• No results found

Dorst Tilburgseweg EVZ Boomkikker

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Dorst Tilburgseweg EVZ Boomkikker"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dorst

Tilburgseweg EVZ Boomkikker

Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P)

L. de Jonge MA en G.P.A.M. Nieuwlaat Ba MSc

Erfgoedrapport Breda 213

ISSN: 2210-9552

(2)

2

Samenvatting

In opdracht van de afdeling Ecologie & Cultuurtechniek van de Gemeente Breda heeft het Team Erfgoed van de gemeente Breda een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd op 20 juli 2017 aan de Tilburgseweg te Dorst. De werkzaamheden vonden plaats wegens de geplande aanleg van twee paddenpoelen in het kader van natuurontwikkeling voor een ecologische verbindingszone (EVZ).

Tijdens het onderzoek is gewerkt conform het Programma van Eisen Tilburgseweg EVZ Boomkikker en de KNA 4.0. In het plangebied zijn proefsleuven aangelegd door het midden van iedere aan te leggen paddenpoel met afmetingen van 10 x 4 meter en 25 x 4 meter.

Er is een duidelijk verschil in bodemopbouw tussen het zuiden en het noorden van het plangebied.

Werkput 1, in het zuiden, is in een aanzienlijk lager gelegen en natter deel van het plangebied aangelegd dan werkput 2. De bodemopbouw in werkput 1 bestaat van onder naar boven gezien uit een verspoelde C-horizont (dekzand) met daarboven een eveneens verspoelde B-horizont

(inspoelingslaag). Deze wordt afgedekt door een geroerde A-horizont (akkerlaag) waarop de moderne bouwvoor ligt. De C-horizont ligt op 3,54 meter + NAP in het zuiden van de werkput, en stijgt naar 3,73 meter + NAP in het noorden van de werkput. In de hele werkput ligt het dekzand 86 centimeter onder het huidige maaiveld.

In werkput 2 bestaat de bodemopbouw uit een C-horizont met direct daarop de moderne bouwvoor.

Het archeologisch niveau is mogelijk niet meer volledig bewaard gebleven. Soms zijn fragmenten van een A-horizont (S 992) bewaard gebleven die her en der tussen het dekzand en de bouwvoor zichtbaar zijn. In werkput 2 ligt het dekzand op 4,41 meter + NAP, 40 centimeter onder het huidige maaiveld.

Tijdens het onderzoek zijn geen sporen aangetroffen in werkput 1. Er zijn in werkput 2 verschillende greppels, spitsporen, en een oude weg met karrensporen aangetroffen. De oude weg en greppels zijn op de kadastrale minuut van 1824 ingetekend.

Er zijn vier vondstnummers uitgeschreven tijdens het onderzoek. In werkput 1 is één vondstnummer aangemaakt met een aantal kiezels die door het dekzand was vermengd. De andere vondsten komen uit de greppels en karresporen in werkput 2. Het gaat om aardewerk, een fragment baksteen en ijzeren spijkers. Het aardewerk is geplaatst in de late middeleeuwen B tot de nieuwe tijd B.

COLOFON

Titel: Dorst, Tilburgseweg Erfgoedrapport Breda 213

Auteur: L. de Jonge MA en G.P.A.M. Nieuwlaat Ba MSc Kaarten: G.P.A.M. Nieuwlaat Ba MSc, dr. M. L. Craane Eindredactie en autorisatie: drs. F.J.C. Peters

Veldwerk en uitwerking: L. de Jonge MA, A. Schut, G.P.A.M. Nieuwlaat Ba MSc Senior archeoloog: L. de Jonge MA

Vondstdeterminatie: drs. J.H. Nollen ISSN: 2210-9552

© Gemeente Breda, 2017 Directie Ontwikkeling Afdeling Ruimte Postbus 90156 4800 RH Breda

(3)

3

Inhoud

1  Inleiding ... 4 

2  Ligging en aard van het terrein... 5 

3  Landschappelijke gegevens en historische context ... 6 

4  Archeologische achtergronden... 8 

5  Doelstelling ... 10 

6  Werkzaamheden en resultaten ... 12 

7  Conclusie en aanbeveling ... 17 

8  Literatuur ... 19 

Bijlage 1. Allesporenkaart werkput 1 Bijlage 2. Allesporenkaart werkput 2 Bijlage 3. Sporenlijst

Bijlage 4. Vondstenlijst

Bijlage 5. Aardewerkdeterminatielijst

Bijlage 6. Geplande ontwikkeling plangebied

(4)

4

1 Inleiding

In opdracht van de afdeling Ecologie & Cultuurtechniek van de Gemeente Breda heeft het Team Erfgoed van de gemeente Breda een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd op 20 juli 2017 aan de Tilburgseweg te Dorst. De werkzaamheden vonden plaats vanwege de geplande aanleg van twee paddenpoelen in het kader van natuurontwikkeling voor een ecologische verbindingszone (EVZ). Aangezien hierbij bodemverstorende werkzaamheden zullen plaatsvinden, diende archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De grondwerkzaamheden zullen dieper gaan dan 0,50 m – mv.

