• No results found

Bestemmingsplan Parkeerterrein Zuid Midslandweg 3 te Midsland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bestemmingsplan Parkeerterrein Zuid Midslandweg 3 te Midsland"

Copied!
97
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan Parkeerterrein Zuid Midslandweg 3 te Midsland

V O O R O N T W E R P

(2)

Bestemmingsplan

Parkeerterrein Zuid Midslandweg 3 te Midsland

voorontwerp

(3)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 7

1.1 Aanleiding 7

1.2 Plangebied 7

1.3 Geldend bestemmingsplan 8

1.4 Leeswijzer 9

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 11

2.1 Huidige situatie 11

2.2 Toekomstige situatie 12

Hoofdstuk 3 Beleid 15

3.1 Rijksbeleid 15

3.2 Provinciaal beleid 17

3.3 Regionaal beleid 18

3.4 Gemeentelijk beleid 18

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten 21

4.1 Archeologie en cultuurhistorie 21

4.2 Bedrijfshinder 24

4.3 Bodemkwaliteit 25

4.4 Ecologie 26

4.5 Externe veiligheid 27

4.6 Geluidhinder 28

4.7 Luchtkwaliteit 29

4.8 Vormvrije m.e.r.-beoordeling 29

4.9 Waterparagraaf 30

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving 33

5.1 Algemeen 33

5.2 Algemene bestemmingen 33

5.3 Afzonderlijke bestemmingen 33

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 35

6.1 Economische uitvoerbaarheid 35

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 36

(4)
(5)

Toelichting

(6)
(7)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor dit bestemmingsplan is de uitbreiding van het parkeerterrein bij de vernieuwde Coop in Midsland. Deze uitbreiding is noodzakelijk aangezien de huidige parkeervoorziening niet voldoende is en een gedeelte van het bestaande parkeerterrein in de zomer gebruikt gaat worden voor het stallen van fietsen.

Het planvoornemen is om het parkeerterrein van de vernieuwde Coop aan de zuidzijde van het bestaande parkeerterrein te realiseren. Dit is echter in strijd met het vigerend bestemmingsplan. De geldende bestemming van het beoogde perceel is 'Detailhandel'. Op de gronden is naast de gebouwen ten behoeve van detailhandel ook een woning toegestaan. In de huidige situatie is er geen winkel meer op het perceel aanwezig. Wel is de woning nog als dusdanig in gebruik. Realisatie van een parkeerterrein is op grond van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan. Om medewerking te kunnen verlenen aan dit initiatief moet van het geldend bestemmingsplan worden afgeweken en is onderhavig bestemmingsplan voor het perceel opgesteld.

1.2 Plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel aan de Zuid Midslandweg 3 in Midsland. Het gaat om het kadastrale perceel: gemeente Terschelling, sectie G perceel 242.

Figuur 1. Uitsnede kadastrale kaart

Op navolgende luchtfoto is de ligging van het plangebied in de omgeving aangegeven.

(8)

Figuur 2. Luchtfoto plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

De vigerende planologisch-juridische regeling voor het plangebied is neergelegd in het bestemmingsplan Midsland 2010 (vastgesteld op 26-01-2010). Het plangebied heeft op basis van dit bestemmingsplan de enkelbestemming 'Detailhandel' en voor een gedeelte de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.

Daarnaast heeft het plangebied voor een gedeelte de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouwen.

Binnen de bestemming 'Detailhandel' is het niet mogelijk om een parkeerplaats te realiseren. Om medewerking te kunnen verlenen aan het initiatief dient de bestemming 'Detailhandel' te worden gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijf'. Figuur 3 geeft een uitsnede van het vigerend bestemmingsplan weer.

(9)

Figuur 3. Uitsnede verbeelding Bestemmingsplan Midsland 2010

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en het planvoornemen.

In hoofdstuk 3 wordt het relevante rijksbeleid, provinciale en gemeentelijke beleid behandeld.

Hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten waar bij het opstellen van ieder ruimtelijk plan rekening moet worden gehouden.

In hoofdstuk 5 wordt een beschrijving van de juridische aspecten van dit bestemmingsplan gegeven.

In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid.

(10)
(11)

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In het centrum van Midsland is een parkeerprobleem. Ook is in de Westerburen en Oosterburen een fietsparkeerprobleem. De Coop heeft in november 2017 de deuren van haar vernieuwde winkel aan de Oosterburen geopend en is zoekend naar een passende parkeeroplossing voor haar bezoekers. Tevens kan dit bijdragen aan een verkleining van de algehele (fiets)parkeerproblematiek in Midsland en de leefbaarheid in de omgeving verbeteren.

De Coop is voor de nieuwbouw van de vestiging aan de Oosterburen enige tijd naar de Hoofdweg verplaatst. Op die locatie was voldoende parkeergelegenheid aanwezig en een prima bevoorradingsroute.

Nu de Coop terug is op de locatie aan de Oosterburen wordt ook daar gekeken naar een optimale inrichting van de omgeving van de supermarkt. Naar wens van de gemeente en direct omwonenden is de huidige bevoorrading aangelegd. Door aanpassing van de bevoorradingsroute wordt de weg niet langer geblokkeerd en hebben omwonende geen ronkende vrachtwagens meer voor de deur. Deze herinrichting is ten koste gegaan van een aantal parkeerplaatsen op het terrein van de Coop. Tevens heeft de Coop, om het fietsparkeren te ontmoedigen aan de noordzijde van de winkel, geïnvesteerd in extra parkeervoorzieningen voor fietsers aan de zuidkant. Ook dit is ten koste gegaan van reguliere parkeerplaatsen. In de huidige situatie zijn daarom nog 22 parkeerplaatsen aanwezig, waarvan 9 gedoogd op het perceel Zuid Midslandweg 3. Op eigen terrein zijn dit 13 parkeerplaatsen. Hiervan worden in de zomermaanden 4 parkeerplaatsen extra gebruikt voor fietsparkeren.

De huidige parkeervoorziening is voor de Coop te gering. Hiervoor, en met in het achterhoofd de parkeerproblematiek die speelt in Midsland, heeft de Coop het voornemen om haar parkeergelegenheid uit te breiden. Hiervoor wordt het perceel aan de Zuid Midslandweg 3 aangekocht. Dit perceel is in de huidige situatie vrijwel geheel verhard en er is veel bebouwing aanwezig. Deze bebouwing bestaat uit een bebouwing voor een winkel, woning en een schuur. In de huidige situatie is geen winkel meer op het perceel gevestigd. Wel is de woning nog als dusdanig in gebruik. Aan de noordzijde van het perceel zijn een aantal parkeerplaatsen gesitueerd. De huidige eigenaar van het perceel heeft in overleg met de gemeente de parkeervoorziening aangelegd en gedoogd het parkeren. Deze parkeerplaatsen worden momenteel door Coop gehuurd van de perceel eigenaar.

De omgeving van het plangebied bestaat voornamelijk uit woonbebouwing. Tussen deze woonbebouwing is ten oosten van het plangebied een school aanwezig, ten westen een pension en ten noorden de detailhandel aan de Oosterburen.

