• No results found

I like to move it move it!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "I like to move it move it!"

Copied!
127
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I like to move it move it!

Een explorerend onderzoek naar eerstehulpinstructievideo’s.

Masterscriptie Charlotte Vijfvinkel s2811618

Eerste begeleider: Dr. I.F. van der Sluis Tweede begeleider: Prof. dr. G. Redeker Communicatie- en Informatiewetenschappen Communicatiekunde

Rijksuniversiteit Groningen Groningen, 20 juli 2018

(2)

Voorwoord

En eindelijk is het dan zover: na een periode van bloed, zweet en tranen ligt voor u mijn scriptie voor de master Communicatiekunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hopelijk het eindproduct waarmee ik mijn studie carrière succesvol beëindig.

Tijdens dit onderzoek heb ik eerstehulpinstructievideo’s geanalyseerd op het gebruik van tekst, beeld en geluid. De interesse voor dit onderwerp is tot stand gekomen tijdens mijn bacheloronderzoek. Destijds heb ik het vak multimodale instructieve teksten gevolgd bij Ielka van der Sluis, waarbij er systematisch schriftelijke eerstehulpinstructies geannoteerd en geanalyseerd zijn. Tijdens het samenstellen van mijn onderzoekscorpus stuitte ik op veel videomateriaal van de eerstehulpinstructies. Het leek mij ontzettend interessant om deze eerstehulpinstructievideo’s te kunnen vergelijken met de schriftelijke varianten. Maar om in de toekomst onderzoek op dit gebied mogelijk te maken, is het van belang om deze eerstehulpinstructievideo’s ook op systematische wijze te kunnen analyseren. Daarom heb ik tijdens mijn masterstage, in opdracht van het CLCG, gewerkt aan de ontwikkeling van een video-annotatiemodel waarmee eerstehulpinstructievideo’s systematisch geanalyseerd kunnen worden en is er uiteindelijk dit masteronderzoek uit voortgekomen. Om eerlijk te bekennen vielen het bloed, zweet en de tranen wel mee en kijk ik tevreden terug op een ontzettend leerzame periode. Ik had dit onderzoek niet kunnen uitvoeren zonder de begeleiding van Ielka van der Sluis en Gisela Redeker. Ik heb tijdens mijn gehele studiecarrière nog nooit zo’n fijne begeleiding mogen ervaren. Vrijwel iedere week hadden wij overleg waarbij zij mijn werk kritisch beoordeelden. Ook hebben wij samen een bijdrage geleverd aan de workshop Video Annotation op 12 April 2018 en de tussentijdse onderzoeksresultaten gepresenteerd op 38ste editie van de linguïstische conferentie TABU Dag die plaatsvond op 14 en 15 juni 2018 in Groningen.

Ik wil daarom bij deze allereerst Ielka van der Sluis en Gisela Redeker hartelijk bedanken voor alle tijd, positieve energie en leerzame momenten die ik heb mogen ervaren. Verder wil ik mijn familie en vrienden, in het bijzonder Elisabeth Bouwmeester, bedanken voor alle tijd, ruimte en hulp die zij mij geboden hebben om aan dit onderzoek te werken.

Ik wens u heel veel leesplezier toe, Charlotte Vijfvinkel

(3)

Samenvatting.

Instructies bestaan momenteel vooral uit geschreven documenten die ondersteund worden door statische illustraties. Maar door alle technologische ontwikkelingen zie je steeds vaker dat instructies ook aangeboden worden als video. Dit verschijnsel doet zich ook voor binnen eerstehulpcursussen. Naast het aanbieden van de instructies in de zogenaamde EHBO-boekjes zijn ze ook beschikbaar in eerstehulpinstructievideo’s en toegankelijk gemaakt via YouTube. Om deze instructievideo’s te kunnen vergelijken met de statische varianten en in de toekomst te onderzoeken waarmee het design van deze video’s onderzocht en geoptimaliseerd kan worden, zijn er methodes nodig die systematische analyse mogelijk maken. Het doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van een video-annotatiemodel die deze systematische analyse van eerstehulpinstructievideo’s mogelijk maakt.

Er bestond al een mogelijkheid om statische multimodale instructies te annoteren met behulp van een annotatieschema dat is ontwikkeld tijdens het PAT Project (van der Sluis et al., 2017). Tijdens dit onderzoek is dit annotatieschema verrijkt zodat het analyseren van dynamische instructies ook mogelijk wordt. Het video-annotatiemodel loopt parallel aan het (statische) annotatieschema waardoor naast het analyseren van dynamische eerstehulpinstructies het in de toekomst ook mogelijk wordt om de statische en dynamische instructievarianten met elkaar te vergelijken. Daarnaast is het annotatiemodel geïmplementeerd in de video-annotatiesoftware van ELAN (versie 5.2, 2018).

Nadat het video-annotatiemodel en de ontworpen template uit ELAN gevalideerd zijn tijdens een Pilot Study, werd er een corpusstudie uitgevoerd waarbij er een corpus bestaande uit 15 eerstehulpinstructievideo’s geannoteerd en geanalyseerd is. De video’s zijn afkomstig van verschillende organisaties en gaan over vier verschillende eerste hulptaken (de rautekgreep vanaf de grond, de rautekgreep vanuit de auto, de stabiele zijligging en een slachtoffer van de buik op de rug draaien) die verdeeld zijn in twee taaksoort: Verplaatsen van het slachtoffer en het Draaien van het slachtoffer.

Dit onderzoek had als hoofddoel het verkennen en beschrijven van de eerstehulpinstructievideo’s. Er zijn geen grote verschillen gevonden tussen de twee taaksoorten. Het belangrijkste is dat er een begin is gemaakt aan onderzoek naar het design van eerstehulpinstructievideo’s.

Een aanbeveling voor toekomst zou zijn om meer onderzoek en systematische analyses, van een groter corpus eerstehulpinstructievideo’s, bestaande uit meer eerste hulptaken, te doen met behulp van het huidige video-annotatiemodel met de video-annotatiesoftware ELAN. Het in kaart brengen van de eerstehulpinstructievideo’s is van belang omdat er op deze manier uiteindelijk, op de juiste manier, gebruikersstudies kunnen worden opgezet waarmee de effectiviteit en de verwerking van de video’s onderzocht kan worden.

(4)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Inleiding 5

Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader 7

2.1. Multimodale Instructie 7

2.2. Cognitieve Verwerking Tekst en Beeld 7 2.3. Verschuiving Statisch naar Dynamisch 8 2.4. Gesproken en Geschreven Tekst 9

2.5. Beeld en Beeldtechnieken 10

Hoofdstuk 3: Methode 13

3.1. Corpusstudie 13

3.1.1. Samenstelling Corpus 14

3.2. Corpus Annotatie 16

3.2.1. Informatie over de video (Document Information) 16 3.2.2. Gesproken Tekst (Spoken Text) 18

3.2.3. Beeld (Image) 20

3.2.4. Geschreven Tekst (Written Text) 23

3.2.5. Praten (Talk) 24

3.2.6. Geluiden (Non-Speech Sounds) 24 3.3. Implementatie Annotatieschema in ELAN 25

Hoofdstuk 4: Corpusanalyse 27

4.1. Informatie over de video (Document Information) 27

4.2. Analyse Hoofdcategorieën 28

4.2.1. Globale Structuur (Global Structure) 30

4.2.2. Handelingen (Actions) 31

4.2.3. Handelingstype (Action Type) 32 4.2.4. Handelingsstatus (Action Status) 33 4.2.5. Handelingsaspect (Action Aspect) 34 4.2.6. Controle Informatie (Control Information) 34

4.3. Analyse Beeld (Image) 36

4.3.1. Kader (Shot Size) 37

4.3.2. Aantal Personen (Number of Persons) 38 4.3.3. Beeldtechnieken (Image Techniques) 39 4.3.4. Toegevoegde Elementen (Added Elements) 41

4.4. Praten (Talk) 42

4.5. Geluiden (Non-Speech Sounds) 43

Hoofdstuk 5: Conclusie 44 5.1. Antwoord op de hoofdvraag 44 5.1.1. Tekst 44 5.1.2. Beeld 45 5.1.3. Geluid 47 5.1.4. Verplaatsen en Draaien 47 5.2. Discussie en Aanbevelingen 50 Bibliografie 52 Bijlagen:

Bijlage 1: Corpus Stage 56

Bijlage 2: Het video-annotatiemodel 60

Bijlage 3: Handleiding Video-annotatie in ELAN 75

Bijlage 4: Pilot Study 88

Bijlage 5: Geannoteerde Output Rautek Video 112BHV (2014) 90 Bijlage 6: Geannoteerde Output Stabiele Zijligging Video Oranje Kruis (2017) 92 Bijlage 7: Vergelijking Annotaties Rautek Video 112BHV (2014) 96 Bijlage 8: Vergelijking Annotaties Stabiele Zijligging Video Oranje Kruis (2017) 100

(5)

Hoofdstuk 1: Inleiding.

Het bieden van deze Eerste Hulp Bij Ongevallen, beter bekend als EHBO, kan het verschil maken tussen leven en dood. Het verlenen van de juiste hulp aan slachtoffers, terwijl professionele hulpverlening onderweg is, is letterlijk van levensbelang. Het is daarom belangrijk om deze kennis en kunde over te brengen door mensen zo goed mogelijk op te leiden. Eerstehulporganisaties bieden momenteel eerstehulpinstructies voornamelijk multimodaal aan in de zogenaamde EHBO-boekjes. Multimodaal betekent dat er bij de presentatie gebruik wordt gemaakt van een combinatie van tekst en beeld. Eén van de redenen voor de keuze van dit ontwerp is dat mensen beter leren door een combinatie van woorden én afbeeldingen dan van woorden alleen. Dit heet het multimedia-principe (Mayer, 2005). Multimodale eerstehulpinstructies hebben als doel om stapsgewijs uit te leggen hoe je een bepaalde EHBO-taak het beste kunt uitvoeren.

