• No results found

M etus G allicus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "M etus G allicus"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

M

etus

G

allicus

Memory Studies

Onderzoek naar de klassieke herinnering aan de continentale Kelten

(2)

2

I

NHOUDSOPGAVE

I

NLEIDING

D

A-

D

AAR

K

OMEN DE

G

-

G

ALLIËRS

??

3

(3)

3

D

A-

D

AAR

K

OMEN DE

G

-

G

ALLIËRS

??

''Zo'n 2000 jaar geleden was heel Gallië bezet door soldaten van Caesar, de Romeinse veldheer.

Héél Gallië? Nee, een kleine nederzetting bleef moedig weerstand bieden aan de overweldigers en maakte het leven van de Romeinen in de omringende legerplaatsen bepaald niet gemakkelijk...'' Dit

zijn de bekende regels waarmee ieder avontuur van Asterix en Obelix wordt ingeleid. De

Asterixreeks is een manier waarop de oorlog tussen de Romeinen en de Galliërs in de eerste eeuw v. Chr. wordt herinnerd. De Galliërs vormden destijds een probleem voor de Romeinen; echter, dit was niet de eerste keer dat de Romeinen slaags zijn geraakt met de Galliërs. Reeds in de vierde eeuw v. Chr. hebben de Romeinen gevochten met het Keltische volk. Behalve de Romeinen hebben ook de Grieken problemen ondervonden met Keltische volkeren. De gevechten tussen de Romeinen en Grieken en de Kelten hebben hun sporen nagelaten in de geschiedenis. Deze sporen vormen de herinneringen aan de confrontaties die ieder volk heeft willen doorgeven aan latere generaties. In dit onderzoek zal ik de verschillende confrontaties en de verschillende manieren waarop de Romeinen en Grieken met de herinnering aan deze aanvaringen zijn omgegaan onder handen nemen.

De confrontaties zijn hevig geweest, deze hevigheid blijkt uit antieke teksten en kunst die de Romeinen en Grieken hebben geschreven en vervaardigd, herinnerend aan de confrontaties. De nagelaten herinneringen geven informatie over de identiteit van de volkeren. Het is de manier waarop herinneren zich verhoudt met identiteit wat een onderzoek naar herinnering interessant maakt. Een herinnering kan mooi, vervelend, aangenaam, onprettig zijn, maar het is meer: een herinnering maakt deel uit van jezelf als persoon; zij maken deel uit van je identiteit. In het onderzoek wordt deze gedachte doorgetrokken naar de identiteiten van de klassieke Romeinen en Grieken. De centrale vraag is: in hoeverre hebben de confrontaties bijgedragen aan de identiteit van de Romeinen en Grieken, hoe ging dit in zijn werk en hoe leefde het voort? Waarom ik deze vraag wil beantwoorden en hoe ik dat zal (proberen) te doen, zal ik in dit inleidende hoofdstuk

verduidelijken. Het waarom heeft uiteraard met eigen interesse te maken. Ik ben geïnteresseerd in de Keltische talen en culturen en in de klassieke Oudheid. Memory Studies biedt mij de

mogelijkheid om deze beide interesses te combineren.

Het onderzoek zal historiografisch van aard zijn; maar vooral de herinnering aan de

(4)

4

term, recently perhaps the leading term, in cultural history.'1 Door de groeiende aandacht voor herinnering is er een groei geweest op het gebied van Memory Studies. De ontwikkeling van deze wetenschappelijke richting zal beknopt uiteen worden gezet. Een aspect dat nauw samenhangt met herinnering is identiteit; dit zal worden toegelicht. Pierre Nora heeft de lieux de mémoire

ontwikkeld; dit concept is van groot belang voor de herinnering en het draagt bij aan identiteit.

Lieux de mémoire zullen centraal staan in het onderzoek en daarom zal het concept worden

uitgelegd. Laat mij echter eerst de confrontaties inleiden om aan te geven waarom zij zich uitstekend lenen voor een onderzoek in Memory Studies. In het verlengde daarvan zal ik het doel van dit onderzoek toelichten.

Confrontaties

De drie aanvaringen die zullen worden behandeld zijn indrukwekkende confrontaties in die zin dat zij grote indruk hebben gemaakt op de Grieken en Romeinen; dit is te zien aan verscheidene mentale en fysieke monumenten die zijn opgericht en die de aanvaringen gedenken: de Romeinen hebben de legende van de ganzen en de metus Gallicus, de Grieken de Soteria Spelen, en de Pergamenen het Pergamonaltaar. Voordat de aanvaringen worden geïntroduceerd, wordt er eerst een korte, algemene geschiedenis gegeven van de continentale Kelten.

Er zijn twee culturen verbonden aan de Kelten, namelijk de Hallstatt en de La Tène cultuur. Beide culturen moeten we grofweg ten noorden van de Alpen plaatsen. De Hallstatt cultuur is ontstaan in de Bronstijd, 1200 v. Chr., en had zijn bloeiperiode in de vroege IJzertijd, 700 tot 450 v. Chr., de periode waarmee de Kelten geïdentificeerd mogen worden. Het centrum van deze cultuur verplaatste zich naar het westen, naar de boven-Donau, de boven-Rijn en het oosten van Frankrijk. De La Tène cultuur ontwikkelde zich aan de noordelijke en westelijke grenzen van de Hallstatt cultuur. Het had zowel eigen karakteristieken als invloeden van de Hallstatt cultuur, en mediterrane invloeden. De La Tène cultuur kwam op terwijl de Hallstatt cultuur afnam. De La Tène cultuur wordt gedateerd van ca. 450 tot 50 v. Chr.. Omstreeks 750 v. Chr. waren er waarschijnlijk Keltisch sprekende volkeren in Ierland en een deel van Groot-Brittannië, en verspreid over een gebied dat Frankrijk omvatte en het huidige Oostenrijk. Deze continentale volkeren trokken geleidelijk aan de Alpen over naar Noord-Italië en naar Spanje. In de derde eeuw v. Chr. vonden er massalere

migraties plaats: Kelten trokken Spanje en Italië verder in, en gingen zelfs naar Anatolië. Uiteraard kwamen deze Kelten in aanraking (en aanvaring) met Romeinen en Grieken.2

1

Alon Confino, ‘Collective memory and cultural history: problems of method’, The American Historical Review 102/5 (dec., 1997), 1386.

2

Voor een verdere introductie in de culturen en de migraties van de continentale Kelten, zie: John Haywood, The

historical atlas of the Celtic world (Londen, 2001), 32-7. Het boek is een goede introductie op het gebied van de

(5)

5

Afb. 1: centrum van de Hallstatt cultuur (groen) en van de La Tène cultuur (geel); en een verdere verspreiding van de culturen (800-400 v. Chr.)

Het eerste treffen dat zal worden behandeld, is in 387 v. Chr.: Kelten plunderen en

verbranden Rome. De tweede confrontatie vindt plaats in Griekenland, in 279 v. Chr.: Kelten doen een aanval op Delphi. De laatste strijd heeft plaats in Pergamon, Klein-Azië: Attalus I van

Pergamon verslaat de Kelten in ca. 230 v. Chr..

Wat de eerste confrontatie betreft, gaat het verhaal dat Arruns, een Etruskische edelman, de Kelten over de Alpen lokte om hen als huurlingen te gebruiken. Arruns beloofde de soldaten buit als beloning.3 Zij kwamen dus als rovers, plunderaars en huurlingen naar Italië toe. Klassieke bronnen willen ons doen geloven dat Rome is verwoest door hen. Dit kan niet worden bevestigd door archeologisch materiaal. Literaire bronnen hadden reeds duidelijk gemaakt dat er weinig tot geen sporen van schade zouden zijn. Polybius geeft namelijk aan in zijn Historiën (3.22) dat bij het eerste Verdrag tussen Rome en Carthago, in 509 v. Chr., de Tempel van Jupiter Optimus Maximus was ingewijd. Tacitus schrijft in zijn Historiën (3.72) dat in 83 v. Chr. de tempel was herbouwd. Door de wederopbouw van het Forum is het archeologisch gezien niet aan te tonen dat Rome verwoest is in de vierde eeuw v. Chr.4 Wat verder niet bewezen kan worden, is dat ganzen alarm

de eiland Kelten verwijs ik naar: Miranda Green, The Celtic World. Naast Green hebben veertig onderzoekers van over de hele wereld op het gebied van de Keltologie een bijdrage geleverd aan het boek. De behandelde thema’s en

onderwerpen zijn zeer divers waardoor het boek een uitstekend handboek vormt voor hen die zich breed willen verdiepen in de Kelten. Een andere interessante titel is van Barry Cunliffe, The Ancient Celts, waarin ook zowel de continentale als de eiland Kelten worden behandeld.

3

J.H.C. Williams, Beyond the Rubicon - Romans and Gauls in Republican Italy (Oxford, 2001), 102.

(6)

6

zouden hebben geslagen toen de Kelten aanvielen. Dit onderdeel van het verhaal levert legendarische stof op.

