<•.
Raad
vanState
2 0 1 1 1 2 8 9 1 / 1 / V 3
Datum uitspraak: 29 december 2 0 1 1
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht (hierna: de A w b ) op het hoger beroep v a n :
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage,
nevenzittingsplaats A m s t e r d a m , van 1 december 201 1 in zaak nr. 1 1 / 3 7 4 7 4 in het geding tussen:
de vreemdeling en
de minister voor Immigratie en Asiel.
2 0 1 1 1 2 8 9 1 / 1 / V 3 2 2 9 december 2 0 1 1
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2 0 1 1 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij mondelinge uitspraak van 1 december 2 0 1 1 , waarvan het proces-verbaal is verzonden op 7 december 2 0 1 1 , heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 1 3 december 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2 . 1 . Ingevolge artikel 8 5 , eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 bevat het hogerberoepschrift in aanvulling op artikel 6 : 5 , eerste lid, onderdeel d , van de A w b , één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank.
Ingevolge het t w e e d e lid omschrijft een grief het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen.
Ingevolge het derde lid w o r d t het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan het eerste of t w e e d e lid, aan artikel 6:5 van de A w b of aan enig ander bij de w e t gesteld vereiste voor het in
behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de A w b is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten vermeld in artikel 6 : 5 , eerste lid, onder c en d , of aan het eerste of tweede lid van dit artikel.
2 . 2 . Hetgeen de vreemdeling in het hogerberoepschrift heeft
aangevoerd, heeft hij niet als zodanig in eerste aanleg naar voren gebracht.
Dat dat voor het eerst in hoger beroep gebeurt, verdraagt zich niet met het bepaalde in voormeld artikel 8 5 . Uit deze bepaling volgt dat de grieven in hoger beroep moeten blijven binnen de toetsing van het bestreden besluit die de rechtbank heeft verricht, dan w e l , gelet op de daartegen voor haar
aangevoerde gronden en de door haar te verrichten ambtshalve toetsing, behoorde te verrichten. Nu hetgeen is aangevoerd daaraan niet voldoet, is geen sprake van één of meer grieven in de zin van voormeld artikel 8 5 , t w e e d e lid. Daarom is niet voldaan aan voormeld artikel 8 5 , eerste lid.
2 . 3 . Het hoger beroep is, gelet op voormeld artikel 85, derde lid, kennelijk niet-ontvankelijk.
2 . 4 . Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 0 1 1 1 2 8 9 1 / 1 / V 3 3 29 december 2 0 1 1
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W . M . P , van Gemert, ambtenaar van staat.
w . g . Lubberdink w . g . Van Gemert lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 9 december 2 0 1 1 3 7 3 - 6 4 4
Verzonden: 29 december 2 0 1 1
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
uitspraak
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummer: AWB 11 / 37474 V-nr:
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 1 december 2011 in de zaak tussen
geboren op , van (gestelde) Liberiaanse nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr. F. Verkerk, advocaat te Amsterdam
en
de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde: mr. J.M. Hollebrandse, werkzaam bij de Immigratie en Naturalisatiedienst.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2011. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen
vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig C.E.M, van Lingen, als tolk in de Engelse taal.
Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank onmiddellijk na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft hierbij aan partijen medegedeeld dat partijen binnen één week na verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep kunnen instellen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Motivering
Eiser heeft geen gronden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat de bewaring onrechtmatig is opgelegd. Voor zover de rechtbank de rechtmatigheid van de maatregel ambtshalve moet toetsen, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting, de toepassing noch de tenuitvoerlegging daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals eiser heeft verzocht, een termijn te stellen
waarbinnen verweerder de Dublinclaim moet afwikkelen. De rechtbank merkt op dat, zoals
verweerder al heeft gesteld, in de Dublinverordening een termijn is gegeven waarbinnen
gereageerd dient te worden op de claim.