Maar tegenwoordig wordt het steeds gebruikelijker voor eerstehulporganisaties om behalve schriftelijke instructies ook online eerstehulpinstructievideo’s aan te bieden. Dit zijn dynamische instructies waarin cursisten kunnen zien hoe eerstehulphandelingen worden uitgevoerd. Deze uitbreiding van statistische naar dynamische instructies biedt nieuwe mogelijkheden op onderzoeksgebied. Er zijn al diverse onderzoeken en experimenten gedaan naar multimodale (medische) instructies (Katz, Kripalani & Weis, 2006 & Kools, Wiel, Ruiter & Kok, 2006). Hieruit is gebleken dat de combinatie van het gebruik van zowel tekst als beeld een positief effect heeft op het onthouden, het begrip en de uitvoering van een instructie. Bij deze experimenten wordt er echter veel aandacht geschonken aan het effect op de uitvoering van een instructie. Zo hebben Van Hooijdonk en Krahmer (2006) onderzocht wat de invloed is van unimodale en multimodale instructies op de uitvoering van RSI-preventieoefeningen. Proefpersonen moesten aan de hand van tekst, beeld en filmclips (in verschillende samenstellingen: tekst en beeld, beeld en filmclips etc.) de oefeningen uitvoeren waarbij er gemeten werd wat het effect was op de uitvoering. Zij geven aan dat op basis van de resultaten van deze studie de filmclip de beste keuze lijkt om RSI-oefeningen weer te geven. Echter bevelen Van Hooijdonk en Krahmer (2006) aan om meer onderzoek te doen naar verschillende combinaties van deze modaliteiten. Meer onderzoek is vereist omdat bewegend beeld, vaak ondersteund door een voice-over, zich moeilijk laat vergelijken met statische afbeeldingen ondersteund door een geschreven tekst.

Om statische instructies in de toekomst te kunnen vergelijken met dynamische instructies is het van belang om deze beide instructiesoorten op systematische wijze te annoteren en analyseren. Voor de analyse van statische multimodale instructies is een annotatieschema ontwikkeld in het PAT Project (van der Sluis et al., 2017). Het doel van dit onderzoek is om het annotatiemodel uit te breiden naar video's, zodat het vergelijken van statische en dynamische instructies mogelijk wordt. Verder is het analyseren van eerstehulpinstructievideo’s ook van belang omdat

(6)

er zo in de toekomst ook experimenten kunnen worden uitgevoerd om het ontwerp van deze video’s te optimaliseren.

Het doel van dit onderzoek is om allereerst een video-annotatiemodel te ontwikkelen dat geïmplementeerd kan worden in de videoanalyse-software van ELAN1. Om vervolgens in ELAN een corpus bestaande uit 15 eerstehulpinstructievideo’s te annoteren en te analyseren. De onderzoeksvraag die tijdens dit onderzoek centraal staat luidt als volgt:

‘Hoe worden tekst, beeld en geluid gebruikt in eerstehulpinstructievideo’s met als onderwerp het verplaatsen en het draaien van slachtoffers?’.

Leeswijzer:

In het eerste hoofdstuk zal het theoretisch kader dat aan dit onderzoek ten grondslag ligt beschreven worden. Hier worden relevante theorieën en begrippen besproken. Vervolgens wordt er in Hoofdstuk 3 de methodologie van dit onderzoek besproken bestaande uit onder andere de onderzoeksopzet en de onderzoeksmethodes. In Hoofdstuk 4 worden de resultaten van de corpusanalyse gepresenteerd en tot slot worden er in Hoofdstuk 5 op basis van deze resultaten enkele conclusies getrokken.

(7)

Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader.

In dit hoofdstuk wordt de literatuur besproken die aan dit onderzoek ten grondslag ligt. Om te beginnen wordt er ingegaan op wat een multimodale instructie inhoudt. In de tweede paragaaf wordt besproken hoe tekst en beeld (van een instructie) cognitief verwerkt worden. Vervolgens wordt er in de derde paragraaf ingegaan op een dynamische presentatie van instructies: instructievideo’s. En tot slot worden tekst (gesproken en geschreven), beeld en beeldtechnieken besproken.

2.1. Multimodale Instructies.

‘Instructies komen voor in alle soorten teksten waarin lezers verteld wordt hoe ze bepaalde taken moeten uitvoeren’ aldus Vet et al. (2006, p.137). Instructies zijn dus bedoeld om de lezer stapsgewijs uit te leggen hoe zij een bepaalde handeling het beste kunnen uitvoeren. De belangrijkste eisen aan een schriftelijke instructie zijn volgens Vet et al. (2006, p.137): effectiviteit, efficiëntie, inzichtelijkheid, overtuigingkracht en leerbaarheid (dat wil zeggen dat de lezer de taak op den duur ook zonder de instructie moet kunnen uitvoeren). Uit verschillende onderzoeken is echter gebleken dat wanneer tekst – zowel gesproken als geschreven – ondersteund wordt door afbeeldingen, dit positieve effecten heeft op het onthouden, het begrip en de uitvoering van een (medische) instructie (Katz, Kripalani & Weis, 2006 & Kools, Wiel, Ruiter & Kok, 2006). Zo hebben Katz, Kripalani & Weis (2006) aangetoond dat het gebruik van afbeeldingen in geschreven of bij gesproken medische instructies het begrip vergroot bij patiënten over hun medicatiegebruik. Een mogelijke verklaring voor dit feit vonden Katz, Kripalani & Weis (2006) in de psychologie, waar beschreven wordt dat foto’s helpen bij de ontwikkeling van een mentaal model dat helpt bij het oplossen van problemen. Houts et al., (2006) beschrijven dat het gebruik van afbeeldingen in combinatie met een gesproken of een geschreven tekst, bijdraagt aan de aandacht en de oproepbaarheid van medische informatie. Ook in de resultaten van een onderzoek uitgevoerd door Kools, Wiel, Ruiter en Kok (2006) werden positieve effecten ontdekt op de oproepbaarheid en de uitvoering van instructies. In dit onderzoek waren er afbeeldingen toegevoegd aan twee bestaande tekstuele instructies over het gebruik van astma-inhalatoren. De voordelen van een multimodale presentatie van instructies ten opzichte van enkel geschreven of gesproken instructies, is dus te verklaren door de cognitieve verwerking van tekst en beeld samen.

2.2. Cognitieve Verwerking Tekst en Beeld.

Mayer (2005, p. 31) introduceert het begrip multimediaprincipe, waarmee wordt bedoeld dat men beter leert van woorden en afbeeldingen dan van woorden alleen. Hij plaatst bij deze theorie wel een belangrijke kanttekening, namelijk dat het combineren van woorden en afbeelding op een specifieke manier moet gebeuren. Het simpelweg plaatsen van afbeeldingen bij een geschreven tekst heeft niet direct een positief effect op het begrip van een instructie.

(8)

Volgens Mayer (2005) dient er bij het samenstellen van een tekst met ondersteuning door afbeeldingen rekening te moet worden gehouden met de werking van het menselijke brein. Hij ontwikkelde dan ook de Cognitive Theory of Multimedia Learning (CTML) die gebaseerd is op eerdere onderzoeken van Paivo (1986) en Baddeley (1986). CTML gaat uit van drie belangrijke principes, namelijk:

I. Het eerste principe is dat van het Dual Channel. Dit principe houdt in dat een mens via twee verschillende kanalen informatie binnen krijgt. Via het auditieve/verbale kanaal wordt gesproken en geschreven teksten verwerkt en via het visuele/picturale kanaal worden beelden verwerkt. Door informatie aan te bieden in meerdere presentatievormen (multimodaal in tekst en beeld) moet een lezer de informatievormen integreren om de inhoud te kunnen begrijpen en dit zorgt voor een betere informatieverwerking.

II. Het tweede principe is gebaseerd op de Cognitive Load Theory van Sweller (1999). Sweller stelde dat het werkgeheugen van de mens maar een beperkte capaciteit heeft. Hierop baseerde Mayer dat beide kanalen van de mens (zowel het auditieve als het visuele kanaal) ook maar een beperkte hoeveelheid informatie tegelijkertijd kunnen verwerken. ‘Door informatie op een multimodale wijze te presenteren wordt het beslag op het werkgeheugen over twee kanalen verdeeld en dat leidt tot een beter begrip’ (van Hooijdonk en Spooren, 2011 p. 235).

III. Het laatste principe is dat van de actieve verwerkingsassumptie. Dit principe stelt dat wanneer je informatie tot je wilt nemen je dit het beste kun doen door er actief mee aan de slag te gaan. Dit wordt gedaan door bijvoorbeeld het structuren van de informatie, het classificeren van informatie of proberen een mentaal model te creëren waardoor de informatie beter onthouden en uiteindelijk toegepast kan worden.