De tweede confrontatie vond plaats onder leiding van Brennus. De overlevering van deze Keltische migratie(strijd) laat veel te wensen over; de onderstaande zeer beknopte schets zal enkel de grote lijn weergeven. Tezamen met Acichorius leidde Brennus een groot offensief in Paeonia (gebied tussen Macedonië en Thracië). Er volgde een tweede campagne, in Macedonië en Centraal-Griekenland. Brennus streed onder andere bij Thermopylae, vanwaar hij direct doortrok naar Delphi voordat de Grieken hun verdediging aldaar konden organiseren.5

De derde aanvaring die behandeld zal worden, was tussen Attalus en de Kelten. De Kelten die migreerden naar Anatolië kwamen in contact met het koninkrijk van de Attaliden. Attalus I wilde een sterk en onafhankelijk koninkrijk vestigen. Hij raakte in conflict met de Kelten in Klein-Azië, wat leidde tot een groot gevecht tussen Attalus en de Kelten.6

Herinnering aan de confrontaties

Het onderzoek is ingeleid met de aftrap van een Asterixavontuur. In de Asterixverhalen worden de twee ideeën die in dit onderzoek centraal zullen staan, namelijk herinnering en identiteit, op eenvoudige wijze geïllustreerd. De aanvaring tussen Kelten en Romeinen wordt namelijk op een komische manier herinnerd door er een stripverhaal van te maken; op vermakelijke wijze wordt de weerstand die de Kelten konden bieden tegen de Romeinen in herinnering gebracht. Tevens worden in de verhalen van Asterix de persoonlijkheden van de Galliërs en van de Romeinen op geestige wijze gekarakteriseerd. De uitwerkingen van de persoonlijkheden zijn karikaturen van zowel de Galliërs als van Caesar en de Romeinen. In de Asterix-stripverhalen geven de karikaturen op overdreven wijze de identiteiten van de Galliërs en Romeinen weer. Het zijn identiteitsschetsen die we dus niet serieus moeten nemen, omdat de verhalen als grap bedoeld zijn. Echter, het is een manier om herinneringen en identiteiten uit te dragen.

De herinneringen aan de confrontaties wijzen op het belang ervan voor de identiteit van de Romeinen dan wel de Grieken. Klassieke en hellenistische auteurs en kunstenaars hebben de confrontaties tussen de klassieke ‘beschaafde’ volkeren en verscheidene ‘barbaren’ namelijk op verschillende wijzen vastgelegd. Het Pergamonaltaar is een voorbeeld van het vastleggen van een herinnering. In het onderzoek zullen ook geschreven bronnen aan bod komen. De Romeinen vreesden de Kelten sinds de plundering van de Stad. De angst van de Romeinen droeg bij aan hun voorstellingen van het verleden en toekomst van hun stad en rijk. Niet alleen vreesden de Romeinen

5

Georges Nachtergael, Les Galates en Grèce et les Sôteria de Delphes (Brussel, 1975), 129, 150-1. 6

(7)

7

de Kelten, in zekere zin waren zij ervan overtuigd dat hun lot verbonden was met hen en dat de Kelten het einde van Rome teweeg zouden brengen.7 J. H. C. Williams geeft aan dat een deel van de angst moet worden toegeschreven aan historische verbeelding.8 Lise Hannestad schrijft dat de Keltofobie en het ideologische gebruik ervan in Griekse politiek vooral een verschijnsel is uit de derde eeuw.9 Angst lijkt dus bij te dragen aan herinnering en andersom, een herinnering aan iets of iemand lijkt bij te dragen aan angst voor het betreffende iets of de betreffende persoon.

Onderzoek naar de confrontaties

Voor deze drie confrontaties is gekozen omdat zowel uit literair als fysiek materiaal blijkt dat het effect die de Kelten hadden tamelijk groot was. De werken van menig klassiek of

hellenistisch auteur of kunstenaar zullen propaganda tot doel hebben gehad of hebben bijgedragen aan propaganda. De Grieken en Romeinen zullen hun overwinningen op barbaarse volken gebruikt hebben om hun superieure macht kracht bij te zetten en om indruk te maken op de rest van de (toen bekende) wereld. In het onderzoek zal dit idee naar voren komen en het zal zich daarbij richten op de drie genoemde confrontaties tussen de Grieken en Romeinen en de continentale Kelten.

De stevige confrontaties en de indruk die zij op de Grieken en Romeinen gemaakt lijken te hebben, hebben, zoals gezegd, mijn nieuwsgierigheid gewekt naar de mate waarin zij hebben bijgedragen aan de identiteit van de betreffende volkeren. Er zal in het onderzoek worden gekeken naar de herinnering aan de confrontaties, omdat herinnering een belangrijk deel uitmaakt van identiteit en identiteitsvorming; dit zal worden uitgelegd aan de hand van Memory Studies en Nora's lieux de mémoire. Wetenschappers op het gebied van de Memory Studies hebben zich veelal gericht op de identiteitskwestie; gebleken is dat herinnering belangrijk is voor identiteit, zij het voor het individu, zij het voor de gemeenschap, en dat er de afgelopen decennia een groeiende aandacht is voor 'herinnering' in verschillende tijden en in verschillende regio's (zie met name pp. 12-16).

Het onderzoek zal per confrontatie twee delen hebben: geschreven bronnen en locatie. Van elke confrontatie wordt geschreven materiaal verzameld in de vorm van primaire bronnen. Het zal daarom het meest bestaan uit passages van klassieke en hellenistische historiografen. Het beeld van de Kelten dat de auteurs geven, zal worden geanalyseerd, waarmee er een antwoord zal worden geformuleerd op de vraag: welk beeld van de Kelten wordt er door klassieke auteurs neergezet en welk van de confrontatie tussen Grieken en Romeinen en Kelten? De Grieken en Romeinen zullen zich tegen het vijandige volk hebben afgezet. De verschillende identiteiten zullen op deze wijze naar voren komen. De tweede stap voor elke confrontatie is materiaal te verzamelen gerelateerd aan

7

Williams, Beyond the Rubicon, 182. 8

Williams, Beyond the Rubicon, 183.

(8)

8

de locatie ervan. Dit kunnen inscripties zijn, of beeldhouwwerken. De locaties zelf zullen worden bestudeerd. De volgende vraag zal dan beantwoord worden: op welke manier wordt/werd de confrontatie (ter plekke) herinnerd? Literaire werken leveren verbale lieux de mémoire. Locaties dienen als fysieke lieux de mémoire.

De identiteiten van de Grieken en Romeinen zullen centraal staan in dit onderzoek, waarbij het gaat om de momenten ten tijde van de genoemde confrontaties met de Kelten. Wat ik verder zal proberen aan te duiden, is een groter verband tussen de visies op en herinneringen aan de

gebeurtenissen: in hoeverre hebben de manieren waarop er door de Grieken en Romeinen over de Kelten en de confrontaties werd gedacht elkaar beïnvloed? Het treffen in Rome is de eerste aanvaring, hoe heeft deze gebeurtenis bijgedragen aan het beeld dat de Grieken vormden van de Kelten? De Romeinen schreven eeuwen na dato over de gebeurtenis, in hoeverre zijn deze auteurs beïnvloed door hoe de Grieken over de Kelten dachten? Daarbij moet worden gerealiseerd dat de Romeinen schreven over de plundering van Rome in 387 v. Chr. ten tijde of direct na de oorlogen die Caesar met de Kelten voerde; dit zal de Romeinse opvatting over de Kelten hebben beïnvloed. Opzettelijk is er tot nu toe gesproken over ‘Kelten’, de verzamelnaam voor de verschillende Keltische volkeren. In de komende hoofdstukken zullen de namen Galliërs en Galatiërs worden gebruikt. De naam Galliërs werd gebruikt in het Latijn, door de sprekers van het Grieks werden ze Galatiërs genoemd.10 Daarnaast wordt de naam Kelten ook gebruikt.

Cultuurgeschiedenis

Het is tijd om cultuurgeschiedenis en Memory Studies te duiden, opdat de confrontaties en de herinneringen hieraan in een wetenschappelijk licht kunnen worden gesteld. Omdat ‘herinneren’ een belangrijk onderdeel van cultuurgeschiedenis is geworden, zal het veld van de

cultuurgeschiedenis eerst worden belicht. Het zal helpen ‘herinnering’ in een studieveld te plaatsen. Wat cultuurgeschiedenis precies is, is moeilijk te bepalen; hierover heeft elke cultuurhistoricus zo zijn eigen idee. Hoewel ik zelf geen cultuurhistorica ben, zal ik toch een poging doen om aan te geven wat cultuurgeschiedenis is en behelst. Zoals de term reeds aangeeft, gaat het over de geschiedenis van de cultuur. Daar ligt het probleem, want wat is cultuur precies? Hier is geen onweerlegbare definitie van, maar er zijn meerdere beschrijvingen van cultuur die aangeven wat het zou (kunnen) zijn. Een uiterst brede omschrijving van cultuur zou kunnen zijn: het geheel aan materiële en immateriële zaken eigen aan een groep mensen. In deze omschrijving omvatten de materiële en immateriële zaken alles wat de natuur biedt, wat de mens denkt en wat de mens doet of

10

Miranda Marvin, ‘The Ludovisi barbarians: the grand manner’, Memoirs of the American Academy in Rome.

(9)

9

maakt; kortom, de wereld om ons heen. Wat deze zaken tot ‘cultuur’ maken, is de manier waarop de mens ermee omgaat. De mens geeft vorm en betekenis aan wat de natuur te bieden heeft en

ontwikkelt zich met de ter handen zijnde middelen. Anna Green heeft een goed leesbare introductie op cultuurgeschiedenis geschreven die de lezer helpt enig inzicht te verkrijgen in de materie. Zij legt uit dat de oorsprong en betekenis van cultuur twee vormen van productie omvatten, namelijk 'symbolische' en 'materiële'. Het menselijk brein staat centraal in de symbolische benadering, en de manier waarop deze als informing spirit vorm geeft aan cultuur. De materiële benadering stelt de sociale context waaruit culturele activiteiten voortkomen centraal. Op verschillende momenten in de tijd hebben cultuurhistorici zich bewogen tussen de beide posities.11

Elke groep mensen ontwikkelt zich op eigen wijze, de beschikbare middelen zijn immers niet overal gelijk. Het ontwikkelen van de mens is cultuur; de mens ontwikkelt zijn denken en handelen door interactie met zijn medemens, met de natuur, en door middel van technologische ontwikkelingen. In de cultuurgeschiedenis probeert men te begrijpen hoe deze ontwikkelingen werken. Men kijkt niet naar de cultuur van een gemeenschappelijke groep op zich, maar naar het geheel aan werkingen die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van cultuur. Green beschrijft drie aspecten van cultuurgeschiedenis: menselijke subjectiviteit, en de creatieve dimensies van het menselijk brein;12 een holistische benadering, waarin wordt gezocht naar verbindende structuren, patronen of systemen die het geheel verbinden;13 en een interpretatieve hermeneutische benadering, waarin men op zoek gaat naar betekenis, niet naar oorsprong of oorzaken. Het zou volgens de laatstgenoemde benadering mogelijk moeten zijn om hen die in het verleden hebben geleefd te begrijpen op manieren die zijzelf niet zouden kunnen uiten of zouden kunnen begrijpen.14 Het denken van de mens, de psychologie, is een belangrijk onderdeel van cultuurgeschiedenis om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van cultuur. De mens maakt het denken zichtbaar door te schrijven, door te schilderen, door te beeldhouwen, etc.. In feite maakt de mens op deze wijze zijn cultuur zichtbaar. Onder andere met de door de mens ontwikkelde artefacten gaan cultuurhistorici aan de slag en proberen zo de aan cultuur onderliggende denkpatronen bloot te leggen. De mens zorgt er door middel van cultuur voor dat hij niet wordt vergeten. Het gaat daarbij niet specifiek om één persoon, maar om de groep als geheel waartoe hij behoort. De groep wordt in leven gehouden door cultuur en cultuur houdt de groep in leven. Cultuur maakt herinneren, herinneren maakt cultuur.

