechtsbijstand beslissen over toevoegingen, behandelen bezwaar- en beroep- schriften en stollen declaraties vast.

Rechtspositiebesluit raads­ en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 van de verordening.. Artikel 13 Vergoeding

Leerplanne ve.re cmvou.dig en gedif:.... (ii) Onderwyserskwalifik2sies verbeter,

It states that there will be significant limitations on government efforts to create the desired numbers and types of skilled manpower, for interventionism of

Op deze manier is het gebruik van bestrijdingsmiddelen tegen rupsen overbodig en bekomt men toch een

terugkerend x DO stad Borgloon, private eigenaars, Natuurpunt, RLHV Aandacht voor het hydrologisch beheer: stelselmatig supprimeren van afvoer en illegale lozingen