(12)

Figuur 4. Huidige situatie plangebied

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wenst de Coop een parkeerterrein met in totaal 32 parkeerplaatsen te realiseren.

Het voornemen is om het nieuw aangekocht perceel in te richten als parkeerterrein, met ruimte voor 19 parkeerplaatsen. Dit betekent 10 extra plaatsen, daar er op dit terrein in de huidige situatie al 9 parkeerplaatsen worden gedoogd. Deze uitbreiding van het bestaande parkeerterrein is nodig, omdat het bestaande parkeerterrein niet in de vraag voorziet en er in de zomer maanden 4 van de bestaande parkeerplaatsen worden gebruikt voor fietsparkeren. Dit gebeurt om hinder van gestalde fietsen aan de voorzijde van de Coop te voorkomen. Middels goede bewegwijzering en een aanduiding naar de zuidelijke ingang van de Coop worden de fietsers zoveel mogelijk naar deze fietsparkeervoorziening geleid. De fietsenstallingen zijn demontabel en worden in de wintermaanden weggehaald. Dan kan het gehele parkeerterrein worden gebruikt voor autoparkeren.

Verantwoording behoefte

Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en de omvang van de activiteit waarin het plan voorziet. Om de parkeerbehoefte te bepalen wordt normaliter gebruikgemaakt van de kengetallen van het CROW (CROW-publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). De CROW kent voor een fullservice supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau) in het centrum van een niet stedelijk gebied een parkeerkencijfer van minimaal 3,2 parkeerplaatsen (pp) en maximaal 5,2 pp per 100 m2 bruto vloeroppervlakte. De bruto vloeroppervlakte van de Coop bedraagt ca. 1.068 m2. Aan de hand van de kengetallen in de CROW blijken minimaal 35,2 pp en maximaal 57,2 pp nodig voor een dergelijke functie.

Terschelling heeft een bijzondere situatie als het om parkeren gaat. Het feit dat het een eiland is, maar ook de zomerdrukte en de beperkte ruimte geven aanleiding om op sommige punten af te wijken van de CROW

(13)

cijfers. Hieromtrent wordt de Nota parkeernormen Terschelling 2017 opgesteld. Hierin wordt voor de detailhandel, horeca en restaurants onderscheid gemaakt tussen de dorpskernen en het buitengebied.

Voor de dorpskernen van West-Terschelling en Midsland gelden geen normen. Hier kan enkel geparkeerd worden op de plaatselijke parkeerterreinen. Nieuwe ontwikkelingen in deze dorpskernen kunnen simpelweg geen parkeerplekken realiseren. Dit geldt eveneens voor de vernieuwde Coop. Om deze reden wordt een naburig perceel aangekocht voor de realisatie van de extra parkeerplaatsen.

Gezien de CROW-normen is 32 parkeerplaatsen geen buitengewoon aantal voor een winkel met dergelijke omvang. Door het parkeerterrein in de zomermaanden deels te gebruiken voor fietsparkeren wordt de parkeervoorziening bovendien afgestemd op de eilandersituatie. Aansluitend op de Ontwerp-Nota parkeernormen Terschelling 2017 kan worden aangegeven dat hiermee een passende parkeervoorziening wordt gerealiseerd.

Inrichting

Voor de realisatie van het parkeerterrein wordt de bestaande bebouwing op het perceel gesloopt. De Coop levert in overleg met de eigenaar van dit perceel een bijdrage in het vinden van nieuwe huisvesting voor de bewoners van dit pand. Pas wanneer dit gevonden is, zal met de sloop worden gestart en kan het terrein opnieuw worden ingericht. Figuur 5 geeft een impressie van de toekomstige inrichting van het plangebied weer. De beoogde inrichting is gebaseerd op de algemeen hiervoor geldende afmetingen. In de nieuwe situatie worden tevens, in aansluiting op de duurzaamheidsambitie van de Coop en de gemeente, een aantal laadpalen voor elektrische auto's gerealiseerd. Dit aantal ligt nog niet vast en zal naar aanleiding van de vraag schommelen tussen de twee tot vier stuks. Ook worden aan de randen van het plangebied groene stroken gecreëerd door middel van gras en het aanplanten van leilindes. Het parkeerterrein wordt afgesloten met een slagboom en kan worden gebruikt gedurende de openingstijden van de Coop. Hiermee wordt geluidoverlast van onder meer dichtslaande portieren in de avond- en nachtperiode voorkomen.

Figuur 5. Impressie toekomstige inrichting

(14)
(15)

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Wat betreft het rijksbeleid op het gebied van de ruimtelijke ordening, gaat het om het algemene kader ten aanzien van de inrichting van de ruimte voor wonen, werken, verkeer, recreatie, natuur en water. Dit ruimtelijk beleid van het Rijk is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2011).

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland:

het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;

het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker vooropstaat;

het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk schenkt vertrouwen en biedt ruimte aan lagere overheden, burgers en bedrijven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van het Nederlandse werelderfgoed.

Met de structuurvisie wordt een vereenvoudiging van de bestaande regelgeving nagestreefd, waarin meer verantwoordelijkheid bij de lagere overheden komt te liggen.

Gezien de beperkte aard en omvang van de ontwikkeling vormt de SVIR geen concreet beoordelingskader voor het plan. Wel is het Rijksbeleid verder uitgewerkt in het onderliggend beleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Een structuurvisie is een beleidsstuk zonder bindend karakter voor lagere overheden. Om naleving van de SVIR te kunnen afdwingen, is besloten tot de vaststelling van algemene regels. De algemene regels zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

In het Barro zijn onder titel 2.5 regels opgenomen in relatie tot de Waddenzee en het Waddengebied. Het Barro schrijft voor dat een plan geen inbreuk mag doen op de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de Waddenzee. Het plangebied is wel onderdeel van het Waddengebied, maar niet van de Waddenzee. In het Waddengebied geldt op grond van artikel 2.5.12 dat voor nieuwe bebouwing in het stedelijk gebied de maximaal toelaatbare bouwhoogten dienen aan te sluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing en buiten het stedelijk gebied dient de aard of de functie van nieuwe bebouwing te passen bij de aard van het omringende landschap. Uiteraard moet bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen allereerst middels de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' worden nagegaan of er behoefte is en of de ruimtevraag, indien de behoefte hieraan bestaat, kan worden opgevangen in bestaand stedelijk gebied, voordat buitenstedelijk wordt gebouwd. Hierop wordt verderop in deze paragraaf ingegaan.

Het planvoornemen maakt geen bebouwing mogelijk en past daarmee binnen de regels uit het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is

(16)

het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.

De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte.

Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?

3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

In het navolgende worden de hierboven genoemde aspecten beschreven en afgewogen.

Ad 1.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Het betreffende perceel heeft reeds een stedelijke functie ('Detailhandel').

