• No results found

Vraag nr. 4 van 6 oktober 1999 van de heer JACKY MAES

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 4 van 6 oktober 1999 van de heer JACKY MAES"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 4

van 6 oktober 1999

van de heer JACKY MAES

Decreet openluchtrecreatieve verblijven – A f w i j-kingsaanvragen

Bij een aantal gemeentebesturen bestaat er ondui-delijkheid over het toepassingsgebied van het de-creet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven in verband met de weekendverblijfparken. D e z e parken verschillen immers naar eigendomssituatie, naar wijze van uitbaten en naar heffing van belas-ting op een tweede verblijf, met een camping. D e vraag is dan ook of de vakantieparken met 100 % vaste constructies onder het decreet vallen.

Toerisme Vlaanderen heeft aan de gemeenten daarover het volgende meegedeeld:

"Enkel wanneer een terrein werd gerealiseerd met een verkavelings- of weekendverblijfparkvergun-ning overeenkomstig de wet op de stedenbouw en wanneer de percelen aan verschillende eigenaars toehoren of via een langdurig huurcontract ver-huurd zijn, er op elk perceel slechts één openlucht-recreatief verblijf staat en er geen gemeenschappe-lijke exploitatie, uitbating of gebruik van het ter-rein bestaat dat wijst op een toeristische exploita-t i e, exploita-tenzij een minimale vorm van medebeheer overeenkomstig de wet op de medeëigendom (door een syndicus), kan Toerisme Vlaanderen ak-koord gaan dat een terrein niet vergunningsplichtig is overeenkomstig het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor open-luchtrecreatieve verblijven. In een dergelijk geval gaat het dan om een verzameling van individuele eigendommen of gehuurde percelen waarop tel-kens slechts één verblijf staat en waar voor het overige geen bijzondere gemeenschappelijke voor-zieningen zoals winkel, c a f e t a r i a , e. d . op voorko-men."

Eigenaars of beheerders van terreinen die menen dat hun terrein niet onder toepassing valt van het k a m p e e r d e c r e e t , dienen dit aan Toerisme V l a a n d e-ren mee te delen en de bewijsstukken hiervoor te leveren.

1. Zijn de verenigingen van medeëigenaars op de hoogte gebracht van deze regelgeving tot moge-lijke afwijking van het kampeerdecreet ?

2. Hoeveel aanvragen tot afwijking werden tot op heden reeds ingediend ?

3. Hoeveel aanvragen tot afwijking werden door Toerisme Vlaanderen effectief toegestaan ?

Antwoord

Het decreet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblij-ven en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten bevat-ten geen afwijkingsbepalingen. Er is enkel bepaald in artikel 3, § 2 van het decreet en artikel 2 van het exploitatiebesluit voor welke terreinen voor open-luchtrecreatieve verblijven er geen vergunning wordt vereist. Het betreft hier terreinen waarop gedurende maximum 75 dagen per jaar wordt ge-kampeerd door georganiseerde groepen kampeer-ders die onder toezicht van één of meer begelei-ders staan. Het probleem waarnaar de V l a a m s e volksvertegenwoordiger verwijst, behelst een inter-pretatie van de definities en het toepassingsgebied van het kampeerdecreet.

In artikel 1 van het exploitatiebesluit van 23 febru-ari 1995 wordt het begrip "vakantieparken" gedefi-n i e e r d . Vakagedefi-ntieparkegedefi-n zijgedefi-n terreigedefi-negedefi-n waarop uit-sluitend openluchtrecreatieve verblijven staan zoals chalets, b u n g a l o w s, h u i s j e s, paviljoenen of ie-dere anie-dere verblijfsvorm die niet ontworpen is om als vaste woonplaats te dienen of niet als dusdanig wordt gebruikt en waarvoor een bouwvergunning vereist is. Terreinen voor openluchtrecreatieve ver-blijven met 100 % vaste constructies beantwoor-den aan deze definitie en vallen aldus onder toe-passing van het kampeerdecreet.

In het kader van de uitvoering van het nieuwe kampeerdecreet heeft Toerisme Vlaanderen in 1995 de natuurlijke of rechtspersonen verzocht om een nieuwe vergunning aan te vragen. Deze mai-ling geschiedde op basis van een lijst van kampeer-terreinen in Vlaanderen die in 1992 door middel van een bevraging bij de gemeenten waar dergelij-ke terreinen gelegen zijn, werd opgesteld. N a a r aanleiding van de problematiek van de permanen-te bewoning werd in 1998 een geactualiseerde lijst o p g e m a a k t , dit via de aanmaak van een nieuwe in-ventaris van de terreinen voor openluchtrecreatie-ve terreinen in V l a a n d e r e n . Deze inopenluchtrecreatie-ventaris werd samengesteld door een studiebureau. De verkre-gen inventarisgegevens werden vervolverkre-gens door een projectteam van Toerisme Vlaanderen gecon-troleerd bij de gemeenten en waar nodig verbe-terd.

