• No results found

‘Wat een smaedt moet ik om u lijden’ Emotie in eer- en rechtsherstel van ongehuwde moeders in achttiende-eeuws Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Wat een smaedt moet ik om u lijden’ Emotie in eer- en rechtsherstel van ongehuwde moeders in achttiende-eeuws Amsterdam"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Anne Sits

10740910

Annesits@hotmail.com

0617361898

Master Geschiedenis

Universiteit van Amsterdam

Begeleidster: dr. D.W.A.G. van den Heuvel

Tweede lezer: dr. D.R. de Boer

(3)

Abstract

In deze masterscriptie wordt onderzoek gedaan naar de rol van emotie in het eer en rechtsherstel van ongehuwde moeders in het achttiende-eeuws Amsterdam. Dit onderzoek over een welbekend onderwerp voor historici is vernieuwend door te kijken naar de mogelijkheden én de strategieën, maar ook naar de enorme variëteit onder de vrouwen en het halen van recht waarbij emotie een grote rol speelde. In de bestaande literatuur over ongehuwde moeders in de Republiek wordt er gesproken van algemene strategieën die de ongehuwde moeders zouden gebruiken voor het halen van recht. In dit onderzoek wordt de term strategie en het gebruik ervan aan een kritische blik onderworpen. Door close reading van de bronnen wordt er preciezer gekeken naar de bestaande strategieën en naar mogelijke andere strategieën. Dit wordt gedaan op basis van notariële verklaringen uit het achttiende-eeuwse Amsterdam die de heersende eercodes en emotionele cultuur weergeven van deze periode. Op deze manier is er oog voor de sterke relatie die bestaat tussen eer en emotie en de elementen die niet binnen een algemeen stramien te plaatsen vallen. Het onderzoek concludeert dat onderzoek naar de rol van emotie een nieuw pad opent in de kijk op het recht- en eerherstel van ongehuwde moeders. Spreken van alleen algemene strategieën blijkt geen recht te doen aan de acties die de vrouwen ondernamen en aan hun individuele stem. Door daarnaast te spreken van rationele strategieën, wordt er voorbijgegaan aan de ook veel mislukte en niet doordachte acties van vrouwen volgens deze strategieën. Emotie biedt ruimte voor zicht op verschillende acties en doelen, welke niet allemaal het “perfecte” resultaat hadden binnen het halen van recht- en eerherstel van ongehuwde moeders zoals geformuleerd in de secundaire literatuur.

(4)

Inhoudsopgave

Inleiding

p. 5

Hoofdstuk 1 - Vrouwen en de mogelijkheden tot het halen van recht p. 14

I

De rechtspositie van de Amsterdamse vrouw in Europese context

p. 15

II

Profiel van de vrouwen

p. 17

III

De mogelijkheden tot het halen van recht

p. 21

Hoofdstuk 2 - Naar de notaris

p. 31

I

Notariële bronnen: gekleurde narratieven

p. 32

II

De praktijk van het naar de notaris gaan

p. 34

III

De stemmen van de vrouwen

p. 43

IV Emotie in de notariële vormconventies

p. 44

Hoofdstuk 3 - Emotie in het halen van eer- en rechtsherstel

p. 47

I

Emotie en eer

p. 48

II

Een kritische kijk op de term strategie

p. 50

III

De rol van emotie in het halen van eer- en rechtsherstel

p. 54

IV Ongehuwd moeder door verkrachting

p. 58

Conclusie

p. 61

Bibliografie

p. 65

Primaire bronnen

p. 65

Secundaire bronnen

p. 67

Lijst van tabellen en afbeeldingen

p. 71

(5)

Inleiding

Dienstmaagd Marretje Tipel ondervond in 1724 de gevolgen van haar buitenechtelijke zwangerschap: haar goede eer was aangetast wat tot gevolg had dat ze haar betrekking verloor als dienstmeid en daardoor ook geen inkomen meer had. Ze bleek zwanger te zijn van de zoon van haar werkgever. Toen haar werkgever hier lucht van kreeg, ontsloeg hij Marretje al snel. Ook zijn familie-eer kwam hierdoor in het geding, al waren de consequenties voor Marretje als alleenstaande vrouw vele malen groter.1 De zoon van de werkgever, Joost Smit, stelt in een verklaring niet lang na de verklaring van Marretje dat hij zijn verantwoordelijkheden zou dragen en haar nooit alleen te zullen laten. Hij beloofde voor geld te zullen zorgen als zij dat nodig zou hebben.2 Voor Marretje leek haar situatie tot zekere hoogte gered, maar er waren ook veel vrouwen die meer moesten vechten voor rechts- en eerherstel.

Lang was het de norm om eerst te trouwen alvorens aan kinderen te beginnen. Tot laat in de jaren zestig van de vorige eeuw gold voor een groot gedeelte van Nederland; ‘werd je ongetrouwd zwanger, dan was je een gevallen meisje, een schande voor de familie’.3 Heden ten dage hebben termen als ongehuwde moeder en buitenechtelijke zwangerschappen gelukkig (bijna) geen negatieve connotaties meer, maar ook in de achttiende eeuw werden ongehuwde moeders als oneervol gezien en als een schande voor de gemeenschap waartoe de vrouw behoorde. Ondanks alle morele bezwaren, waren buitenechtelijke zwangerschappen geen onbekende fenomenen in de achttiende-eeuwse Amsterdamse gemeenschap.

Er is veel onderzoek gedaan naar ongehuwde moeders en manieren om hun eer te redden en recht te halen. Toch is er aan belangrijke aspecten voorbijgegaan in voorgaand onderzoek omtrent ongehuwde moeders. Het beeld van een passieve vrouw in dit soort situaties, die een hard leven zou hebben en buiten de gemeenschap geplaatst zou worden is een beeld dat misschien wel beter past in de eerste helft van de twintigste eeuw dan in de achttiende eeuw.4 De toegenomen buitenechtelijke zwangerschappen werden in eerste instantie toegedicht aan de seksuele normen die zouden vervagen in de achttiende eeuw, de komst van

1 Marretje Tipel, SAA, 5075, inv.nr 6519, akte 26, 12 februari 1724. 2 Marretje Tipel, SAA, 5075, inv.nr 6519, akte 30, 16 februari 1724. 3 FIOM.nl – ‘De afstandsmoeders van vroeger’,

https://fiom.nl/afstammingsvragen/afstandsmoeders/afstandsmoeders-vroeger-nu/afstandsmoeders-vroeger (geraadpleegd op 26 juni).

4 Jeannette Kamp en Ariadne Schmidt, ‘Getting Justice: A Comparative Perspective on Illegitimacy and the Use of Justice in Holland and Germany, 1600 – 1800’, Journal of Social History (2018) 51:4, 672 – 692, aldaar 672.

(6)

het meer loslaten van de rede en het laten leiden door emotie.5 Een stad als Parijs wordt verbonden aan emotie, de stad van de liefde. Amsterdam was echter ook een stad vol emotie. Misschien niet zo snel de link met liefde, maar geraakt worden in de eer ontstak vele emoties bij de mensen. Het is dan ook bijzonder dat de link tussen emotie en eer in historisch onderzoek eigenlijk nog niet is gelegd, zeker niet in context van ongehuwde moeders.

In deze masterscriptie zijn de verklaringen van vrouwen die te maken kregen met een buitenechtelijke zwangerschap het onderwerp van onderzoek. Het doel is om na te gaan hoe een vrouw haar recht haalde en daarmee haar eer herstelde door middel van de mogelijkheden en de rol van emotie hierin. De onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘Wat was de rol van emotiein het halen van recht en eerherstel door ongehuwde moeders in het achttiende-eeuwse Amsterdam?’ Dit onderzoek is beperkt in tijd en ruimte, voor dit onderzoek dienen buitenechtelijke zwangerschappen als eer brekende casussen waarin strategieën en emotie ingezet/gebruikt worden door vrouwen in het achttiende -eeuwse Amsterdam.

Vanwege twee redenen is de achttiende eeuw in Amsterdam een dankbare onderzoeksperiode voor ongehuwde moeders als casus en onderzoek de rol van emotie: allereerst vond er in de achttiende eeuw een verandering plaats over hoe er gedacht werd over emoties. Lange tijd was het de rede die de boventoon diende te voeren en waar een mens zich door moest laten leiden door de invloed van de verlichting.6 Het denken over emoties intensiveerde. De hartstochten en andere emotionele verschijnselen werden uitbundig besproken in deze periode. Daarnaast bestond er een sterke relatie tussen emotie en eer. Sekse en emotionele cultuur zijn belangrijke samenhangende begrippen in de achttiende eeuw. De heersende eerpraktijken vormden een belangrijk raamwerk in hoe en wanneer mannen en vrouwen hun emoties mochten uiten.

Een tweede belangrijke reden voor de keuze voor de achttiende eeuw en Amsterdam, heeft te maken met het feit dat in deze periode de sekseratio ongelijk verdeeld was. Er waren door verstedelijking en migratie veel alleenstaande vrouwen naar Amsterdam gekomen. Het is daarom een logische keuze om onderzoek te doen naar ongehuwde moeders door de focus te leggen op deze periode waar relatief veel (alleenstaande) vrouwen aanwezig waren.7 Dit onderzoek over een welbekend onderwerp voor historici is vernieuwend door te kijken naar de

5 Dorothee Sturkenboom, Spectators van hartstocht. Sekse en emotionele cultuur in de achttiende eeuw (Hilversum 1998), 22 - 24.

6 Ibidem, 24.

7 Ariadne Schmidt, en Manon van der Heijden, ‘Women Alone in Early Modern Dutch Towns: Opportunities and Strategies to Survive’, Journal of Urban History (2016) 42:1, 21 – 38, 23.