Binnen het bouwvlak is bebouwing reeds toegestaan. Het overige terrein is ook verhard. Het nieuwe ruimtebeslag van deze stedelijke ontwikkeling is derhalve gering en blijft onder de ondergrens van 500 m2. Gelet op de omvang van het parkeerterrein in relatie tot de omgeving is het plan niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Daarbij is het tevens jurisprudentie bekend waaruit blijkt dat een parkeerterrein waarmee wordt voorzien in de vraag van een bestaande voorziening niet wordt voorzien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. In onderhavig geval wordt met het aan te leggen parkeerterrein voorzien in de bestaande parkeervraag van de reeds vernieuwde Coop.

Ad 2.

De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

Ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen wordt er niet meer ruimtebeslag mogelijk gemaakt. Er is aldus geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Ad 3.

Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de behoefte aan die ontwikkeling worden gemotiveerd. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de ontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen.

Het planvoornemen voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hiervoor al is aangegeven.

Derhalve is het bepalen van het ruimtelijk verzorgingsgebied niet noodzakelijk.

Ad 4.

Het planvoornemen voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals hiervoor al is aangegeven.

Toch wordt dit punt vanuit een goede ruimtelijke afweging besproken. De behoefte is af te leiden uit het feit dat in de zomer het grootste gedeelte van de huidige parkeerplaatsen wordt gebruikt als fietsenstalling. In deze periode is er in de huidige situatie een grotere parkeerbehoefte dan er parkeeplaatsen aanwezig zijn.

Het nieuw te realiseren parkeerterein voorziet in de zomermaanden dus voor een gedeelte in de bestaande

(17)

parkeerbehoefte.

Ad 5.

In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Het plangebied ligt in het centrum van Midsland omringt door woonwijken en bebouwing van maatschappelijke functies. Geconcludeerd kan worden dat het plangebied onderdeel is van het bestaand stedelijk gebied.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het plan niet voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling en hierdoor de ladder voor duurzame verstedelijking niet op het planvoornemen hoeft te worden toegepast.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Het provinciaal beleid is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte', vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel.

In het Streekplan Fryslân worden in aansluiting op het rijksbeleid ook de bijzondere waarden van de Waddeneilanden voorop gesteld. Geconcentreerd in de dorpen wordt ruimte geboden voor wonen en werken, afgestemd op de eilander situatie. De benodigde ontwikkelingsruimte is hiervoor aanwezig, waarbij zoveel mogelijk eerst locaties binnen bestaand bebouwd gebied worden benut en pas daarna naar uitbreidingsruimte wordt gezocht. In dit proces is er ruimte voor stedenbouwkundige kwaliteitsverbetering die aan de eilander karakteristiek nieuwe kwaliteiten toevoegt.

Het plangebied ligt in bestaand bebouwd gebied. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met het Streekplan Fryslân 2007.

Het Streekplan Fryslân kent als structuurvisie geen direct bindende regels. Deze zijn opgenomen in de Provinciale Verordening Romte. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het Streekplan. In navolgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan aan de hand van de gestelde regels in de Verordening Romte.

Verordening Romte

Provinciale Staten van Fryslân hebben op 25 juni 2014 de provinciale verordening ruimte vastgesteld.

Enerzijds om de provinciale belangen te borgen, anderzijds om vooraf duidelijkheid richting gemeenten te geven over de provinciale belangen en de wijze waarop deze doorwerken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het Streekplan krijgt daarmee een handzame en praktische vertaling die toepasbaar is bij het opstellen van plannen. De verordening zelf voorziet niet in nieuw beleid. Toekomstig nieuw provinciaal beleid zal via een herziening van de verordening door kunnen werken. De verordening is dus dynamisch en zal regelmatig worden aangepast.

In de verordening zijn geen regels opgenomen in relatie tot de aanleg van parkeervoorzieningen binnen bestaand stedelijk gebied. Derhalve is het plan in overeenstemming met de Verordening Romte.

(18)

3.3 Regionaal beleid

Het waterhuishoudkundige beleidskader voor de ontwikkeling van nieuwe bebouwde gebieden is opgenomen in het Waterhuishoudingsplan 2016-2021 van de provincie en het Waterbeheersplan 2016-2021 van het Wetterskip Fryslân. Beide beleidsdocumenten zijn in samenhang met elkaar opgesteld.

In het Waterhuishoudingsplan is het voorgenomen beleid van de Provincie Fryslân over de watersystemen en de rol van de provincie bij de waterketen opgenomen. In het Waterbeheerplan is het voorgenomen beheer van Wetterskip Fryslân opgenomen voor de watersystemen en de waterketen binnen het gebied. In zowel het Waterbeheerplan als het Waterhuishoudingsplan wordt gebruik gemaakt van een indeling naar thema: waterveiligheid, voldoende water en schoon water. In beide plannen wordt voortgebouwd op het huidige waterkwaliteitsbeleid van de waterschappen, met een intensivering voor een aantal inrichtings- en beheersmaatregelen.

In dit bestemmingsplan wordt ontwikkelingsruimte geboden. Het bestemmingsplan is in verband met van de waterhuishouding voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân. Dit wordt in paragraaf 4.9 besproken.

3.4 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie TS 25

De gemeente heeft haar toekomstvisie vastgelegd in de Toekomstvisie Terschelling 2025. Een sterke vitale samenleving, daar zet de gemeente op in. De bevolking kan op aangename wijze op het eiland wonen, werken, leren en recreëren. Gasten kunnen van het eiland genieten en worden gastvrij ontvangen. De visie is gebouwd op drie belangrijke pijlers: een krachtige samenleving, een duurzame economie en een waardevolle omgeving. In samenhang vormen ze een stevig fundament richting de toekomst.

In de toekomstvisie richt paragraaf 3.3 zich op detailhandel. De detailhandel biedt inwoners en gasten een laagdrempeling en aantrekkelijk en gevarieerd winkelaanbod. Een een aantrekkelijke mix van winkels, evenementen en acties, een aantrekkelijke omgeving en goede services zijn hiervoor belangrijk. De uitstraling van het winkelgebied is essentieel. Het behoud van het authentieke karakter staat daarbij voorop. De winkelkernen van West-Terschelling en Midsland moeten daarom zoveel mogelijk autovrij gemaakt worden. Daarbij wordt wel aangegeven dat het parkeren goed geregeld moet zijn. De uitbreiding van het parkeerterrein is nodig om een voldoende parkeervoorziening te blijven bieden wanneer een deel van het bestaande parkeerterrein in de zomermaanden wordt gebruikt voor fietsparkeren. Door goede fietsparkeergelegenheid te bieden aan de zuidzijde (achterkant) van de Coop, dus ter plaatse van het bestaande parkeerterrein, wordt overlast van geparkeerde fietsen aan de noordzijde (voorkant) teruggebracht. Het straatbeeld van de Oosterburen ter hoogte van de Coop wordt op dit moment in de zomer maanden gedomineerd door gestalde fietsen. Het nieuwe fietsparkeren kan hiervoor een oplossing bieden. De fietsers worden hier naar toe geleid door bewegwijzering en helder naamgeving van de beide ingangen van de winkel. Veel fietsers komen uit het zuiden, waarvoor de zuidelijke ingang van de Coop (de zijde waar de fietsparkeergelegenheid wordt gerealiseerd) nu aantrekkelijker wordt. Door het plaatsen van straatmeubilair kan het parkeren van fietsen aan de noordzijde fysiek onmogelijk worden gemaakt. Het authentieke karakter van de Oosterburen komt hiermee beter tot uiting. Dit is in lijn met de uitgangspunten uit de toekomstvisie TS 25.