2.3 Verschuiving Statisch naar Dynamisch.

In het aanbieden van lesmateriaal voor eerstehulpverlening is er momenteel een verschuiving zichtbaar van statische multimodale instructies, naar meer dynamische instructies. Een voorbeeld hiervan is zijn EHBO-cursussen waarbij de eerstehulpinstructies zowel in boekjes als in video’s worden aangeboden. Hierbij dienen de dynamische instructies, ofwel de video’s, ter ondersteuning of aanvulling van de statische instructies op papier. Eerstehulporganisatie Het Oranje Kruis biedt bijvoorbeeld in Het Oranje Kruisboekje’ (2016) de instructies op statische wijze aan maar verwijst binnen dit boekje ook naar de zogenaamde Layar-video’s2. Wanneer je naast een instructie het Layar-icoontje ziet kun je een video kijken van de desbetreffende

(9)

In het bestaande onderzoek naar deze dynamische presentaties van instructies wordt er voornamelijk gekeken naar de invloed van de presentatievorm op het uitvoeren van de instructie zelf. Een voorbeeld van zo’n onderzoek is dat van Van Hooijdonk en Krahmer (2006). Zij hebben onderzocht welke (combinatie van) modaliteit(-en) het meest geschikt is voor het leren van een nieuwe taak. Hierbij hebben zij in een experiment de effectiviteit onderzocht van vijf verschillende presentatievormen (tekst, beeld, video, tekst & beeld en tekst & video) voor RSI-preventieoefeningen in verschillende moeilijkheidsgradaties. Uit dit onderzoek is gebleken dat het aanbieden van de oefeningen in video’s een positief effect heeft op de leerprestaties van de proefpersonen bij het uitvoeren ervan. Maar om het effect van deze dynamisch gepresenteerde instructies op de uitvoering te kunnen vergelijken met het effect van statisch gepresenteerde instructies moet er eerst gekeken worden of de inhoud en procedures van deze modaliteiten wel overeenkomen. Tversky, Morrison & Betrancourt (2002) hebben kritiek op de huidige onderzoeken waarbij statische en dynamische presentaties met elkaar vergeleken worden. Zij stellen dat: ‘In gevallen waarin geanimeerde afbeeldingen beter lijken te zijn dan statische afbeeldingen, blijkt uit onderzoek dat de inhoud of procedures niet gelijkwaardig zijn aan geanimeerde en statische afbeeldingen; de geanimeerde afbeeldingen brengen meer informatie over en betrekken interactiviteit’ (p. 247). Daarnaast stellen zij dat animaties in strijd zijn met een belangrijk principe van een goede afbeelding namelijk het ‘Apprehension Principle’, ofwel het principe van begrip. Dit principe stelt dat ‘afbeeldingen nauwkeurig moeten worden waargenomen en op de juiste manier moeten worden opgevat’. Bij animaties is dit echter lastig vast te stellen, omdat ze vaak complex zijn en de afbeeldingen in hoog tempo achtereen getoond worden. Het is daarom belangrijk om meer onderzoek te doen naar instructievideo’s door deze video’s op systematische wijze te analyseren.

2.4 Gesproken en Geschreven Tekst.

‘Het belangrijkste doel van een instructieve teksten is mensen ondersteunen bij het uitvoeren van een taak’ (van Hooijdonk & Spooren, 2011 p. 144). Arts et al. (2000) beschrijven dat er binnen de categorie instrueren twee belangrijke subdoelen zijn, namelijk ‘instrueren met het doel de taak eenmalig uit te voeren, en instrueren met het doel de taak te leren uitvoeren’ (p. 98). Sticht (1985) beschrijft deze twee categorieën als reading-to-do en reading to-learn. Bij reading-to-do gaat het erom dat de lezer (of luisteraar) de instructie enkel uitvoert en bij de reading-to-learn gaat het naast het uitvoeren van de instructie ook om het leren en onthouden van de instructie. Deze twee termen sluiten aan bij de eerstehulpinstructies omdat hierbij naast het uitvoeren van de instructies ook het leren van belang is. EHBO wordt dan ook gedefinieerd als ‘helpend gedrag en de eerste zorg bij een acute ziekte of letsel. De doelstellingen van een eerstehulpverlener zijn onder andere het behoud van leven, het verlichten van lijden, het voorkomen van verergering ziekte of letsel en het bevorderen van herstel. EHBO kan door iedereen in elke situatie worden gestart en omvat daarnaast ook zelfzorg’ (Het Oranje Kruis,

(10)

20173). Om deze doelstellingen te bereiken is het naast het uitvoeren van de instructies ook van belang dat de instructies onthouden worden, omdat in kritieke situaties er vaak geen tijd is voor het raadplegen van instructies. Binnen de tekst van instructies is de informatie procedureel gepresenteerd in termen van ‘beschrijvingen van de achtereenvolgende stappen die de gebruiker moet uitvoeren’ (van Hooijdonk & Spooren, 2011 p. 144).

In de eerstehulpinstructievideo’s kan tekst op twee manieren voorkomen: gesproken of geschreven. Bij een gesproken tekst is de presentatievorm afhankelijk van de doelgroep van instructievideo. Binnen instructievideo’s voor professionals wordt de tekst vaak uitgesproken door de uitvoerende professional. Binnen instructievideo’s voor eerstehulpcursisten wordt de tekst echter vaak uitgesproken door een voice-over. Een Voice-Over is een gesproken tekst die door een verteller ook wel de ‘commentaarstem’ (Koenen Woordenboek, 1996 p. 1250) hardop voorgelezen wordt. Zowel gesproken als geschreven tekst heeft vaak een bepaalde globale structuur. De structuur kan bestaan uit een titel, preambule (materiaal voorafgaande aan de daadwerkelijke instructie zoals bijvoorbeeld informatie over de situatie waarin de instructie toegepast dient te worden), de instructie zelf, een afsluiting (al het materiaal wat pas aanbod komt nadat de instructie zelf is uitgevoerd) en kan tot slot nog externe informatie bevatten (informatie die niet bij de taak zelf hoort). Verder kan de tekst geanalyseerd worden per handeling en kan er specifiek gekeken worden uit welk handelingstype de tekst bestaat namelijk een voorbereidende handeling, een kernhandeling of een afsluitende handeling. Daarnaast kan gekeken worden welke handelingsstatus de desbetreffende handeling heeft (verplichte status, alternatieve status of conditionele status) en welk handelingsaspect de presentatie heeft (de handeling kan gepresenteerd zijn als proces of resultaat) (Van der Sluis et al., 2017). Naast handelingen presenteert de tekst vaak ook controle-informatie waarmee de gebruiker kan ‘controleren of hij op de goede weg is’ (Van Dijk, 2016, p.85).

2.5 Beeld en Beeldtechnieken.

Zoals Katz, Kripalani en Weis (2006) beschreven hebben is er sprake van een zogenaamd ‘afbeelding superioriteitseffect’ waarmee wordt bedoeld dat men een cognitieve voorkeur heeft voor informatie gepresenteerd in afbeeldingen dan in tekst (p. 2392). Naast de voorkeur van mensen voor afbeeldingen stellen Van Hooijdonk en Spooren (2011) dat als afbeeldingen juist geïntegreerd zijn met de tekst, het toevoegen van beelden tot een beter begrip van de tekst kan leiden, omdat het beslag op het werkgeheugen over twee kanalen verdeeld wordt. Dit leidt ertoe dat de lezers ‘een meer uitgebreid situationeel model maken van de informatie van de tekst en daarom is het gunstig voor een dieper begrip van de tekst’ (Van Hooijdonk en Spooren, 2011 p. 244). Bij statische afbeeldingen beschrijven Van Hooijdonk en Spooren (2011) dat als ze op

(11)

onderzoek uitgevoerd naar de rol van afbeeldingen bij het testen van de kennis van studenten. Voor dit onderzoek hebben ze het gebruik van statisch en dynamisch beeldmateriaal getest. Uit de resultaten kwam naar voren dat het dynamische materiaal geen voordeel bood ter verbetering van de testresultaten, maar dat de studenten door het bestuderen van de bewegende beelden juist meer tijd nodig hadden om de test af te ronden. Maar zoals Tversky, Morrison & Betrancourt (2002) aankaarten kunnen de uitslagen van het onderzoek van Dindar et.al., (2002) te wijten zijn aan een oneerlijke vergelijking tussen statisch en dynamische beeldmateriaal. Beeldmateriaal kan, net als gesproken en geschreven tekst, handelingen weergeven en controle-informatie bevatten. Maar daarnaast heeft dynamisch materiaal nog een aantal videospecifieke kenmerken. Zo bestaan bewegende beelden uit verschillende shots waarbij met verschillende perspectieven een instructie op een bepaalde manier kan worden getoond. Het perspectief bepaalt waar de aandacht van de kijker naartoe wordt getrokken: ‘Een regisseur en zijn cameraman sturen de ogen van de kijkers. Ze bepalen waar het publiek zijn aandacht aan mag geven’ (Lievaart, 2010, p. 31). Bij het samenstellen van dynamische beeldmateriaal is het allereerst belangrijk om te bepalen wat er precies in beeld gebracht gaat worden. Hierbij speelt het kader een belangrijke rol. Lievaart (2010, p. 29) beschrijft diverse kaders waarbij er drie basale kaders zijn, namelijk Totaal (Total Shot), Medium (Medium Shot) en Close-up. Naast deze kaders zijn er ook nog enkele tussenvormen mogelijk. Een shot is Totaal als iemand in zijn geheel in beeld wordt gebracht. Lievaart (2010) beschrijft dat in de begindagen van film alle shots uit Total Shots bestonden, aangezien bezoekers van films meenden dat zij betaalden om de acteurs volledig en niet enkel voor de helft te zien. Verder zorgt een Totaal voor overzicht omdat het ons ‘laat zien wie precies waar staat’ (Lievaart, 2010), maar daarnaast neemt de cameraman ook meer ‘afstand’ van de persoon of het object dat hij in beeld wil brengen. Bij een Medium Shot wordt een persoon vanaf zijn middel tot zijn kruin in beeld gebracht en wanneer de cameraman een persoon nog dichter in beeld wil brengen kan hij gebruik maken van een Close-Up. ‘Een close-up dwingt ons naar een bepaald persoon of object te kijken en nergens anders naar’ legt Lievaart uit (2010, p. 31).