(7)

mogelijkheden én de strategieën, maar ook naar de enorme variëteit onder de vrouwen en het halen van recht waarbij emotie een grote rol speelde.

Buitenechtelijke zwangerschappen en de strategieën van deze vrouwen bij het herstellen van hun eer, zijn veel onderzocht door zowel historici in binnen- en buitenland. Historici zoals Donald Haks, Florence Koorn en Christi Boerdam behandelden het onderwerp in de jaren tachtig voor de vroegmoderne Nederlandse context. Ondanks het beeld dat door de schrijvers uit de achttiende eeuw geschetst werd over de slechte positie van de vrouw na een buitenechtelijke zwangerschap, toonden deze historici aan dat vrouwen wel degelijk actief gebruik maakten van het recht. In deze periode was dit een “bijzondere” vondst. Het traditionele beeld van vrouwen was dat zij passief waren in het halen van recht en daarom zwakker stonden. Koorn keek specifiek naar ongehuwde moeders in het achttiende-eeuwse Twente.8 Ze legt in haar onderzoek vooral de nadruk op de manieren waarop eerherstel mogelijk was. Haks kijkt daarentegen breder en haalt ook de rol van passie en emotie aan in zijn onderzoek. Beiden concluderen duidelijk dat vrouwen zeker geen willoze slachtoffers waren en manieren vonden om hun eer te herstellen en recht te halen. Boerdam keek naar ongehuwde moeders in het vroegmoderne Rotterdam. Zij zag ook dat de Rotterdamse vrouwen bewust gebruik maakten van verscheidene instrumentele mogelijkheden. De meeste zaken werden uiteindelijk echter door middel van informele manieren opgelost.9 Deze onderzoeken lieten zien dat vrouwen wel degelijk actief waren in het halen van recht en hier volgens de historici hun strategieën voor hadden. Bovendien bleken de vrouwen succesvol te zijn in eer- en rechtsherstel.

Dat de Nederlandse context “bijzonder” was in het actieve gebruik van het recht door vrouwen, werd duidelijk door vergelijking met onderzoeken over andere landen. Robert Shoemaker onderzocht in zijn boek Prosecution and Punishment. Petty Crime and the Law in Londen and Rural Middlesex, c. 1660 – 1725 onder andere de positie vrouwen en het halen van recht in de Londense context in de periode van 1660 - 1725. Hij stelt dat de Londense vrouwen minder vaak verschenen in het rechterlijke circuit als aanklager dan bijvoorbeeld de vrouwen uit de Republiek. Een duidelijk antwoord op dit verschil tussen de vrouwen in de Republiek en in Londen is er niet, al stelt Shoemaker dat vrouwen waarschijnlijk minder recht gingen halen

8 Florence Koorn, ‘Illegimiteit en eergevoel. Ongehuwde moeders in Twente in de achttiende eeuw in: U., Jansz. en A. de Wildt. Eds, Vrouwenlevens 1500 – 1850. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 8 (Nijmegen 1987).

9 Christi Boerdam, “Ongehuwd moederschap als sociaal verschijnsel. Casus: Rotterdam op het einde van de achttiende eeuw,” Tijdschrift voor Geschiedenis 98 (1985) in: Jeannette Kamp en Ariadne Schmidt, ‘Getting Justice: A Comparative Perspective on Illegitimacy and the Use of Justice in Holland and Germany, 1600 – 1800’, 676.

(8)

omdat ze geïntimideerd zouden zijn door de formele juridische procedures binnen een systeem dat grotendeels een mannelijk domein was.10

Ariadne Schmidt en Jeannette Kamp besteden in hun recente artikel ‘Getting Justice: A Comparative Perspective on Illegitimacy and the Use of Justice in Holland and Germany, 1600 – 1800’ uit 2018 opnieuw aandacht aan het onderwerp voor de Nederlandse context, maar maken tegelijkertijd een vergelijking met de Duitse context. Op deze manier werd er wederom gekeken naar in hoeverre het beeld klopte van de Republiek als “bijzondere” plek voor vrouwen qua mogelijkheden die zij hadden om gebruik te maken van het recht. In dit onderzoek tonen de historici aan dat de vrouwen in de Republiek actief gebruik maakten van de beschikbare instituties en dat door het gebruik, ze deze ook vormden.11 De vrouwen in vroegmodern Duitsland wisten echter ook actief gebruik te maken van het systeem om recht te halen. De Republiek bleek hieruit minder bijzonder in tegenstelling tot andere gebieden dan lang werd gedacht.12

Over ongehuwde moeders in de Republiek van de achttiende eeuw is concluderend het nodige bekend; ze wisten actief gebruik te maken van de mogelijkheden om recht te halen. Toch zijn er ondanks deze waardevolle bijdragen nog duidelijke leemtes binnen dit onderwerp waar verder onderzoek nodig is. In de historiografie is er zelden aandacht voor de individuele acties die deze vrouwen hebben ondernomen in hun persoonlijke weg naar rechts- en eerherstel. Door alleen te kijken naar de formele instrumenten waarbinnen recht gehaald kon worden, wordt er voorbijgegaan aan de vele informele mogelijkheden die vrouwen hadden en benutte om rechts- en eerherstel te halen. Vrouwen bleken binnen de informele mogelijkheden, zoals duidelijk zal worden, behoorlijk succesvol te zijn. Daarnaast is het belangrijk dat er gekeken wordt naar het gebruik van bepaalde woorden en formuleringen, in plaats van het tellen van de overeenkomsten. Deze woorden en formuleringen zijn moeilijk in een stramien te plaatsen, maar doen eer aan de individuele acties van de vrouw. Niet elke vrouw voelde zich een slachtoffer van de situatie en wisten daarentegen volhardend gebruik te maken van de mogelijkheden die voorhanden waren. De relatie met emotie hierin is van groot belang, omdat eer en emotie sterk met elkaar verbonden waren en zijn.

Het inhoudelijke aspect van de verklaringen is naast de al bekende strategieën miniem behandeld en onderzocht Vernieuwend aan dit onderzoek is dat er meer oog is voor variëteit en de individuele aspecten van de verklaringen zoals opgesteld in opdracht van de vrouwen. 10 Robert Shoemaker, Prosecution and Punishment. Petty Crime and the Law in London and Rural

Middlesex, c. 1660 – 1725 (Cambridge 1991), 211 en 215.

11 Jeannette Kamp en Ariadne Schmidt, ‘Getting Justice: A Comparative Perspective on Illegitimacy and the Use of Justice in Holland and Germany, 1600 – 1800’, 674.

(9)

Eveneens een belangrijk aspect waar historici weinig aandacht aan hebben geschonken in onderzoeken naar deze vrouwen, is de rol van emotie in het halen van rechts- en eerherstel. Door emotie te betrekken in het onderzoek wordt het duidelijk dat er voor de vrouwen meer strategieën voorhanden waren. Er wordt ook kritisch naar de term ‘strategie’ gekeken in dit onderzoek. In veel literatuur worden de mogelijkheden tot het halen van recht en de term strategieën door elkaar gebruikt waardoor de grenzen tussen beiden begrippen vervagen. In dit onderzoek worden de twee duidelijk uit elkaar gehaald, om zo een beeld te krijgen van de mogelijkheden die er waren en van welke strategieën we kunnen spreken. Het is namelijk niet evident dat de twee dezelfde stappen omhelsden. Daarnaast veronderstelt de term strategie, zeker in het algemene gebruik, dat al deze vrouwen dezelfde voorbedachte plannen in hebben gezet om rechts- en eerherstel te halen. Daarom wordt er in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen de termen ‘mogelijkheden’ en ‘strategieën’, waar vervolgens kritisch naar gekeken zal worden. Dit zal gedaan worden aan de hand van een close reading van de bronnen.

Haks haalde in de jaren tachtig al het belang aan van passie en emotie in onderzoek naar ongehuwde moeders en hun manieren om recht te halen. Jan Kok gaat, enige tijd na Haks, verder in op de rol van passie en emotie in zijn artikel ‘Passion, Reason and Human Weakness. The European Marriage Pattern and the Control of Adolescent Sexuality’ uit 2005. Ook hij ziet emotie als een aanjager van seks buiten het huwelijk. Interessant is dat hij rede én passie aanhaalt, belangrijke aspecten die in de voorgaande onderzoeken na Haks compleet missen.13 Buitenechtelijke seksuele relaties zijn niet alleen te verklaren vanuit rede, maar moeten ook zeker verklaard worden vanuit een meer onberekend aspect zoals de invloed van emotie. Na deze periode zien we echter dat emotie in de context van het halen van recht en eerherstel van ongehuwde moeders eigenlijk zo goed als niet meer wordt behandeld. Ook voor het begrijpen van de erehandel, een term geïntroduceerd door historicus Herman Roodenburg, is het van belang om het aspect van emotie erbij te halen. William Reddy stelt dat als we eer willen begrijpen, en daarmee het handelen van de vrouwen in zaken van oneer, historici verder moeten kijken dan alleen naar de culturele interpretatie van eer en dat het aspect van emotie hierin een grotere rol moet gaan spelen.14

Het concept eer is van buitengewoon belang in onderzoek naar zaken van buitenechtelijke zwangerschappen. De reputatie stond immers op het spel aangezien seks buiten het huwelijks als oneervol beschouwd werd. Eer is een begrip dat in de vroegmoderne 13 Jan Kok, ‘Passion, reason and human weakness. The European marriage pattern and the control of adolescent sexuality’, in: Th. Engelen and A.P. Wolf (eds), Marriage and the Family in Eurasia. Perspectives on the Hajnal hypothesis (Amsterdam 2005) 343-367, aldaar 343.