Er geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting wat betreft archeologie. Het Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P) heeft tot doel deze verwachting te toetsen en eventuele archeologische sporen en vondsten in kaart te brengen. Het veldwerk is uitgevoerd conform de richtlijnen van het Programma van Eisen (PvE), opgesteld door dr. M.L. Craane en drs. F.J.C.

Peters, senior KNA-archeoloog van de Afdeling Ruimte, directie Ontwikkeling, van de gemeente Breda.

Administratieve gegevens

Provincie Noord-Brabant

Gemeente Oosterhout

Plaats Dorst

Toponiem Tilburgseweg EVZ Boomkikker

Objectcode NB-001-17

Hoekcoördinaten RD 117.216 / 400.406

117.269 / 400.395

117.233 / 400.103

117.259 / 400.102

Kaartblad 44D

Onderzoeksmeldingsnr. 554382100

Opdrachtgever Lambregts Makelaardij

Bevoegd gezag Gemeente Oosterhout

Deskundige van de bevoegde overheid: Regioarcheologen programmabureau RWB

Uitvoerder Gemeente Breda, Afdeling Ruimte, Team Erfgoed

Sr. KNA-archeoloog Lina de Jonge MA

Veldmedewerkers Gijs Nieuwlaat MSc, Alex Schut

(5)

5

2 Ligging en aard van het terrein

Het plangebied is gelegen ten westen van het dorp Dorst, direct ten oosten van de gemeentegrens van Breda. Het perceel waarop het plangebied is gelegen wordt in het noorden begrensd door de Rijksweg langs de Tilburgseweg, in het westen door de gemeentegrens met Breda en het

bedrijventerrein Minvervum, en in het zuiden door het fietspad Koutereind. De oostelijke grens is een perceelgrens.

Afbeelding 1. Het plangebied (blauw omlijnd) op de huidige topografie.

(6)

6

3 Landschappelijke gegevens en historische context

Het noordelijk deel van het plangebied is gelegen in een zone van terrasafzetttingswelvingen die bedekt zijn met dekzand. Het zuidelijk deel van het plangebied is gelegen in een terrasafzettingsvlakte bedekt met dekzand. Leenders heeft in zijn cultuurhistorische inventarisatie voor de belendende gemeente Breda (2006) dit kaartbeeld gespecificeerd en situeert het noordelijk deel van het plangebied op de lage zandgronden van Dorst en het zuidelijk deel van het plangebied in de laagte van Baarschot.

De bodem in het noordelijk deel van het plangebied bestaat uit hoge zwarte enkeerdgronden (zEZ21) met grondwatertrap VII en in het zuiden uit beekeerdgronden (pZg21) met grondwatertrap IV. Bij grondwatertrap IV ligt de gemiddeld hoogste grondwatertrap (GHG) dieper dan 40 cm beneden maaiveld en de gemiddeld laagste grondwatertrap (GLG) tussen de 80 cm en 120 cm beneden maaiveld. Bij grondwatertrap VII ligt de GHG dieper dan 80 cm beneden maaiveld en de GLG dieper dan 160 cm beneden maaiveld.

Afbeelding 2. Het fysisch landschap volgens Leenders (2006), met het plangebied aangegeven in rood.

(7)

7 Het plangebied valt, ondanks dat het gelegen is in de gemeente Oosterhout, binnen het kaartbeeld dat Leenders heeft gekarteerd in het kader van de Cultuurhistorische Inventarisatie van de gemeente Breda (2006). Daar uit is op te maken dat Leenders (2006) alleen een infrastructureel element in het plangebied gekarteerd heeft, namelijk de Broekstraat Rietschotten. Dit broekstraatje liep vanuit Dorst naar de hooilanden bij de Molenlei. Dit straatje staat ook op de topografische kaart uit 1870 getekend.

De projectie van die kaart is echter teveel naar het zuiden gesitueerd.

Ook in de bijlages bij toelichting op de Erfgoedkaart Oosterhout (Koopmanschap & Visser-Poldervaart 2011) staan geen cultuurhistorische of historisch-geografische elementen binnen het plangebied gekarteerd.