11

Anna Green, Cultural history (Londen, 2008), 2. 12

Green, Cultural history, 4. 13

Green, Cultural history, 10. 14

(10)

10

Memory Studies

Reeds is aangestipt dat cultuurgeschiedenis zich onder andere bezighoudt met het geheugen, met herinneren. Net als het geval is bij cultuur en cultuurgeschiedenis is het definiëren van het begrip 'herinnering' een lastige kwestie. Een mogelijke interpretatie van het concept ‘herinnering’ is de volgende, van Alon Confino15:

[…] the notion of memory, […] has been used to denote very different things, which nonetheless share a topical common denominator: the ways in which people construct a sense of the past. […] In addition, it has come to denote the representation of the past and the making of it into a shared cultural knowledge by successive generations in ‘’vehicles of memory’’ such as books, films, museums, commemorations, and others.16

Herinnering als een collectief goed zorgt ervoor dat een groep betekenis kan geven aan het verleden en het geeft een wij-gevoel. De mens is een kuddedier dat de behoefte heeft bij een groep te horen, of zich bij een groep aan te sluiten. De mens moet zich kunnen identificeren met een groep,

collectieve herinneringen helpen daarbij. Het wetenschappelijke veld waarbinnen men zich met het (collectief) geheugen en met (collectief) herinneren bezig houdt, zijn de Memory Studies. Met name sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw is er veel aandacht voor Memory Studies. Dit is niet alleen te zien aan een vlotte groei van publicaties sinds die tijd op het gebied van specifieke nationale,

sociale, religieuze, of familieherinneringen; maar ook aan een recentere trend, namelijk de pogingen om in overzichten te voorzien betreffende dit groeiende studieveld en om de verscheidene

onderzoekstradities samen te voegen.17 Aan ‘memory’, of Memory Studies, worden door verschillende wetenschappers verschillende adjectiva toegevoegd. Er zijn bijvoorbeeld

wetenschappers die er de naam ‘cultural’ aan geven, of ‘social’, of ‘collective’. De keus voor een of ander lijkt persoonlijk te zijn. Het lijkt namelijk af te hangen van de interpretatie die de

wetenschapper eraan geeft en het gevoel dat een bepaalde term hem of haar geeft, en wat hij of zij tracht te onderzoeken. De termen ‘cultural’, ‘social’ en ‘collective’ zijn uiteenlopend, en ze worden vaak op ambigue en vage wijze gebruikt. Vanwege de complexiteit van de termen zijn cultural, social of collective memory omstreden kwesties.18 Het ontleden van de complexiteit laat ik omwille van de ruimte achterwege. Wel wil ik ingaan op het kernbegrip in deze kwestie: ‘memory’. Het woord ‘memory’ omvat in het Engels waar we in het Nederlands twee woorden voor hebben: geheugen en herinnering. In Memory Studies wordt onderzoek gedaan naar deze beide concepten, die zeer dicht bij elkaar liggen; in de Engelse taal dus zozeer dat het één woord voor beide heeft. In

15

Alon Confino, professor in (moderne) geschiedenis en memory and cultural history, universiteit van Virginia. 16 Confino, ‘Collective memory and cultural history: problems of method’, 1386.

17Astrid Erll, ‘Cultural memory studies: an introduction’, in A companion to cultural memory studies, eds. Astrid Erll & Ansgar Nünning (Berlijn, 2010), 1.

18

(11)

11

dit onderzoek zal de vertaling ‘herinnering’ worden gebruikt, omdat er onderzoek zal worden gedaan naar de herinnering aan en het herdenken van bepaalde gebeurtenissen. De term ‘herinnering’ is daarom geschikter dan ‘geheugen’.

Memory Studies is niet een geheel nieuwe studie. Zoals vele wetenschappelijke disciplines heeft de studie een voorganger in de klassieke periode. In Memory Studies wordt er teruggegrepen op de ars memoria van de Griekse filosofen Plato en Aristoteles, en de Romeinse redenaars Cicero en Quintilianus. De klassieke denkers hielden zich bezig met de vraag wat het geheugen is. Deze vraag was nauw verbonden aan het probleem hoe men weet wat men weet, en wat het object van het weten in essentie is.19 Het geheugen is een plaats om herinneringen op te slaan en Cicero en

Quintilianus spreken van de loci memoriae. Cicero legt in zijn De Oratore het juiste gebruik van het geheugen uit, 2.86.354:

Hac tum re admonitus inuenisse fertur ordinem esse maxime, qui memoriae lumen adferret. Itaque iis, qui hanc partem ingeni exercerent, locos esse capiendos et ea, quae memoria tenere uellent, effingenda animo atque in iis locis conlocanda: sic fore, ut ordinem rerum locorum ordo conseruaret, res autem ipsas rerum effigies notaret atque ut locis pro cera,

simulacris pro litteris uteremur.20

Door deze zaak wordt hij gezegd ontdekt te hebben dat voor herinnering volgorde het belangrijkste is, die licht brengt aan het geheugen. Welnu is het zo dat er voor hen, die dit deel van het verstand willen beoefenen, plaatsen zijn om ze [herinneringen] op te nemen en om deze dingen, die zij met het geheugen willen vasthouden, door de geest te vormen en om die in die plaatsen onder te brengen: zo is het, dat de rangschikking van de plaatsen de volgorde van de zaken in stand houdt, en dat de beelden van de dingen de zaken zelf aanduiden en opdat wij de plaatsen in plaats van was, en de beelden in plaats van letters gebruiken.

De beschreven manier van herinneren is een andere tak van sport dan in dit onderzoek centraal staat. Cicero was een redenaar; hij gebruikte en wilde dat men zijn theorie zou gebruiken als hulp bij het onthouden van (bijvoorbeeld) een redevoering. Desalniettemin zijn de klassieke ideeën over het geheugen voorlopers van de huidige Memory Studies.

Wat de huidige Memory Studies betreft, wordt de Franse socioloog Maurice Halbwachs (1877-1945) als grondlegger erkend. Hij publiceerde in 1925 zijn Social frameworks of memory (Les Cadres sociaux de la mémoire). In 1941 publiceerde Halbwachs The legendary topography of

the Holy Land, en zijn derde werk is postuum uitgegeven: een verzameling essays met de titel The

collective memory.21 Halbwachs bespreekt in The collective memory de verschillende kaders

19

Janet Coleman, Ancient and medieval memories (Cambridge, 1992), 4. Coleman beschrijft, bespreekt en onderzoekt een breed scala aan ideeën over geheugen en herinnering en het gebruik van geheugen en herinnering gedurende de klassieke periode en de Middeleeuwen. De beschreven klassieke en middeleeuwse ideeën zijn van belang voor de geschiedenis van Memory Studies.

20Passage naar aanleiding van Pim den Boer, ‘Loci memoriae – Lieux de mémoire’, in A companion to cultural

memory studies, 19. De Latijnse tekst is afkomstig van de Library of Latin Texts (LLT), zo ook de verdere Latijnse

passages opgenomen in het onderzoek.

(12)

12

waarbinnen herinneringen worden gevormd, worden heropgeroepen, en worden veranderd. Deze kaders worden gevormd door de mentale en fysieke omgevingen waarin wij ons bewegen.22 Met deze visie sluit hij aan bij de holistische benadering van cultuurgeschiedenis (zie p. 9).

Memory Studies beslaat een breed onderzoeksveld. Het is een interdisciplinair onderzoeksveld, waar geschiedenis, sociologie, kunst, literaire en media studies, filosofie, theologie, psychologie en de neurowetenschappen bij betrokken worden.23 De interesse die er is voor Memory Studies wordt getoond door het ACUME-project, welke liep van 2002 tot 2006. Het project was ontworpen vanuit een interdisciplinaire benadering om Memory Studies te introduceren in de Europese universiteitscurricula. Aan de hand van vijf subprojecten werd de wijze getoond waarop Memory Studies een rol kan spelen in het vormen van een nieuw begrip van Europa; Memory Studies kan bijdragen aan het vinden van een gemeenschappelijke oorsprong en

tegelijkertijd wordt de diversiteit versterkt en erkend.24 Voor het huidige onderzoek is het domein van de (oude) geschiedenis van belang, wat voor de hand ligt, en het sociologische aspect.