14 William M. Reddy, The Invisible Code. Honor and Sentiment in Postrevolutionary France, 1814-1848. (Berkeley 1997).

(10)

tijd werd gezien als een groot goed, het hebben van een goede naam was een basiswaarde voor het bestaan binnen deze gemeenschap en was een buitengewoon belangrijk onderdeel van het dagelijkse leven.Op abstract niveau behelst eer het principe van evaluatie van jezelf en de ander op basis van de heersende sociale structuren binnen de gemeenschap. De complexiteit van het concept eer ligt in het feit dat de invulling van eer afhankelijk is van de heersende sociale waarden in de desbetreffende gemeenschap.15

Volgens Lotte van de Pol, een Nederlandse historica die gebruikt maakt van het concept eer in haar onderzoeken naar prostitutie in de vroegmoderne tijd, zijn er ondanks de precieze verschillen tussen de eerpraktijken, wel enkele kenmerken die overal met betrekking tot de eerpraktijk terugkomen.16 Een voorbeeld hiervan is de, volgens Van de Pol, strikte scheiding tussen mannelijke en vrouwelijke eer. Op dit idee van een strikte scheiding is het een en ander aan te merken; onderzoek heeft uitgewezen dat de scheiding tussen mannelijke en vrouwelijke eer niet zo strikt was als dat vaak wordt beschreven in de secundaire literatuur.17

Historica Soile Ylivuori introduceert in haar artikel ‘Rethinking Female Chastity and Gentlewomen’s Honour in Eighteenth-Century England’ de rol van performativiteit van het concept kuisheid en daarmee eer in de sociale werkelijkheid. Ylivuori problematiseert het concept kuisheid en daarmee ook de relatie van kuisheid met de sociale reputatie van vrouwen in de praktijk. In idealistische werken uit de achttiende eeuw (in Engeland) wordt voorschreven dat het verlies van kuisheid strenge gevolgen zou hebben voor de sociale reputatie van vrouwen in de gemeenschap; de aantasting van eer bij vrouwen vond voornamelijk plaats op het gebied van hun seksuele eer en dus hun kuisheid. Het schaden van de kuisheid zou als gevolg hebben dat deze vrouwen niet meer geaccepteerd werden in de gemeenschap. In onderzoeken wordt er echter voorbijgegaan aan de ambigue relatie van deze heersende idealen met de dagelijkse praktijken van eer. Waar vooral rekening mee gehouden moet worden in onderzoek waarin eer een rol speelt, is de abnormaliteit die een grote rol speelde in deze eerpraktijken. Met eer viel te onderhandelen waardoor de gevolgen, ondanks een geschonden eer, niet ernstig hoefden te zijn. Gepaard met het systeem van eer en schaamte gaan veel leugens en onwaarheden. Aan dit aspect is door met name Nederlandse historici tot nu toe echter weinig aandacht besteed. Hoe mensen zich in de achttiende eeuw presenteerden in de bronnen die ons toereikend zijn, hoefde

15 Anne Sits, ‘Historiografisch essay concept eer’ Kernvak Concepten Master Algemene Geschiedenis, (UvA 2018).

16 Lotte van de Pol, Het Amsterdams hoerdom. Prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 1996), 72.

17 Anne Sits, ‘Soo als het een eerlijke dogter en vrouw betaamt’. Een onderzoek naar de rol en manifestatie van vrouwelijke eer in het vroegmoderne Rotterdam en Delfshaven (1700 – 1725), (Bachelorscriptie UvA 2018).

(11)

zeker niet de daadwerkelijke situatie te betreffen.18 Vaak werden negatieve elementen weggelaten om zichzelf zo positief mogelijk te kunnen portretteren. De eer werd niet bepaald door de daadwerkelijke status quo, maar door hoe je door anderen werd gezien.19 Daarom is het performatieve aspect van eer belangrijk om rekening mee te houden bij onderzoeken naar eer.

Omdat de mogelijkheden, strategieën en de rol van emoties die onderzocht zullen worden niet meteen in het oog springen, is het principe ‘reading against the grain’, geïntroduceerd door Natalie Zemon Davis een belangrijke onderzoeksmethode binnen dit onderzoek.20 Het principe houdt in dat de verklaringen geanalyseerd worden tegen het dominante discours in, om zo aspecten te kunnen analyseren die normaal niet onderzocht worden in een bron. In dit onderzoek ligt de aandacht op subtiele hinten die zich in dit onderzoek duiden door verwijzingen naar emotie of door bronnen te vergelijken om het unieke van een verklaring eruit te kunnen halen. Door deze methode niet alleen op de inhoud toe te passen maar ook op de verklaringen zelf, kan er extra informatie achterhaald worden over de mogelijkheden, strategieën en portretteringen die anders niet snel in het oog springen.

Voor dit onderzoek zullen de achttiende-eeuwse notariële verklaringen van Amsterdam gebruikt worden als voornaamste primaire bron. Het notariële archief behelst vele soorten akten, zoals testamenten, boedelinventarissen en wisselprotesten.21 Binnen de notariële akten liggen in dit onderzoek voornamelijk de nadruk op verklaringen, ook wel bekend als declaratoir en attestatie. Zoals uit eigen eerder onderzoek is gebleken, bieden de notariële bronnen een bijzondere kijk op vrouwen aangezien ze in deze bronnen relatief meer voorkomen dan in andere bronnen. De verklaringen die behandeld worden in dit onderzoek zijn gekozen op basis van verklaring omtrent buitenechtelijke zwangerschappen, dit kunnen geruchten zijn maar ook daadwerkelijke zwangerschappen. Daarnaast zijn deze verklaringen interessant om strategieën en emotie uit te zoeken, omdat er een zekere spanning bestaat tussen het juridische narratief en de persoonlijke narratief, waar wederom oog voor de overeenkomsten en verschillen van belang zijn.

18 Soile Ylivuori, ‘Rethinking Female Chastity and Gentlewomen’s Honour in Eighteenth-Century England’, The Historical Journal 59:1 (2016) 71 – 97, aldaar 75.

19 Herman Roodenburg, ‘De notaris en de erehandel: beledigingen voor het Amsterdamse notariaat 1700-1710’ in: Keunen A., en Roodenburg H., eds., Schimpen en schelden: eer en belediging in Nederland, ca. 1600-ca. 1850 (Amsterdam 1992), 367-388, aldaar 370 – 371.

20 Davis, Natalie Zemon, ‘”Women’s in History” in transition: the European case’, in: Feminist Studies 3 (1976), 83 – 103.

(12)

Welke mogelijkheden er waren voor de vroegmoderne Amsterdamse tot het halen van recht wordt besproken in hoofdstuk 1. Allereerst wordt de Nederlandse situatie geschets in Europese context. Vervolgens wordt de stap gemaakt naar het profiel van de vrouwen, op basis van hun werk, huwelijkse status en het soort relatie dat ze aangingen. Op deze manier kan er achterhaald worden met welke bevolkingsgroep dit onderzoek te maken heeft. In de historiografie is het veelvoorkomend dat vrouwen op basis van hun huwelijke status ingedeeld werden in groepen, er wordt echter voorbij gekeken aan de grote groep vrouwen die nooit zouden trouwen. Dit is van belang voor het kunnen beantwoorden van de hoofdvraag. Door het samenbrengen van verschillende secundaire literatuur, wordt er een overzicht gegeven waaruit zal blijken welke mogelijkheden tot het halen van recht er voor deze vrouwen waren. Een onderscheid tussen het informeel en formeel halen van recht blijkt van groot belang. Vrouwen bleken namelijk meer gebruik te maken van de informele mogelijkheden dan de formele mogelijkheden.

Hoofdstuk 2 gaat dieper in op de verklaringen an sich. Wat houdt het in dat de ene zaak bestaat uit een korte verklaring en de andere zaak uit drie lange verklaringen? En in hoeverre is er sprake van gestandaardiseerde formules? Historici hebben aan de notariële verklaringen zelf tot nu toe weinig aandacht besteed. Deze kennis is van belang om te achterhalen in hoeverre we kunnen spreken van een stem van de vrouwen zelf en hoeveel van de verklaring afkomstig is uit de heersende eerconventies van deze periode. Het interpreteren van deze verklaringen zonder besef van de conventies, zou een verkeerd beeld geven over hoe deze vrouwen eer- en rechtsherstel zochten. Daarnaast zorgt een nieuwe kritische kijk op deze verklaringen ervoor dat er gekeken kan worden naar de overeenkomsten, maar ook naar formules en uitspraken die niet binnen een algemeen stramien te plaatsen zijn. Op deze manier komt het belang naar voren van een individuele kijk op deze verklaringen en de acties die de vrouwen hebben ondernomen om hun persoonlijke doelen te behalen.

Hoofdstuk 3 laat zien dat het onderzoek dat tot nu toe is gedaan aangaande deze alleenstaande vrouwen die buitenechtelijk een kind hadden gekregen, niet allesomvattend is en een belangrijk aspect binnen deze verklaringen buiten beschouwing laat: de rol van emotie. Juist deze toevoeging maakt dat er nieuwe inzichten verworven kunnen worden binnen dit belangrijke debat over vrouwen. Daarnaast wordt de term strategie onder de loep genomen en beargumenteerd waarom deze term kritisch bekeken moet worden voor dit onderzoek en specifieke onderwerp. Zicht op de rol van emotie maakt het mogelijk om oog te hebben voor individuele handelingen van de ongehuwde moeders, andere strategieën, maar ook om vraagtekens te zetten bij de gestelde rationele strategieën. Daarnaast bleek de huwelijkse status en het soort affaire dat aangegaan werd, zoals besproken in hoofdstuk 1, van belang bij de

(13)

vraag welke strategieën en/of mogelijkheden ingezet konden worden. Door de rol van emotie te betrekken, is er ruimte en zicht op handelingen die niet binnen de algemene strategieën te plaatsen zijn.