Nota parkeernormen Terschelling

De gemeente werkt aan haar parkeerbeleid. Hiertoe zijn twee documenten in ontwikkeling. Te weten de Ontwerp-Nota parkeernormen Terschelling 2017 en het ontwerpbestemmingsplan Parkeren Terschelling.

In de Ontwerp-Nota worden de parkeernomen op basis van de CROW per functie beschreven die in het ontwerpbestemmingsplan Parkeren Terschelling worden vastgelegd. Bij het toepassen van deze

(19)

parkeernormen wordt gebruik gemaakt van het systeem 'opplussen'. Dit betekent dat er bij een ruimtelijk plan altijd parkeerruimte aanwezig moet zijn, tenzij je kan aantonen dat er al voldoende parkeergelegenheid is.

Voor de functie detailhandel geldt in de dorpskern Midsland geen norm. Hier kan enkel geparkeerd worden op de plaatselijke parkeerterreinen. Nieuwe ontwikkelingen kunnen in deze dorpskern geen parkeerplekken realiseren.

Aangezien het planvoornemen niet gerealiseerd wordt ten behoeven van een nieuwe ontwikkeling en het volgens het 'opplus' systeem wel noodzakelijk is dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor de Coop, is het plan in overeenstemming met de Ontwerp-nota parkeernormen Terschelling 2017 en het ontwerp bestemmingsplan Parkeren Terschelling. Deze noodzaak van de extra parkeerplaatsen is af te leiden uit het feit dat in de zomer het grootste gedeelte van de huidige parkeerplaats wordt gebruikt als fietsenstalling. In deze periode is er in de huidige situatie niet genoeg parkeergelegenheid voor de Coop.

Woonvisie Terschelling

Op 17 oktober 2017 is de Woonvisie Terschelling vastgesteld. De woonvisie met de titel Naar meer balans op de woningmarkt heeft een looptijd van 2017 tot en met 2021 met een doorkijk naar 2025. De woovsie omvat een kernachtige beschrijving van de analyse, opgaven, ambities, in te zetten instrumenten, rollen, keuzes en prioriteiten van Terschelling en vormt het beleidskader op het gebied van wonen en aan wonen gerelateerde thema's (zorg).

De Woonvisie is de basis voor:

1. Het maken van (prestatie) afspraken met woningcorporatie De Veste en huurdersvereniging De Brandaris;

2. Het maken van afspraken met marktpartijen over nieuwbouw van woningen;

3. Het maken van nieuwe afspraken over woningbouwruimte met de provincie Fryslân;

4. Een uitvoeringsprogramma en toetsingskader voor woningbouwinitiatieven.

De Terschellinger woningmarkt is net als die op de andere Waddeneilanden een specifieke markt die op veel punten sterk afwijkt van die van Friesland. De prijzen van koopwoningen zijn hoog en daardoor voor veel starters en (jonge) gezinnen met een gemiddeld inkomen onbereikbaar. De m2 prijs voor koopwoningen is een van de hoogste van Nederland. De wachtlijsten in de sociale huursector zijn lang.

Hierdoor is de doorstroming op de woningmarkt zeer gering. Uit de woonvisie blijkt dat in de eerste jaren vooral het realiseren van starterswoningen en tijdelijke huisvesting prioriteit hebben.

Voor de realisatie van het planvoornemen wordt de bestaande woning aan de Zuid Midslandweg 3 gesloopt.

Dit lijkt niet overeen te komen met de in de woonvisie gestelde prioriteiten met betrekking tot het toevoegen van starterswoningen en tijdelijke huisvesting. Met de vernieuwing van de Coop is op de verdieping boven de winkel huisvesting gerealiseerd voor het extra personeel dat in het hoogseizoen in de winkel werkt. Op dit punt is de Coop geheel zelfvoorzienend en hoeft geen gebruik meer te worden gemaakt van huisvestingsmogelijkheden elders op het eiland. De Coop kan hierdoor de woning die zij op het eiland bezit, en die voorheen als personeelswoning werd gebruikt, in de markt zetten ter compensatie van de te slopen woning. Hierdoor heeft de ontwikkeling per saldo geen negatief effect op de woningvoorraad.

Huisvestingsverordening 2015, wijziging 2018

Om voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren is een onttrekkingsvergunning nodig. Het onttrekken van een woning aan de woningvoorraad kan namelijk niet zonder meer plaatsvinden. Hiervoor geldt op Terschelling een op zichzelf staand afwegingskader, vastgelegd in de Huisvestingsverordening 2015, wijziging 2018. Op grond van de ruimtelijke afweging, waarvoor onderhavig bestemmingsplan is opgesteld, zijn er echter geen belemmeringen ten uitvoering van dit bestemmingsplan.

(20)
(21)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Normstelling en beleid

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ).

Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan ARCHEOLOGIE

De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) in de Cultuurhistorische Kaart Fryslân 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân biedt voor de gehele provincie per locatie informatie over de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden, te weten Steentijd-Bronstijd en Ijzertijd-Middeleeuwen.

Voor het gehele plangebied geldt voor de tijdsperiode Steentijd-Bronstijd het advies dat 'geen onderzoek noodzakelijk' is, wat inhoudt dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen, ongeacht de grootte van de ingreep geen historisch en karterend onderzoek hoeft te worden verricht. De archeologische verwachting is zeer laag.

Voor de tijdsperiode IJzertijd-Middeleeuwen geldt voor het grootste deel van het plangebied het advies streven naar behoud (de rode kleur in figuur 6). Deels wordt het advies gegeven voor een waarderend onderzoek (terpen) (de roze kleur in figuur 6). Hierdoor is in het vigerend bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming is een vrijstelling opgenomen van bouwactiviteiten tot een oppervlakte van 50 m2.

Aangezien het planvoornemen een bouwactiviteit van meer dan 50 m2 betreft is onderzoek noodzakelijk.