(2)

kampeerde-c r e e t . Tevens werd naar aanleiding van een infor-matievergadering voor de lokale besturen be-treffende de permanente bewoning op terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, g e o r g a n i-seerd door de provincie We s t-Vlaanderen op 30 maart jongstleden in BruggS i n t-A n d r i e s, v a s t g e-steld dat er bij een aantal gemeentebesturen m.b. t . de bestaande weekendverblijfparken onduidelijk-heid was over het toepassingsgebied van het de-creet van 3 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven. Weekendverblijfparken zijn terreinen die normaal werden opgericht met een stedenbouwkundige ver-g u n n i n ver-g, afver-geleverd overeenkomstiver-g de bepalinver-gen van de koninklijke besluiten (KB) op de weekend-v e r b l i j f p a r k e n . Zij beantwoorden aan de definitie van een terrein voor openluchtrecreatieve verblij-v e n , zoals bepaald door artikel 2, § 2 verblij-van het de-creet van 3 maart 1993 houdende statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven, n a-melijk ieder terrein waarop ten minste drie verblij-ven staan of kunnen staan zoals bedoeld in het de-c r e e t , en dat ingeride-cht is met het oog op of bestemd voor openluchtrecreatief verblijven.

Samen met deze definitie dient tevens het toepas-singsgebied van het decreet in acht te worden ge-nomen om vast te stellen of een terrein effectief wordt gevat door de nieuwe kampeerregelgeving. Om hierover meer duidelijkheid te verschaffen, werd door Toerisme Vlaanderen volgend standpunt ingenomen en meegedeeld aan de betrokken ge-meenten.

Het toepassingsgebied van het decreet van 3 maart 1993 houdende statuut van de terreinen voor open-luchtrecreatieve verblijven wordt bepaald door ar-tikel 3, § 1 en bevat een zeer algemene omschrij-ving.

Dit artikel luidt als volgt :

"Artikel 3, § 1 : Niemand mag zonder vergunning een terrein zoals bedoeld in artikel 2 exploiteren, laten exploiteren, gebruiken of laten gebruiken. Het geciteerde artikel 2 omvat twee verblijfsvor-m e n , naverblijfsvor-melijk verplaatsbare, waarvoor geen bouw-vergunning vereist is en vaste, waarvoor wel een bouwvergunning vereist is".

Belangrijk in deze omschrijving zijn de begrippen "exploiteren en gebruiken". "Exploiteren van een terrein" slaat op het gebruiken van een terrein om er voordeel uit te halen, het winstgevend te maken ; "gebruiken van een terrein" slaat op het geregeld

b e z i g e n , benutten of aanwenden van een terrein zonder er noodzakelijkerwijs voordeel uit te halen. Het decreet houdende statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven beoogt het reglementeren van dergelijke terreinen in zeer brede zin, met als doel een kwaliteitsverbetering en een betere en objectievere informatie aan de ge-bruiker te bewerkstelligen, dit ter algemene op-waardering en omwille van de kwalitatieve uit-bouw van het Vlaams toeristisch kampeerproduct. De definiëring van het toepassingsgebied bevat geen verwijzing naar de verschillende vormen van e i g e n d o m s s i t u a t i e, zodat er op dit punt dient vanuit te worden gegaan dat het decreet, ongeacht de ei-gendomssituatie, van toepassing is.

Verder wordt in artikel 1, 10° van het exploitatie-besluit gesteld dat terreinen waarop uitsluitend vaste constructies voorkomen, moeten worden ver-g u n d . Zij moeten worden ver-gecatalover-geerd onder de benaming "vakantiepark". Artikel 3, 13° stelt : " d e verblijven van de vakantieparken moeten boven-dien beantwoorden, naargelang van het geval, a a n de bepalingen van het KB van 30 oktober 1973 be-treffende de weekendverblijfparken of van het KB van 31 december 1975 betreffende de weekendver-blijfparken in de kustgemeenten".

Bij de vergunning en categorie-indeling moeten de vakantieparken (100 % vaste constructies) – dus ook weekendverblijfparken – voldoen aan de laag-ste comfortnormen. Deze categorie-indeling werd vastgelegd bij ministerieel besluit. Deze normering i s, wat de minimumnormen betreft, afgestemd op hetgeen in het KB van 30 oktober 1973 en het KB van 31 december 1975 betreffende de weekendver-blijfparken is vastgelegd. Op die manier zullen er geen tegenstrijdigheden ontstaan.

Wat de brandveiligheid betreft, is het bijgevolg ook duidelijk dat alle vergunningplichtige terreinen per 3 1 december 1997 brandveilig moesten zijn. De ex-ploitanten of gebruikers kunnen afwijkingen op deze normering krijgen via de speciaal daartoe be-stemde procedure. Hierbij kan rekening worden gehouden met de specificiteit van elk terrein, voortvloeiend uit de bepalingen opgenomen in de betrokken verkavelingsvergunning of weekendver-blijfparkvergunning.