Afbeelding 3. Het plangebied geprojecteerd op de topografische kaart van 1870.

(8)

8

4 Archeologische achtergronden

Het plangebied maakt deel uit van een groot gebied dat is onderzocht door middel van een archeologisch bureauonderzoek in het kader van de MER N282 Dorst en Omstreken

(onderzoeksmelding 38773). In dit onderzoek is vooral een verwachting voor het mesolithicum en de periode middeleeuwen - nieuwe tijd aangegeven.

Het plangebied is direct ten oosten gelegen van het gebied dat in 1996 middels een groot verkennend booronderzoek is onderzocht (onderzoeksmeldingen 10201 & 10202, BR-148-96) ten behoeve van de realisatie van het industrie terrein Hoogeind. Het industrieterrein Hoogeind bestaat uit een glooiend dekzandgebied dat naar het westen toe afloopt naar het dal van de Dorstse of Oude Leij. Tijdens het veldonderzoek bleken verschillende percelen in subrecente tijd te zijn ontgrond of geëgaliseerd.

Verder ontbreekt er een dik plaggendek dat mogelijk vindplaatsen en vondsten had kunnen conserveren. Net ten zuiden van de Tilburgse Weg ligt nog wel een klein plaggendek.

Enige verspreid aangetroffen (losse) vondsten dateren van na de middeleeuwen. Deze vondsten duiden niet op een archeologische vindplaats. De landschappelijke eigenschappen van het gebied lijken er ook op te wijzen dat het door de lage ligging in het verleden ongeschikt is geweest als (permanente) bewoningslocatie. Het gebied was ook te nat. Uit de schaarse vondsten kan worden opgemaakt dat het gebied mogelijk pas in de 17e eeuw is ontgonnen toen in een klein areaal van het gebied begonnen werd met plaggenbemesting.

Op circa 400 meter ten noordoosten van het plangebied is een groot aantal archeologische

onderzoeken uitgevoerd in het kader van de realisatie van een nieuwe woonwijk in Dorst, gemeente Oosterhout. Hiervoor is een aantal bureauonderzoeken (onderzoeksmeldingen 30289, 30290, 30291

& 39212), booronderzoeken (40813, 44721), een begeleiding (45708) en een proefsleuvenonderzoek (46414) uitgevoerd. Hierbij zijn tot dusver geen behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen.

Op circa 250 meter ten zuiden van het plangebied is een groot gebied door middel van een proefsleuvenonderzoek (onderzoeksmelding 61267; BR-380-14) onderzocht in het kader van de aanleg van de Evenementenzone Bavel. Tijdens dat onderzoek zijn voornamelijk perceelgreppels uit de 18e en 19e eeuw aangetroffen. Daarnaast is er één waterkuil aangetroffen met vondstmateriaal uit de 17e eeuw. De aangetroffen sporen van bewoning beperken zich verder tot enkele paalkuilen.

(9)

9

Afbeelding 4. Onderzoeksmeldingen, Vondstmeldingen, en Waarnemingen uit Archis3.

(10)

10

5 Doelstelling

Een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P) heeft tot doel op een snelle, maar betrouwbare wijze inzicht te verschaffen in de aanwezigheid van archeologische relicten in het plangebied. Daarbij dient voldoende inzicht te worden gegeven in de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de mogelijk aanwezige bewoningssporen op de betreffende locatie (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering) teneinde tot een waardestelling te kunnen komen.

5.1 Vraagstelling

In het PvE zijn de volgende gebiedsspecifieke onderzoeksvragen geformuleerd, die aan de hand van de resultaten van het IVO-P beantwoord zouden moeten kunnen worden.

 Zijn er sporen van het Broekstraatje Rietschotten aanwezig in het plangebied?

 Wat is de aard, datering, omvang en kwaliteit van de aangetroffen vindplaats(en)?

 Wat is de locatie van de aangetroffen vindplaats(en), zowel horizontaal als verticaal)?

 Wat kan er gezegd worden over de bodemkundige gaafheid van de bodem in het plangebied?

 Kunnen de aangetroffen sporen in een groter kader worden geplaatst?

 Hoe is de bodemopbouw en de fysische geografie in het gebied (tevens eventueel door middel van boringen in kaart te brengen)?

 Wat is de synergie met eerder onderzoek?

 Zijn er sporen uit het paleolithicum of mesolithicum aanwezig?

 Zijn er sporen uit het neolithicum, de bronstijd, ijzertijd of Romeinse tijd aanwezig?

 Zijn er sporen van ontginning aanwezig?

 Is er sprake van een esdek en wat is de ontwikkeling en datering hiervan?