Bij eerstehulpinstructievideo’s heeft het kader (Shot Size) een vergelijkbare functie zoals in de literatuur gesteld wordt. Een Close-up wordt bijvoorbeeld gebruikt om de aandacht van een cursist te focussen op belangrijke details van de handeling die uitgevoerd moet worden en geeft een Total Shot overzicht, waardoor een cursist goed kan zien hoe hij als hulpverlener het beste plaats kan nemen naast een slachtoffer.

Naast het bepalen van het kader dient een regisseur of cameraman ook keuzes te maken over het aantal personen dat hij tegelijkertijd binnen een shot in beeld wil brengen. Hij kan hierbij (onder andere) kiezen uit een Single Shot, een Two Shot of een Three Shot (Lievaart, 2010). Een Single Shot wil simpelweg zeggen dat er één persoon in beeld wordt gebracht en bij een Two Shot worden er twee personen tegelijkertijd in beeld gebracht. Bij een Three Shot zijn er logischerwijs drie personen tegelijkertijd in beeld. Deze vormen kunnen elkaar uiteraard afwisselen. Binnen eerstehulpinstructievideo’s kan een Single Shot bijvoorbeeld bestaan uit

(12)

enkel het slachtoffer en kunnen bij een Two Shot zowel het slachtoffer als de hulpverlener in beeld zijn.

Verder kan er tussen verschillende shots en perspectieven gewisseld worden met behulp van beeldtechnieken. Volgens Lievaart (2010, p. 46) werd ‘vroeger elke keer als men een andere lensinstelling nodig had van lens gewisseld’. Door moderne technieken en ontwikkelingen bestaan er nu diverse manieren waarop er tussen shots gewisseld kan worden van kader of perspectief. Een manier om van kader te wisselen is door te ‘zoomen’. Wanneer men bij een Total Shot de techniek ‘Zoom in’ toepast kan er van kader verandert worden richting een Medium en zelfs uiteindelijk tot een Close-Up. Met een ‘Zoom out’ kun je vanaf een Close-Up naar een Totaal toewerken. Ook kan het beeld tijdelijk ‘bevroren’ worden doormiddel van een Still. Lievaart (2010) beschrijft dat stills eigenlijk op de set gemaakte foto’s zijn en vaak bestemd zijn voor Pr-doeleinden. In de instructievideo’s worden stills gebruikt om een cursist of gebruiker van de video meer tijd te geven om een handeling goed tot zich te kunnen nemen en om de nadruk te leggen op belangrijke details. Naast deze nieuwe technische mogelijkheden van de camera die het wisselen van kaders mogelijk maken, kan men ook door de camera simpelweg te bewegen beeldtechnieken creëren. In Afbeelding 1 zijn de diverse bewegingsmogelijkheden schematisch weergegeven.

Tot slot kunnen er achteraf nog elementen worden toegevoegd aan de geschoten beelden. Deze Added Elements kunnen bijvoorbeeld pijlen of lijnen zijn. Pijlen kunnen volgens Hoogeweg, Maes en van Wijk (2009) twee functies hebben: ze kunnen gebruikt worden om de aandacht te vestigen op een bepaald aspect of onderdeel van het object in beeld of om een richting aan te geven. Daarnaast zouden pijlen binnen statische instructies kunnen zorgen voor een betere herkenning van beweging. Lijnen kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden in dynamische eerstehulpinstructies om de nadruk te leggen op de manier waarop een specifieke handeling moet worden uitgevoerd.

(13)

Hoofdstuk 3: Methode.

Dit onderzoek is voortgevloeid uit mijn masterstagetraject bij het CLCG (Center for Language and Cognition) waarbij ik heb bijgedragen aan het PAT Project. Tijdens deze stage heb ik gewerkt aan de ontwikkeling van het video-annotatiemodel. Dit model is geïnspireerd op het model dat ontwikkeld is tijdens het PAT Project door Van der Sluis et al., (2017) en het model van Borger (2018). Het video-annotatiemodel is geschreven in het Engels en is geïmplementeerd in de video-annotatiesoftware ELAN (versie 5.2, 2018). In paragraaf 3.1 wordt de onderzoeksvraag die tijdens die onderzoek centraal staat besproken en daarbij met welke methode getracht wordt deze vraag te beantwoorden. Verder wordt er in deze paragraaf uitgelegd hoe het onderzoekscorpus is samengesteld. In paragraaf 3.2 wordt besproken op welke manier het corpus geannoteerd is en welke categorieën hiervoor zijn gebruikt. Tot slot zal in paragraaf 3.3 besproken worden hoe het video-annotatiemodel geïmplementeerd is in ELAN.

3.1. Corpusstudie.

De onderzoeksvraag die tijdens dit scriptieonderzoek centraal staat is:

‘Hoe worden tekst, beeld en geluid gebruikt in eerstehulpinstructievideo’s met als onderwerp het verplaatsen en het draaien van slachtoffers?’.

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er een corpusstudie uitgevoerd waarbij er een corpus bestaande uit 15 video’s geanalyseerd is. Het corpus bestaat uit eerstehulpinstructievideo’s van vier verschillende eerste hulptaken die te verdelen zijn in twee taaksoorten waarbij het bewegen van een slachtoffer centraal staat. De eerste taaksoort betreft procedures waarbij het slachtoffer verplaatst moet worden uit een gevaarlijke situatie met behulp van de zgn. rautekgreep (Oranje Kruis-boekje, 2017). De rautekgreep wordt gebruikt wanneer een slachtoffer bewusteloos is of wanneer hij of zij letsel heeft opgelopen waardoor hij niet staat is om zelf te lopen of te hinkelen (Oranje Kruis, 2017). De rautekgreep kan uitgevoerd worden vanaf de grond (zie Afbeelding 2) of vanuit de auto (zie Afbeelding 3). Het Oranje Kruis (2017) vermeld dat de rautekgreep vanuit de auto enkel uitgevoerd mag worden als het slachtoffer in levensgevaar verkeerd (bijvoorbeeld bij een autobrand of wanneer er reanimatie nodig is) (p. 25).

(14)

De tweede taaksoort betreft taken waarbij het slachtoffer gedraaid moet worden. De eerste procedure wordt gebruikt wanneer een slachtoffer bewusteloos is maar wel een normale ademhaling heeft: de stabiele zijligging (Oranje Kruis, 2017). De stabiele zijligging zorgt ervoor dat de luchtwegen van het slachtoffer open worden gehouden en eventuele vloeistoffen uit de mond kunnen lopen (zie Afbeelding 4). De tweede procedure, een slachtoffer van de buik op de rug draaien, is belangrijk om de ademhaling te kunnen controleren. Als een slachtoffer bewusteloos op zijn buik ligt, is het pas mogelijk om de ademhaling goed te kunnen beoordelen door hem of haar namelijk eerst op de rug te draaien (zie Afbeelding 5).

Afbeelding 4: De stabiele zijligging (Oranje Kruis, 2017). Afbeelding 5: Een slachtoffer van de buik op de rug draaien (Human Drive, 2015).

De 15 video’s die uitleg geven over deze vier eerstehulptaken, waarbij het slachtoffer bewogen moet worden, vormen het corpus dat tijdens dit onderzoek centraal staat.

3.1.1 Samenstelling Corpus.

Tijdens mijn stage had ik een corpus van 43 eerstehulpinstructievideo’s verzameld en beknopt beschreven (zie Bijlage 1). Uit dit corpus zijn de video's voor het huidige onderzoek geselecteerd. Hierbij zijn de volgende selectiecriteria gehanteerd:

I. Het onderwerp van de eerstehulpinstructievideo’s moet zijn de rautekgreep vanaf de grond ofwel de rautekgreep vanuit de auto, of de stabiele zijligging ofwel het slachtoffer van de buik naar de rug draaien. Per eerstehulpinstructie moeten er minimaal 3 video’s beschikbaar zijn. Om de taal, het beeld en geluid te kunnen analyseren van video’s waarin het slachtoffer verplaatst of gedraaid moet worden, dienen deze onderwerpen zoveel mogelijk evenredig vertegenwoordigd te zijn in het corpus.

II. De eerstehulpinstructievideo is voorzien van een Nederlandse voice-over. Om de taal te kunnen analyseren aan de hand van het video-annotatiemodel en de instructies met elkaar te kunnen vergelijken dient elke eerstehulpinstructievideo Nederlands gesproken

(15)

instructie uitvoeren in de rollen van hulpverlener en slachtoffer. Er mogen wel animaties voorkomen in een video maar de instructie is niet middels een animatie gepresenteerd.

IV. De video is online beschikbaar via YouTube. Voor de controleerbaarheid en eventueel toekomstig repliceerbaarheid van het onderzoek dienen de video’s online en openbaar beschikbaar te zijn zodat ze door eenieder te raadplegen zijn.

V. De doelgroep van de video’s zijn volwassenen. Tijdens dit onderzoek ligt de nadruk op EHBO-studiemateriaal voor volwassenen.

Na de selectiecriteria te hebben toegepast op het corpus dat ik reeds verzameld had, is er een nieuw corpus ontstaan. Hierin zijn enkel video’s opgenomen waarbij het verplaatsen en draaien van het slachtoffer centraal staat. Het corpus bestaat uit 15 video’s waarvan de gemiddelde tijd 01:14 bedraagt. In Tabel 1 zijn de 15 video’s weergegeven met daarbij de duur per video, gemiddelde duur per eerstehulpinstructie, de gemiddelde duur per taaksoort en de totale duur per taaksoort.