(22)

Figuur 6. Uitsnede FAMKE-kaart

Door RAAP is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. De onderzoeksnotitie is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. Onderstaand worden de bevindingen uit dit onderzoek aangehaald. Ten behoeve van dit onderzoek zijn op 24 januari jongstleden ter hoogte van de Zuid Midslandweg 3 rondom de huidige bebouwing zes boringen gezet. In alle zes boringen is onder een verstoorde toplaag een 0,2 tot 0,68 m dikke archeologische laag herkend (meestal lichtbruingrijs, humusarm tot zwak humeus, zwak tot matig siltig, matig fijn, kalkarm zand met houtskool, verbrande klei en regelmatig fragmentjes baksteenpuin en humusvlekken). In boring 2 is de archeologische laag meer dan 1,6 m dik. Waarschijnlijk is hier in een archeologisch grondspoor geboord. In deze boring is in de archeologische laag/spoorvulling een scherfje kogelpotaardewerk uit de Late Middeleeuwen gevonden. Waarschijnlijk dateert de archeologische laag daarmee ook in Late Middeleeuwen met een mogelijke voortzetting in de Nieuwe tijd. Op basis van het booronderzoek is niet vast te stellen of de archeologische laag deel uitmaakt van de laatmiddeleeuwse 'dorpsterp' of van een losse huisplaats naast deze terp. In het plangebied kunnen ook resten van voormalige bebouwing (bijvoorbeeld uit omstreeks 1830) aanwezig zijn.

Aanbevolen wordt de aangetroffen archeologische laag en de eventuele resten van voormalige bebouwing te sparen. Aangezien het huidige maaiveld in het plangebied zowel in westelijke als in noordelijke richting afloopt en de archeologische laag niet overal even diep ligt, zijn vier zones vastgesteld met een maximale diepte van bodemingrepen van respectievelijk 1,7 m +NAP, 1,5 m +NAP, 1,3 m +NAP en 1,1 m +NAP. Bij deze waarden is een beschermingsbuffer tussen de archeologische laag en de maximale diepte van bodemingrepen van 0,15 m inbegrepen. In figuur 7 zijn de vier zones weergegeven.

(23)

Figuur 7. Uitsnede FAMKE-kaart

Bovengenoemd regime geldt voor alle bodemingrepen (zoals het uitgraven van het cunet van het parkeerterrein en de eventuele aanleg van kabels, leidingen en/of riool en beplanting). Ten behoeve van de uitbreiding van het parkeerterrein zal de huidige bebouwing in het plangebied worden gesloopt. Ook hierbij dient bovengenoemd regime in acht te worden genomen. Hierdoor zullen de diepere delen van de muren/fundering waarschijnlijk in de bodem moeten blijven zitten. Raadzaam is bij de sloop van de bebouwing en het uitgraven van het cunet van het parkeerterrein een archeoloog ter begeleiding aanwezig te laten zijn.

Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt aanbevolen een archeologisch vervolgonderzoek middels een proefsleuf (of sleuven) uit te laten voeren, om een beter beeld van de omvang, aard, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en behoudenswaardigheid van de aanwezige archeologische resten te kunnen verkrijgen. Een dergelijk onderzoek moet worden uitgevoerd op basis van een door de gemeente

(24)

goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Op basis van de resultaten van een dergelijk onderzoek kan de gemeente besluiten hoe met de aanwezige archeologische resten moet worden omgegaan.

Bij de aanleg van het parkeerterrein, evenals tijdens de sloopwerkzaamheden, zal bovengenoemd regime worden aangehouden, en het terrein waar nodig worden opgehoogd. Hierdoor worden de verwachte archeologische resten in tact gelaten en is een aanvullend archeologisch onderzoek voor het planvoornemen niet nodig is. Het planvoornemen is hiermee voor wat betreft het aspect archeologie uitvoerbaar.

CULTUURHISTORIE

Op de CHK2 van de Provinsje Fryslân is informatie opgenomen over cultuurhistorische waarden. Voor het plangebied is deze kaart geraadpleegd. Op de kaart zijn in het plangebied geen cultuurhistorische elementen aangegeven.

Het gehele plangebied ligt in aardkundig waardevol gebied 20. Waddeneilanden: "de eilanden bestaan uit zeer veel gave en karakteristieke duinvormen waarin sedimentatie en erosie-processen nog steeds plaats vinden, grote strandvlakten en kwelders met de kenmerkende kreken". In de omgeving van het plangebied is het hoogteverschil van een duinbult waarneembaar. Het perceel zelf is vrijwel geheel egaal. Aangezien de ontwikkeling zich beperk tot dit ene perceel, wordt het in de omgeving aanwezige hoogteverschil vanwege het planvoornemen niet onevenredig aangetast.

De uitvoering van dit bestemmingsplan tast de cultuurhistorische waarden niet aan.

4.2 Bedrijfshinder

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden aangetoond dat een planvoornemen buiten de invloedssfeer van eventuele hinderlijke activiteiten in de omgeving valt en daarnaast geen belemmeringen oplevert voor nabijgelegen functies.

Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

In de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering worden twee omgevingstypen onderscheiden. Bij het omgevingstype 'rustige woonwijk of rustig buitengebied' wordt functiescheiding nagestreefd. Hiertoe worden minimale richtafstanden gehanteerd, waarbij een bepaalde bij een bedrijf of voorziening behorende milieucategorie een zoneringsafstand ten opzichte van hindergevoelige functies inhoudt. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' is sprake van functiemenging. In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Hiertoe mogen de aangegeven minimale richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (milieucategorie 1 wordt 0, 2 wordt 1, 3.1 wordt 2, etc.).

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Het planvoornemen voorziet niet in het realiseren van een milieuhinderlijke inrichting of een milieugevoelige functie. Het parkeerterrein heeft een openbaar karakter, daar het direct grenst aan het openbaar gebied. Tevens heeft het een geringe omvang, slechts 19 parkeerplaatsen, waarvan 9 reeds gedoogd. De VNG-categorie 'Autoparkeerterrein, parkeergarages' (milieucategorie 2) is in deze situatie

(25)

niet van toepassing, omdat deze betrekking heeft op grotere (betaalde) parkeergelegenheden. Veelal worden dergelijke parkeerterreinen bij een supermarkt wel meegenomen in de afweging rondom de bedrijfshinder van de inrichting. Voor supermarkten en warenhuizen geldt milieucategorie 1. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter ten opzichte van milieugevoelige functies, in geval sprake is van een rustige woonwijk. Dit komt o.a. door de verkeersaantrekkende werking. Het plangebied ligt in de kern van Midsland.

Ter plaatse is een verscheidenheid aan functies aanwezig: detailhandel, horeca, wonen en een school.

Vanwege deze functiemenging kan de omgeving van het plangebied worden gezien als gemengd gebied, en de aangegeven richtafstand met één afstandstap worden verkleind naar 0 meter. Hieruit blijkt dat een dergelijke functie passend is in de omgeving. Dit komt overeen met de aard van het parkeerterrein. Tevens zijn deze parkeerplaatsen het meest ver van de supermarkt gelegen. De parkeerplaatsen aan de andere zijde van de Sudachterom worden naar waarschijnlijkheid eerst gebruikt. De nieuwe parkeerplaatsen kunnen worden gezien als overloop gebied, die alleen bij drukte volledig worden gebruikt. Ook wordt geen aanzienlijke toename van het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het nieuwe parkeerterrein verwacht. In paragraaf 4.6 wordt ingegaan op eventuele geluidhinder die het planvoornemen ten gevolge kan hebben. Gelet op bovenstaande afweging is het niet aannemelijk dat vanwege de aanleg van het parkeerterrein het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen in het geding komt.

Het bestemmingsplan wordt op grond van bovenstaande niet door bedrijfshinder belemmerd.