(14)

Hoofdstuk 1 Vrouwen en de mogelijkheden tot het halen van recht

‘Het gemeen in Nederland heeft zeldzame zeden, wat het aangaan van huwelijken betreft; hier heerschen doorgaands enkel de zinlijke lusten; in een herberg, bij gelegenheid van een kermis of andere vrolijkheid, krijgen zij nadere kennis, de driften ontsteken, worden ingewilligd, het meisje bevindt zich vervolgens zwanger, en nu wordt het een huwelijk, indien er nog bezeffen van eer en deugd in het hart van den jongeling overig zijn. – Zeer zelden gebeurt het toch, dat de huwelijken onder de laagere klassen, geene huwelijken zijn van noodzakelijkheid.’22

Dit is wat de achttiende-eeuwse schrijver van Hamelsveld schreef over de vele buitenechtelijke relaties en daarmee zwangerschappen die volgens hem noodzakelijk leidde tot een huwelijk onder de bevolking. Hij keek hier met een afkeurende blik naar. Er waren veel morele bezwaren aangevoerd door schrijvers in deze periode waarom voorhuwelijkse seks afkeurenswaardig was. Zo kon men nooit zeker weten of na de gebeurtenis echt een huwelijk zou plaatsvinden, men kon immers bezwaren uiten omtrent het eventuele huwelijk. Ook was het mogelijk dat de man voor het huwelijk kwam te overlijden, waardoor het kind alsnog als onecht aangetekend werd. Daarnaast was vooral de vrouw in kwestie in gevaar; niemand zou de verleider erop aankijken, maar voor de vrouw zou het verlies van fatsoen betekenen waardoor een toekomstig huwelijk bemoeilijkt werd.23

Voorhuwelijkse seks en buitenechtelijke zwangerschappen werden in het achttiende-eeuwse Amsterdam gezien als het overschrijden van grenzen van de geaccepteerde normen.24 Voor zowel mannen als vrouwen hing er een straf boven het hoofd als het ging om voorhuwelijkse seksuele omgang, het schutten van de gedane trouwbelofte en als man en vrouw samenleefden zonder getrouwd te zijn.25 Ondanks dat het in theorie niet gewenst was om als vrouw ongehuwd te zijn en te blijven, waren er relatief veel ongehuwde vrouwen in het vroegmoderne Amsterdam.26 Veel vrouwen moesten het in de zeventiende en de achttiende eeuw alleen zien te rooien, alleenstaand of getrouwd. Zeker een kwart van de vrouwen bleef

22Van Hamelsveld, Der zedelijke toestand der Nederlandsche natie, op het einde der achttiende eeuw (1791), 272. Delpher,

https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&identifier=dpo:1543:mpeg21:0284 (Geraadpleegd op 26 juni 2020).

23 Donald Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw (Utrecht 1985), 72.

24 Jeannette Kamp en Ariadne Schmidt, ‘Getting Justice: A Comparative Perspective on Illegitimacy and the Use of Justice in Holland and Germany, 1600 – 1800’, 672.

25 Ariadne Schmidt en Manon van der Heijden, ‘Women Alone in Early Modern Dutch Towns: Opportunities and Strategies to Survive’, 22.

(15)

ongetrouwd terwijl de vrouwen getrouwd met zeemannen voor een lange periode zonder man waren.27 Een groot deel van de mannen was vertrokken met de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en de Westindische Compagnie (WIC), waardoor verloofdes of getrouwde vrouwen jarenlang alleen achterbleven. Dikwijls keerden deze mannen niet eens meer terug; velen van hen stierven aan boord of in Azië en de Amerika’s. Daarnaast kwam het ook regelmatig voor dat vrouwen vleselijke conversatie hadden gehad zonder enige trouwbelofte en daardoor als ongehuwde moeder door het leven gingen.28

In dit hoofdstuk wordt de Amsterdamse context met betrekking tot het gebruik van het recht door vrouwen ingekaderd binnen de Europese standaarden van deze periode. Vervolgens wordt er een profielschets gegeven van de vrouwen uit de lagere bevolking die voorkomen in de onderzochte verklaringen en waarom juist deze vrouwen veel aanwezig waren in zaken aangaande seksuele overschrijdingen. In dit soort zaken stond de eer van de vrouwen op het spel. Door informele en formele juridische actie te ondernemen konden ze, vaak succesvol, proberen hun goede eer terug te krijgen. Er is vastgesteld dat de vrouwen heel actief waren in het halen van recht, maar zoals duidelijk zal worden waren er vele mogelijkheden waarop de vrouwen recht konden halen.

I De rechtspositie van de Amsterdamse vrouw in Europese context

De achttiende eeuw is een interessante periode in Amsterdam om onderzoek te doen naar vrouwen: de seksratio in Amsterdam was niet in balans, net zoals in vele andere grote steden.29 Er was een enorm overschot aan vrouwen in vergelijking met het aantal mannen. Een eerste reden hiervoor is dat een groot deel van de migranten dat naar Amsterdam trok, bestond uit alleenstaande vrouwen door de verstedelijking die plaatsvond in deze periode. Een tweede reden voor het overschot aan vrouwen in Amsterdam is dat in de zeventiende en achttiende eeuw veel mannen in dienst gingen van de VOC en de WIC. Mannen die aanmonsterden bij deze compagnies trokken voor een langere periode naar het buitenland. In de periode van 1602 tot 1785 zijn naar schatting een miljoen mannen aangemonsterd bij de VOC van wie zeker twee derde niet terugkeerde.30 Het vertrek van zoveel mannen had beduidend invloed op het leven 27 Ariadne Schmidt en Manon van der Heijden, ‘Women Alone in Early Modern Dutch Towns: Opportunities and Strategies to Survive’, 23.

28Manon van der Heijden, Misdadige vrouwen. Criminaliteit en rechtspraak in Holland 1600 – 1800 (Amsterdam 2014), hoofdstuk ‘hulp van buitenaf’ E-book editie. (Er worden helaas geen bladzijdes vermeld)

29 Ariadne Schmidt en Manon van der Heijden, ‘Women Alone in Early Modern Dutch Towns: Opportunities and Strategies to Survive’, 22.

(16)

aan land en resulteerde in een grotere groep vrouwen die alleen woonde en dus alleen leefde, onder wie ook vrouwen voor wie het niet mogelijk was om een huwelijkspartner te vinden door deze ongelijke seksratio.31 De kwart van de vrouwen in het vroegmoderne Amsterdam zouden door deze redenen ongetrouwd zijn gebleven.32

Amsterdam moet daarom in de achttiende eeuw een maatschappij zijn geweest waar een aanzienlijk aantal alleenstaande, en bovenal zelfstandige vrouwen te vinden was door de grote mobiliteit en verstedelijking die plaatsvonden in de Republiek en de afwezigheid van veel mannen voor een langere periode.33 In de literatuur wordt over de Hollandse vrouwen benadrukt dat ze erg zelfstandig en economisch bedreven waren. Reizigers die het noorden van Nederland aandeden schreven over de bijzondere aanwezigheid van vrouwelijke handelaren in de Nederlandse maatschappij.34 Roodenburg meent dat het voor de hand ligt dat deze duidelijke aanwezigheid van vrouwen in het openbare leven in de Republiek heeft geleid tot meer bereidheid en juridische mogelijkheden voor vrouwen om voor hun eer en recht op te komen.35

Onderzoek heeft uitgewezen dat ondanks de ongelijke positie die vrouwen juridisch hadden ten opzichte van mannen, de positie van vrouwen in de Republiek wel degelijk sterker was dan op eerste gezicht lijkt wanneer we kijken naar hun juridische positie.36 In de praktijk bleek tussen meerderjarige ongehuwde vrouwen en mannen niet zo heel veel verschil te zijn in hun juridische positie.37 De positie van de getrouwde vrouw werd wel gekenmerkt door fundamentele juridische ongelijkheid ten opzichte van haar man. Gedurende het huwelijk had hij het beheer en beschikkingsrecht over de gezamenlijke goederen en in het recht vertegenwoordigde hij haar, in ruil voor haar gehoorzaamheid. Alleenstaande vrouwen bezaten daarentegen meer vrijheid, ze konden alleen niet zelf hun goederen beheren. Voor handelingen

31 Ariadne Schmidt en Manon van der Heijden, ‘Women Alone in Early Modern Dutch Towns: Opportunities and Strategies to Survive’, 24.

32 Ibidem, 23.

33 Elise van Nederveen Meerkerk, De draad in eigen handen. Vrouwen en loonarbeid in de Nederlandse textielnijverheid, 1581 – 1810, (Proefschrift, Vrije Universiteit Amsterdam 2007), 187.

34 Danielle van den Heuvel, Women and Entrepreneurship. Female traders in the Northern Netherlands c. 1580 – 1815, (Proefschrift, Universiteit Utrecht 2007), 18.

35 Herman Roodenburg, ‘Eer en oneer ten tijde van de Republiek: een tussenbalans’, Volkskundig bulletin 22:2 (1996) 129 – 148, aldaar bladzijde 133.

36 Ariadne Schmidt en Manon van der Heijden, ‘Women Alone in Early Modern Dutch Towns: Opportunities and Strategies to Survive’, 22 - 23en Merry E. Wiesner, Women and Gender in Early Modern Europe, 38 – 39.