Tabel 1: Het Corpus.

Taaksoort Eerstehulp-taak Nummer Video Organisatie Lengte

Gemiddelde tijd per Eerstehulp-taak Totale Duur (min:sec) / Gemiddelde duur per Taaksoort Verplaatsen Rautekgreep vanaf de grond (RG) 1 Rode Kruis- Vlaanderen 01:40 01:13 09:15 / 1:19 2 112BHV 00:51 3 Oranje Kruis 01:28 4 Human Drive 01:09 Rautekgreep vanuit de auto (RA) 5 Rode Kruis- Vlaanderen 01:30 01:22 6 Oranje Kruis 01:40 7 Uitgeversgroep 00:57 Draaien Stabiele Zijligging (SZ)

8 Rode Kruis- Vlaanderen 01:05

01:17 09:11 / 1:13 9 112BHV 00:49 10 Oranje Kruis 01:48 11 Human Drive 01:03 12 Uitgeversgroep 01:38 Slachtoffer van de buik naar de rug draaien (BD) 13 Oranje Kruis 01:48 00:56 14 Human Drive 00:58 15 REHBO 00:40

(16)

3.2. Corpus Annotatie.

Het video-annotatiemodel dat tijdens dit onderzoek wordt gebruikt voor het annoteren van de instructievideo’s is ontwikkeld vanuit het annotatiemodel voor statische instructies. Dit model is ontwikkeld tijdens het PAT-Project (Van der Sluis et al., 2017). Borger (2018) heeft aan dit statische model enkele video-specifieke categorieën toegevoegd waardoor het model tevens gebruikt kan worden bij het annoteren van dynamische instructies.

Tijdens mijn stagetraject heb ik dit video-annotatiemodel vertaald, enigszins veranderd en nog enkele categorieën toegevoegd waardoor het ingezet kan worden bij het annoteren van video’s in ELAN. In de volgende subparagrafen zal ik de hoofdcategorieën en subcategorieën van het video-annotatiemodel bespreken en hoe dit verschilt ten opzichte van het model van Borger (2018).

Het video-annotatiemodel dat in dit onderzoek gebruikt is bestaat uit 6 hoofdcategorieën: Informatie over de Video (Document Information), Gesproken Tekst (Spoken Text), Beeld (Image), Geschreven Tekst (Written Text), Praten (Talk) en Geluiden (Non-Speech Sounds). Binnen drie van deze verschillende hoofdcategorieën (Gesproken Tekst, Beeld en Geschreven Tekst) zullen dezelfde onafhankelijke categorieën geannoteerd worden: Globale Structuur (Global Structure), Handelingstype (Action Type), Handelingsstatus (Action Status), Handelingsaspect (Action Aspect) en Controle Informatie (Control Information). Dit heeft als voordeel dat er op deze manier binnen één video onderzocht kan worden of er elementen herhaald worden in bijvoorbeeld zowel Gesproken Tekst als in Beeld of dat er elementen tegelijkertijd gepresenteerd worden, in zowel Gesproken tekst als in Beeld. Dit annotatiemodel verschilt met het model van Borger qua aantal hoofdcategorieën. Het video-annotatiemodel van Borger (2018) bestaat namelijk uit vier hoofdcategorieën: Identificatie MI, Documentindeling, Tekst en Beeld.

Het annotatiemodel dat voor dit onderzoek ontwikkeld en gebruikt is voor de video-annotaties, is terug te vinden in Bijlage 2. In de volgende paragrafen wordt per hoofdcategorie besproken welke informatie er geannoteerd wordt. In Paragraaf 3.2.2 worden de afhankelijke categorieën Globale Structuur (Global Structure), Handelingstype (Action Type), Handelingsstatus (Action Status), Handelingsaspect (Action Aspect) en Controle Informatie (Control Information) uitgebreid besproken. Deze afhankelijke categorieën komen ook voor bij de hoofdcategorieën Beeld (Image) en Geschreven Tekst (Written Text), maar worden daar wat

(17)

Vindplaats (URL van de website geannoteerd. Tot slot worden er twee categorieën geannoteerd die zijn toegevoegd aan het video-annotatiemodel tijdens mijn masterstage: Setting en Huisstijl (House Style). In de categorie Setting wordt informatie vastgelegd over de situationele context waarin de video is opgenomen. Dit kan bijvoorbeeld een kantoorsetting, outdoor setting of een studiosetting zijn. In de categorie Huisstijl (House Style) worden ontwerpkeuzes van de organisatie vastgelegd die tijdens de hele video gebruikt zijn. Deze categorie is toegevoegd omdat er in mijn stagecorpus ook video’s voorkwamen waarbij er constant een logo in een van de hoeken in beeld was te zien en er waren video’s waarbij er constant achtergrondmuziek te horen is.

In het video-annotatiemodel van Borger (2018) kwamen de categorieën MI ID, Titel, Taak, Naam van de organisatie, Achtergrondinformatie en Vindplaats ook voor. Een subcategorie die verwijderd is uit het model van Borger (2018) is de categorie doelgroep van de video. In deze categorie kon geannoteerd worden wat de doelgroep van per video is, maar aangezien er tijdens dit onderzoek vooraf al is vastgesteld dat het studiemateriaal voor volwassenen centraal zal staan is er besloten deze categorie te verwijderen. Daarnaast is de naam van deze hoofdcategorie veranderd van Identificatie MI (Borger, 2018) naar Document Indeling (Document Information). Dit omdat er in het nieuwe model meer informatie vastgelegd kan worden waardoor de term ‘identificatie’ niet omvattend genoeg bleek. In Tabel 2 is te zien hoe de hoofdcategorie Document Indeling is onderverdeeld en zijn er voorbeelden terug te vinden per categorie.

Tabel 2: Document Information. Category Definition Example MI ID The unique identification

index of the document. 1 Topic The topic of the

multimodal instruction according to the categorization in Het Oranje Kruis Boekje (2016).

‘Unconscious with normal breathing’

Task The task presented in the multimodal instruction according to the descriptions given by Het Oranje Kruis Boekje (2016).

‘Placing a victim in the recovery position’

Organization The organization that published the multimodal instruction.

Het Oranje Kruis

Background Information

Background information

of the video. Published on Jan. 4. 2017 Location The website (or medium)

in which the multimodal instruction was published.

https://www.youtube.com/watch?v=7l0Qd1rb1fA&list=PLPQMG-iaWX9bVPm9Tr0QA23s30F2mZ8_n&index=4

Setting Environment in which the video is recorded.

E.g. Office setting or Studio setting House Style Design features used

throughout the video.

- The organization's logo is continuously displayed in one of the corners of the screen.

(18)

3.2.2. Gesproken Tekst (Spoken Text).

De Gesproken Tekst (Spoken Text) van een video bestaat uit een voice-over. Zoals besproken in het theoretisch kader is een voice-over een gesproken tekst die door een verteller wordt voorgelezen. Bij de hoofdcategorie Gesproken Tekst (Spoken Text) worden de uitingen van de voice-over geannoteerd en worden deze vervolgens beoordeeld op vijf afhankelijke categorieën: Globale Structuur (Global Structure), Handelingstype (Action Type), Handelingsstatus (Action Status), Handelingsaspect (Action Aspect) en Controle Informatie (Control Information).

Globale Structuur (Global Structure).

De eerste subcategorie Globale Structuur (Global Structure) is binnen het gebruikte video-annotatiemodel bedoeld om de structuur per hoofdcategorie te beschrijven. Binnen deze afhankelijke categorie kan de Gesproken Tekst (Spoken Text) (Beeld en Geschreven Tekst) beoordeeld worden in vijf subcategorieën: Titel (Title), Preambule (Preamble), Instructie (Instruction), Eindinformatie (Closing) of Externe Informatie (Extraneous information). De Preambule (Preamble) is al het materiaal dat voorafgaat aan de instructie, dat bijvoorbeeld uitlegt in welke situaties de instructie van toepassing is, hoe de instructie moet worden verwerkt of hoe de instructie correct kan worden uitgevoerd. Met Instructie (Instruction) wordt al het materiaal met betrekking tot de uitvoering van de taak (alle acties en controle-informatie) aangeduid. De Eindinformatie (Closing) is al het materiaal dat betrekking heeft op eventuele taken die men dient uit te voeren na de (hoofd)taak. Tot slot wordt met Externe Informatie (Extraenous Information) alle informatie die niet bij de instructie zelf hoort beschreven. Deze hoofdcategorie, Globale Structuur (Global Structure), kent enige overeenkomsten met de categorie Documentindeling van Borger (2018), maar wijkt af omdat niet enkel het gehele document of video hiermee beschreven wordt.

Handelingstype (Action Type).

Vervolgens worden zijn de annotaties ook beschreven op handelingsniveau. Na het segmenteren van de handelingen wordt eerst het Handelingstype (Action Type) geannoteerd. Er zijn er een drietal handelingstypen mogelijk: Voorbereidende Handelingen (Preparatory Action), Kernhandelingen (Core Action) en Afsluitende Handelingen (Closing Action). Een Voorbereidende Handeling (Preparatory Action) is een handeling die voor de daadwerkelijke taak uitgevoerd dient te worden. Een voorbeeld van een Voorbereidende Handeling (Preparatory Action), uit een stabiele zijligging video, is: ‘Beoordeel eerst de ademhaling’ (Oranje Kruis, 2017). Een Kernhandeling (Core Action) behoort tot de eerstehulpinstructie zelf en een Afsluitende Handeling (Closing Action) is een handeling die nadat de taak voltooid is

(19)

Handelingsstatus (Action Status).