4.3 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een ruimtelijk plan inzicht verkregen moet worden in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder meer duidelijkheid over de noodzakelijke financiële investering in een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering moet bestaan.

Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is daarom onderdeel van de onderzoeksverplichting bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan. Daarnaast geldt in het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de volksgezondheid dat het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming, zoals wonen, in beginsel moet worden voorkomen.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Voor dit bestemmingsplan is het actuele Bodemloket geraadpleegd (figuur 7). Hieruit komen geen bijzonderheden naar voren ten aanzien van het plangebied. Op de bodemkwaliteitskaart 2007 is het plangebied opgenomen in de zone West-Terschelling/Midsland. Binnen deze zone zijn kritische parameters van lood en zink aangetroffen. Dit wordt bevestigd door de in 2011 opgestelde nota bodembeheer. Hierin wordt de ondergrond van het plangebied gecategoriseerd in de ontgravingsklasse wonen maar krijgt de bovengrond de ontgravingsklasse industrie. Wel wordt hierbij opgemerkt dat er geen sprake is van onacceptabele risico's voor de mens bij hergebruik van deze grond in een woonomgeving.

(26)

Figuur 8. Kaartfragment bodemloket

Op grond van bovenstaande en omdat het hier geen ontwikkeling betreft die een bodemkwaliteit gevoelige functie mogelijk maakt, bestaan er geen planologisch bodemkundige bezwaren tegen het voorgenomen plan.

Vanuit het oogpunt van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem kan dit bestemmingsplan planologisch uitvoerbaar worden geacht.

4.4 Ecologie

Normstelling en beleid

In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De wettelijke grondslag hiervan ligt per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Een ecoloog van Zumkehr Ecologisch Adviesbureau heeft op 26 oktober 2017 het plangebied onderzocht.

Onderstaand is dit onderzoek verder uitgewerkt.

(27)

Soortenbescherming

Het onderzoek heeft uitgewezen dat op, aan of bij het pand geen strikt beschermde soorten voorkomen.

Ook populaties van andere kwetsbare en beschermde soorten ontbreken. Er zijn geen jaarrond beschermde vogelnesten. Omdat beschermde soorten ontbreken leidt de uitvoering van het plan niet tot strijdigheid met de Wet Natuurbescherming aangaande de soortenbescherming. De aanvraag van een ontheffing van de wet is niet nodig.

Gebiedsbescherming

Het plangebied binnen de bebouwde kom van Midsland maakt geen deel uit van een Natura2000-gebied.

Bovendien ligt het plangebied op meer dan 1 kilometer afstand van de Natura2000-gebieden Waddenzee en Duinen Terschelling en op een afstand van meer dan 3 kilometer van Natura2000-gebied Noordzeekustzone. Voor de uitvoering van het plan is het niet nodig Natura2000-gebieden dichter dan de aangegeven afstanden te benaderen. Enig effect van de uitvoering van het plan op de instandhoudingsdoelen van de Natura2000- gebieden is uitgesloten. Het is niet nodig een uitgebreide effectanalyse in relatie tot Natura2000 op te stellen.

De PAS-regeling maakt deel uit van de Natura2000-wetgeving en heeft tot doel de effecten van de uitstoot van stikstof of de natuur te beperken. Voor Terschelling wordt dan gekeken naar effecten op de in de duinen voorkomende kwetsbare grijze duinen (habitattype H2130). Bij de uitvoering van het plan, de sloop van het pand en de inrichting ervan tot parkeerplaats, wordt door bouwverkeer een kleine hoeveelheid stikstof uitgestoten. Deze hoeveelheid overstijgt de grenswaarde van PAS-regeling niet, en leidt niet tot schade aan vegetaties van habitattype H2130. Ook verkeer leidt tot de uitstoot van stikstof. Hieromtrent is in het ecologisch onderzoek een afweging gemaakt. In lijn met uitspraken van de Provinciaal Ambtenaar betreffende de PAS-regeling wordt het parkeerterrein beschouwd als openbare weg, daar het wordt aangelegd direct grenzend aan de openbare weg. Een PAS-analyse is hierop niet van toepassing. De uitvoering van het plan leidt niet tot strijdigheid met de doelstelling van de PAS.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van de ontwikkeling een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan. Nader onderzoek naar soorten- en gebiedsbescherming is niet noodzakelijk. Wel blijft de zorgplicht te allen tijde gelden. Het aspect ecologie levert geen belemmeringen op voor het onderhavig bestemmingsplan. De ecologische Quickscan is als bijlage 2 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

4.5 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Op de risicokaart staan verschillende risico-ontvangers en risicobronnen aangegeven. Voor dit bestemmingsplan is op de risicokaart nagegaan of er ook aandachtspunten (in dit geval risicobronnen) op het vlak van de

(28)

externe veiligheid aanwezig zijn. Figuur 8 laat zien dat op ca. 170 meter van het plangebied zich één risicobron bevindt. Dit betreft het tankstation aan de Midslander Hoofdweg 5 met een plaatsgebonden risicoafstand van 0 meter. Het tankstation betreft geen Bevi inrichting en een QRA is niet verplicht. Wat betreft het groepsrisico kan geconcludeerd worden dat dit niet significant toeneemt aangezien er geen langdurige verblijfplaatsen worden gerealiseerd.

Er zijn geen transportroutes voor vervoer van gevaarlijke stoffen of buisleidingen in de nabijheid van het plangebied aanwezig. Met het planvoornemen wordt geen nieuwe risicovolle inrichting mogelijk gemaakt.

Figuur 9. Kaartfragment risicokaart

Uit voorgaande blijkt het planvoornemen uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid, want er zijn geen belemmeringen.

4.6 Geluidhinder

Normstelling en beleid

De Wet geluidhinder (Wgh) is erop gericht om geluidhinder vanwege onder meer wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Het parkeerterrein dat met het planvoornemen mogelijk wordt gemaakt, wordt niet gezien als een

(29)

geluidsgevoelig object zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek op grond van de Wgh is derhalve niet noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook gekeken te worden naar de toename van motorvoertuigbewegingen die mogelijk worden veroorzaakt door het planvoornemen. Omdat de toename van motorvoertuigbewegingen niet onevenredig afwijkt van de huidige situatie is toetsing aan de Wgh niet nodig. De toename van motorvoertuigen is te verwaarlozen aangezien de supermarkt niet in omvang toeneemt. Hierdoor komt er geen nieuwe verkeersaantrekkende werking uit van deze functie voort. Het parkeren wordt opnieuw ingericht en kan worden afgesloten met een slagboom of schuifpoort in het hoogseizoen. Hierdoor is gebruik van het parkeerterrein buiten de openingstijden van de winkel niet mogelijk. Geluidshinder ten gevolge van meer verkeer of wel van dicht slaande portieren van auto's in de avonduren is daardoor niet aan de orde. Het aantal parkeerplaatsen in de zomer per saldo gelijk blijft en er in de winter, wanneer er wel meer parkeerplaatsen beschikbaar zijn, minder toeristen (bezoekers) op het eiland aanwezig zijn.