37 Ariadne Schmidt, ‘Gelijk hebben, gelijk krijgen? Vrouwen en vertrouwen in het recht in Holland in de zeventiende en achttiende eeuw’ in: Michiel van Groesen eds., Het gelijk van de Gouden Eeuw. Recht, onrecht en reputatie in de vroegmoderne Nederlanden (Hilversum 2014), 109 – 125, aldaar 111.

(17)

voor de rechtbank en de notaris waren ze ook verplicht een zelfgekozen mannelijke straatvoogd mee te nemen.38

De Republiek bezat in de achttiende eeuw een complex systeem van gerechtelijke en buitengerechtelijke instituties waardoor conflictregulering mogelijk was.39 De Republiek kende naast deze instituties ook een sterke traditie van extrajudiciële bemiddeling binnen kleine sociale eenheden zoals kerkgemeenschappen, buurtgemeenschappen en gilden.40 Binnen dit scala aan mogelijkheden konden niet alleen mannen zich wenden, maar ook zeker vrouwen; er waren allerlei mogelijkheden om hun recht en eer te verdedigen en te bevechten. De vrouwen in Amsterdam, en in de rest van de Republiek, bezaten hiermee een “bijzondere” positie in Europa. Op Europees niveau blijkt inderdaad dat vrouwen in de Republiek, en ook Duitsland zoals gebleken uit onderzoek van Schmidt en Kamp, een meer actieve houding aannamen in het ondernemen van rechtsherstel dan vrouwen in bijvoorbeeld Engeland.41

II Profiel van de vrouwen

Uit de onderzochte verklaringen komt naar voren dat vooral vrouwen met beroepen als dienstmaagd en kindermeid ongehuwd moeder werden. Veel van de alleenstaande vrouwelijke migranten die trokken naar Amsterdam, waren van jonge leeftijd. Deze alleenstaande vrouwen vervulden vaak beroepen van dienstmaagden en kindermeid - beroepen waar veel vraag naar was - en bleven daardoor (langer) ongetrouwd.42 Naast dat deze vrouwelijke migranten vanwege hun status, ze waren immers geen Amsterdams burger, minder aantrekkelijk waren als huwelijkskandidaat dienden deze vrouwen langer te werken voor hun bruidsschat en stelden daarmee een (mogelijk) huwelijk uit.43

Uit de literatuur komt naar voren dat deze groep vrouwen vanwege enkele redenen heel “vatbaar” was om ongehuwd zwanger te raken, wat later ter sprake zal komen. Op basis van deze gegevens kunnen we aannemen dat deze vrouwen tot de lagere rangen van de stedelijke bevolking hoorden en dat deze vrouwen het vaak zelfstandig moesten zien te rooien.44

38 Ariadne Schmidt, ‘Gelijk hebben, gelijk krijgen? Vrouwen en vertrouwen in het recht in Holland in de zeventiende en achttiende eeuw’, 110 – 111.

39 Ibidem, 109. 40 Ibidem, 110.

41 Robert Shoemaker, Prosecution and Punishment, 211 en 215 en Jeannette Kamp en Ariadne Schmidt, ‘Getting Justice: A Comparative Perspective on Illegitimacy and the Use of Justice in Holland and Germany, 1600 – 1800’, 674.

42 Judith M. Bennet en Amy M. Froide, Singlewomen in the European past 1250 – 1800 (Pennsylvania 1999), 57.

43 Idem. 44 Ibidem, 22.

(18)

De tot nu toe veelgenoemde term “alleenstaande vrouwen” is een ruim begrip. Om beter zicht te krijgen op het soort vrouwen die in dit onderzoek voorkomen, is het nuttig om de soorten alleenstaande vrouwen langs te gaan zoals geformuleerd door Judith M. Bennet en Amy M. Froide in het boek Singlewomen in the European past 1250 – 1800. Ze onderscheiden drie soorten alleenstaande vrouwen: vrouwen die nooit getrouwd zijn, gescheiden vrouwen en weduwen. In dit onderzoek zijn naast deze alleenstaande vrouwen ook in mindere mate de getrouwde vrouwen van belang, omdat deze vrouwen ook buitenechtelijke relaties konden hebben, die vervolgens een zwangerschap als gevolg hadden.45 Het onderscheiden van verschillende soorten alleenstaande vrouwen is anders dan hoe de term alleenstaande vrouw wordt geconcretiseerd in andere onderzoeken. In de eerste speciale uitgave over alleenstaande vrouwen in The Journal of Family History uit 1984 definieerde Susan Cotts Watkins alleenstaande vrouwen als ‘dochters, maar geen vrouwen van, vaak zusters en tantes, maar zelden moeders’.46 Door deze groep op deze manier te definiëren, wordt er voorbijgegaan aan een grote groep vrouwen die ook alleenstaand was doordat de vrouwen weduwe waren, hun man aangemonsterd was bij de VOC of de WIC en vrouwen die simpelweg leefden zonder een man en dus niet getrouwd waren.47 Schmidt en Van der Heijden definiëren alleenstaande vrouwen in hun onderzoek naar ongehuwde moeders in de Republiek en Duitsland als een groep vrouwen zonder man en die niet getrouwd zijn.48 Dit laatste is een belangrijke voorwaarde waarop vrouwen sneller schuldig werden bevonden van het overschrijden van de seksuele normen. Dit is ook een punt dat deze alleenstaande vrouwen met elkaar verbindt. Toch is het belangrijk om onderscheid te maken tussen de verschillende soorten alleenstaande vrouwen, omdat het problematisch is om ervan uit te gaan dat alleenstaande vrouwen en weduwen dezelfde ervaringen hadden in het leven. Het is volgens Froide van belang om oog te hebben voor de specifieke ervaringen en omstandigheden van elke alleenstaande groep vrouwen.49 In de verklaringen van dit onderzoek zijn vier soorten vrouwen te onderscheiden, waarvan drie vrouwen als alleenstaand (dat wil zeggen zonder man zoals gedefinieerd door

45 Amy M. Froide, ‘Marital Status as A category of Difference. Singlewomen and Widows in Early Modern England’, in: Judith M. Bennet en Amy M. Froide eds, Singlewomen in the European past 1250 – 1800 (Pennsylvania 1999), 236 – 237.

46 Susan Cotts Watkins, ‘Spinsters’, Journal of Family History 9:4 (1984), 310.

47 Amy M. Froide, ‘Marital Status as A category of Difference. Singlewomen and Widows in Early Modern England’, 236 – 237.

48 Ariadne Schmidt en Manon van der Heijden, ‘Women Alone in Early Modern Dutch Towns: Opportunities and Strategies to Survive’, 23.

49 Amy M. Froide, ‘Marital Status as A category of Difference. Singlewomen and Widows in Early Modern England’, 236 – 237.

(19)

Schmidt en Van der Heijden) bestempeld kunnen worden: nooit getrouwd (A), getrouwd (B), weduwe (C) en gesepareerde vrouwen (D).

Tabel I. De sociale status van de vrouwen in de verklaringen

N= 39

Vrouw A. Vrouw B. Vrouw C. Vrouw D.

Aantal 33 4 1 1

Op enkelen na zijn zoals eerder gesteld opvallend veel vrouwen binnen het bronnencorpus van dit onderzoek ongetrouwd en vervulden voor het overgrote deel het beroep van dienstmaagd. Dat veel dienstmaagden zich “schuldig” maakten aan voorhuwelijkse seksuele relaties of daarvan verdacht werden, hangt samen met het feit dat ongetrouwde vrouwen veel het beroep van dienstmaagd uitoefenden.50 Dat deze groep ongetrouwde vrouwen meer vertegenwoordigd zijn dan andere vrouwen heeft niet zozeer te maken met het feit dat het zijn van een dienstmaagd inherent staat aan het plegen van seksuele delicten. In de literatuur zijn verschillende redenen te vinden waarom zeker de ongetrouwde alleenstaande vrouwen een grotere kans hadden om buitenechtelijk zwanger te worden. Volgens Schmidt en Van der Heijden zijn er twee redenen waarom alleenstaande vrouwen in de Republiek kwetsbaarder in termen van seksuele moraliteit waren dan mannen: allereerst was het bij deze vrouwen waarschijnlijker dat het gepleegde seksuele delict ontdekt werd vanwege het feit dat de vrouw zwanger kon worden. Ten tweede heerste er een dubbele standaard inzake de seksuele moraliteit van mannen en vrouwen; het was waarschijnlijker voor vrouwen om aangegeven, gearresteerd of veroordeeld te worden voor seksuele overtredingen.

Schmidt en van der Heijden gaan echter voorbij aan de heersende omstandigheden in het achttiende-eeuwse Amsterdam en waarom juist deze groep over gerepresenteerd is in de verklaringen. Koorn haalt in haar onderzoek wederom de grote migratiestroom van alleenstaande vrouwen aan. Deze vrouwen stonden los van hun persoonlijke netwerk en controle vanuit de eigen gemeenschap. Toezicht op hun zedelijke leven was er bijna niet.51

Op basis van verschillende bronnen, zoals huwelijksakten, vaderschapsacties, en doopaktes, was het voor Griet Vermeesch mogelijk om een vergelijking te maken tussen de verschillende soorten alleenstaande moeders. Lang werd er gedacht dat deze alleenstaande

50 Ariadne Schmidt en Manon van der Heijden, ‘Women Alone in Early Modern Dutch Towns: Opportunities and Strategies to Survive’, 22.

51 Florence Koorn, ‘Illegitimiteit en eergevoel. Ongehuwde moeders in Twente in de achttiende eeuw’ in: Jansz, U., eds, Vrouwenlevens 1500 – 1850, 83 en 84.

