• No results found

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad

vanState

2 0 1 1 1 3 0 4 0 / 1 / V 4 .

Datum uitspraak: 4 januari 201 2

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht (hierna: de A w b ) op het hoger beroep v a n :

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage,. nevenzittingsplaats Roermond, van 1 3 december 2 0 1 1 in zaak nr. 11 / 3 8 0 0 6 in het geding tussen:

de vreemdeling en

de minister voor Immigratie en Asiel.

(2)

2 0 1 1 1 3 0 4 0 / 1 / V 4 2 4 januari 201 2

1. Procesverloop

Bij besluit van 2 3 november 2 0 1 1 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 13 december 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 18 december 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2 . Overwegingen

2 . 1 . Ingevolge artikel 8 5 , eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 bevat het hogerberoepschrift in aanvulling op artikel 6 : 5 , eerste lid, onderdeel d, van de A w b , één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank.

Ingevolge het t w e e d e lid omschrijft een grief het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen.

Ingevolge het derde lid w o r d t het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan het eerste of tweede lid, aan artikel 6:5 van de A w b of aan enig ander bij de w e t gesteld vereiste voor het in

behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de A w b is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten vermeld in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d , of aan het eerste of t w e e d e lid van dit artikel.

2 . 2 . Hetgeen de vreemdeling in het hogerberoepschrift naar voren heeft gebracht, omschrijft niet de gronden waarop hij zich niet met het

omschreven onderdeel van de aangevallen uitspraak kan verenigen. Mitsdien is geen sprake van grieven in de zin van voormeld artikel 8 5 , tweede lid.

Daarom is niet voldaan aan voormeld artikel 8 5 , eerste lid.

2.3. Het hoger beroep is, gelet op voormeld artikel 8 5 , derde lid, kennelijk niet-ontvankelijk.

2 . 4 . Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(3)

2 0 1 1 1 3 0 4 0 / 1 / V 4 3 4 januari 201 2

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J . H . van der W i n d e n , ambtenaar van staat.

w . g . Lubberdink w . g . Van der Winden lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2 0 1 2 3 4 8 - 5 9 5 .

Verzonden: 4 januari 201 2

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State,

mr. H.H.C. Visser

(4)

Fax gestuurd:0162680291 Rob vd Toorn 18-12-11 16:03 Page 2/5

uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Zittingsplaats Roermond

Sector bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 11 / 38006

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2011 In de zaak tussen , eiser

(gemachtigde: mr. drs. R.EJ.M. van den Toom), en

de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ingevolge het bepaalde in artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt dit beroep tevens een verzoek tot toekenning van schadevergoeding in.

Verweerder heeft nadere stukken ingezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2011, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk was daar eveneens aanwezig I.P.

Wolters. Verweerder is. na schriftelijke kennisgeving, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is volgens zijn eigen verklaring geboren op en van Russische nationaliteit

2. Eiser heeft blijkens het proces-verbaal van gehoor van 23 november 2011, dat voorafgaande aan zijn inbewaringstelling is afgenomen, een aanvraag ingediend tot hel verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000.

3. Eiser heeft de rechtmatigheid van zijn staandehouding betwist. Eiser heeft daarbij gesteld dat artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) niet voldoet aan het vereiste niveau van regeling zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie bepaalde in het arrest Melki en Abdeli versus Frankrijk van 22 juni 2010

(kenmerk C-188/10 en C-l 89/10, gepubliceerd op www.curia.europa.eu) heeft bedoeld.

Daarnaast heeft eiser de toepasselijkheid van de uitspraak van de Afdeling

(5)

Fax gestuurd:O162680291 R o b vd Toorn l a. i2- l l 16:04 Page 3/5

Zaaknummer: AWB 11 / 38006

bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 24 oktober 2011 (UN: BU286) betwist

4. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgt.

5. Ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 zijn de ambtenaren belast met de grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen bevoegd, hetzij op grond van feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven gemeten, een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleveren hetzij ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding, personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Artikel 50, derde lid, van de Vw 2000 bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regelen worden gegeven omtrent de toepassing van de voorgaande leden van dit artikel.

6. Op 1 juni 2011 is artikel 4.17a van het Vb 2000 in werking getreden. Dit artikel luidt, voor zover relevant, als volgt:

" 1. De bevoegdheid, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Wet, om ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie, wordt uitsluitend uitgeoefend in het kader van toezicht op vreemdetingen:

a. (•••)

b. (...)

c. op wegen en vaarwegen in een gebied tot twintig kilometer vanaf de gemeenschappelijke landgrens met België of Duitsland.

2. Het toezicht, bedoeld in het eerste lia\ wordt uigevoerd op basis van informatie of ervaringsgegevens over illegaal verblijf na grensoverschrijding. Het toezicht kan daarnaast in beperkte mate worden uitgevoerd met het oog op het verkrijgen van informatie over dergelijk illegaal verblijf.