 Zijn er sporen die wijzen op middeleeuwse oorsprong van de bewoning?

 Zijn er sporen van oudere infrastructuur aanwezig?

 Is er bebouwing aanwezig?

 Zijn er aanwijzingen voor activiteiten uit de Tachtigjarige oorlog? Zijn er sporen van een legerkamp, of omwalling?

 Zijn er nog andere (bewonings)sporen?

 Wat is de waarde van de aangetroffen sporen?

Naast deze specifieke onderzoeksvragen zijn uit de NOaA 2.0. de volgende vragen geselecteerd.

Indien deze relevant zijn voor de resultaten van dit onderzoek zal op deze vragen worden ingegaan in hoofdstuk 7.

De dynamiek van het Nederlandse landschap

 In hoeverre beïnvloedden reeds aanwezige antropogene structuren de verdere inrichting en ontwikkeling van cultuurlandschappen? (NOaA 2.0-vraag 19)

 Hoe fluctueerde de grondwaterspiegel en wat waren daarvan de effecten op landschap en landgebruik? (NOaA 2.0-vraag 37)

 Was er al vóór het neolithicum sprake van menselijke invloed op het landschap en/of de vegetatie? Zo ja: waar, in welke vorm, voor welke doeleinde(n) en op welke schaal? (NOaA 2.0-vraag 10)

 Wanneer, waar, in welke mate en onder welke omstandigheden groeide cultuurgrond weer dicht met bos (bosregeneratie)? (NOaA 2.0-vraag 16)

De verankering van het boerenbestaan

 Welke veranderingen treden op in de methode, omvang en locatie van de opslag van voedsel? (NOaA 2.0-vraag 21)

 Hoe verandert de verhouding akkerbouw–veeteelt binnen de agrarische economie? (NOaA 2.0-vraag 38)

 Hoe verliep de ontwikkeling van de ploeglandbouw? (NOaA 2.0-vraag 53) De dynamiek van het landgebruik

 Welke economische functies hadden perifere gebieden (‘marginale’ landschappelijke zones) en wat zijn de archeologische verschijningsvormen van dit gebruik? (NOaA 2.0-vraag 33)

 In hoeverre concentreerde de bewoning zich in de IJzertijd op meer leemhoudende zandbodems? (NOaA 2.0-vraag 55)

(11)

11

 Wanneer begonnen en hoe verliepen de grote laatmiddeleeuwse ontginningen? (NOaA 2.0- vraag 82)

 Op welke wijze werden bodemverbetering en herstructurering van landbouwgrond gerealiseerd? (NOaA 2.0-vraag 107)

 Hoe en wanneer werden hoogveengebieden geëxploiteerd, gekoloniseerd, gedraineerd en ontgonnen? (NOaA 2.0-vraag 47)

 Hoe werden ruimte afgebakend en grenzen gemarkeerd? (NOaA 2.0-vraag 106)

 Wat zijn de aanwijzingen voor seizoenbewoning en voor specialisatie van nederzettingen?

(NOaA 2.0-vraag 5)

 Welke invloed had de landbouwende mens (akkerbouw en veeteelt) op vegetatie en fauna?

(NOaA 2.0-vraag 15)

 In hoeverre bestond er (inter)regionale en diachrone variatie in de afstand en frequentie waarover nederzettingen, akkers en weidegronden werden verplaatst? (NOaA 2.0-vraag 24)

 Hoe verloopt de ontwikkeling van het laat-prehistorische cultuurlandschap in

 relatie tot akkercomplexen (ligging, gebruik, mobiliteit)? (NOaA 2.0-vraag 32)

(12)

12

6 Werkzaamheden en resultaten

Tijdens het onderzoek is gewerkt conform het Programma van Eisen Tilburgseweg EVZ Boomkikker en de KNA 4.0. In het plangebied zijn proefsleuven aangelegd door het midden van iedere aan te leggen paddenpoel. De zuidelijke proefsleuf meet 10 x 4 meter, de noordelijke proefsleuf was 25 x 4 meter. Middels deze onderzoeksstrategie werd in totaal circa 140 m2 onderzocht, wat voldoende wordt geacht om de archeologische verwachting te toetsen.

Afbeelding 5. Het plangebied bij werkput 1 voor aanvang van de werkzaamheden, kijkend naar het noordwesten.

Het vlak is aangelegd met behulp van een graafmachine met gladde bak door het verwijderen van de bouwvoor tot een archeologisch leesbaar niveau in de top van het dekzand. Waar nodig is het vlak met de schop opgeschaafd. Het vlak is gefotografeerd en vervolgens gedocumenteerd met een robotic total station (RTS). Vlakhoogtes en maaiveldhoogtes zijn om de vijf meter opgenomen. In de werkput zijn iedere 10 meter profielkolommen gedocumenteerd om de bodemopbouw in het plangebied in kaart te brengen.

