• No results found

Archeologische en historische gegevens en gespecificeerde archeologische verwachting

Plangebied uitbreiding parkeerter- parkeerter-rein COOP in Midsland

2.4 Archeologische en historische gegevens en gespecificeerde archeologische verwachting

In 2015 is enkele meters ten noorden van het plangebied een archeologisch onderzoek uitge-voerd (Nijdam, 2015). Hierbij is een uitgebreid bureauonderzoek uitgeuitge-voerd. De hierbij gegene-reerde archeologische en historische gegevens en de geformuleerde gespecificeerde archeolo-gische verwachting gelden ook voor het onderhavige plangebied. Voor de betreffende achter-grondgegevens wordt dan ook naar deze publicatie verwezen.

Samenvattend kan worden gesteld

h

et plangebied (vrijwel geheel) in het historische centrum van Midsland ligt, dat in de 13e-14e eeuw na Chr. is ontstaan, en een hoge archeologische waarde heeft. Volgens de FAMKE geldt voor vrijwel het gehele plangebied 'Streven naar behoud'. Er worden archeologische resten verwacht, die kunnen teruggaan tot in ieder geval 1300 na Chr.

Op het Stryperkerkhof, ten zuiden van Midsland, zijn op 1,8 m -Mv archeologische resten

aange-troffen uit de 9e eeuw na Chr. Het is niet uitgesloten dat ook in Midsland in deze periode bewo-ning heeft plaatsgevonden. Een dergelijk bewobewo-ningsniveau zal zich naar verwachting op enige diepte in de ondergrond bevinden. Archeologische resten worden verwacht vanaf het maaiveld (zoals voormalige bebouwing) tot enige diepte in de (opgebrachte?) zandige ondergrond en in de top van de duinafzettingen en kunnen bestaan uit resten van voormalige bebouwing (bijvoor-beeld uit omstreeks 1830; zie figuur 2), ophogings- en bewoningslagen met vondsten en grond-sporen. Als gevolg van (sub)recente verstoringen (bebouwing, parkeerterrein en dergelijke) is de bovengrond mogelijk verstoord.

3 Veldonderzoek

3.1 Methode

positie boringen: gelijkmatig verdeeld over het plangebied (rondom de huidige bebouwing; zie figuur 2)

gebruikt boormateriaal: gutsboor Ø 3 cm

totaal aantal boringen: 6

minimaal geboorde diepte: 1,5 m -Mv

maximaal geboorde diepte: 2,2 m -Mv

boorbeschrijvingen: lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989).

De uitgebreide boorbeschrijvingen (inclusief lithologisch profiel) zijn opgenomen in bijlage 1.

X-/Y- en Z-coördinaten boringen gemeten met: RTK-GPS.

3.2 Resultaten

De laagopeenvolging (lithologie) en interpretatie (lithogenese en archeologie) in het plangebied wordt van boven naar beneden beschreven. Het maaiveld in het plangebied ligt ter hoogte van de boringen 1 en 2 op respectievelijk 2,1 en 2,14 m +NAP (gerekend vanaf onderkant huidige bestrating; zie figuur 2). In westelijke richting loopt het maaiveld af naar ongeveer 1,45 m +NAP ter hoogte van boring 6 en in noordelijke richting naar ongeveer 1,7 m +NAP ter hoogte van bo-ring 4. Op figuur 2 is bij elk boorpunt de hoogte van het maaiveld aangegeven (blauwe getallen).

In de boringen is een verstoorde toplaag aangetroffen die in het algemeen 0,4 tot 0,6 m dik is (bruingrijze tot grijsbruine, zwak tot matig humeuze, zwak siltig, matig fijn, kalkarm zand met fragmenten baksteenpuin en regelmatig ook met houtskool en verbrande klei). In boring 6 is de verstoorde toplaag echter 0,7 m dik en in boring 1 zelfs 0,92 m. In de boringen 5 en 6 bestaat de bovenste 0,15 tot 0,2 m uit opgebracht zand (geel, humusarm, zwak siltig, matig tot zeer grof, kalkarm zand).

Onder de verstoorde toplaag ligt een 0,2 tot 0,68 m dikke archeologische laag (lichtbruingrijs, in boring 6 bruingrijs, humusarm, in boring 3 zwak humeus, zwak tot matig siltig, matig fijn, kalkarm zand met houtskool, verbrande klei en humusvlekken en regelmatig met kleine fragmenten bak-steenpuin).De archeologische laag is opgebouwd uit ophogings- en bewoningsmateriaal. Het hoogste punt van de archeologische laag bevindt zich op 1,54 m +NAP (boring 2). Op figuur 2 is bij elk boorpunt de hoogte van de top van de archeologische laag aangegeven (rode getallen). In boring 2 is de archeologische laag meer dan 1,6 m dik (basis dieper dan 2,2 m -Mv). Waarschijn-lijk is hier in een (niet nader te benoemen) archeologisch grondspoor geboord. In de archeolo-gische laag/spoorvulling van deze boring is een scherf kogelpotaardewerk uit de Late Middel-eeuwen gevonden. W aarschijnlijk dateert de archeologische laag in het plangebied daarmee ook uit deze periode, met een mogelijke voortzetting in de Nieuwe tijd. Op basis van het

booronder-zoek is niet vast te stellen of de archeologische laag deel uitmaakt van de laatmiddeleeuwse

‘dorpsterp’ of van een 'losse' huisplaats ernaast.