Zaaknummer: AWB 11/37474 inzake Pagina 2 van 2
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
M.M.J. Mooijer griff«
mr. A.W.C.M, van Emmerik rechter
afschrift verzonden op:
0 7 D£C,
Cone: MM Coli:
D : C VK
20«
Voor Kopie de griffier
rechtban' te Amst<
:rn,
'Arrondièsements- Bestuursrecht
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
PONTIUS
:ADVOCATION
Hezookailie.v WrMerditksdijk I 101.1 AD Amsterdam/
Pasladres:
I'osibiis 11184 1001 Cil) AmMcnlani
Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State De vreemdelingenkamer
Postbus 20019
2500 EA DEN HAAG
T O J ! O . . Ü I 2 H 5 I' l)2()-A2\ 7-110 I: iiil(N«;|T*inli(i\.iU
Siidiling IXTilengeldert J'nniiiis Advocaten 1;. vim Lmscliol Hiinkicis
Rckei)ii)jsiTumintTft3.2().6<J.tfiO
Ons kenmerk: 20112091 Uw kenmerk: n.v.t.
Inzake: / IND Hoger beroep (bewaring)
Ook per fax:070-3651380
RA.\
* «* * >Amsterdam, 13 december 2011 : 1 3 OEC 2öïi
Hoogedelgcstrenge Raad,
Door deze en derhalve tijdig dient ondergetekende, mr. K Verkerk, kantoorhoudende te Amsterdam
aan de Westerdoksdijk 1,1013 AD, daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd door de heer , verblijvende te Detentiecentrum te Zaandam, die voor deze zaak woonplaats kiest op mijn kantoor,
hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zitringhoudende te Amsterdam, d.d. 27 december 2011 (mondeling uitgesproken op 1 december 2011), kenmerk AWB 11/37474 dat strekt tot ongegrondverklaring van het eerste beroep tegen de vreemdelingenbewaring. Een kopie van deze uitspraak treft u bijgaand aan (Productie 1).
Jnkiding
1. Cliënt is op 21 november 2011 in bewaring gesteld op grond van artikel 59 lid 1, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
2. Het eerste beroep tegen de inbewaringstelling is op 1 december 2011 mondeling ongegrond verklaard. De uitspraak is op 7 december 2011 toegezonden naar de gemachtigde van cliënt.
Door binnen een weck na verzending van een afschrift van de uitspraak in hoger beroep te gaan, is client ontvankelijk en dienen zijn grieven behandeld te worden.
Grieven
3. Cliënt kan zich niet in de uitspraak van de rechtbank vinden waarin zijn vreemdelingenbewaring rechtmatig is geoordeeld.
4. Cliënt is het niet eens met zijn vreemdelingenbewaring en wil dan ook dat deze zo spoedig mogelijk wordt opgeheven. Cliënt is van mening dat verweerder had moeten volstaan met oplegging van een lichter middel, aangezien cliënt niet eerder in vreemdelingenbewaring heeft gezeten. Cliënt is bovendien van mening dat de rechter dit ambtshalve had moeten toetsen. Dit
Op ni (nue (JicüMcn en werkzaamheden zijnde Algemene Hmnvaurdeil van l'oniius Advocaten U.V. vnn toepassing, waarin onder meer ecu beperking v;m de iiansprakeliiklieid is opgenomen, Deze Algemene Vounvaaiden /.ijn gedeponeerd 1er griffie vtm (Ie Iteeltlkirtk (e Amsterdam.
is niet gebeurd.
5. Cliënt stelt zich daarom op het standpunt dat de bewaring onrechtmatig is en dat deze derhalve dient te worden opgeven.
REDENEN WAAROM
Cliënt U, Hoogedelgestrenge Raad, verzoekt om:
1. Het hoger beroep gegrond te verklaren;
2. De bestreden uitspraak te vernietigen;
3. Alsnog te bepalen dat cliënt in vrijheid wordt gesteld, althans de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank met bepaling dat de rechtbank daarbij het door Uw Afdeling ovenvogene in acht neemt, althans een zodanige beslissing als Uw Afdeling in goede justitie meent te behoren;
4. Verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Cliënt heeft zijn recht op vergoeding van deze kosten overgedragen aan Pontius Advocaten. Het bedrag van de kosten kan worden overgemaakt op rekeningnummer 47.18.47.070 van Pontius Advocaten te Amsterdam.
Graag hoor ik van u.
Hoogachtend,
\ ^ -'"F./VeiWk''
..-•(advocaat-gemachtigde)