(20)

vrouwen geen steun kregen uit de gemeenschap omdat ze vaak als migranten vertrokken waren uit hun oorspronkelijke netwerk.52 Op basis van haar onderzoek formuleerde ze de hypothese dat vrouwen die actief juridische actie ondernomen, werden ondersteund en aangemoedigd door mensen in de gemeenschap.53 Deze hypothese is ook aannemelijk als we kijken naar de notariële akten als bronnen. Voor het opstellen van een attestatie en om vervolgens de winnende partij te worden, was het van belang dat er zoveel mogelijk goede getuigen aanwezig waren om jouw verhaal en positie als vrouw te ondersteunen. Ondanks dat voorhuwelijkse seks buiten de norm viel en moraal werd afgewezen, kon een goede plek in de gemeenschap (en een goed verhaal om jezelf in te dekken) bijdragen aan hulp om je eer vervolgens wederom recht te trekken. Dit rechttrekken van je eer was van uiterst belang om vervolgens weer “normaal” te kunnen functioneren in de gemeenschap. Ook was een goede reputatie belangrijk eventueel een andere man te kunnen vinden als de vermeende vader van het kind niet wilde of

gedwongen werd tot het opnemen van zijn vaderlijke plichten. Daarnaast draagt begrip van

deze ambigue relatie van eer bij aan een “positiever” beeld over de alleenstaande vrouw in de achttiende eeuw.

Martin Dinges stelt in zijn artikel ‘The Uses of Justice as a Form of Social Control in Early Modern Europe’ dat de toegankelijkheid van het recht voor vrouwen gering was waardoor zijn stelling is dat vrouwen meer gebruik maakten van informele vormen van het recht.54 Schmidt en Van der Heijden stellen dat hier geen duidelijke bewijzen voor zijn. Veel van de vrouwen die veroordeeld werden, waren niet bang om het heft in handen te nemen en tegen de veroordeling te vechten wanneer zij vonden dat ze oneerlijk behandeld waren.55 In dit onderzoek is op basis van de verklaringen uit de notariële akten van Amsterdam in de periode 1700-1800 op te maken dat enkele vrouwen ook zeker de weg wisten te vinden naar de hogere juridische instellingen. Veel vrouwen lieten op eigen initiatief een verklaring opstellen met behulp van getuigen uit de directe gemeenschap.

52 Griet Vermeesch, ‘The Legal Agency of Single Mothers; Lawsuits over Illegitimate Children and the Uses of Legal Aid to the Poor in the Dutch Town of Leiden (1750 – 1810), Journal of Social History 50 (2016), 51 – 73

53 Idem.

54 Dinges, M., ‘The Uses of Justice as a Form of Social Control in Early Modern Europe’ in: Roodenburg H. en Spierenburg P., Social Control in Europe, I 1500 – 1800 (Ohio 2004), 160.

55 Ariadne Schmidt en Manon van der Heijden, ‘Women Alone in Early Modern Dutch Towns: Opportunities and Strategies to Survive’, 26.

(21)

III De mogelijkheden tot het halen van recht

In de voorgaande paragraaf is er een onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten alleenstaande vrouwen die samen met getrouwde vrouwen te maken kregen met buitenechtelijke zwangerschappen. De mogelijkheden tot het halen van recht en daarmee ook eerherstel, waren naast het soort (alleenstaande) vrouw, ook afhankelijk van het soort buitenechtelijke relatie dat was aangegaan tussen de vrouw en man. Het overgrote deel van de vrouwen uit de onderzochte verklaringen waren zwanger van een man die ze kenden uit de buurt. Volgens Haks, schrijver van het boek Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw,

is sociale gelijkheid binnen voorhuwelijkse seksuele relaties een van de drie type voorechtelijke

relaties die hij ziet binnen zijn eigen onderzoek.56 De twee andere vormen zijn naast een een (langere) verhouding tussen sociaal gelijken waarbij vaak een trouwbelofte is gedaan (A), een verhouding tussen man en vrouw van ongelijke sociale positie (B), en als laatste kortstondige seksuele contacten (C).57 Haks toont aan dat een verhouding tussen een sociaal hogerstaande man en een vrouw van lagere sociale afkomst in de zeventiende eeuw en achttiende eeuw van kwantitatief belang is geweest; in Leiden en Maassluis was veertien procent en elf procent van de vaderschapsacties als zodanig gekarakteriseerd.58 In de onderzochte verklaringen is voornamelijk de groep van sociaal gelijken aanwezig (58,6%), namelijk een vrouw met vaak een man uit de buurt als bijvoorbeeld brouwersknecht of een man die ook werkte voor hetzelfde huishouden zoals bijvoorbeeld een koetsier.59

Tabel II. Percentage soorten seksuele verhoudingen60

N = 29 Verhouding A. Verhouding B. Verhouding C. Niet bekend Aantal 17 (58,6%) 8 (27,6%) 2 (6,9%) 2 (6,9%)

56 Donald Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw, 75 en 76. 57 Ibidem, 75.

58 Idem.

59 Mie, SAA, 5075, inv.nr. 11688, akte nr.191, 19 oktober 1740 en Anna van Ingen, SAA, 5075, inv.nr 10179, akte 224, 18 oktober 1769

60 De vrouwen waarvan geruchten waren dat ze een verhouding hadden en/of buitenechtelijk zwanger waren en deze ontkenden, zijn niet opgenomen in de tabel.

(22)

Een interessante ontwikkeling is dat er in onder andere Amsterdam vanaf 1724 een verhoging van het aantal ingeschreven onechte kinderen te is zien. Slecht één procent van de gedoopte zuigelingen was geregistreerd als buitenechtelijk in de zeventiende en een groot deel van de achttiende eeuw. Daarna steeg dit percentage na 1724 tot vier à vijf procent en vervolgens tot tien procent. De relatief grote toename van buitenechtelijke zwangerschappen en onechte kinderen in Amsterdam zou te maken kunnen hebben met het afnemen van de afstand tussen sociale klassen vanaf omstreeks 1730.61 Een overgroot deel van de vrouwen binnen dit bronnencorpus was zoals eerdergenoemd dienstmaagd of beoefende een ander gerelateerd beroep.62 Op deze manier kwamen vrouwen uit de lagere bevolking makkelijker in contact met mannen uit de hogere bevolkingsgroepen. De vraag is echter of vrouwen die beroepen uitoefenden van dienstmaagd en gelijke beroepen, niet relatief vaker het rechtsproces ingingen omdat er zeker bij deze rijkere mannen een financiële “vergoeding” te halen viel of dat deze mannen als interessante partij voor een huwelijk gezien werden. Kok stelt dat vrouwen met slechte huwelijks vooruitzichten, voorhuwelijkse seks als prijs gebruikten om een man doormiddel van een trouwbelofte aan haar te binden.63

Op basis van het soort alleenstaande vrouw en de soort relatie kon er door de vrouw in kwestie bewust afgewogen worden welke mogelijkheden zij tot het halen van recht en eerherstel kon gebruiken. Dinges introduceert de term Justitznutzung, oftewel the Uses of Justice. Met deze term doelt de historicus op de welbewuste keuzes die mensen maakten voor verschillende rechtsprekende instanties en bepaalde procedures, waarbij men mede vormgaf aan het recht. Men maakte actief gebruik van het recht en oefende invloed uit op de vervolging of de beslechting van de conflicten.64 Veel van de juridische stappen die werden genomen, werden niet tot het einde uitgevoerd en afgemaakt. Volgens Dinges is een belangrijke reden hiervoor dat alleen al het opstellen van bijvoorbeeld een verklaring bij de notaris de gewenste afschrikkende effecten kon hebben op de tegenpartij. Volgens Dinges valt er daarom af te vragen of de mogelijkheid tot recht daadwerkelijk diende om een procedure op te starten en volledig af te sluiten vanwege de vele zaken die men liet vallen. De zaken die niet doorgezet werden, geven de indruk dat het aanspannen van een rechtszaak een manier was om jezelf

61 W. van Frijhoff en Maarten Prak en red. Geschiedenis van Amsterdam, 1650 – 1813. Zelfbewuste staat. (Nijmegen 2005), 267.

62 Denk aan een tweede dienstmeid, keukenmeid, et cetera. 63 Jan Kok, ‘Passion, Reason and Human Weakness, 343.

64 Martin Dinges ‘The Uses of Justice as a Form of Social Control in Early Modern Europe’, 159 en Ariadne Schmidt, ‘Gelijk hebben, gelijk krijgen? Vrouwen en vertrouwen in het recht in Holland in de zeventiende en achttiende eeuw’, 112.