Herinnering en identiteit

Binnen de sociologie is het vraagstuk omtrent herinnering verbonden aan identiteitskwesties. In verschillende omgevingen waarbinnen herinneringen worden gemaakt, zoals bijvoorbeeld binnen de familie of binnen een bepaalde klasse, zijn mechanismen van sociale solidariteit aan het werk.25 Iedere omgeving draagt bij aan identiteitsvorming. Wat historiografie betreft, zijn er verschillende opvattingen over de relatie tussen herinnering en historie: historie en herinnering zijn twee geheel verschillende concepten; historie en herinnering gaan voortdurend samen; en de middenweg, historie en herinnering zijn verschillend van elkaar maar staan ook in relatie met elkaar.26 Allan Megill legt in zijn ‘History, memory, identity’ uit dat er een spanning is tussen geschiedenis en herinnering; de tegenstelling is niet op te lossen. Het is echter wel mogelijk om de spanning tussen historie en herinnering enigszins op te helderen en om de relatie van beide tot identiteit enigszins te verduidelijken.27 Megill veronderstelt een regel: ‘when identity becomes uncertain, memory rises in

22

Zie voor toelichting het werk van Maurice Halbwachs zelf, of The collective memory reader, pp. 139-149. De redacteuren hebben getracht de sleutelelementen uit de complexe originele teksten, van wetenschappers op het gebied van Memory Studies, weer te geven. In de genoemde pagina’s wordt vooral ingegaan op Halbwachs’ mening over de manier waarop geschiedenis verschilt van herinnering.

23Erll, ‘Cultural memory studies: an introduction’, 1. 24

Vita Fortunati & Elena Lamberti, ‘Cultural memory: a European perspective’, in A companion to cultural Memory

Studies, 131-7.

25

Olick, et al., The collective memory reader, 41; zie genoemde pagina voor een korte discussie over de invloed van Durkheim en Marx op Halbwachs denken.

26

Olick, et al., The collective memory reader, 43.

(13)

13 value’.28

Hij legt deze uitspraak als volgt uit: een algemeen kenmerk welke de meeste hedendaagse Memory Studies onderbouwt, lijkt een onzekerheid wat betreft identiteit te zijn. In een wereld waarin tegengestelde zekerheden voortdurend met elkaar in conflict raken en waarin een groot aantal mogelijke identiteiten vertoond worden, zou onzekerheid omtrent identiteit een

onvermijdelijk bijproduct kunnen zijn. Een herinnering altijd deze of gene te zijn, bij deze of bij die te horen, ondersteunt een identiteit die anderszins niet voldoende gerechtvaardigd zou kunnen zijn. Op deze wijze bezigen de kwesties ‘herinnering’ en ‘historie’ direct de identiteitskwestie.29

De onzekerheden van geschiedenis, identiteit en herinnering zijn wederzijds.30 De onzekerheden rondom deze zaken zijn de manieren waarop de zaken worden geconstrueerd. Er is namelijk altijd sprake van een niet te bepalen mate van objectiviteit en subjectiviteit. De onzekerheden maken dat er geen grenzen tussen geschiedenis en herinnering kunnen worden getrokken; en omdat deze grenzen niet kunnen worden vastgesteld, is het niet mogelijk de spanning tussen historie en herinnering op te lossen.31 Binnen Memory Studies is er de ruimte om aan de hand van historie en herinnering op zoek te gaan naar identiteit. In dit onderzoek zal er worden gewerkt binnen deze ruimte: de identiteiten van de Grieken en Romeinen en de onzekerheden die zij over hun identiteiten hebben ervaren, zullen naar voren worden gebracht.

Lieux de mémoire

Zoals reeds is aangegeven, zijn de loci memoriae (zie p. 11) nuttig om herinneringen op te slaan. De loci memoriae zijn hulpmiddelen om te onthouden; het zijn praktische mentale

hulpmiddelen, vrij van ideologie. De lieux de mémoire van Nora (hieronder uitgelegd) zijn evenzo hulpmiddelen om te onthouden. Deze zijn echter extreem ideologisch, gevuld van nationalisme, en zeker niet neutraal of vrij van waardeoordelen.32 Een lieu de mémoire is een van de manieren waarop mensen cultuur laten zien en gedenken. Vertaald betekent lieux de mémoire

‘herinneringsplaatsen’. De Fransman Pierre Nora (1931) ontwikkelde het concept lieux de mémoire en werkte het in zeven delen uit, gepubliceerd tussen 1981 en 1992. Het werk is vertaald naar het Engels en heeft de titel Realms of memory gekregen.33 Nora gebruikte een methode gebaseerd op een thematische benadering van symbolische herinnering; met deze benadering heeft hij een alternatieve ‘vertelling’ van de Franse nationale geschiedenis geconstrueerd.34

Hij heeft in zijn werk

28

Megill, ‘From ‘History, memory, identity’, 194. 29Megill, ‘From ‘History, memory, identity’, 194. 30Megill, ‘From ‘History, memory, identity’, 197. 31

Megill, ‘From ‘History, memory, identity’, 197. 32Boer, ‘Loci memoriae – Lieux de mémoire’, 21. 33

Green, Cultural history, 101. 34

(14)

14

essays opgenomen over literaire teksten, schoolboeken, gebouwen, eten, ideologieën, stichtende volkeren, religie, symbolen en concepten.35 De definitie die Nora zelf aan een lieu de mémoire geeft, is:

[If the expression lieu de mémoire must have an official definition, it must be this:] a lieu de

mémoire is any significant entity, whether material or nonmaterial in nature, which by dint

of human will or the work of time has become a symbolic element of the memorial heritage of any community.36

De Realms of memory bestaat uit drie delen; Nora heeft zeer selectief te werk moeten gaan voor de Engelstalige editie van zijn Lieux de Mémoire. Ik beperk mij tot de drie Engelstalige delen:

Conflicts and divisions, over de grootste politieke, religieuze en geohistorische scheidingen die de

Franse herinnering structuur hebben gegeven; Traditions, gericht op oorsprong, het verkennen van de oudste sociale modellen wier nalatenschap heden ten dage nog actief zijn; Symbols, over de meest officiële Franse nationale symbolen.37 In het tweede deel staan verscheidene thema’s centraal omtrent tradities: rite en ritueel, taal, de rol van oorlog, de relatie tot ruimte, van geografische spreiding van het landschap tot de politieke eenheid van de geschiedenis.38 In het derde deel wordt er onderscheid gemaakt tussen twee typen symbolen: opgelegde en geconstrueerde. De twee typen symbolen maken symbolen ofwel gemakkelijk te identificeren ofwel moeilijk te identificeren. Het onderscheid is van belang omdat de symbolen zonder dit onderscheid allemaal in een categorie van

objecten zouden vallen; nu is het een categorie van begrijpelijkheid.39 Er ontstaan op deze wijze

verschillende lagen in de betekenis(sen) van symbolen.

Nora's invloed

Nora heeft het concept lieux de mémoire ontwikkeld en toegepast op Frankrijk. Nora's idee over objecten en voorstellingen die dienen als bewaarplaatsen van herinnering(en) heeft gevolg gekregen. Na hem is het concept door verscheidene onderzoekers op verscheidene gebieden en gemeenschappen toegepast. Laten we stilstaan bij herinnering en (De) Nederland(en). Het boek

Plaatsen van herinnering – Nederland van prehistorie tot Beeldenstorm, geschreven onder redactie

van Wim Blockmans en Herman Pleij (2007), is een Nederlandse uitwerking van Nederlandse herinneringsplaatsen. In de inleiding op deze reeks, bestaande uit vier delen, wordt er teruggegrepen op Nora: ‘Pierre Nora, de grondlegger van de grote Franse reeks boeken over de Lieux de mémoire

35

Green, Cultural history, 101-2. 36

Pierre Nora, Realms of memory – Rethinking the French past, vol. 1 (New York, 1996), xvii. 37

Nora, Realms of memory, vol. 1, xix. 38

Nora, Realms of memory, vol. 2, x. 39

(15)

15

die ons tot dit Nederlandse project heeft geïnspireerd, […].’40 In de inleiding wordt aangegeven dat het bij de Lieux de mémoire niet gaat om verheerlijking van het vaderland. Het project zelf en het succes ervan hebben wel te maken met het begrip ‘nationale identiteit’ en de discussie die hierover is ontstaan. De discussie wordt al geruime tijd in Frankrijk gevoerd en nu ook in Nederland. De discussie heeft te maken met veranderingen in de Nederlandse samenleving; veranderingen die deels typisch Frans of Nederlands zijn, of een algemeen Europees of zelfs mondiaal karakter hebben.41 Een greep uit de herinneringsplaatsen die worden behandeld: hunebedden; het middeleeuwse Sint-Janshospitaal, de Beurs en de Poortersloge in Brugge; Fort Rammekens in Zeeland; het Valkhof te Nijmegen; en Steenvoorde. Reeds voor de reeks Plaatsen van herinnering was er een bescheidener werk over Nederlandse lieux de mémoire uitgegeven. Samengesteld door N. C. F. van Sas is het boek Waar de blanke top der duinen – en andere vaderlandse herinneringen uitgebracht in 1995. De bedoeling die de redactie voor ogen had was ‘het idee lieu de mémoire in Nederland te introduceren, niet door eróver te schrijven […], maar exemplarisch, door het

metterdaad op Nederland toe te passen.’42

Enkele onderwerpen zijn: de watersnoodramp, ‘Mijn Nederland’, de Synode van Dordrecht, en Johan Cruijff. De onderwerpen zijn zeer divers en elk van de onderwerpen roept een ander beeld op van Nederland; tegelijkertijd maken zij een deel uit van de Nederlandse cultuur en van de Nederlandse identiteit.

Nora heeft met zijn concept andere wetenschappers aan het denken gezet over hun eigen herinneringsplaatsen die deel uitmaken van de eigen cultuur. Het heeft geleid tot een breed scala aan literatuur over uiteenlopende culturen in uiteenlopende tijdvakken en de plaatsen waar deze culturen een herinnering aan hebben; een herinnering die bijdraagt aan identiteit.