Het meetsysteem is via hoofdmeetpunten binnen het plangebied nauwkeurig gekoppeld aan het Rijksdriehoeksnet. Deze hoofdmeetpunten werden ingemeten door landmeters van de gemeente Breda.

(13)

13

Afbeelding 6. De ligging van de proefsleuven binnen het plangebied op de luchtfoto.

6.1 Resultaten Bodemopbouw

Er is een duidelijk verschil in bodemopbouw tussen het zuiden en noorden van het plangebied.

Werkput 1, in het zuiden, is in een aanzienlijk lager gelegen en natter deel van het plangebied aangelegd dan werkput 2. De bodemopbouw in werkput 1 bestaat van onder naar boven gezien uit een verspoelde C-horizont (S 950, dekzand) met daarboven een eveneens verspoelde B-horizont (S 960, inspoelingslaag). Deze wordt afgedekt door een geroerde A-horizont (S 991, akkerlaag) waarop de moderne ophogingslaag of bouwvoor ligt (S 999). Het dekzand is slecht gesorteerd met inmenging van kiezels en ijzeroxidatievlekken. Ook in de B- en A-horizont zijn ijzeroxidatievlekken aanwezig. De C-horizont ligt op 3,54 meter + NAP in het zuiden van de werkput, en stijgt naar 3,73 meter + NAP in het noorden van de werkput. In de hele werkput ligt het dekzand 86 centimeter onder het huidige maaiveld.

In werkput 2 bestaat de bodemopbouw uit, van onder naar boven gezien, een C-horizont (S 950, dekzand) met direct daarop de moderne bouwvoor (S 999). Het archeologisch niveau is mogelijk niet

(14)

14 meer volledig bewaard gebleven. Soms zijn fragmenten van een A-horizont (S 992) bewaard gebleven die her en der tussen het dekzand en de bouwvoor zichtbaar zijn. In werkput 2 ligt het dekzand op 4,41 meter + NAP, wat overeenkomt met 40 centimeter onder het huidige maaiveld.

Afbeelding 7 - 8. Het profiel P1 in de oostelijke putwand van werkput 1 (links) en profiel 2 in de westelijke putwand van werkput 2 (rechts).

Sporen

Tijdens het onderzoek zijn geen sporen aangetroffen in werkput 1. In werkput 2 zijn dertien

spoornummers uitgegeven. Een deel hiervan bleek bij het couperen van de sporen onderdeel van een aangrenzend spoor te zijn. Met deze samenvoegingen meegenomen zijn er in werkput 2 drie greppels (S 002 (+ S 004, S 006, S 013), S 008 (+ S 009), S 011) spitsporen (S 003, S 005, S 007, S 010, S 012) en een oude weg met karrensporen (S 001) aangetroffen. Greppel S 011 heeft een bodem van spitsporen, het naastgelegen spoor S 012 is een baan van spitsporen. De oude weg en greppels zijn op de kadastrale minuut van 1824 ingetekend.

De perceelscheidingsgreppels hebben in het vlak een breedte van 52 centimeter, met plaatselijk verbredingen door spitsporen, en een diepte tussen de 15 centimeter (S 011) en 19 centimeter (S 008). De greppel (S 002) naast de oude weg is groter met een breedte van 68 centimeter en een diepte (vanaf het vlak) van 44 centimeter.

In de profieldoorsnede door de oude weg zijn naast karrensporen ook verbeteringslagen herkend.

Enkele hiervan lopen ook over de naastgelegen greppel en stammen waarschijnlijk uit de periode dat het land in gebruik werd genomen voor landbouw. Deze naastgelegen greppel zal gezorgd hebben voor de afwatering van de weg.

Afbeelding 9 – 10. Het aangelegde vlak van werkput 1 (links), kijkend naar het zuiden, en werkput 2 (rechts), kijkend naar het noorden.

(15)

15

Afbeelding 11. Werkput 2 geprojecteerd op de kadastrale minuut van 1824. De verschuiving van de sporen t.o.v. de kaartelementen is veroorzaakt door een kleine afwijking in de kaart.

(16)

16 Vondsten

Er zijn vier vondstnummers uitgeschreven tijdens het onderzoek. In werkput 1 is één vondstnummer aangemaakt (V 004) met een aantal kiezels die door het dekzand waren vermengd.