3. (...) 4. (...)

5. Het toezicht, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt op eenzelfde weg of vaarweg ten hoogste negentig uur per maand en ten hoogste zes uur per dag uitgevoerd. In het kader van dit toezicht wordt slechts een deel van de passerende vervoermiddelen stilgehouden. "

7. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of artikel 4.17a van het Vb 2000 voldoet aan het vereiste niveau van regulering zoals het Hof heeft voorgestaan in het hiervoor genoemde arrest Melki en Abdeli. In dit arrest heeft het Hof - kort weergegeven - geoordeeld dat de artikelen 20 en 21 van de Schengengrenscode zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling waarbij aan de politieautoriteiten een controlerende

bevoegdheid wordt toegekend aan de grens, zonder dat in die regeling een noodzakelijk kader is neergelegd om te waarborgen dat de feitelijke uitoefening van de controle niet hetzelfde effect kan hebben als een grenscontrole. Naar het oordeel van de rechtbank biedt dit arrest geen aanknopingspunten voor het standpunt van eiser dat met het door het Hof gestelde vereiste van een nationale wettelijke regeling uitsluitend een wet in formele zin is bedoeld, zodat onder dit vereiste ook een wet in materiële zin zoals - in dit geval - het Vb 2000 kan vallen. Nu in artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 de algemene

controlebevoegdheid is neergelegd, terwijl artikel 4.17a van het Vb 2000, dat de in artikel 50, derde lid van de Vw 2000 bedoelde algemene maatregel van bestuur is, een kader biedt teneinde te waarborgen dat de controle geen (verkapte) grenscontrole is, is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het gestelde in het arrest Melki en Abdeli. De grond dat niet is

(6)

Fax gestuurd:0162680291 Rob vd Toorn 18-12-11 16:65 Page 4/5

Zaaknummer: AWB 11 / 38006

3

voldaan aan het vereiste niveau van regulering kan dan ook niet slagen. Dit betekent dat de staandehouding van eiser zal worden getoetst aan de criteria zoals die zijn neergelegd in artikel 4.17a van de Vb 2000.

8. Uit het op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding van 23 november 2011 blijkt, dat eiser diezelfde dag is gecontroleerd op grond van artikel 4.17a van het Vb 2000 in de gemeente Breda, op de openbare weg A16/E19. Uit het op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen toezicht controle op basis van artikel 4.17a van het Vb 2000 van 29 november 2011 blijkt, dat de controle is uitgevoerd op basis van informatie of

ervaringsgegevens over illegaal verblijf na grensoverschrijding. Tevens blijkt hieruit dat de plek waar de staandehouding heeft plaatsgevonden, is gelegen binnen de zone van 20 kilometer vanaf de gemeenschappelijke landsgrens met België. In de maand november 2011 heeft op deze weg één of meerdere toezichtcontroles plaatsgevonden met een totale duur van 76 uur en 30 minuten. Op 23 november 2011 heeft de controle in totaal 3 uur en 30 minuten geduurd en zijn er 28 voertuigen gecontroleerd.

9. De rechtbank overweegt» onder verwijzing naar de onder punt 3 genoemde uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2011, dat uit de feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit de hiervoor genoemde processen-verbaal, genoegzaam blijkt dat de staandehouding heeft plaatsgevonden na een krachtens artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 gehouden controle in het kader van een Mobiel toezicht Vreemdelingen (MTV). In het proces-verb aal van bevindingen wordt verder in voldoende mate inzicht gegeven in de vraag of is voldaan aan de normering, zoals die in artikel 4.17a, eerste lid, aanhef en onder c, en het vijfde lid, van het Vb 2000 is vastgelegd. De rechtbank is voorts van oordeel dat in het proces-verbaal van bevindingen tevens inzichtelijk is gemaakt dat is voldaan aan artikel 4.17a, tweede lid, van het Vb 2000. In de omstandigheid dat in het huidige geval het aantal gecontroleerde uren afwijkt van de casus die voorlag bij de Afdeling ten tijde van het doen van die uitspraak, leidt niet tot een ander oordeel nu uit proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de huidige controle, voor zowel de duur over die dag alsmede voor die maand, binnen de maximaal gestelde normen blijft.

10. Nu het proces-verbaal van staandehouding, ophouding en overbrenging van 23 november 2011 en het proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2011 op voldoende wijze inzichtelijk maken dat de onderhavige controle heeft plaatsgevonden binnen het daartoe gestelde wettelijke kader, is de rechtbank van oordeel dat eisers staandehouding rechtmatig is.

11. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring in overeenstemming is met de Vw 2000 en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt daarover als volgt

12. Verweerder heeft aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd dat eiser:

- niet in het bezit is van een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 4.21 van het Vb 2000;

- niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats;

- niet beschikt over voldoende middelen van bestaan dan wel over voldoende middelen om zijn terugreis te bekostigen.

Bovenstaande gronden zijn onbestreden gebleven en vormen bovendien voldoende grond

(7)

F« fleurt:«««»««

R o b v d T o o r n 1 8

.

1 2

.

u 1 6 : 9 6 p a g e 5 / 5

Zaaknummer AWB 11 / 38006

ernstig te vermoeden dat eiser zich aan zijn verwijdering zal onttrekken.

13. Uit de gedingstukken alsmede het verhandelde ter zitting blijkt verder dat eiser op 25 november 2011 is overgeplaatst naar een Huis van Bewaring. Vervolgens is eiser op 29 november 2011 overgebracht naar Schiphol om aldaar zijn asielaanvraag toe te lichten.

Tevens is op diezelfde dag een claim verzonden naar de Franse autoriteiten, aangezien eiser aldaar op een eerder moment asiel had aangevraagd. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vooralsnog niet kan worden gezegd dat zicht op verwijdering ontbreekt De omstandigheid dat eiser thans vanwege de lopende asielprocedure niet kan worden verwijderd, doet hier niet aan af nu dit mogelijk slechts een tijdelijke belemmering behelst.

14. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de toepassing van de maatregel onrechtmatig is. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit dan ook ongegrond verklaren en het verzoek om schadevergoeding afwijzen.

15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing De rechtbank:

verklaart het beroep ongegrond;

- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.AJ. Monnens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2011.

w.g. mr. SA.J. Monnens, w.g. mr. M.C.M. Hamer,

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijpnop: | 3 DEC. 20Î1

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

(8)

Fax gestuurd:016268O291 Rob vd Toorn 18-12-11 16:02 Page 1/5

Aan : Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken

Postbus 16113 2500 BC Den Haag

Eveneens per telefax: 070 - 3651380

Hoger beroep vreemdelingenbewaring

Betreffende:

. geb.: , van Russische nationaliteit, verblijvende in het detentiecentrum te Rotterdam,uitdrukkelijk domicilie kiezende ten kantore van

ondergetekende gemachtigde mr drs R.E J.M. van den Toorn te Made ma, gemeente

Drimmelen aan de Godfried Schalckenstraat 33,4921 CP te Made,die verklaart bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn tot het instellen van onderhavig hoger beroep

Datum uitspraak: 13 december 2011 Registratienr : AWB 10/ 38006

GRIEFI

Ten onrechte oordeelt de rechtbank onder 7 dat de controle geen verkapte grenscontrole is zodat is voldaan aan het gestelde in het arrest Melki en Abdeli.

Toelichting

In deze overweging geeft de rechtbank blijkt van een onjuiste rechtsopvatting.[ die zij kennelijk ontleent aan de uitspraak van Uw college dd. 24 oktober 2011] Ook voornoemde uitspraak van Uw college geeft blijkt van een onjuiste rechtsopvatting in het licht van de jurisprudentie van het Europese Hof zoals neergelegd in het arrest Melki en Abdeli versus Frankrijk van 22 juni 2010. Onderhavig hoger beroep dient om het oordeel van het Europese Hof te bewerkstelligen.

GRIEF II

Ten onrechte oordeelt de rechtbank het arrest Melki en Abdeli toepasselijk op onderhavige casus.

Toelichting

Zie de toelichting op grief I PETITUM

Tot gegrond verklaring van de grieven en vernietiging van de bestreden uitspraak.

Xr Maderr«^ëcëmBer,2011.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

in door appellant sub 3 in verband met de behandeling van zijn beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag vanf242,80, waarvan een gedeelte grootf142,00 is toe te rekenen aan door

berekening van de op te leggen boete 0,5 maal het boetenormbedrag gehanteerd. Volgens de tarieflijst is het boetenormbedrag voor overtreding van artikel 2, eerste lid, op €

waarom appellant u verzoekt dit hoger beroep gegrond te verklaren en voornoemde uitspraak te vernietigen en de vreemdelingenbewaring alsnog op te heffen met toekenning van

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger

Bij onderscheiden besluiten van 21 oktober 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om wijziging van de beperking van een aan hem

Voorts voert de minister aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de omstandigheid dat de vreemdeling met behulp van een niet met naam genoemde tolk is gehoord door een niet

Zij betogen dat de raad met de verrichte natuurtoets niet heeft aangetoond dat het plan geen significant negatieve effecten kan hebben op de voor stikstofgevoelige natuurwaarden

Overwogen wordt daartoe dat de maatregel recentelijk is opgelegd, recentelijk op 18 januari 2012 een aanvraag lalssez-passer is verzonden en dat thans afgewacht zal moeten worden