De Wgh verzet zich niet tegen de komst van het parkeerterrein. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar vanuit het aspect geluid.

4.7 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de geldende grenswaarden. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn onder meer projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor NO2 of PM10 bijdragen, wat overeenkomt met 1,2 µg/m3 vrijgesteld van toetsing. PM10 en PM2,5 zijn sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.504 voertuigbewegingen van auto's dan wel 109 vrachtwagens per weekdagetmaal leidt (grenswaarde in 2017).

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Het planvoornemen heeft betrekking op de mogelijkheid voor realisatie van een parkeerterrein. De functie waarvoor deze parkeergelegenheid wordt geboden wordt niet uitgebreid. Deze ontwikkeling kan een geringe toename van motorvoeruigbewegingen tot gevolg hebben. Deze toename is verwaarloosbaar, zoals ook in paragraaf 4.6 staat beschreven. De huidige Coop heeft een oppervlakte van 950 m2. Op grond van de CROW-publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (2012) geldt voor een fullservice supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau) op deze locatie (centrumlocatie in niet stedelijk gebied) een verkeersgeneratie van 67,1 tot 108,7 motorvoertuigbewegingen per 100 m2. Omgerekend naar de Coop gaat het om 637 tot 1.033 motorvoertuigbewegingen, voor de gehele supermarkt. Er kan worden aangenomen dat een toename van meer dan 1.504 motorvoertuigbewegingen vanwege de uitbreiding van het parkeerterrein zeker niet aan de orde is. De grenswaarden worden niet overschreden. Het plan kan derhalve worden beschouwd als nibm-plan.

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar vanuit het aspect luchtkwaliteit, de wettelijk gestelde eisen vormen hiervoor geen belemmering.

4.8 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Normstelling en beleid

Een plan-m.e.r. is een in de Wet milieubeheer (Wm) vastgelegde procedure waarmee voor de m.e.r.-(beoordelings)plichtige onderdelen van een ruimtelijk plan de milieugevolgen op basis van een

(30)

zekere bandbreedte worden beoordeeld. Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De drempelwaarden waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

De realisatie van een parkeerterrein is in te delen in categorie D 11.2 van de D-lijst van het Besluit m.e.r.:

D 11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.

In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,

2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Deze drempelwaarde wordt met de ontwikkeling uit dit bestemmingsplan niet overschreden. Voor het planvoornemen geldt daarom de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Op grond van artikel 2, lid 5 besluit m.e.r.

dient de initiatiefnemer in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling een aanmeldnotitie op te stellen en in te dienen bij het bevoegd gezag. Hierin wordt ingegaan op de vraag of de activiteit mogelijk tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan leiden. Tevens zijn de milieueffecten van de voorgenomen ontwikkeling in voorgaande paragrafen reeds zijn onderzocht. Op basis hiervan mag worden aangenomen dat de toekomstige activiteiten in het plangebied geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zullen hebben. Naar alle Europese criteria voor de afweging hieromtrent is gekeken.

PM. Aanmeldnotitie wordt gemaakt

4.9 Waterparagraaf

Normstelling en beleid

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte watertoets. De watertoets kan vooral worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

In het kader van dit bestemmingsplan wordt advies gevraagd aan Wetterskip Fryslân door het indienen van een digitale watertoets. De watertoets is online ingediend op 6 december 2017. Het daaruit voortvloeiende 'watertoetsdocument' geeft aan dat een korte procedure moet worden gevolgd. Het planvoornemen heeft een beperkte invloed op de wateraspecten, die kunnen worden opgevangen met standaard maatregelen.

Het 'watertoetsdocument' is als bijlage 3 opgenomen.

In de omgeving van het plangebied is sprake van enige wateroverlast. De herinrichting van het plangebied biedt mogelijkheden om op dit punt maatregelen te treffen. Zo kan bijvoorbeeld regenwater in het plangebied vast worden gehouden, in plaats van dit direct te laten afstromen. In het ontwerp voor de inrichting van het terrein is rondom de parkeerplaatsen een groenstrook opgenomen, wat als waterbuffer kan dienen. Hierin worden eveneens leilindes geplaatst ter compensatie van twee te kappen bomen. Het toepassen van halfverharding is niet wenselijk vanwege het rijden met winkelwagens over het parkeerterrein. Indien in de toekomstige situatie veel wateroverlast wordt ervaren, kan dit alsnog een optie zijn. De nieuwe ontwikkeling op het perceel, kan op deze manier leiden tot een verbetering van de waterhuishoudkundige situatie in de directe omgeving.

(31)

Voor wat betreft het aspect water is het planvoornemen uitvoerbaar. Kansen voor verbetering van de waterhuishoudkundige situatie zijn in de uitwerking van de plannen waar mogelijk benut.

(32)
(33)

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied.

De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Algemene bestemmingen

10%-regeling

Bij hoge uitzondering kan door middel van een afwijking met een omgevingsvergunning worden toegestaan dat van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10%

afgeweken wordt. Het gaat dan om incidentele gevallen waarbij het om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk wordt geacht en aantoonbaar is dat in geringe mate van de gegeven maten moet worden afgeweken.

Overgangsrecht

Het overgangsrecht ziet op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor het bouwen of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het huidige gebruik mag worden voortgezet in die zin dat de gronden niet minder geschikt mogen worden voor de verwerkelijking van de nieuwe bestemming. Het overgangsrecht is er namelijk op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of dat het gebruik ervan zal worden beëindigd, zodat de situatie overeen zal stemmen met de gegeven bestemming. In beginsel mogen de bouwwerken slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.

Algemeen gebruiksverbod evenementen en voorstellingen

De gemeente Terschelling geeft binnen haar grondgebied ruimte voor het organiseren van evenementen en voorstellingen. Omdat de gemeente mee wil kijken naar de plek, de omvang en invloed op de omgeving, geldt er echter een algemeen gebruiksverbod. Middels een afwijking is het mogelijk om van dit verbod af te wijken. Hiermee kan worden toegestaan om evenementen en voorstellingen te organiseren met een maximum van 6 weken/42 dagen per jaar. De organisator mag deze 6 weken naar keuze invullen; er kan gekozen worden voor een aaneensluitende periode van 6 weken, maar ook voor 12 halve weken of 42 keer één dag.

5.3 Afzonderlijke bestemmingen

Hierna volgt een korte omschrijving van de op de verbeelding voorkomende bestemming.

Verkeer - Verblijf

Het gehele plangebied heeft is bestemd als 'Verkeer - Verblijf'. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor parkeerterreinen en - voorzieningen, woonstraten, paden en sloten, bermen en beplating. Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan tot een maximale hoogte van 2,00 m. Deze maximale hoogte geldt niet voor overige bouwwerken rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en

(34)

regeling van het verkeer.

(35)

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten.

In de Wro is opgenomen dat voor bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden. Deze verplichting vervalt wanneer de kosten anderszins zijn verzekerd. De gemeenteraad moet dan wel expliciet besluiten dat er geen exploitatieplan wordt vastgesteld. In het voorliggende plan is geen sprake van een bouwplan als bedoeld in het Bro. Om deze reden hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.