Uit karrenspoor S 001 komt vondstnummer V 001, welke een enkel fragmentje roodbakkend aardewerk bevat. Dit stukje is aan de binnenzijde met loodglazuur bekleed. Het stuk is gedateerd in de late middeleeuwen B tot nieuwe tijd B. Deze datering is echter met een grote onzekerheidsmarge gedaan wegens het kleine formaat van het fragment en het gebrek aan ander vondsten uit het spoor.

In greppel S 002 is tijdens het couperen een concentratie roestige spijkers aangetroffen. Een aantal is verzameld en meegenomen als vondstnummer V 002.

Vondstnummer V 003 komt uit greppel S 008. Het gaat om een rode baksteen en drie fragmenten roodbakkend aardewerk. Dit aardewerk is aan beide zijden spaarzaam met loodglazuur bekleed. Dit aardewerk is betrouwbaar in de late middeleeuwen B tot nieuwe tijd A geplaatst.

(17)

17

7 Conclusie en aanbeveling

In opdracht van de afdeling Ecologie & Cultuurtechniek van de Gemeente Breda heeft het Team Erfgoed van de gemeente Breda een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd op 20 juli 2017 aan de Tilburgseweg te Dorst. De werkzaamheden vonden plaats vanwege de geplande aanleg van twee paddenpoelen in het kader van natuurontwikkeling voor een ecologische verbindingszone (EVZ).

Tijdens het onderzoek zijn geen sporen aangetroffen in de zuidelijk gelegen proefsleuf. Er zijn in de noordelijke proefsleuf verschillende greppels, spitsporen, en een oude weg met karrensporen

aangetroffen. De oude weg en greppels zijn op de kadastrale minuut van 1824 ingetekend. Er zijn vier vondstnummers uitgeschreven tijdens het onderzoek. In werkput 1 is één vondstnummer aangemaakt met een aantal kiezels die door het dekzand waren vermengd. De andere vondsten komen uit de greppels en karresporen in werkput 2. Het gaat om aardewerk, een fragment baksteen en ijzeren spijkers. Het aardewerk is gedateerd in de late middeleeuwen B tot de nieuwe tijd B.

7.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen

Gezien de aangetroffen sporen en vondsten zullen alleen de gebiedsspecifieke onderzoeksvragen beantwoord worden.

 Zijn er sporen van het Broekstraatje Rietschotten aanwezig in het plangebied?

Er zijn sporen van het Broekstraatje Rietschotten en de naastgelegen greppel aangetroffen.

 Wat is de aard, datering, omvang en kwaliteit van de aangetroffen vindplaats(en)?

Er zijn een oude weg met karrensporen, verschillende greppels en spitsporen aangetroffen.

Aardewerk uit de karrensporen en de perceelscheidingsgreppel S 008 plaatsen de sporen in de late middeleeuwen B tot de nieuwe tijd B. Zowel de weg als de greppels en de

spitsporenbaan S 012 reiken verder dan de grenzen van het huidige opgegraven deel.

 Wat is de locatie van de aangetroffen vindplaats(en), zowel horizontaal als verticaal?

Enkel in de noordelijke werkput 2 is een vindplaats aangetroffen. Deze ligt op 4,41 meter + NAP op 40 centimeter onder het huidige maaiveld. De vindplaats rijkt tot buiten de grenzen van het onderzochte gebied.

 Wat kan er gezegd worden over de bodemkundige gaafheid van de bodem in het plangebied?

In het zuidelijke deel van het plangebied is de bodem intact. In het noordelijke deel wordt het archeologisch niveau op de meeste plekken direct afgedekt door de moderne bouwvoor. Het archeologische niveau is daarentegen onverstoord.

 Kunnen de aangetroffen sporen in een groter kader worden geplaatst?

De weg en greppels komen overeen met de weg en perceelgrenzen zoals aangegeven op de kadastrale minuut van 1824.

 Hoe is de bodemopbouw en de fysische geografie in het gebied (tevens eventueel door middel van boringen in kaart te brengen)?

Er is een duidelijk verschil tussen de bodemopbouw in het zuiden en noorden van het

plangebied. Werkput 1, in het zuiden, is in een aanzienlijk lager gelegen en natter deel van het plangebied aangelegd dan werkput 2. De bodemopbouw in werkput 1 bestaat van onder naar boven gezien uit een verspoelde C-horizont (dekzand) met daarboven een eveneens verspoelde B-horizont (inspoelingslaag). Deze wordt afgedekt door een geroerde A-horizont (akkerlaag) waarop de moderne bouwvoor ligt. Het dekzand is slecht gesorteerd met inmenging van kiezels en ijzeroxidatievlekken. Ook in de B- en A-horizont zijn

ijzeroxidatievlekken aanwezig. De C-horizont ligt op 3,54 meter + NAP in het zuiden van de werkput en stijgt naar 3,73 meter + NAP in het noorden van de werkput. In de hele werkput ligt het dekzand 86 centimeter onder het huidige maaiveld. Het zuidelijke deel van het plangebied betreft een beekeerdgrond.