Herinnering en de klassieken

Op het gebied van de Oudheid is er (ook) aandacht besteed aan herinneringsplaatsen. Zo zijn er bijvoorbeeld twee omvangrijke werken over herinneringsplaatsen in Griekenland en in het

Romeinse Rijk. Onder de redactie van Karl-Joachim Hölkeskamp en Elke Stein-Hölkeskamp zijn de Erinnerungsorte der Antike samengesteld, waarvan 'Die römische Welt' in 2006 verscheen en 'Die griechische Welt' in 2010. Het tijdschrift Lampas heeft in 2007 een themanummer over antieke herinneringsplaatsen uitgebracht. In de inleiding van het nummer legt Ruurd Nauta uit dat zowel in oude als in moderne culturen het culturele geheugen nauw verbonden is met de culturele identiteit. Dit komt doordat de culturele identiteit in hoge mate geconstitueerd wordt door het beeld dat een

40

H.L. Wesseling, ‘Plaatsen van herinnering: een nieuwe visie op het verleden – algemene inleiding bij de reeks’, in

Plaatsen van herinnering – Nederland van prehistorie tot Beeldenstorm, eds. Wim Blockmans en Herman Pleij

(Amsterdam, 2007), 16.

41Wesseling, ‘Plaatsen van herinnering’, 17. 42

(16)

16

cultuur ontwerpt van haar eigen verleden. Het verband met de tegenwoordig veel bediscussieerde

canon kan worden gelegd; in een canon legt een cultuur namelijk vast wat zij zich van haar

verleden wil herinneren.43 Dit geeft het belang van herinnering voor identiteit weer.

De confrontaties die de Romeinen en Grieken met de Kelten zijn aangegaan, zijn kort beschreven. Vervolgens zijn Memory Studies uiteengezet. Met name is er aandacht besteed aan de plaats die ‘herinnering’ en lieux de mémoire hebben ingenomen binnen Memory Studies. Het is duidelijk dat ‘herinnering’ zijn plaats heeft ingenomen in wetenschappelijke studies en dat het zich sterk verhoudt met identiteit. Met deze wetenschap zal er naar de herinneringen aan de confrontaties worden gekeken en zal ik proberen te bepalen in hoeverre de confrontaties hebben bijgedragen aan de identiteiten van de Romeinen en de Grieken. Het onderzoek zal zich per confrontatie richten op verschillende lieux de mémoire die zijn opgericht door antieke auteurs en kunstenaars.

(17)

17

R

OME EN DE

K

ELTEN

DE PLUNDERING IN 387 V. CHR.

De eerste confrontatie die zal worden behandeld, vindt plaats op Romeins terrein. De Romeinen noemden de Kelten die het land binnendrongen Galli;44 wat in het Nederlands vertaald wordt met 'Galliërs'. De naam Galliërs zal worden gebruikt voor dit Keltische volk. In het eerste deel van het hoofdstuk zal er aandacht worden besteed aan de eerste deelvraag: welk beeld hebben antieke auteurs gevormd van de Galliërs en van de voorgeschiedenis en de gebeurtenis zelf in 387 v. Chr.? In het tweede deel zal de locatie centraal staan en zal er worden gelet op de manier waarop de Romeinen de aanvaring hebben herinnerd: hoe is het verhaal herinnerd? Voor het eerste deel is veel gebruik gemaakt van de monografie van Williams, omdat dit één van de meest recente onderzoeken is betreffende dit onderwerp op basis van primaire bronnen en secundaire literatuur.

In de inleiding is gemeld dat rond 400 v. Chr. Keltische stammen, aldus door Romeinse auteurs Galliërs genoemd, over de Alpen trokken. Zij daalden neer op de Etruskische steden in de Po Vallei en Toscane. Het gebied dat nu werd bezet door grote aantallen Galliërs kreeg de naam Gallia Cisalpine, Gallië aan deze kant van de Alpen. Deze Galliërs leefden, in tegenstelling tot Kelten elders in Europa in die tijd, in (kleine) steden. In 390 of 387 v. Chr. raakte Rome betrokken bij de Etruskische stad Clusium (Chiusi) om te bemiddelen tussen deze stad en een Keltische stam, de Senones.45 In het volgende onderdeel zal dit contact worden opgepakt, omdat het de aanleiding is geweest voor de centraal gestelde confrontatie.

Wat er in dit hoofdstuk onderzocht zal worden, is op welke wijzen de confrontatie in 387 te boek is gesteld en wat er is gebeurd met de traditie. Het eerste onderdeel staat in het teken van klassieke bronnen die ons helpen te bepalen hoe de Romeinen tegen de Kelten aankeken en hoe het tot een dergelijke hevige strijd heeft kunnen komen. In het tweede onderdeel zal het moment van de aanval zelf worden behandeld en de verstrekkende gevolgen van de aanval.

44

Jerome Jordan Pollitt, Art in the hellenistic age (Cambridge, 1986), 79. 45

(18)

18 ROME

Beeldvorming

Antieke bronnen over de Galliërs

Laten we de Kelten eerst op algemene wijze introduceren. Cato Maior (234-149 v. Chr.) gaf de volgende beschrijving van de Galliërs in zijn Origines 2.3: pleraque Gallia duas res

industriosissime persequitur, rem militarem et argute loqui. ‘het grootste deel van Gallië streeft

uiterst ijverig twee zaken na, (namelijk) het krijgswezen en welbespraakt spreken.’ Polybius (203-120 v. Chr.) beschreef de Kelten46 als volgt in zijn Historiën 2.17:

(9) ᾤκουν δὲ κατὰ κώμας ἀτειχίστους, τῆς λοιπῆς κατασκευῆς ἄμοιροι καθεστῶτες. (10) διὰ γὰρ τὸ στιβαδοκοιτεῖν καὶ κρεαφαγεῖν, ἔτι δὲ μηδὲν ἄλλο πλὴν τὰ πολεμικὰ καὶ τὰ κατὰ γεωργίαν ἀσκεῖν‧ ἁπλοῦς εἶχον τοὺς βίους, οὔτ’ ἐπιστήμης ἄλλης οὔτε τέχνης παρ’ αὐτοῖς τὸ παράπαν γινωσκομένης. (12) περὶ δὲ τὰς ἑταιρείας μεγίστην σπουδὴν ἐποιοῦντο διὰ τὸ καὶ φοβερώτατον καὶ δυνατώτατον εἶναι παρ’ αὐτοῖς τοῦτον ὃς ἂν πλείστους ἔχειν δοκῇ τοὺς θεραπεύοντας καὶ συμπεριφερομένους αὐτῷ.47

(9) zij woonden in onversterkte dorpen, zonder deel te hebben aan andere vormen van uitrusting. (10) Doordat zij sliepen op bedden van stro en vlees aten, en zich bovendien bezighielden met niets behalve zaken betreffende strijd en landbouw, hadden zij een simpele levenswijze, terwijl andere vormen van kennis en vaardigheden hun geheel onbekend waren. (12) Aan vriendschappelijke contacten hechtten zij het grootste belang, want volgens hen was hij en het meest angstaanjagend en het meest machtig, die de meeste dienaren en metgezellen onder zich scheen te hebben.

Wat opvalt in beide passages is de voorliefde van de Galliërs voor oorlogsvoering. Cato spreekt daarnaast over de interesse die de Galliërs toonden in welsprekendheid; deze bekwaamheid bedoelde de auteur overigens niet als een compliment.48 Latere auteurs hebben deze interesse ook vermeld. Het lijkt een soort gewoonte te zijn geworden.49 Polybius lijkt vooral de eenvoud en het primitieve gedrag van de Kelten te willen benadrukken.50 De reden hiervoor zou kunnen zijn dat Polybius het gebruikte als een verklaring van het bizarre gedrag dat de Galliërs

vertoonden in het vervolg van zijn vertelling, namelijk over de Keltische oorlogen en de oorlog met Hannibal.51 Eén tot twee eeuwen later schreven Livius en Plutarchus over de Galliërs in de context van de plundering in 387 v. Chr.. Livius maakt de opmerking dat de Galliërs hun recht op hun zwaardpunt droegen en meenden dat alles de onverschrokkenen toebehoorde, Ab urbe

condita 5.36.5: cum illi se in armis ius ferre et omnia fortium uirorum esse ferociter dicerent.

Plutarchus geeft het volgende beeld van de Galliërs, Camillus 18.4: ἀλλ’ ἐχώρουν ἅπαντι

46

Cato noemt de betreffende Kelten Galli; Polybius noemt de betreffende Kelten Keltoi. 47

De Griekse passages van antieke auteurs zijn afkomstig van de Thesaurus Linguae Graecae (TLG). 48

Herbert David Rankin, Celts and the classical world (Londen, 1996), 121. 49

Williams, Beyond the Rubicon, 80; andere auteurs zijn bijvoorbeeld Strabo 4.1.5, 4.2-3, Diodorus 5.31.1, Mela 3.18. 50

Williams, Beyond the Rubicon, 81. 51

(19)

19

τάχει, καὶ πρὸς τὸ πλῆθος αὐτῶν καὶ τὴν λαμπρότητα τῆς παρασκευῆς καὶ βίαν καὶ θυμὸν ἐκπεπληγμένων τῶν διὰ μέσου, καὶ τήν τε χώραν ἀπολωλέναι πᾶσαν ἤδη καὶ τὰς πόλεις εὐθὺς ἀπολεῖσθαι δοκούντων, παρ’ ἐλπίδας οὐδὲν ἠδίκουν οὐδ’ ἐλάμβανον ἀπὸ τῶν ἀγρῶν, ἀλλὰ καὶ παρὰ τὰς πόλεις ἐγγὺς παρεξιόντες ἐβόων ἐπὶ τὴν Ῥώμην πορεύεσθαι καὶ μόνοις πολεμεῖν Ῥωμαίοις, τοὺς δ’ ἄλλους φίλους ἐπίστασθαι. Plutarchus meldt dat het uiterlijk vertoon van de Galliërs allen die zij passeren angst inboezemt. Tegen de verwachting in dat dorpen zouden worden geplunderd en akkers zouden worden vernietigd, melden de Galliërs dat zij de bevolking geen kwaad willen doen. Zij trekken ten strijde tegen Rome, tegen Rome alleen.