Onder de archeologische laag ligt een natuurlijke zandafzetting die waarschijnlijk deel uitmaakt van een oude duin (lichtgrijs tot grijs, zwak tot matig siltig, matig fijn, kalkarm zand). In de borin-gen 3 en 4 is de top van deze zandafzetting gebioturbeerd, waardoor een enkele spikkel houts-kool vanuit de archeologische laag in deze afzetting terecht is gekomen. Dit niveau wordt niet tot de archeologische laag gerekend.

4 Samenvatting

4.1 Conclusies

Zijn de archeologisch relevante niveaus intact?

De laagopeenvolging in het plangebied bestaat uit een verstoorde toplaag op een zandige, ar-cheologische laag op duinzand. Op basis van het bureauonderzoek kunnen in het plangebied archeologische resten worden verwacht vanaf het maaiveld tot enige diepte in de (opgebrach-te?) zandige ondergrond en in de top van de duinafzettingen. Aangezien onder een verstoorde toplaag een archeologische laag is aangetroffen die reikt tot op de duinafzettingen, kan worden gesteld dat de archeologisch relevante niveaus intact zijn. Alleen de top van de archeologische laag is als gevolg van recente verstoringen mogelijk aangetast (bijvoorbeeld als gevolg van bebouwing).

Heeft dat gevolgen voor de archeologische verwachting?

De archeologische verwachting blijft ongewijzigd. In het plangebied worden archeologische resten verwacht, die kunnen teruggaan tot in ieder geval 1300 na Chr. en mogelijk ouder.

Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingen, zoals terplagen? Zo ja, wat is de aard, omvang, kwaliteit en datering ervan?

In het gehele plangebied is een intacte archeologische laag aangetroffen, die bestaat uit be-wonings- en ophogingsmateriaal en waarschijnlijk uit de Late Middeleeuwen dateert met een mogelijke voortzetting in de Nieuwe tijd.

Zijn archeologische maatregelen (planinpassing, vervolgonderzoek, e.d.) noodzakelijk?

Archeologische maatregelen worden noodzakelijk geacht (zie § 4.2).

4.2 Aanbevelingen

Aanbevolen wordt de aangetroffen archeologische laag en de eventuele resten van voormalige bebouwing te sparen. Aangezien het huidige maaiveld in het plangebied zowel in westelijke als in noordelijke richting afloopt en de archeologische laag niet overal even diep ligt, zijn vier zones vastgesteld met een maximale diepte van bodemingrepen van respectievelijk 1,7 m +NAP, 1,5 m +NAP, 1,3 m +NAP en 1,1 m +NAP. Bij deze waarden is een beschermingsbuffer tussen de ar-cheologische laag en de maximale diepte van bodemingrepen van 0,15 m inbegrepen. Op figuur 3 staat de volgende informatie afgebeeld:

- grens plangebied;

- huidige bebouwing;

- zones met een waarde maximale diepte bodemingrepen in meters +NAP.

Bovengenoemd regime geldt voor alle bodemingrepen (zoals het uitgraven van het cunet van het parkeerterrein en de eventuele aanleg van kabels, leidingen en/of riool en beplanting).Ten

be-hoeve van de uitbreiding van het parkeerterrein zal de huidige bebouwing in het plangebied wor-den gesloopt. Ook hierbij dient bovengenoemd regime in acht te worwor-den genomen. Hierdoor zullen de diepere delen van de muren/fundering waarschijnlijk in de bodem moeten blijven zitten.

Raadzaam is bij de sloop van de bebouwing en het uitgraven van het cunet van het parkeerter-rein een archeoloog ter begeleiding aanwezig te laten zijn.

Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt aanbevolen een archeologisch vervolg-onderzoek middels een proefsleuf (of sleuven) uit te laten voeren, om een beter beeld van de omvang, aard, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en behoudenswaardigheid van de aanwezige archeologische resten te kunnen verkrijgen. Een dergelijk onderzoek moet worden uitgevoerd op basis van een door de gemeente goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Op basis van de resultaten van een dergelijk onderzoek kan de gemeente besluiten hoe met de aanwezige archeologische resten moet worden omgegaan.

Literatuur

Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van on-verharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.

Nijdam, L.C., 2015. Midsland, Suderachterom (gemeente Terschelling). Een bureau- en karte-rend booronderzoek. ArGeoBoor rapport 1339. ArGeoBoor Archeologisch vooronder-zoek en advies, Lippenhuizen.