Onderzoeks- en plankosten

De kosten voor het verrichten van de noodzakelijke onderzoeken ten behoeve van de planvorming vanwege dit bestemmingsplan worden door de ontwikkelende partij gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de ambtelijke planbegeleiding. In de tussen partijen af te sluiten anterieure overeenkomst worden de kostenafspraken vastgelegd.

Realisatiekosten en financiële uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer van het planvoornemen van dit bestemmingsplan is een private partij; te weten Coop Vastgoed B.V. Coop is een landelijke en met meer dan 250 vestigingen een gevestigde partij in de supermarktbranche. De kosten voor realisatie van het planvoornemen komen voor rekening van het supermarktbedrijf. Coop heeft hiertoe budget gereserveerd. Het gaat om een financieel gezond bedrijf met kennis van zaken. Op grond daarvan mag in redelijkheid worden aangenomen dat de beoogde ontwikkeling binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar wordt uitgevoerd.

Planschade

Door het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan voor de betreffende gronden is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in planschade wordt ingediend. Diegenen die schade lijden door de bestemmingsplanherziening, omdat hun onroerend goed in waarde vermindert, kunnen de schade verhalen (voor zover deze redelijkerwijs niet voor de aanvrager behoort te blijven) wanneer dit boven de 2%

van de waarde van het onroerend goed uitkomt. Afspraken over de mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade worden in de tussen initiatiefnemer en gemeente overeengekomen planschade verhaalsovereenkomst opgenomen.

Conclusie

Het kostenverhaal, evenals de afwenteling van de planschade, zal worden geregeld in een tussen de gemeente en initiatiefnemer te ondertekenen afzonderlijke planschade verhaalsovereenkomst. Deze overeenkomst moet zijn getekend vóór vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan. Op basis van deze overweging moet het planvoornemen van dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden

(36)

geacht. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is niet noodzakelijk. Voorgaande betekent dat dit bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid is het van belang dat organisaties en omwonenden betrokken worden bij de planvorming. Op basis van dit principe is op 11 juli 2017 inspraakbijeenkomst voor omwonenden georganiseerd en is het planvoornemen op 14 november 2017 gepresenteerd de 'Et Er Oer Ha'-bijeenkomst in het gemeentehuis. Op 16 november 2017 zijn de plannen eveneens gepresenteerd bij "De Buren van Midsland", waaraan het college van B&W een bezoek bracht.

Tijdens de presentatie van 11 juli 2017 is afgesproken dat tot 31 augustus de mogelijkheid bestond om te reageren op het plan. Binnen deze periode zijn twee reacties binnen gekomen.

De eerste reactie betreft het aspect veiligheid van het plangebied met betrekking tot de naar school gaande kinderen. Mede hierdoor heeft er intensief overleg plaatsgevonden met zowel de gemeente, transporteur en Coop om een zo veilig mogelijke omgeving te creëren. Inmiddels is een proefrit uitgevoerd in samenwerking met de transporteur. Naar aanleiding van deze proefrit is met de gemeente afgesproken dat twee jonge linde bomen aan de Zuid Midslandweg, ter hoogte van de beoogde extra parkeervoorziening, gekapt mogen worden. Dit om een zo recht mogelijke aan/afvoer route van goederen naar Coop mogelijk te maken. Ter compensatie zal rondom de beoogde parkeervoorziening een twintigtal leilindes geplant worden door Coop.

De tweede reactie betreft de vraag om rekening te houden met een degelijke erfafscheiding vanwege privacy redenen en een gewenste doorgang naar de woning. Met deze omwonende heeft een mondeling gesprek plaatsgevonden en wordt gekeken hoe een en ander naar wens ingepast kan worden in het plan.

Uit de presentatie en inspraakbijeenkomsten kan geconcludeerd worden dat een en ander uiteindelijk positief is ontvangen door de aanwezige bewoners van Midsland.

De verslagen van deze presentatie en bijeenkomsten zijn opgenomen in bijlage 4 en 5.

Bestemmingsplanprocedure

Met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan stelt de gemeente een ieder in de gelegenheid om kennis te kunnen nemen van, alsmede te reageren op, de inhoud van het planvoornemen. Voorafgaand aan het ter inzage legen van het ontwerpbestemmingsplan wordt het ontwerpbestemmingsplan naar de betrokken overlegpartners verstuurd. De op het plan verkregen reacties zullen in deze paragraaf worden opgenomen en worden waar nodig in het bestemmingsplan verwerkt.

(37)

Bijlagen bij de toelichting

(38)

Inhoudsopgave

Bijlage 1 Archeologisch onderzoek 7

Bijlage 2 Ecologische quickscan 29

Bijlage 3 Watertoetsdocument 39

Bijlage 4 Verslag presentatie 11 juli 2017 43

Bijlage 5 Verslagen inspraakbijeenkomsten op 14 en 16 november 2017 47

(39)

Bijlage 1 Archeologisch onderzoek

(40)

150 na Chr.

150 na Chr.

700 voor Chr.

700 voor Chr.

320 na Chr.

320 na Chr.

250 na Chr.

250 na Chr.

2200 voor Chr.

2200 voor Chr.

3750 voor Chr.

37 .

RAAP-NOTITIE 6375

Plangebied uitbreiding parkeerter- rein COOP in Midsland

Gemeente Terschelling

Archeologisch vooronderzoek:

een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij een verplichte verplaatsing van de snorfiets van het fietspad naar de rijbaan, gold de uitzondering voor de helmplicht voor bestuurders en passagiers van een snorfiets zoals

© Malmberg, 's-Hertogenbosch | blz 1 van 4 Argus Clou Natuur en Techniek | groep 7/8 | Je ziet het niet, maar het is er wel?. ARGUS CLOU NATUUR EN TECHNIEK | LESSUGGESTIE |

Het huis is dan ook niet enkel beveiligd door het slot, maar ook door het gegeven dat er zicht van derden op staat, bijvoorbeeld de buren of voorbijgangers, en omdat er altijd

Fusies die op 1 augustus 2025 nog recht hebben op geld op grond van de tijdelijke samenvoegingsregeling, stromen vanaf die datum terug in de oude regeling die vijf jaar

Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand aan een procedure van onder meer een uitwerkingsplan waarin een ruimtelijke ontwikkeling

Voor het deel van het plangebied gelegen rond Weteringeiland zijn geen belemmeringen op het gebied van bedrijven en milieuzonering te verwachten.. In de nabijheid van dit gebied

De rechthebbende agrarisch ondernemer die woont aan de Hargerweg 2, maar gronden gebruikt die zijn gelegen aan het fietspad, heeft desgevraagd mondeling aangegeven dat hij nu en in

Maar de arnhemsche neef had nog niet uitgesproken Hij zag Machteld met eerbiedige hoogachting aan, en terwijl hij van de bank opstond, plaatste hij zich naast haar stoel, terwijl