Nadat het handelingstype bepaald is wordt er bepaald welke status een bepaalde handeling heeft. Er is een keus uit drie verschillende statussen: een Verplichte Handeling (Obligatory Action), een Alternatieve Handeling (Alternative Action) of een Conditionele Handeling (Conditional Action). Een Verplichte Handeling (Obligatory Action) is een handeling die moet worden uitgevoerd om de eerstehulpinstructie succesvol te voltooien. Een Alternatieve Handeling (Alternative Action) is een handeling die kan worden uitgevoerd in plaats van of als vervanging voor een andere handeling. Tot slot heeft een handeling een Conditionele Handelingsstatus (Conditional Action Status) als de handeling alleen uitgevoerd kan of moet worden onder bepaalde omstandigheden. Een voorbeeld van Conditionele Handeling (Conditional Action) uit de stabiele zijligging video van het Oranje Kruis (2017): ‘Als het slachtoffer een bril draagt, neem die dan af, en leg de bril op een veilige plek’. Hier is sprake van een Conditionele Handelingsstatus (Conditional Action Status) omdat niet elk slachtoffer een bril draagt, alleen als het slachtoffer een bril draagt dient deze handeling uitgevoerd te worden.

Handelingsaspect (Action Aspect).

Een handeling kan op twee verschillende manieren gepresenteerd worden: als een Proces (Process) of als een Resultaat (Result). Wanneer een handeling als Proces (Process) gepresenteerd wordt betreft het een doorlopend proces van een handeling die uitgevoerd wordt. Bij instructies wordt de informatie vaak procedureel gepresenteerd en worden er beschrijvingen gegeven van achtereenvolgende stappen die de gebruiker moet uitvoeren (van Hooijdonk & Spooren, 2011). Maar er bestaat ook de mogelijkheid dat de handeling gepresenteerd wordt als de situatie nadat een actie is uitgevoerd en in dat geval is er sprake van een resultaat.

Controle informatie (Control Information).

De laatste afhankelijke categorie bij Gesproken Tekst (Spoken Text) (Beeld en Geschreven Tekst) is Controle Informatie (Control Information) en deze categorie bestaat uit 7 subcategorieën: Waarschuwing (Warning), Voorwaarde (Condition), Doel (Purpose), Manier (Manner), Advies (Adice), Situatieschets (Situation Sketch), Toelichting (Explanation) en Overig (Other). Controle Informatie bestaat volgens Van Dijk (2016) uit aanwijzingen waardoor een gebruiker kan controleren of hij op de goede weg is. Er is sprake van een Waarschuwing (Warning) als er een presentatie gegeven wordt van een mogelijk gevaar, bijvoorbeeld “Pas op waar je loopt!”. Bij een Voorwaarde (Condition) wordt er een presentatie gegeven van een bepaalde situationele context of omstandigheid waarin de actie moet worden uitgevoerd. Een goed voorbeeld van een Voorwaarde (Condition) is te zien in de stabiele zijligging video van het Oranje Kruis (2017): “Als het slachtoffer een bril draagt, neem die dan af, en leg de bril op een veilige plek”. Zoals eerder besproken zijn in deze zin “neem die dan af” en “leg de bril op een veilige plek” de Conditionele Handelingen (Conditional Actions) en bij deze handelingen hoort de Voorwaarde (Condition) “Als het slachtoffer een bril draagt”. Een Doel (Purpose) zegt wat over de bedoeling van een gepresenteerde Handeling (Action) en de Controle Informatie Manier (Manner) beschrijft vaak hoe een Handeling (Action) precies

(20)

voorgestelde Handeling (Action) een mogelijkheid tot het verbeteren of het beveiligen van de taakpresentatie. Een voorbeeld hiervan is ‘Hoe dichter je het slachtoffer tegen je aanhoudt, hoe minder belastend het tillen voor je rug is’ (Oranje Kruisboekje, 2017, p.24). Aan de hand van een Situatieschets (Situation Sketch) kan de gebruiker controleren of de procedure zich in de juiste staat bevindt. In de stabiele zijligging video van het Oranje Kruis (2017) zegt de voice-over bijvoorbeeld: “De ademhaling is normaal”, dat stukje Gesproken Tekst (Spoken Text) wordt geannoteerd als Situatieschets (Situation Sketch). Tot slot zijn er nog twee subcategorieën: Toelichting (Explanation) en Overig (Other). Bij Toelichting (Explanation) kan de reden worden gegeven om een bepaalde actie uit te voeren of er kan worden uitgelegd hoe iets functioneert. Zo wordt er in de video van het Oranje Kruis (2017) met als onderwerp de eerstehulpinstructie ‘de rautekgreep vanaf de grond’ een Toelichting (Explanation) gegeven bij de Handeling (Action): “Leg je handen met aaneengesloten vingers en duimen over de arm van het slachtoffer”. De Toelichting (Explanation) die na de Handeling (Action) door de voice-over wordt gepresenteerd luidt: “hierdoor duw je niet met je duimen tegen de ribben bij het verslepen”. Er wordt in dit geval dus aangegeven waarom het van belang is de actie op een specifieke manier uit te voeren. De laatste subcategorie Overig (Other) wordt alleen gebruikt indien de presentatie geen betrekking heeft op de Handelingen (Actions) in de taakuitvoering.

3.2.3. Beeld (Image).

Net zoals bij hoofdcategorie Gesproken Tekst (Spoken Text) wordt het Beeld (Image) ook geannoteerd op de afhankelijke categorieën: Globale Structuur (Global Structure), Handelingstype (Action Type), Handelingsstatus (Action Status), Handelingsaspect (Action Aspect) en Controle Informatie (Control Information) geannoteerd. Daarnaast is het Beeld (Image) ook op een viertal beeldafhankelijke categorieën geannoteerd. Het Beeld (Image) is gesegmenteerd per shot. Een Shot is ‘een film of video-opname zonder onderbreking’ (Lievaart, 2007, p. 371). Om de grenzen van ieder shot te kunnen bepalen spelen kaders en beeldtechnieken een belangrijke rol. Wanneer er van kader gewisseld wordt of er door middel van een beeldtechniek een nieuw kader wordt gepresenteerd, wordt het shot onderbroken en is er dus sprake van een nieuw shot. Het bepalen van het aantal shots in een video is complexer dan het bepalen van segmenten in een Gesproken Tekst (Spoken Text).

Kader (Shot Size).

Het kader wordt volgens Lievaart (2007) bepaald door twee belangrijke aspecten: 1. De randen van het beeld.

2. Datgene wat in beeld is

(21)

Kader, kiest een regisseur normaliter voorafgaande aan de opnames de kaders die gebruikt zullen worden tijdens het filmen, en wisselt hij deze onderling af door middel van beeldtechnieken. De mogelijkheden die de regisseur hierbij heeftzijn: Close Up, Medium Shot, Long Shot. Deze mogelijkheden verschillen van elkaar in de afstand van de camera tot hetgeen dat er in beeld wordt gebracht. Bij eerstehulpinstructievideo’s bleek hier echter een ‘probleem’. Het komt voor dat er binnen shots van kader wordt gewisseld zonder dat de camera-afstand verandert. Hierdoor komt het voor dat binnen een opname (zonder onderbreking) er veel verschillende kaders gebruikt worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een hulpverlener eerst geknield zit naast zijn slachtoffer (Medium Shot) en plotseling gaat staan (Long Shot). Waardoor de afstand tussen de camera en de hulpverlener niet is gewijzigd, maar het kader wel veranderd is. Om dit ‘probleem’ te vermijden is er gekozen om te annoteren per shot en wanneer zich een situatie voordoet waarbij het kader verandert maar de afstand ongewijzigd blijft, is er Onbeslisbaar (Undeciable) geannoteerd.

Aantal personen (Number of persons).

Naast het bepalen van de randen van het Beeld (Image), is het ook belangrijk om te kijken naar datgene wat precies in beeld is. Bij eerstehulpinstructievideo’s is er vaak gekozen om een slachtoffer en een hulpverlener in beeld te brengen, maar deze personen zijn niet altijd tegelijkertijd in beeld te zien. Daarnaast is het mogelijk dat er meer personen in beeld te zien zijn (bijvoorbeeld omstanders). Daarom is het bij de afhankelijke categorie Aantal personen (Number of persons) mogelijk om te annoteren of er sprake is van een Zero Shot, Single Shot, Two Shot, Three Shot, >3 personen (>3 persons) of Onbeslisbaar (Undecidable). Binnen deze categorie is het ook mogelijk om Onbeslisbaar (Undecidable) te annoteren aangezien het voorkomt dat er binnen een shot een van de personen uit het beeld loopt. Hierdoor wijzigt de samenstelling van het aantal personen binnen een shot. Omdat er geannoteerd wordt per shot, en er per afhankelijke categorie een subcategorie verbonden kan worden, kan er ook hier Onbeslisbaar (Undecidable) geannoteerd worden.

Beeldtechnieken (Image Technique).

Met een Beeldtechniek (Image Technique) is het onder andere mogelijk om een overgang te creëren van het ene shot naar het andere shot. De Beeldtechnieken (Image Techniques) die zijn opgenomen in het nieuwe video-annotatiemodel zijn: Stilstaand beeld (Still Image), Snap Shot, Pan, Tilt, Zoom in, Zoom out, Fade in, Fade out, Split screen (zie Afbeelding 6) en Transitions (zie Afbeelding 7).