(3)

decreet wordt hierover geen uitspraak gedaan. We l kan uit de parlementaire teksten worden afgeleid dat het de intentie van de wetgever was en is om alle terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven te vatten, dit ongeacht de wijze waarop ze worden u i t g e b a a t , de eigendomssituatie en het feit of er al dan niet een belasting op tweede verblijven wordt geheven.

In zijn advies van 12 augustus 1991 betreffende dit decreet wees de Raad van State op de zeer algeme-ne omschrijving van de onder toepassing van het ontworpen decreet vallende terreinen en de moge-lijke problemen die hieruit kunnen voortvloeien. Enkel indien een terrein werd gerealiseerd met een verkavelings- of weekendverblijfparkvergunning overeenkomstig de wet op de stedenbouw, de per-celen aan verschillende eigenaars toehoren of via een langdurig (meer dan één jaar) huurcontract verhuurd zijn, er op elk perceel slechts één open-luchtrecreatief verblijf staat en er geen gemeen-schappelijke exploitatie, uitbating of gebruik van het terrein bestaat die wijst op een toeristische ex-p l o i t a t i e, tenzij een minimale vorm van medebe-heer overeenkomstig de wet op de medeëigendom door een syndicus, kan er worden aanvaard dat een terrein niet vergunningplichtig is overeenkomstig het decreet van 3 maart 1993 houdende statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven. In een dergelijk geval gaat het dan om een verza-meling van individuele eigendommen of gehuurde percelen waarop telkens slechts één verblijf staat en waarop voor het overige geen bijzondere gemeenschappelijke voorzieningen zoals winkel, c a -fetaria en dergelijke voorkomen.

Aan de hand van officiële stukken, zoals afgelever-de bouw- en verkavelingsvergunningen, e i g e n-d o m s a k t e n , gebruiksovereenkomsten en n-dergelijke kan worden nagegaan welk statuut aan een be-paald terrein kan worden gegeven.

Hierbij dienen ten minste volgende vragen te wor-den onderzocht.

– Werd het terrein opgericht met een verkave-lingsvergunning of een vergunning als weekend-verblijfpark overeenkomstig de KB's op de weekendverblijfparken ? Zo ja, werden deze vergunningen nageleefd ?

– Werden de verblijven opgericht met een bouw-vergunning ?

– Wat is de eigendomssituatie van het terrein, d e percelen en de verblijven ?

– Worden de percelen rechtstreeks door de grondeigenaar verhuurd aan particulieren, o f geschiedt dit via tussenpersonen ?

– Wat is de duur en de aard van deze verhuring ? – Worden de verblijven op week- of maandbasis

verhuurd aan toeristen door bemiddeling van derden (verhuurkantoren, s y n d i c u s, t e r r e i n u i t-bater, ...) ?

Eigenaars of beheerders van terreinen die menen dat hun terrein niet onder toepassing valt van het nieuwe kampeerdecreet en die door To e r i s m e Vlaanderen werden aangeschreven met het ver-zoek een vergunning aan te vragen, dienen dit aan Toerisme Vlaanderen mee te delen en hierbij de bovenvermelde verantwoordingsstukken te voe-g e n . Vervolvoe-gens zullen de diensten van To e r i s m e Vlaanderen een plaatsbezoek afleggen ter controle van de ontvangen gegevens. Nadien volgt dan de officiële mededeling door Toerisme V l a a n d e r e n waarin wordt meegedeeld of een bepaald terrein al dan niet valt onder toepassing van het nieuwe kampeerdecreet.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uitbaters van een openluchtrecreatief terrein met permanente bewoning kunnen via de wijziging van het kampeerdecreet van 13 april 1999 nu toch een vergunning verkrijgen, op

Een aantal gezinnen met een gezinslid gerechtigd op een inkomensvervangende tegemoetkoming ( b v. meerderjarige zoon) hebben daarom verleden jaar de wateraansluiting bij de

Er is dus nog geen beslissing of de vergoedin- gen voor 1997, 1998 en in het kader van MAP 2 kunnen worden uitbetaald en of de vergoedingen voor 1996 volgens de Commissie

Vanuit de invalshoek veiligheid, maar ook vanuit toeristisch oogpunt is het belangrijk dat op korte termijn de nodige verbeteringswerken worden uit- gevoerd langs de gewestweg N372

Men kan toch ook niet voorbijgaan aan het grote toeristisch be- lang van het Oosterstaketsel, want het is unieke plaats voor wandelaars en ook een waar visparadijs voor

De handhaving van de tegemoetkoming in de le- ninglasten zou neerkomen op de instandhouding van een systeem dat niet alleen de burger weinig of niet aanspreekt, maar ook zorgt voor

Werden reeds stappen ondernomen om aan- spraak te kunnen maken op Europese fondsen voor maatregelen die zijn of moeten worden ge- nomen bij

Strandwaterkwaliteit – Metingen en mededeling In de voorbije jaren voldeed de kwaliteit van de 39 zwemzones aan de Vlaamse kust steeds aan de ver- plichte normen die door de