De lang bestaande historische traditie over de plundering van Rome laat zien hoe de Romeinen dachten over de militaire waarden van de Galliërs; de Galliërs waren agressief,

verraderlijk en zij waren huurlingen52. De Romeinen neigden zich voor te stellen dat de Galliërs de stad op gewelddadige wijze wilden aanvallen voor buit; daarnaast vreesden de Romeinen dat de Galliërs een constante en parate militaire bron waren voor vijanden van Rome.53

Antieke bronnen over de komst van de Kelten naar Italië

Verscheidene antieke bronnen vertellen over de komst van de Kelten naar Italië en over de plundering van de Stad. Voor deze onderdelen van het onderzoek zijn de meest relevante passages geselecteerd van Diodorus Siculus, Dionysius Halicarnassus, Livius en Plutarchus. Polybius schenkt amper aandacht aan het voorval. Hij schrijft in de Historiën (2.17) dat Etrusken en Kelten de Po Vallei bewonen, maar dat de Kelten dit mooie gebied willen hebben en daarom de Etrusken verdrijven onder één of ander voorwendsel. In (2.18) schrijft Polybius dat de Kelten, stoutmoedig als zij zijn, naburige volkeren onderwerpen. Vervolgens verslaan zij de Romeinen en bezetten zij Rome, behalve het Capitool; dit is de plundering in 390 of 387 v. Chr.. De Kelten keren terug naar hun territorium wanneer deze wordt binnengevallen door de Veneti.

Om een betere grip te krijgen op het bronmateriaal is er een schema gemaakt waarin de genoemde auteurs en hun passages staan weergegeven. Het schema bevat een beknopte

samenvatting van de vertellingen van de auteurs tot aan het moment dat in het onderdeel

herinnering zal worden behandeld. Livius geeft de meest lange en gedetailleerde beschrijving; een

deel van zijn vertelling is achterwege gelaten in het schema, maar staat wel onder het overzicht beschreven. Hij weidt uit over enkele zaken, zo ook Plutarchus; op uitweidingen wordt niet ingegaan. Ik heb geprobeerd de verhalen enigszins parallel te laten lopen in het overzicht.

52

Grieken en Romeinen zagen huurlingen als soldaten zonder moreel besef. Griekse en Romeinse soldaten vochten voor hun vaderland op onvoorwaardelijke wijze; zij vochten niet voor geld (Williams, Beyond the Rubicon, 91). 53

(20)

20

(21)

21 Diodorus Siculus 90-30 v. Chr. Bibliotheca Historica Dionysius Halicarnassus 60-7 v. Chr. Antiquitates Romanae Livius 59 v.-17 na Chr. Ab Urbe Condita Plutarchus 45-120 na Chr. Camillus

14.113.1: Kelten bezetten het gebied tussen de Apennijnen en de Alpen en verdrijven de Tyrrhenen.

5.32.6-7: Marcus Caedicius bericht de tribunen dat hij een stem hoorde spreken over de komst van de Galliërs; de voorbode wordt genegeerd omdat Caedicius van nederige afkomst is en omdat het

Gallische volk vrij onbekend is.

15.1-2: de Galliërs, een Keltische stam, verspreiden zich over Europa; een deel bezet het gebied tussen de Pyreneeën en de Alpen; zij maken kennis met wijn uit Italië en trekken richting Italië, omdat daar zoiets lekkers vandaan komt.

5.32.7-9: naast het negeren van het voorteken, wordt Marcus Furius Camillus, een man van groot nut, aangeklaagd; zijn familie, vrienden en cliënten proberen zijn boete te betalen; hij vertrekt en verzoekt de goden dat mocht hij onschuldig zijn, zij de stad dusdanig kwaad zullen doen, dat Rome hem terug zal wensen.

15.3-4: men zegt dat Arruns de Galliërs kennis heeft laten maken met de wijn; uit op wraak omdat hij zijn vrouw was verloren aan

Lucumo, leidt hij de Galliërs Italië binnen.

5.33.1-2: de Galliërs,

aangetrokken door het heerlijke fruit en de wijn, waren de Alpen overgetrokken en hadden beslag gelegd op land dat voorheen aan de Etrusken toebehoorde.

(22)

22 14.113.3: de Senones krijgen het

gebied toebedeeld dat verzengend heet is; zij willen een ander gebied en trekken Tyrrhenia (Etrurië) binnen en plunderen het gebied van de Clusini.

5.33.3-5: er wordt gezegd dat Arruns van Clusium zich wilde wreken op Lucumo, die zijn vrouw had verleid, en daarom de Galliërs over de Alpen lokte en hen aanraadde Clusium aan te vallen.

17.2-5: de Galliër Brennus maakt duidelijk dat zij een stuk land zullen verkrijgen; de strijd breekt los tussen de Galliërs en de Clusini, omdat er geen overeenstemming bereikt zal worden; Quintus Ambustus Fabius doodt een Galliër.

5.33.5-11: uiteenzetting over

stammen en geografie.

17.6: Brennus is kwaad omdat een gezant zich opstelt als vijand; hij trekt op tegen Rome, maar stuurt een gezant vooruit met het verzoek om vergelding.

5.34-35.3: geschiedenis van het

verhuizen van Keltische stammen richting Italië.

18.1-2: de Senaat stemt toe, maar het volk geeft de Fabii de titels van militaire tribunen; de Galliërs trekken woedend op richting Rome.

5.35.4-6: de Clusini vragen Rome om hulp tegen de Galliërs; hulp wordt niet gegeven, wel komen er drie zonen van Marcus Fabius Ambustus als gezanten om te praten met de Galliërs; omdat het een onbekend volk is, prefereert de Senaat een

vriendschappelijke benadering. 14.113.4: op dit moment komen

Romeinse gezanten aan om het leger van de Kelten te observeren; zij nemen deel aan de strijd tegen de Kelten.

(23)

23 het volk. 14.113.5: een gezant doodt een

belangrijke Keltische commandant; de Kelten sturen gezanten naar Rome om de persoon op te eisen die een onrechtvaardige oorlog is begonnen.

5.36.5: de Romeinse gezanten willigen de eis niet in; de Galliërs laten weten dat ze voor land zullen strijden;

onvriendelijkheid van beide kanten leidt tot een vechten. 14.113.6: de Senaat stelt een

geldsom voor ter vergoeding; dit is niet voldoende; de man wordt overgeleverd aan de Kelten; maar de vader van de aangeklaagde legt, met zijn consulaire machten, de beslissing neer bij het volk en dwingt het volk de beslissing nietig te verklaren.

5.36.6-8: Quintus Fabius doodt een Gallische leider; de Galliërs staken de strijd.

18.3-7: de Galliërs en Romeinen strijden bij de Allia, waar de Romeinen worden verslagen; een deel van de Romeinen gaat naar Rome, een deel gaat naar Veii. 19: uitweiding over historische

rampzalige gebeurtenissen.

14.114.1: de Kelten zijn het niet eens met de beslissing en trekken met een leger tegen Rome op.

13.5.1: uit haat jegens Camillus, een staatsman, willen tribunen hem beboeten; om Camillus te beschermen tegen deze

vernedering, betalen zijn cliënten en familieleden de boete; toch verlaat Camillus vanwege de belediging de stad.

5.36.8-10: de Galliërs besluiten gezanten naar Rome te sturen met het verzoek de Fabii uit te leveren vanwege het schenden van de wet der naties; de Senaat stemt in, maar legt de zaak ook aan het volk voor.

20: de Galliërs volgen de Romeinen naar Rome; de Romeinen trekken zich terug op het Capitool;

uitweiding over het belang van vuur.

14.114.2-7, 115.1: beschrijving van

de strijd tussen Kelten en Romeinen aan de oever van de Tiber; Kelten verslaan de Romeinen.

13.5.2-3: bij de stadspoorten vraagt Camillus zijn verdrietige vrienden als rechters op te

treden; als hij schuldig is aan wat hem wordt verweten, zullen zij hem moeten straffen, als hij

5.36.10-11: de Fabii zijn van een dergelijk aanzien dat zij worden verkozen tot tribunen in het komende jaar; de Galliërs keren vertoornd terug.

(24)

24 onschuldig blijkt te zijn, laten zij diegenen die hem onrecht

hebben aangedaan dan dermate lastig vallen dat zij (die hem onrecht hebben aangedaan) zich tot Camillus zullen wenden voor hulp.

14.115.2: een aantal Romeinen bezet de stad Veii; een aantal bericht in Rome over de nederlaag.

13.6.1-2: de goden geven gehoor; enige tijd later wordt Rome ingenomen door Galliërs; Caedicius wordt leider van de Romeinen die naar Veii zijn gevlucht; hij stelt Camillus aan als imperator.

Zie onder voor een samenvatting van 5.37-43.

23.1: het proviand van de Galliërs slinkt; een deel van hen blijft in Rome, een deel plundert de omgeving.

14.115.3-4: uit angst voor de Kelten ontvlucht een aantal Romeinen de stad, een ander aantal trekt zich terug op de burcht en het Capitool.

13.6.3-5: Camillus is begerig te hulp te schieten en verslaat een aantal Galliërs die hij onderweg tegenkomt.

5.43.6-5.44: een deel van de Galliërs trekt plunderend

richting Ardea; te Ardea verblijft Camillus in ballingschap; hij overtuigt het volk in Ardea hem tot leider te kiezen in de strijd tegen de Galliërs.

23.2-5: een aantal Galliërs gaat richting Ardea, waar Camillus verblijft in ballingschap; Camillus overtuigt de mensen van Ardea hem tot leider aan te stellen in de strijd tegen de Galliërs.

14.115.5-6: Kelten plunderen en belegeren Rome en putten de Romeinen en hun voorraden uit.

5.45.1-3: Camillus verslaat de Galliërs.