(22)

In het onderstaande schema (Tabel 3) staan deze technieken onder elkaar, in het Nederlands vertaald, weergegeven met daarbij de definities, ook vertaald, zoals ze zijn opgenomen in het video-annotatiemodel.

Tabel 3: Beeldtechnieken (Image Techniques).

Afhankelijke categorie Subcategorie Definitie Beeldtechnieken

(Image Technique)

Stilstaand beeld (Still Image) Er is geen beweging in het beeld. Annoteer vanaf het moment dat de beweging stopt tot het moment dat de beweging opnieuw begint.

Snap Shot Een speciaal soort stilstaand beeld waarbij het lijkt alsof er een foto wordt genomen, b.v. door een lichtflits (het imiteren van een fotoflits). Annoteer vanaf het moment dat de beweging stopt tot het moment dat de beweging opnieuw begint.

Pan Het beeld verschuift van links naar rechts of van rechts naar links. Annoteer vanaf het moment dat de beweging begint, totdat de beweging eindigt.

Tilt Het beeld verschuift van boven naar beneden, of van onder naar boven. Annoteer vanaf het moment dat beweging begint, totdat de beweging eindigt.

Zoom In Een verandering van perspectief, waarbij het beeld wordt vergroot. Annoteer vanaf het moment dat de vergroting begint totdat deze stopt.

Zoom Out Een verandering van perspectief, waarbij het beeld wordt verkleind. Annoteer vanaf het moment dat de afname begint totdat deze stopt.

Fade In De afbeelding is vervaagd en de inhoud wordt geleidelijk zichtbaar. Annoteer vanaf het moment dat de fade-in begint tot de inhoud volledig wordt weergegeven.

Fade Out Het huidige beeld wordt vervaagd zodat de inhoud steeds minder zichtbaar wordt. Annoteer vanaf het moment dat het vervagen begint tot de inhoud niet meer zichtbaar is.

Split Screen Er zijn twee of meer weergaven op één scherm. (Zie Afbeelding 6)

Transition Speciaal effect (oplossen, wissen, enz.) dat de verandering markeert van de ene opname naar de volgende. Annoteer wanneer er twee beelden niet

(23)

Toegevoegde Elementen (Added Elements).

De laatste beeldspecifieke afhankelijke categorie is Toegevoegde Elementen (Added Elements). Deze categorie is afhankelijk van de hoofdcategorie Beeld (Image). De categorie bestaat uit 4 subcategorieën: Logo, Pijlen (Arrows), Lijnen (Lines) en Symbolen (Symbols). In Afbeelding 8 is een voorbeeld te zien van een Logo dat zich bevindt aan het einde van een stabiele zijligging video van het Oranje Kruis (2017). In Afbeelding 9 is te zien hoe er door een Lijn (Line) de nadruk wordt gelegd op de hoek waarin het been tijdens het uitvoeren van de stabiele zijligging moet liggen. Ook wordt er in sommige eerstehulpinstructievideo’s gebruik gemaakt van Symbolen (Symbols) om bijvoorbeeld te bedrukken hoe een handeling het beste uitgevoerd kan worden of aandachtspunten te geven.

Afbeelding 8: Logo in buikdraai video van Oranje Kruis (2017.) Afbeelding 9: Lijnen in stabiele zijligging video van Oranje Kruis (2017).

Wat in het video-annotatiemodel veranderd is ten op zichtte van het model van Borger (2018) is dat een huisstijllogo, dat bijvoorbeeld constant te zien is in een van de hoeken, niet bij de subcategorie Logo geannoteerd moet worden. De huisstijl van een organisatie wordt vastgelegd bij informatie over de video (Document Information).

3.2.4. Geschreven Tekst (Written Text).

Binnen eerstehulpinstructievideo’s kan er een grote rol weggelegd zijn voor Geschreven Tekst (Written Text). Zo zijn er video’s waarin geen voice-over gebruikt wordt maar alle tekst als ondertiteling in beeld te zien is. Daarnaast is het annoteren van tekst ook van belang om de samenhang tussen Gesproken Tekst (Spoken Text), Beeld (Image) en Geschreven Tekst (Written Text) te kunnen analyseren. Om de drie hoofdcategorieën onderling met elkaar te kunnen vergelijken en om te kunnen onderzoeken op welke manier zij met elkaar samenhangen en elkaar ondersteunen, is het belangrijk om dezelfde afhankelijke subcategorieën te annoteren. Daarom is het in het video-annotatiemodel ook mogelijk om voor geschreven tekst de globale structuur (Global Structure), het handelingstype (Action Type), de handelingsstatus (Action Status), het handelingsaspect (Action Aspect) en controle informatie (Control Information) te annoteren. In het model van Borger (2018) was er nog geen mogelijkheid om geschreven tekst binnen een video te annoteren.

(24)

3.2.5. Praten (Talk).

Een hoofdcategorie die aan het video-annotatiemodel is toegevoegd is Praten (Talk). Deze hoofdcategorie is toegevoegd omdat een belangrijk onderdeel bij het verlenen van eerste hulp het geruststellen van het slachtoffer is. In het begin van het Oranje Kruis boekje (2017) staat dit als volgt beschreven:

‘Daarnaast stel je het slachtoffer gerust door op een rustige toon met hem te praten. Ook als je denkt dat hij niet bij bewustzijn is. Mogelijk kan hij je wel horen. Vertel het slachtoffer steeds wat je aan het doen bent of gaat doen, zeker als het slachtoffer je niet kan zien (bijvoorbeeld bij letsel op de rug). (p. 16)

Een slachtoffer kan beter geholpen worden als hij rustig blijft, maar omdat een slachtoffer vaak plotseling, hevige pijn ervaart of letsel heeft opgelopen tijdens een ongeval is hij of zij vaak geschrokken en angstig. Het is daarom belangrijk om tegen het slachtoffer te praten en hem gerust te stellen. Het praten van de hulpverlener tegen het slachtoffer speelt daarom een prominente rol in sommige eerstehulpinstructievideo’s. Tijdens het analyseren van video’s uit het stagecorpus viel op dat sommige eerstehulporganisaties ervoor gekozen hebben om een zo realistisch mogelijke setting na te bootsen waarbij de hulpverlener door middel van praten tegen het slachtoffer kijkt of hij of zij wel bij bewustzijn is (“Hallo, kunt u mij horen?”). Omdat deze vorm van gesproken tekst niet tot de voice-over behoort, is er gekozen om speciaal voor deze vorm van gesproken tekst een nieuwe hoofdcategorie toe te voegen aan het video-annotatiemodel. In deze hoofdcategorie ‘praten’ kunnen alle teksten door deelnemers, die deel uitmaken van een scène vastgelegd worden. Daarnaast komen er in eerstehulpvideo’s ook apparaten voor zoals een Automatische Externe Defibrillator (AED) die begeleidend commentaar geven bij de taken die uitgevoerd moeten worden. Deze gesproken tekst kan ook geannoteerd worden.

3.2.6. Geluiden (Non-Speech Sounds).

De laatste hoofdcategorie Geluiden (Non-Speech Sounds) is ook toegevoegd als gevolg van de analyses van het stagecorpus. Zoals uitgelegd in Paragraaf 3.2.1 kan systematische achtergrondmuziek vastgelegd worden in Informatie over de video (Document Information) maar er zijn ook organisaties, zoals het Oranje Kruis, die binnen de instructievideo’s gebruik maken van geluidseffecten (in het geval van Oranje Kruis zijn dit een soort belletjes) om een nieuw deel van de video te introduceren. Deze geluidseffecten behoren niet tot de achtergrondmuziek. In de hoofdcategorie geluiden is er daarom de mogelijkheid om daar dit

(25)

3.3. Implementatie Annotatieschema in ELAN.

Tot slot is het video-annotatiemodel geïmplementeerd in de video-annotatiesoftware ELAN (versie 5.2 2018).4 Hierbij is een template ontwikkeld voor de analyse van eerstehulpinstructievideo’s. Behalve Informatie over de video (Document Information) zijn alle hoofdcategorieën geïmplementeerd binnen ELAN. In Afbeelding 10 is een screenshot te zien van de template en annotaties in ELAN.

Afbeelding 10: Screenshot Annotaties in ELAN.

De template bestaat uit verschillende gedefinieerde tiers en tier types waarbij er bij sommige tiers de mogelijkheid bestaat om tijdens het annoteren te kiezen uit controlled vocabularies. In de Handleiding (Bijlage 3) wordt uitgelegd wat deze begrippen (tiers, tier types en controlled vocabularies) inhouden. Verder wordt in deze Handleiding uitgelegd welke keuzes er in ELAN gemaakt kunnen worden bij het bepalen van de tier types en daarbij welke keuzes er voor de template van het video-annotatiemodel zijn gemaakt. Een van deze keuzes is dat het niet mogelijk is om over de grenzen van de hoofdcategorieën (Parent Tier) te annoteren. Dit betekent dat de afhankelijke categorieën zich altijd binnen de segmentaties van de hoofdcategorieën bevinden. Verder bestaat de Handleiding uit informatie over ELAN, informatie over het video-annotatiemodel en hoe er het beste begonnen kan worden aan het annoteren.