In het noordelijke deel bestaat de bodemopbouw van onder naar boven gezien uit een C- horizont (dekzand) met direct daarop de moderne bouwvoor. Soms zijn fragmenten van een A-horizont bewaard gebleven die her en der tussen het dekzand en de bouwvoor zichtbaar

(18)

18 zijn. In werkput 2 ligt het dekzand op 4,41 meter + NAP, wat overeenkomt met 40 centimeter onder het huidige maaiveld. Het noordelijke deel van het plangebied betreft een

enkeerdgrond.

 Wat is de synergie met eerder onderzoek?

Er is geen synergie met eerder onderzoek.

 Zijn er sporen uit het paleolithicum of mesolithicum aanwezig?

Nee, er zijn geen sporen uit het paleolithicum of mesolithicum aangetroffen.

 Zijn er sporen uit het neolithicum, de bronstijd, ijzertijd of Romeinse tijd aanwezig?

Nee, er zijn geen sporen uit het neolithicum, de bronstijd, ijzertijd of de Romeinse tijd aangetroffen.

 Zijn er sporen van ontginning aanwezig?

Er zijn verschillende greppels aangetroffen in het plangebied. Dit wijst op agrarisch gebruik van het landschap.

 Is er sprake van een esdek en wat is de ontwikkeling en datering hiervan?

Nee, er is geen sprake van een esdek.

 Zijn er sporen die wijzen op middeleeuwse oorsprong van de bewoning?

Nee, er zijn geen sporen of vondsten aangetroffen die wijzen op bewoning in deze periode.

 Zijn er sporen van oudere infrastructuur aanwezig?

Er is een oude weg met karrensporen aangetroffen tijdens het onderzoek. Dit is het Broekstraatje Rietschotten.

 Is er bebouwing aanwezig?

Nee, er is geen bebouwing aangetroffen in het plangebied.

 Zijn er aanwijzingen voor activiteiten uit de Tachtigjarige oorlog? Zijn er sporen van een legerkamp, of omwalling?

Er zijn geen sporen aangetroffen die direct in verband kunnen worden gebracht met activiteiten uit de Tachtigjarige Oorlog.

 Zijn er nog andere (bewonings)sporen?

Er zijn geen andere sporen aangetroffen.

 Wat is de waarde van de aangetroffen sporen?

De informatiewaarde van de aangetroffen sporen is laag. De waardering van de vindplaats wordt nader besproken in paragraaf 7.2.

(19)

19 7.2 Waardering en aanbeveling

De aangetroffen vindplaats in conform de criteria in de KNA 4.0 gewaardeerd.

Archeologische waarderingstabel

Tilburgseweg EVZ Boomkikker (Dorst). Gemeente Oosterhout.

Waarden Criteria Scores

Hoog Midden Laag Beleving Schoonheid nee

Herinneringswaarde nee

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2

Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1

Informatiewaarde 1

Ensemblewaarde 1

Representativiteit n.v.t.

Tabel 1. Archeologische waarderingstabel voor plangebied Tilburgseweg.

1. De criteria schoonheid en herinneringswaarde zijn alleen van toepassing op archeologische vindplaatsen die nog zichtbaar zijn in het landschap. Hier is dat niet het geval daarom is de belevingswaarde niet van toepassing op het onderzochte terrein.

2. De criteria gaafheid en conservering krijgen een middelhoge score. Er zijn enkele sporen aangetroffen maar deze waren van relatief recente datum.

3. Deze criteria krijgen een lage score. Het archeologisch onderzoek heeft weinig nieuwe informatie opgeleverd over de bewoningsgeschiedenis van het plangebied.

3. Selectieadvies

Op basis van de resultaten van het IVO-P Tilburgseweg EVZ Boomkikker te Dorst wordt voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Het advies is het gehele plangebied vrij te geven voor wat betreft archeologie.

Tot slot merken we op dat dit archeologisch onderzoek geen 100% garantie geeft dat er geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Wanneer er bij het ontgraven van het terrein toch nog archeologische sporen aan het licht komen, dienen deze volgens de Erfgoedwet 2016 zo snel mogelijk te worden gemeld bij de Afdeling Stadsontwikkeling van de gemeente Oosterhout.