(23)

beter te laten horen in persoonlijke conflicten. De juridische instituties zouden daarom een extra instrument zijn geweest voor de alledaagse sociale controle.65

Informele mogelijkheden tot recht

Uit de verklaringen is op te maken dat er vaak al informeel actie is ondernomen om de eer van de vrouw te redden en financiële steun te kunnen krijgen voor het kind ter wereld was gekomen. Veel informele acties vonden plaats op straat binnen de gemeenschap waar de vrouwen woonden/werkten. Voor het principe van eer was het van belang dat de erekwestie werd verdedigd of uitgevochten in het zicht van de gemeenschap.66 Het meest zichtbaar waren deze alleenstaande vrouwen in het halen van recht op straat. Uit de verklaringen komen overeenstemmende informele manieren naar voren waarop de vrouwen eer en rechtsherstel haalden. Schmidt en Kamp omschrijven drie informele mogelijkheden die vrouwen gebruikten bij het krijgen van een buitenechtelijk kind om eerherstel te krijgen en ook de vader verantwoordelijk te stellen: 1) Deze vrouwen mobiliseerden buren, familie en vrienden om de vermeende vader aan zijn verantwoordelijkheid jegens de vrouw en het ongeboren kind te herinneren en zo ook haar eer te herstellen. 2) Het was ook een gebruikelijke praktijk dat de moeder de vermeende vader op de hoogte liet brengen van de zwangerschap. Het gebeurde ook vaak dat bijstanders, dit waren buren, familie, vrienden en/of de vroedvrouw die met het pasgeboren kind langs de deur van de vermeende vader gingen om het in zijn plichten te laten ageren tegenover ook zijn kind. 3) De laatste belangrijke strategie die Schmidt en Kemp onderscheiden is het kind te laten vernoemen naar de vader. Al deze drie mogelijkheden waren erop gericht om zijn gedrag openbaar te maken en daarmee gebruik te maken van de sociale controle die uitgeoefend werd door bijstanders.67

Voorbeelden van informele mogelijkheden zijn te zien bij Elisabeth Scholts die op 29 maart 1793 een verklaring liet afleggen en van dezelfde informele manieren gebruik heeft gemaakt. Elisabeth raakte (tegen haar wil) zwanger door een timmerman genaamd Gerrit Knaken. 5 januari 1793 beviel zij van een zoon die zij liet dopen onder de Gerrit Knaken. Dit was een eerste manier om de vader te wijzen op zijn verantwoordelijkheden. Vervolgens ging Elisabeth naar de deur van Gerrit om te vertellen dat het kind gedoopt was onder zijn naam met het verzoek dat Gerrit haar enige alimentatie zou geven. Vrouwen gingen vaak alleen of

65 Martin Dinges, ‘The Uses of Justice as a Form of Social Control in Early Modern, 159 -160. 66 Herman Roodenburg, ‘De notaris en de erehandel’, 370 – 371.

67 Jeannette Kamp en Ariadne Schmidt, ‘Getting Justice: A Comparative Perspective on Illegitimacy and the Use of Justice in Holland and Germany, 1600 – 1800’, 676.

(24)

met mensen uit de gemeenschap bij de vader langs om druk uit te oefenen om zo informeel recht en eerherstel te kunnen krijgen.68 Bij Elisabeth werkte dit echter niet, Gerrit antwoordde met de volgende woorden: ‘dat het hem niet schelen kon welke naam zij aan het kind gaf heeft geantwoord, dat hij geen alimentatie zoude geeven en dat zij affirmante (Elisabeth) het kind voor het Aalmoeseniershujs kon nederleggen’.69 Welke stappen Elisabeth verder heeft ondernomen is niet terug te vinden in de index van het stadsarchief.

Nog een belangrijke mogelijkheid was de “officiële” verklaring van wie de vader was die “afgelegd” werd bij de vroedvrouw tijdens de bevalling. In een verklaring uit 1792 van Petronella Clabaut is de speciale rol van de vroedvrouw goed te zien op formeel maar ook op informeel gebied. In deze zaak is de pasgetrouwde Petronella buitenechtelijk zwanger geraakt van haar werkgever en zij uitte haar zorgen omtrent de situatie aan de vroedvrouw. Ze was niet zeker van steun van de vader van haar kindje en zat met de extra financiële druk in haar maag. De vroedvrouw sprak vervolgens als steun en geruststelling de volgende woorden: 'dat zij dat maar te saamen schikken moesten, dat dat wel meer gebeurde, en wanneer men zo een Heer om een goede stuiver geld vroeg, die dat dan wel zoude willen geeven, en de zaak uit de waereld maaken'.70 Deze woorden geven de indruk dat buitenechtelijke zwangerschappen en onechte kinderen relatief veel voorkwamen in het achttiende-eeuwse Amsterdam en dat er vaak informeel een oplossing werd bedacht waarbij de vader in kwestie een bedrag gaf om de verantwoordelijkheid “af te kopen” en zo de eer herstelde van de ongehuwde moeder.

Dit is ook wat in de zaak van Lena van Rosmaalen gebeurde. Zij raakte in 1755 zwanger van de gesepareerde Willem Blok. Ze had bij de vroedvrouw verklaard zwanger te zijn van hem, in de verklaring wordt ook gesteld dat hij dit vervolgens erkende. Hij gaf haar ‘een dag of twee daarna ses ducaten voor het leggen in de kraam’.71 Niet lang hierna werd er echter overgegaan tot een informele maar drastische manier om om te gaan met buitenechtelijke zwangerschappen en de smet die dit bracht op je goede naam; namelijk het afstand doen van het kind. Het afstaan of zelfs achterlaten van een kind kon echter ook van slechte invloed zijn op de eer van de vrouw, indien het ontdekt werd. Hier waren Willem en Lena zich van bewust, Willem zei tegen Lena: 'Gij moest dat kind maar voor het aalmoezeniershuijs needer leggen dan waart gij er van aff.' Getuigen hebben toen gezegd: 'wel mijn heer Blok gij weet wel dat daar gevaar bij is als den regter daar agter komt.' Willem heeft toen geantwoord: 'dat gebeurt zoo veel en het aalmoesniersweeshuijs is groot genoeg.'72Men is hier duidelijk achter gekomen, de 68 Idem.

69 Elisabeth Scholts, SAA, 5075, inv.nr 18118 akte 30, 29 maar 1793. 70 Petronella Claubaut, SAA, 5075, inv.nr 17979, akte 39, 27 juni 1792. 71 Lena van Rosmaalen, SAA, 5075, inv.nr. 11724, akte 123, 30 mei 1755. 72 Idem.

(25)

verklaring is namelijk in opdracht van de gesepareerde vrouw van Willem opgeschreven en getuigen verklaren het kind herkend te hebben in het weeshuis. Het Aalmoezeniersweeshuis komt als instantie relatief veel voor wat betreft onechte kinderen.73 Ook Gerrit Knaken riep dit Elisabeth toe toen ze hem vroeg enige verantwoordelijkheid voor het kind op zich te nemen.74 Een kind te vondeling leggen was echter strafbaar. Daarom probeerde men te achterhalen wie de moeder, maar ook wie de vader was van het kind om deze verantwoordelijk te kunnen stellen voor de zorg van het kind. De vroedvrouw speelde hier, naast de gemeenschap, ook een grote rol in. Haar rol was om te achterhalen wie de vermeende vader was bij een buitenechtelijke zwangerschap, zodat beiden verantwoordelijk konden worden gesteld. In zowel informele als formele oplossingen van conflicten was de vroedvrouw een belangrijke speelster in het proces.75 Ingezworen vroedvrouwen waren verplicht om ongetrouwde moeders te vragen wie de vader van hun kind was. Deze verklaring van de vroedvrouw over de vermeende vader van het “onechte” kind kon een belangrijke rol spelen in de mogelijke zaak die opgezet zou kunnen worden. Het was belangrijk voor de stadsautoriteiten om te weten wie de vader was van het kind, zodat deze verantwoordelijk kon worden gehouden, met name op financieel gebied. Het feit dat deze regel ingesteld werd door de autoriteiten en ook nog in het Amsterdam van de achttiende eeuw van kracht was, geeft aan dat er veel buitenechtelijke relaties aangegaan werden die vaak een (ongewenste) zwangerschap als gevolg hadden.76

Notariële bronnen vormden als semiformele juridische instelling een vorm van extra druk waardoor de persoon in kwestie de weg van een formele vorm van een conflict regeling niet in hoefde te gaan. Zeker omdat er over vrouwen wordt gesteld dat ze meer gebruik maakten van lagere juridische vormen van recht is de hypothese dat veel vrouwen die recht zochten te vinden zijn in de notariële akten. De notariële akten vormen daarnaast door het argument van Dinges een bijzondere bron om te onderzoeken. Na informele stappen te hebben doorlopen door het zelf proberen om te lossen met eventueel hulp vanuit de gemeenschap, was de volgende stap vaak om een verklaring te laten opstellen bij de notaris, een semi processuele juridische instelling. In het volgende hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op de notariële akten als bron.

73 Door de zoekterm ‘onecht kind’ te gebruiken in de index van het Stadsarchief van Amsterdam komen er vele verklaringen naar voren. Vanwege de grootte en het doel van dit onderzoek is besloten om deze verklaringen niet mee te nemen in deze scriptie.

74 Elisabeth Scholts, SAA, 5075, inv.nr 18118 akte 30, 29 maar 1793.

75 Jeannette Kamp en Ariadne Schmidt, ‘Getting Justice: A Comparative Perspective on Illegitimacy and the Use of Justice in Holland and Germany, 1600 – 1800’, 676.

(26)

Formele (juridische) mogelijkheden

Had de voorechtelijke seksualiteit geleid tot een zwangerschap en lukte het niet om door middel van informele acties tot een overeenkomst te komen, dan kon de vrouw in kwestie overgaan tot een vaderschapsactie: een civielrechtelijk proces waarbij er een huwelijk opgelegd kon worden, een dotatie (ter herstel van eerverlies), en/of betaling van de kraamkosten en een financiële bijdrage voor het kind.77 Uit het onderzoek van Haks blijkt bij vaderschapsacties in de achttiende eeuw in Leiden, dat vrouwen in 65 van de 100 gevallen gelijk kregen en de winnende partij waren.78 Dit gegeven suggereert dat veel vrouwen de stap namen naar de rechter om de vermeende vaders te doen verplichten hun (financiële) verplichtingen na te komen. In onderzoeken naar vaderschapsacties is er veel aandacht voor de processen die voor de rechter kwamen in dit soort zaken. Er is minder zicht op de eerdere stappen die werden ondernomen, zoals het onderling oplossen (wat tot zekere hoogte duidelijk wordt uit de notariële akten) of naar de notaris gaan. Van der Heijden stelt voor vrouwelijke delicten in vroegmodern Rotterdam dat deze vooral werden opgelost in de lagere rechtbanken of door middel van informelere vormen van rechtsoplossingen.79 Dit zou betekenen dat vrouwen op mindere schaal te vinden zijn in formele vormen van het halen van recht. In de notariële akten zijn deze vrouwen echter veelvuldig te vinden.