Zoals in de Inleiding al is besproken loopt dit video-annotatiemodel parallel aan de annotatieschema dat gebruikt is voor statische eerstehulpinstructies dat is toegepast op een

substantieel corpus van over 300 instructies tijdens het PAT Project. Daarnaast is zowel de

(26)

implementatie van het video-annotatiemodel als de functionaliteit van de ontwikkelde template onderzocht middels een Pilot Study (zie Bijlage 4). Tijdens deze Pilot Study hebben drie annotators twee eerstehulpinstructievideo’s geannoteerd in ELAN met het video-annotatiemodel in de ontworpen template. De annotaties van deze annotators zijn vervolgens met elkaar vergeleken en geanalyseerd. Door de analyse van deze resultaten is zowel het video-annotatiemodel als de template gevalideerd. In Bijlage 5 en Bijlage 6 zijn de gesproken teksten, zoals deze door de 3 annotators geannoteerd zijn, terug te vinden. En in Bijlage 7 en Bijlage 8 zijn de resultaten weergegeven van de vergelijking van de annotaties.

Tijdens de Pilot Study is gebleken dat de annotators moeite hadden met het annoteren van sommige informatie in de eerstehulpinstructievideo’s. Dit ‘probleem’ bleek veroorzaakt te worden door een aantal ontbrekende categorieën. Er is daarom onderzocht welke categorieën mistte en vervolgens zijn deze toegevoegd. Binnen Globale Structuur (Global Structure) zijn zodoende Titel (Title) en Externe Informatie (Extraneous Information) toegevoegd. Hiervoor is gekozen omdat de titels die binnen de eerstehulpinstructievideo’s gepresenteerd worden niet horen bij de Preambule (Preamble). Daarnaast is het niet juist om de aftiteling te annoteren als Eindinformatie (Closing). Verder zijn aan de categorie Controle Informatie (Control Information) Manier (Manner) en Doel (Purpose) toegevoegd. In een eerdere versie van het annotatiemodel werd de subcategorie Toelichting (Explanation) omschreven als de manier waarop een actie uitgevoerd moest worden. Alle annotators hadden moeite met deze beschrijving en vonden het hierdoor lastig om Controle Informatie (Control Information) goed te annoteren. Er is daarom besloten om Manier (Manner) toe te voegen zodat deze subcategorie geannoteerd kan worden als er binnen een eerstehulpinstructievideo gepresenteerd wordt hoe een actie precies moet worden uitgevoerd. De beschrijving van de Toelichting (Explanation) is hierdoor aangepast. Het Doel (Purpose) is toegevoegd omdat het in de eerdere versie van het video-annotatiemodel niet mogelijk was om de presentatie van het doel van een handeling te annoteren. Verder zijn naar aanleiding van de Pilot Study de hoofdcategorieën Praten (Talk) en Geluiden (Non-Speech Sounds) toegevoegd. Er werd namelijk binnen één van de eerstehulpinstructievideo’s door de eerstehulpverlener tegen het slachtoffer gepraat. Daarnaast was er in één van de eerstehulpinstructievideo’s een soort belletje te horen aan het begin- en het einde van de video. Voor deze geluiden is de hoofdcategorie Geluiden (Non-Speech Sounds) toegevoegd. Al deze aanpassingen zijn zowel in het video-annotatiemodel verwerkt als geïmplementeerd in ELAN. De uiteindelijke versie van het video-annotatiemodel is te vinden in Bijlage 2.

(27)

Hoofdstuk 4: Corpusanalyse.

In dit hoofdstuk wordt het corpus beschreven aan hand van de annotaties die zijn gedaan met behulp van het video-annotatiemodel en de video-annotatiesoftware van ELAN (versie 5.2. 2018). Alle eerstehulpinstructievideo’s zijn geannoteerd met als doel inzicht te krijgen in de inhoud ervan, aan de hand van de categorieën die beschreven staan in het video-annotatiemodel. In Bijlage 9 tot en met 14 zijn de resultaten van deze annotaties te vinden. Dit hoofdstuk begint met het bespreken van de resultaten en analyses van de eerste hoofdcategorie: Informatie over de Video (Document Information). Vervolgens zullen de belangrijkste bevindingen besproken worden per afhankelijke categorie waarbij zowel de hoofdcategorieën Gesproken Tekst (Spoken Text), Beeld (Image) en Geschreven Tekst (Written Text) als de taaksoorten Verplaatsen en Draaien met elkaar worden vergeleken. De hoofdcategorie Beeld (Image) kent een aantal beeldspecifieke, afhankelijke categorieën waarvan de bevindingen en analyses besproken worden in paragraaf 4.3. In paragraaf 4.4 komt de hoofdcategorie Praten (Talk) aan de orde en in paragraaf 4.5 de bevindingen van de hoofdcategorie Geluiden (Non-Speech Sounds). Omdat dit een explorerend onderzoek worden de bevindingen en analyses beschreven aan de hand van descriptieve statistieken en aangevuld met kwalitatieve analyses.

4.1. Informatie over de video (Document Information).

Voordat het corpus geannoteerd is in ELAN is per video alle informatie vastgelegd in de daarvoor ontworpen tabellen van Informatie over de video (Document Information). De ingevulde tabellen zijn in Bijlage 9 te vinden. In Tabel 4 zijn de belangrijkste bevindingen weergegeven. In deze tabel zijn er afkortingen gebruikt voor de verschillende eerstehulptaken: RG is de afkorting voor ‘de rautekgreep vanaf de grond’, RA voor ‘de rautekgreep vanuit de auto’, SZ voor ‘de stabiele zijligging’ en BD staat voor ‘een slachtoffer van de buik op de rug draaien’ (buikdraaien).

Uit de analyse blijkt dat veel organisaties ervoor gekozen hebben om het organisatielogo constant in een van de hoeken van het beeld weer te geven. Verder zijn er vier verschillende settingen aangetroffen binnen het corpus. Zo zijn er drie video’s opgenomen in een outdoor setting, twee video’s in een kantoorsetting, zes in een studiosetting en één in een magazijnsetting. Sommige organisaties maken consequent gebruik van een bepaalde setting en een specifieke huisstijl. Zo maakt het Oranje Kruis bijvoorbeeld telkens gebruik van een studio setting en hebben zij een huisstijl waarbij het organisatielogo constant zichtbaar is in een van de hoeken (zie Afbeelding 11). Andere organisaties, zoals het Rode Kruis-Vlaanderen, maken gebruik van verschillende settings (zie Afbeelding 12). Een mogelijke verklaring voor dit verschil in settings is terug te vinden in de Achtergrondinformatie: Video 1 is gepubliceerd door het Rode Kruis-Vlaanderen in 2012 en de andere twee video’s (Video 5 en Video 8) zijn beide gepubliceerd in 2017.

(28)

Afbeelding 11: Studiosetting (Oranje Kruis, 2017). Afbeelding 12: Outdoor setting (Rode Kruis-Vlaanderen, 2012).

Tabel 4: Informatie over de video (Document Information).

Video Eerstehulp-taak (Task) Organisatie (Organization) Achtergrond informatie (Background Information) Setting (Pictorial Context) Huisstijl (House Style) 1 RG Rode Kruis- Vlaanderen 25/06/2012 Outdoor Setting N.v.t.

2 RG 112BHV 19/05/2014 Kantoor-setting Organisatielogo in beeldhoek. Achtergrondmuziek.

3 RG Oranje Kruis 27/02/2017 Studio-setting Organisatielogo in beeldhoek.

4 RG Human Drive 09/11/2015

Studio-setting Organisatielogo in beeldhoek. 5 RA Rode Kruis- Vlaanderen 25/06/2017 Outdoor Setting N.v.t.

6 RA Oranje Kruis 27/02/2017 Studio-setting Organisatielogo in beeldhoek.

7 RA Uitgeversgroep 24/03/2017 Outdoor

Setting

Organisatielogo in beeldhoek. Achtergrondmuziek.

8 SZ Rode Kruis- Vlaanderen 03/11/2017 Studio-setting Organisatielogo in beeldhoek.

9 SZ 112BHV 13/12/2013

Kantoor-setting

Organisatielogo in beeldhoek. Achtergrondmuziek.

10 SZ Oranje Kruis 27/02/2017 Studio

-setting

Organisatielogo in beeldhoek.

11 SZ Human Drive 09/01/2015 Studio-setting Organisatielogo in beeldhoek.

12 SZ Uitgeversgroep 24/03/2017 Magazijn

setting

Organisatielogo in beeldhoek. Achtergrondmuziek.

13 BD Oranje Kruis 27/02/2017

Studio-setting

Organisatielogo in beeldhoek.

14 BD Human Drive 09/11/2015 Studio-setting Organisatielogo in beeldhoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Visuele structurering: schakeling door wipe, toont schakeling naar een subsequentie binnen de sequentie instructie, namelijk afronding gebruik apparaat. Maar

Perhaps the largest group eager to seize the pink hammer is single young women!. The National Association of Realtors reports that in 2006 single women made up 22% of

Acceptabel wanneer het antwoord: ‘this you-go-girl!’

As foar in goed antwurd mear as 7 wurden brûkt binne: gjin punten

Ut tekst 3 docht bliken dat ien fan de yn tekst 2 neamde maatregels tsjin alkoholmisbrûk ûnder jongeren wierskynlik net folle resultaat ha sil. Brûk net mear as

Binnen het Move(F)it project kijken onderzoekers hoe de activity tracker (Fitbit) kan bijdragen aan een bewust gezondere leefstijl bij mensen met een lage SEP?. Een Fitbit

2p 5 Wêrom is it fersin dat yn alinea 3 neamd wurdt ‘kartesiaansk-eftich’? Brûk net mear as 15 wurden. Yn alinea 4 wurde doel en wurkwize fan it ‘kafetaria-eksperimint’ neamd. 2p

As foar in goed antwurd mear as 17 wurden brûkt binne, 1 skoarepunt yn mindering bringe. 17 maximumscore 2. Hy hat earder beweard dat in organisme him altyd oanpast oan de