23.6: Camillus overvalt de Galliërs en verslaat hen.

14.116.1-2: intussen plunderen de Tyrrhenen Romeins territorium, maar de Romeinen in Veii heroveren de buit van de

Tyrrhenen; de verkregen wapens verdelen zij onder hen en onder

5.45.4-8: in Veii voert Quintus Caedicius het bevel; Caedicius zorgt ervoor dat de Romeinen door het verslaan van Etrusken aan wapens en buit komen.

24: de Romeinen willen Camillus als leider; Camillus wil dit enkel

(25)

25 mannen van het platteland; met dit

leger willen zij het Capitool ontzetten.

13.7.1: terwijl de Romeinen die zich hebben teruggetrokken op het Capitool worden belegerd, beklimt een jongen gedurende de nacht het Capitool om de

Romeinen in te lichten over de komst van Camillus en zijn leger.

5.46.1-3: Gaius Fabius Dorsuo,

zie p. 32.

14.116.3-5: de Romeinen weten niet hoe ze dit bericht naar het Capitool moeten krijgen; Cominius Pontius besluit het te brengen; ‘s nachts zwemt hij de rivier over en beklimt het Capitool, levert het bericht af en keert terug naar Veii.

13.7.2: de Galliërs ontdekken het pad en de koning beslist dat de dapperste mannen het Capitool in stilte moeten beklimmen om de slapende Romeinen te verrassen.

5.46.4-11: Caedicius besluit Camillus tot generaal te maken; Pontius Cominus beklimt het Capitool om de wens aan de Senaat voor te leggen; de Senaat benoemt Camillus tot dictator; Cominus verlaat het Capitool.

(26)

26

Livius geeft in 5.37-43 een uitgebreid verslag van wat er gebeurde nadat de Gallische gezanten terug waren gekeerd, wat in het schematisch overzicht achterwege is gelaten, maar hier zal worden samengevat. Livius vertelt dat de Galliërs ten strijde trokken richting Rome en dat er onderweg slag werd geleverd bij de Allia. De Galliërs versloegen de Romeinen, van wie een deel naar Veii

vluchtte en een deel terug naar Rome ging. In Rome probeerde men zich uit angst voor de Galliërs, die steeds dichterbij kwamen, te beschermen door zich op de burcht en het Capitool te verschansen. Livius besteedt verzen aan de manier waarop de heilige voorwerpen zijn gered en de manier waarop een aantal Romeinen, edele, oude mannen gedoemd te sterven, zich opmaakten voor hun dood. Vervolgens beschrijft Livius op uitgebreide wijze hoe de Galliërs de stad binnentrokken. Zij waren bedacht op listen van de Romeinen terwijl zij een deel van de stad plunderden. Toen zij oog in oog kwamen te staan met de statige oude mannen, wachtten zij af. Volgens Livius zegt men dat Marcus Papirius de eerste klap uitdeelde en zodoende de strijd ontketende. De Galliërs doodden de mannen, plunderden de huizen en staken de stad in brand. Livius vraagt zich af of het de bedoeling van de Galliërs is geweest om de stad te verwoesten. Misschien wilden ze slechts met enkele branden de Romeinen schrik aanjagen of een deel van de stad gebruiken als chantagemiddel. Na enkele dagen van plunderen en strijd, besloten de Galliërs over te gaan op het belegeren van de burcht en het Capitool.54

Italië en de Galliërs

Het vraagstuk omtrent de reden van de Gallische invasie is sinds het begin van de Romeinse historische traditie een punt van discussie.55 In de inleiding is verteld, en in bovenstaand overzicht is het onder Livius en Plutarchus te lezen, dat de komst van de Galliërs naar Italië op verzoek van Arruns heeft plaatsgevonden. De motivatie van Arruns om de Kelten naar Italië te laten komen, lijkt voort te vloeien uit een onrecht dat hem is aangedaan. Zowel Livius als Plutarchus vertellen dat Arruns zijn vrouw is kwijtgeraakt aan Lucumo; Arruns legt zich hier niet zomaar bij neer. Polybius heeft Arruns overigens niet opgenomen in zijn versie van het verhaal. Diodorus beschrijft de komst van de Kelten naar Italië op algemenere wijze: de Kelten zijn uit eigen beweging de Alpen

overgetrokken. Eén van de stammen was ongelukkig met het toegewezen gebied en besloot een ander gebied te bezetten. Drie van de vier auteurs (Dionysius niet) geven als directe aanleiding van de belegering van Rome het onrecht dat de Galliërs is aangedaan: de Clusini en de Galliërs zijn in gevecht met elkaar; in de strijd wordt er een Galliër gedood door een Romeinse gezant, die geen deel had mogen nemen aan het gevecht. Dit is het eerste voorbeeld van een persoonlijk gevecht

54

Samengevat aan de hand van de vertaling van H.W.A. van Rooijen-Dijkman en F.H. van Katwijk-Knapp, Livius -

Sinds de stichting van de Stad (Amsterdam, 2010).

55

(27)

27

tussen een Romeins en een Keltisch edelman waarin een Kelt wordt gedood. Het hoeft niet te worden aangenomen als historisch, het kan namelijk ook Romeinse propaganda zijn. Het voorval kan na de strijd door de Romeinen verzonnen zijn om de schande van de Romeinen te bedekken toen zij de eerbare gewoonten wat betreft het gedrag van ambassadeurs hadden geschonden. Het is zeer waarschijnlijk onderdeel van een bredere campagne van zelfovertuiging waarmee de Romeinen het nare feit probeerden te verbergen dat de Kelten hen vaak versloegen in de strijd.56 De Galliërs krijgen van Rome niet de gewenste vergoeding voor de wandaad en trekken daarom ten strijde tegen de stad. Hetzelfde drietal auteurs beschrijft de overwinning van de Kelten op de Romeinen op de Allia, een oever van de Tiber. De persoon Camillus komt bij allen behalve bij Diodorus voor; Plutarchus heeft een biografie van Camillus geschreven. Op basis van Plutarchus’ boek zal er over Camillus worden verteld: Camillus was een geliefd staatsman in Rome en met succes bekleedde hij vele politieke ambten. Omwille van politieke omstandigheden kreeg hij echter de titel van consul niet. Ondanks zijn inzet voor de stad en zijn populariteit bij het volk, begaat hij een misstap in het oog van het volk, welke hij niet kan rechtzetten. In Camillus 10 vertelt Plutarchus dat de Romeinen de Falerii belegeren. Een schoolmeester van de Falerii wil zijn eigen volk verraden en brengt daarom zijn leerlingen naar Camillus. Camillus vindt dit een uiterst oneervolle manier van strijden. Hij laat de jongetjes hun verraderlijke meester afranselen en weer, met hem, teruggaan naar de stad. De Falerii zijn Camillus zeer dankbaar voor zijn rechtvaardigheid en zij geven zich over aan de Romeinen.57 De Romeinse soldaten, helaas, zo wij lezen in boek 11, zijn niet blij met deze

ontwikkeling. Omdat er geen slag is geleverd, zijn zij beroofd van hun oorlogsbuit. Dit is uiteraard Camillus’ schuld. In Camillus 12 lezen we dat de ontevreden soldaten een reden zoeken, welke ook maar, om Camillus aan te klagen. Lucius Apuleius beschuldigt Camillus van het achterhouden van Toscaanse krijgsbuit. Het vervolgt met wat ook door Dionysius is beschreven: Camillus krijgt een boete, welke vrienden voor hem willen betalen. Dit laat Camillus echter niet toe en hij verlaat Rome. Hij vraagt daarbij om wraak op de stad, mocht hij onschuldig zijn, en de wens van het volk hem terug te willen hebben in tijden van rampspoed. Plutarchus beschrijft in boek 13 kort enkele tegenslagen waarmee Rome te kampen krijgt. In Camillus 14 wordt verteld over Marcus Caedicius, dezelfde Caedicius als in de Ab urbe condita, die aan de Via Nova een stem hoort die hem

waarschuwt voor de Galliërs.

We moeten bedenken dat in de vierde eeuw v. Chr. Italië erg instabiel was. De Kelten hadden zich nog niet definitief gevestigd in het noorden van Italië; overal was er oorlog en strijd om territoriumbezit. In het begin van de vierde eeuw was er een reeks Keltische aanvallen die zich in de richting van Rome werkte. Een aantal van deze aanvallen waren aangemoedigd, zo niet gepromoot,

56

Rankin, Celts and the classical world, 104. 57

(28)

28

door Dionysius I en Dionysius II van Syracuse. Groei van Romes macht lag namelijk niet in het belang van Syracuse en andere omliggende terreinen.58 In deze instabiele periode moest Italië zich heruitvinden als een regio waarin ook de Galli van het noorden konden worden opgenomen. Williams concludeert dat het creëren van een nieuwe oorsprongsmythe een teken is van een soort culturele reis die Noord-Italische volkeren maakten op weg naar het worden van Romeinen. De naam Galli hebben zij aangenomen toen zij zo werden genoemd door de Romeinen.59 De invasie van de Kelten, en de (negatieve) manier waarop zij werden aanschouwd en benaderd, had invloed op het politieke beleid; dit zal in een volgend onderdeel (zie Metus Gallicus) worden toegelicht.

Antieke bronnen over de plundering

Er is reeds een schematische samenvatting gegeven; hier zal er een korte samenvatting worden gegeven van de directe aanleiding tot de plundering van Rome. De samenvatting is

geschreven op basis van passages uit de werken van de vier genoemde auteurs60 en is hier een daar voorzien van een verwijzing naar de betreffende passages. Vervolgens zal het onderdeel

herinnering een vervolg zijn op het schematisch overzicht. In het onderdeel zijn de passages

opgenomen waarin belangrijke componenten van het verhaal uiteen wordt gezet, namelijk de ganzen op het Capitool en de Romein Marcus Manlius.