Dat je in formele juridische zaken een lange adem moest hebben, toont de vaderschapsactie van Anna Catharina Homan aan. Haar civielrechtelijke proces om de vader in kwestie te doen verzaken te voldoen aan zijn vaderlijke plichten, nam ruim 8 jaar in beslag. In het boek Ja, ik wil! van René van Weeren en Tine de Moor wordt de zaak van Anna behandeld: Anna Catharina Homan raakte op 18-jarige leeftijd zwanger van Abraham ten Osselaar. Op 27 november 1799 beviel zij van haar zoontje, die zij Abraham noemde. Met de doopinschrijving lijkt niks vreemd aan de hand te zijn. Van Weeren en de Moor stellen dat het in deze periode gebruikelijk was om naast de geboortedatum van de dopeling ook de naam van diens ouders te vermelden: Anna Cattriena Homann en Abraham ten Osselaar. Abraham Junior was echter een buitenechtelijk kind. Met dit voorbeeld benadrukken de auteurs van het boek dat het in deze

77 Ariadne Schmidt, ‘Gelijk hebben, gelijk krijgen? Vrouwen en vertrouwen in het recht in Holland in de zeventiende en achttiende eeuw’, 114.

78 Donald Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw, 83 – 91.

79 Manon van der Heijden, “Women, Violence and Urban Justice in Holland, 1650–1839,” Crime, History & Societies 17:2 (2013), 71–100, 73-74.

(27)

periode inderdaad moeilijk was vanuit de doopinschrijving of een kind buitenechtelijk was of niet.80

Dat het kind buitenechtelijk was blijkt wel uit de rechtszaak die Anna aanspande tegen Abraham om hem te verplichten tot een huwelijk. Volgens de auteurs spande Anna drie jaar later, in 1802, haar eerste rechtszaak aan tegen Abraham. Zij won deze zaak en de rechter verplichtte Abraham om zijn plichten als partner en vader na te komen en met Anna te trouwen. Abraham ging hier vervolgens tegen in beroep, maar tevergeefs kreeg hij in 1805 wederom te horen dat hij verplicht was Anna te huwen. Deed hij dit niet, dan riskeerde hij een gijzeling en veroordeling in de kosten.81 Toch hadden zelfs deze maatregelen weinig effect, want op 5 juli 1805 verscheen Anna alleen met haar vader op de ondertrouw inschrijving. Dat de aanhouder wint blijkt uiteindelijk uit het feit dat in 1807 niet Abraham zelf bij de ondertrouwinschrijving aanwezig was, maar een advocaat in naam van hem. Van Weeren en De Moor veronderstellen dat de vasthoudendheid van Anna vooral van juridische en financiële aard moet zijn geweest: door te huwen verwierven zij en haar kind het recht op ondersteuning van haar wettige echtgenoot.82 De eerder beschreven belangrijke rol van een goede eer zal echter ook een rol hebben gespeeld in het opzetten van deze rechtszaak. Een financiële vergoeding en huwelijk zorgde er ook voor dat de eer weer hersteld zou zijn. Dit voorbeeld van Anna en Abraham laat zien dat vrouwen niet bij de pakken neer gingen zitten en wel degelijk actief gebruik maakten van het juridische systeem, naast de meer informelere acties die ondernomen werden. Wat dit voorbeeld van Van Weeren en De Moor echter niet duidelijk maakt, is welke specifieke stappen Anna allemaal ondernomen heeft. De rechter was namelijk een stap verder in het proces dan de notaris. Anna is verder helaas (nog) niet terug te vinden in het Amsterdamse archief waardoor haar precieze stappen niet te achterhalen zijn.

Bij gedane trouwbeloften die vervolgens niet nageleefd werden, namen vrouwen ook vaak informele en formele juridische stappen. Ook als er geen trouwbelofte was gedaan, was het voor een vrouw die buitenechtelijk zwanger was een manier om haar eer te redden en financiële zekerheid te hebben. In de verklaringen uit dit onderzoek is te zien dat in veel zaken de trouwbelofte wordt genoemd als reden voor de voorhuwelijkse seks die had plaatsgevonden.83 Voorechtelijke seksualiteit was ook in de achttiende eeuw verboden, maar

80 René van Weeren en Tine de Moor, Ja, ik wil! Verliefd, verloofd, getrouwd in Amsterdam 1580 – 1810 (Amsterdam 2019), 59.

81 Idem. 82 Idem.

83 Zie bijvoorbeeld Beatrix Martels, SAA, 5075, inv.nr. 9107, akte 621, 17 september 1731, Clara Vette, SAA, 5075, inv.nr. 10134, akte 6, 6 januari 1741 en Aaltje Wilbrands, SAA, inv.nr 10713, akte 531, 5 november 1744.

(28)

werd vaak in de praktijk gedoogd wanneer er een trouwbelofte was gedaan.84 Veel vrouwen namen juridische stappen aangaande de trouwbelofte omdat het niet nakomen van de trouwbelofte niet alleen het verlies van maagdelijkheid als gevolg had, maar ook verlies van de reputatie en dus de persoonlijke eer.85

De verklaringen en zaak van dienstmaagd Aaltje Wilbrands uit 1744 tot 1749 zijn een goed voorbeeld voor het ontdekken van welke stappen er ondernomen konden worden door vrouwen op het gebied van een trouwbelofte (en tegelijkertijd een vaderschapsactie). Aaltje werkte als dienstmaagd bij Philippus Pot en de twee kregen uiteindelijk een relatie. Er was een trouwbelofte gedaan door Philppus, waarna Aaltje zwanger werd van hem. Het waarmaken van de trouwbelofte liet echter op zich wachten. Eva Dorst en Ramona Negrón, (voormalig) werkzaam bij het Alle Amsterdamse Akten project, kwamen in hun onderzoek voor het notarissenbestand tegen dat notaris Philippus Pot vier jaar voor zijn huwelijk een kind had gekregen. Naar aanleiding van deze vondst schreven ze een stukje over het ‘gedwongen huwelijk’ van notaris Pot voor Alle Amsterdamse Akten.86 Het is een bijzondere zaak te noemen omdat volgends de secundaire literatuur niet veel vrouwen gebruik maakten van de hogere juridische instellingen en de zaak van Aaltje zich helemaal voltrekt tot aan de Hoge Raad van Holland. Daarnaast was Philippus Pot zelf een notaris, bij wie ook enkele van de onderzochte bronnen van dit onderzoek zijn afgenomen, en was er dus sprake van een groot sociaal verschil van afkomst tussen Aaltje en Philippus.

Aaltje was het dienstmeisje van Philippus en weigerde op de inning van de door Pot gedane trouwbelofte te wachten. De juridische stappen die zij vervolgens heeft genomen in het redden van haar eer door hem te houden aan zijn trouwbelofte zijn interessant om te zien welke stappen er doorlopen konden worden door vrouwen in deze periode. In eerste instantie was alles koek en ei tussen Aaltje en notaris Pot. Op een dag in 1743 gaf hij haar zelfs een trouwbelofte en zeven dukaten om een eigen goudbeursje te kunnen beginnen. Hij liet haar inwonen bij Marretje van Honthorst en Fedde Donker, zijn neef en nicht. Hij wilde namelijk niet meer dat Aaltje voor hem werkte want hij zou met haar willen trouwen. Op dit moment hebben ze, zo verklaarden de getuigen, al meerdere keren voorhuwelijkse seks gehad maar tot dan toe blijkt ze nog niet zwanger te zijn. Niet veel later is Aaltje toch zwanger, Philippus stelde met haar te zullen trouwen zodra ze bevallen is van hun kind. Tijdens de paar weken die verstrijken is er niks aan de hand en wil Philippus zelfs dat Aaltje bij hem komt wonen de rest 84 Ariadne Schmidt, ‘Gelijk hebben, gelijk krijgen? Vrouwen en vertrouwen in het recht in Holland in de zeventiende en achttiende eeuw’, 114.

85 Idem.

86 Eva Dorst en Ramona Negrón, ‘Wel warom trouwt gy Aaltje niet’, Alle Amsterdamse Akten.nl http://alleamsterdamseakten.nl/artikel/1949/wel-waerom-trouwt-gy-aaltje-niet/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Als je denkt dat iets niet goed gaat bij je vriendje of vriendinnetje, een klasgenootje of iemand uit je buurt, dan is er voor jou het.

Met mijn mond wil ik zeggen: Prijst nu de Heer, Zingt alle landen tot Gods eer!. Groot is de Koning, zingt het voort, zodat de wereld 't loflied hoort,

Iedereen moet recht blijven hebben op de onder- steuning die men nodig heeft om zo goed moge- lijk te kunnen deelnemen aan de samenleving.. • Gemeenten doen er goed aan kerken

Iedereen moet recht blijven hebben op de ondersteuning die men nodig heeft om zo goed mogelijk te kunnen deelnemen aan de samenleving.. - Gemeenten doen er goed aan kerken

Gescheiden ouders die hun kin- deren ondersteunen tijdens de opvoeding (leuke dingen doen samen, luisteren naar de problemen van het kind,…) en weinig tot geen ruzie maken over

Op grond van Artikel 4, lid 4 de belasting niet geheven wordt voor het verblijf van deelnemers en hun begeleiders aan door sport- of culturele verenigingen georganiseerde

toeristische accommodaties, dat al in 1989 sprake is van een oververhitte economie, met een tekort aan arbeidskrachten. De regering trekt daarop het fiscale