De Galliërs die naar Italië waren getrokken eisten land op van de Clusini. Dionysius

Halicarnassus vermeldt dat de Tyrrhenen de Galliërs hadden aangeraden grond van de Clusini af te nemen, omdat zij een te groot territorium hadden gezien hun kleine aantal (Antiquitates Romanae 13.11.2). Plutarchus maakt een soortgelijke melding; Brennus, de leider van de Galliërs, maakte de Romeinen duidelijk dat de Clusini een voor hun aantal te groot gebied hadden. Een deel van dit territorium zou voor de Galliërs moeten zijn (Camillus 17). In alle vier de versies wordt vermeld dat het kwam tot een strijd tussen de Galliërs en de Clusini, omdat de laatstgenoemden hun land wilden behouden. Alle vier de versies maken vervolgens melding van de Fabii, een vooraanstaande

Romeinse familie. Drie Fabii waren als ambassadeurs naar Clusinium gestuurd om poolshoogte te nemen. Volgens Diodorus Siculus was dit omdat zij het leger van de Galliërs moesten waarnemen (Bibliotheca Historica 14.113). Volgens Plutarchus kwamen zij op verzoek van de Clusini. De auteurs maken duidelijk dat de Galliërs onrecht is aangedaan toen Quintus Ambustus Fabius, gekomen als ambassadeur, een Gallische leider doodde. Met dit onrecht gingen enkele Gallische gezanten naar de Romeinse Senaat. De Senaat gaf toe dat de Galliërs onrecht was aangedaan, maar legde de zaak voor aan het volk. Op verschillende manier laten de bronnen weten dat door de macht

58

Rankin, Celts and the classical world, 107. 59

Williams, Beyond the Rubicon, 137-8. 60

(29)

29

en invloed van de Fabii het volk had besloten om leden van de Fabii, waaronder Quintus Ambustus Fabius, te benoemen tot militaire tribunen. De Galliërs viel deze belediging niet licht en zij trokken ten strijde tegen Rome.

De bronnen waarin de kwestie van de strijd in 387 v. Chr. op meest uitgebreide wijze is beschreven, zijn het erover eens dat de aanleiding tot de aanval van de Galliërs op Rome een onrechtvaardige behandeling door de Romeinen jegens de Galliërs is geweest. Een onrecht dat moest worden vergolden.

ROME

Herinnering

De ganzen op het Capitool

De vier genoemde auteurs hebben een beschrijving geschreven van de ganzenepisode, welke is uitgegroeid tot de belangrijkste, en zeer bijzondere, herinnering. Enkel Polybius heeft de strijd tussen de Galliërs en de Romeinen vrij oppervlakkig en zakelijk besproken. Het schema (zie pp. 21-25) is geëindigd op het moment dat het de Romeinen is gelukt om de Romeinen op het Capitool te bereiken zonder dat de Galliërs het hadden vernomen. De passages over de aanval van de Galliërs zoals beschreven door de andere vier auteurs zullen nu worden bekeken. Per auteur worden de betreffende verzen gegeven en vertaald; daarna zullen er twee elementen uit de passages kort worden besproken, namelijk de ganzen en Manlius.

Diodorus Siculus vertelt dat een aantal Romeinen Rome was ontvlucht en dat een aantal Romeinen vastzat op het Capitool. De ontvluchte Romeinen wisten in een strijd met de Tyrrhenen wapens te bemachtigen. Door dit materiaal aangesterkt en door hulp in te roepen van mannen van het platteland, vatten zij het plan op om de achtergebleven Romeinen te hulp te komen. In 14.16.4-5 wordt verteld dat een zekere Cominius Pontius een manier vindt om het Capitool te bereiken en de Romeinen aldaar vertelt over het goede nieuws. Na dit bericht te hebben afgeleverd zonder dat de Galliërs hem hebben opgemerkt, keert hij terug. De Galliërs ontdekken het pad waarlangs Cominius Pontius is gekomen en gegaan en volgen dit pad naar het Capitool om een verrassingsaanval te plegen. Het vervolgt in de Bibliotheca Historica 14.116.6 als volgt:

(30)

30

Welnu, zij [de Kelten] ontgingen de bewakers, maar de ganzen gewijd aan Hera, welke zij hielden, maakten een geschreeuw, nadat zij hen die naar boven gingen, opmerkten. Terwijl de bewakers zich verenigden op de plaats, omdat zij afgeschrikt waren, waagden zij het niet om verder te gaan, maar een zekere Marcus Manlius, een man van aanzien, schoot te hulp op de plek en met het zwaard sneed hij de hand van iemand die naar boven klom af, en nadat hij hem met het schild tegen de borst had geslagen, rolde hij hem van de rots af.

Dionysius Halicarnassus geeft een soortgelijke vertelling in boek 13. Zijn verhaal begint bij Camillus. Camillus zal het opnemen tegen de Galliërs die het Capitool, waar zich een aantal Romeinen bevindt, hebben omsingeld. In 13.7.1 wordt verteld dat een jongeman het bericht heimelijk overbracht aan de Romeinen op het Capitool. De Galliërs ontdekken zijn sporen en volgen in stilte dit pad naar het Capitool. Antiquitates Romanae 13.7.3:

ἤδη δὲ τῶν πρώτων ἀναβεβηκότων καὶ τοὺς ὑστερίζοντας ἀναδεχομένων, ἵνα πλείους γενόμενοι τότε ἀποσφάξωσι τοὺς ἐν ταῖς φυλακαῖς καὶ καταλάβωνται τὸ ἔρυμα, ἀνθρώπων μὲν οὐδεὶς ἔμαθεν, ἱεροὶ δέ τινες Ἥρας χῆνες ἐν τῷ τεμένει τρεφόμενοι καταβοῶντες ἅμα καὶ τοῖς βαρβάροις ὁμόσε χωροῦντες κατήγοροι γίνονται τοῦ κακοῦ. Toen de eersten al boven waren en hen ontvingen die later kwamen, zodat zij voltallig waren wanneer zij hen tijdens het waken zouden doden en zij het bolwerk zouden innemen, merkte geen enkele van de mannen het op, maar enkele heilige ganzen van Hera, welke op het heilige terrein werden gehouden, schreeuwend en tegelijkertijd op dezelfde plaats afkomend op de barbaren, gaven het gevaar te kennen.

Livius beschrijft hoe de Galliërs de stad hebben ingenomen op het Capitool na, hoe Camillus tot dictator is uitgeroepen en hoe een Romein ongemerkt het Capitool heeft beklommen. Nadat dit pad is ontdekt, volgen de Galliërs in stilte deze route. Ab urbe condita 5.47.3-4:

prout postularet locus, tanto silentio in summum euasere, ut non custodes solum fallerent, sed ne canes quidem, sollicitum animal ad nocturnos strepitus, excitarent. (4) anseres non fefellere, quibus sacris Iunonis in summa inopia cibi tamen abstinebatur. quae res saluti fuit; namque clangore eorum alarum que crepitu excitus M. Manlius, qui triennio ante consul fuerat, uir bello egregius, armis arreptis simul ad arma ceteros ciens uadit et, dum ceteri trepidant, Gallum, qui iam in summo constiterat, umbone ictum deturbat.

Voor zover de plaats het toestond, klommen zij in zo grote stilte naar de top, opdat zij niet alleen de bewakers bedrogen, maar zelfs de honden, een waakzaam dier bij nachtelijk lawaai, werden niet wakker. (4) Maar de ganzen, welke aan Juno gewijd waren en onder een hoge nood aan voedsel toch waren ontzien, lieten zich niet misleiden. Die gebeurtenis was de redding; want door het gesnater van hen en door het slaan van de vleugels werd Marcus Manlius wakker, die drie jaren eerder consul was geweest, een man voortreffelijk in de oorlog, en nadat hij zijn wapens had gegrepen en tegelijkertijd de overigen aanspoorde tot de wapens, gaat hij heen en, terwijl de anderen angstig door elkaar lopen, werpt hij een Galliër, die reeds had standgehouden op de top, met zijn schildknop naar beneden. Plutarchus geeft de jongeman die het Capitool ongemerkt beklimt en weer verlaat een naam; hij draagt dezelfde naam als de persoon in de Bibliotheca Historica, Pontius Cominius. Deze man bracht het bericht van de te verwachten hulp, hulp van Camillus, naar de Romeinen op het Capitool. De Galliërs volgen dit pad in het duister van de nacht. Camillus 27.(1-)2-4:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de vijftiende en zestiende eeuw telde Gouda honderden brouwers die hun miljoenen vaten bier wisten af te zetten tot ver buiten de stadsmuren, tot in Frankrijk.. Het

4 De capaciteit voor de coördinatorfunctie Dag van Dordt die vrijvalt bij het programmabureau wijken inzetten voor werkzaamheden zoals genoemd onder punt 8 van de evaluatie Dag

Hij wist dat satan deze machtige stad omkneld hield; toch was hier een kracht, het eenvoudige geloof in Jezus, waardoor God de hoogmoedigsten en de verhardsten kon ten

Op deze manier werd zowel aansluiting gevonden bij de Rotterdamse stijl van ‘handen uit de mouwen’, als bij de betekenis van ‘gezamenlijk en massaal iets doen’ en bij

Pessinus was in de hellenistische periode een priesterstaat, centrum van de Galatische stam van de Tolistobogii, maar werd kort na de opname van centraal Anatolië in het Romeinse

In steden wordt het zelforganiserende vermogen van mensen (actief burgerschap en maatschappelijk initiatief) en bedrijven (maatschappelijk ondernemerschap) ook steeds belangrijker

We zagen daarin dat dorpen waar voor- zieningen zijn in de beleving van bewoners relatief leefbaar zijn en een sterke sociale samenhang hebben (maar dat bewoners zich er niet

Het landschap vormt de basis voor Stad tussen de Bomen, de gebouwen zijn ondergeschikt aan dit landschap.. Deze ondergeschiktheid komt onder andere tot stand door de ingetogen