(20)

20

8 Literatuur

Bles, B.J., R. Visschers, 1983. Bodemkaart van Nederland schaal 1 : 50 000. Toelichting bij de herziene uitgave van blad 50 West Tilburg, Stiboka, Wageningen.

Craane, M.L. & Peters, F.J.C. 2017: PvE Tilburgseweg EVZ Boomkikker Dorst. Breda: Gemeente Breda.

Jonge, L. de 2017: Dagrapport Tilburgseweg EVZ Boomkikker Dorst. Breda: Gemeente Breda.

Koopmanschap, H. & Visser-Poldervaart, M. 2011 Erfgoedkaart Oosterhout; Een verleden achter gevels en onder akkers. Oosterhout: Oranjewoud.

Leenders, K.A.H.W., 2006. Cultuurhistorische landschapsinventarisatie gemeente Breda, Breda.

STIBOKA, 1964. Toelichtingsboekje bij de Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Kaartblad 50 West, Stiboka Wageningen.

Websites www.ahn.nl

archis.cultureelerfgoed.nl www.breda.nl

archeologieinnederland.nl www.topotijdreis.nl www.aardeopdekaart.nl

(21)

21

Bijlage 1. Allesporenkaart werkput 1

950

(22)

22

Bijlage 2. Allesporenkaart werkput 2

(23)

23

Bijlage 3. Sporenlijst

Put Spoor Spoor aard

Begin per

Eind per

Nap onder

Nap boven

Spoor diepte

Opmerking

1 950 C Verspoeld dekzand

1 960 B

1 991 A

1 999 A

2 001 KS 3.94 4.1 16

2 002 GR 3.64 4.08 44

2 003 SS 3.88 4.08 20

2 004 VERV 4.07 Onderdeel van S 002

2 005 SS 3.99 4.07 8

2 006 VERV 4.1 Onderdeel van S 002

2 007 SS 4.04 4.08 4

2 008 GR 3.94 4.13 19

2 009 VERV 4.13 Onderdeel van S 008

2 010 SS 4.25 4.31 6

2 011 GR 4.24 4.38 14 greppel met spitsporen

2 012 SS 4.32 4.4 8

2 013 VERV Onderdeel van S 002

2 950 C 4.4

2 992 A 4.3 4.4 10 Verspitte bodem

2 999 A 4.4 4.8 40

(24)

24

Bijlage 4. Vondstenlijst

Veld vondst

Put Spoor Spoor aard

Cate gorie

Aan tal

Gewicht Opmerking Begin dat

Eind dat

Begin per

Eind per NB-

001- 17.001

2 001 KS CER 1 2,4 Roodbakkend, inw loodglazuur

LMEB NTB

NB- 001- 17.002

2 002 GR MTL 2 15,6 roestige spijkers

NB- 001- 17.003

2 008 GR BWM 1 362,3 rode baksteen ? x 8.5 x 4

NB- 001- 17.003

2 008 GR CER 3 17,4 Roodbakkend,

beide zijden spaarzaam loodglazuur MAE 1 kop

LMEB NTA

NB- 001- 17.004

1 950 C STN 6 211,8 grof grind, natuurlijk

(25)

25

Bijlage 5. Aardewerkdeterminatielijst.

NB-001-17 Tilburgseweg EVZ Boomk Princenhagelaan/procureursdreef Von

dstnr Werk putnr

Spo ornr

SPOOR AARD

Vulli ngnr

Betrouwb aarheid

Date ring

Periode _begin

Period e_eind

Vondstc ategorie Baksel

Aa nta l

Ge wich

t W an d

Ra nd

Bod em

Opme rking NB-

001- 17.0 01

2 001 karrens poor

1 Te weinig materiaal

LMEB NTB CER Roodb akkend AW

1 2 1 inw loodgl azuur

NB- 001- 17.0 03

2 008 greppel 1 Betrouwb aar

LMEB NTA CER Roodb akkend AW

3 17 1 2 beide zijden spaar zaam loodgl azuur MAE 1 kop

(26)

26

Bijlage 6. Geplande ontwikkeling plangebied.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de dubbelbestemming worden mogelijk aanwezige archeologische waarden binnen dit deel van het plangebied voor de toekomst veiliggesteld en zal archeologisch vervolgonderzoek

& Consultancy (ARC bv) opdracht verleend voor het uitvoeren van een archeo- logisch onderzoek door middel van proefsleuven op een toekomstige bouwlocatie op een terrein aan

bewoningsdichtheid van het gebied nog gering, maar deze nam in de midden Bronstijd geleidelijk toe. Met name de laatste jaren heeft archeologisch onderzoek een groot

Het gegeven, dat deze crevasse-afzetting echter op een diepte van 170 cm beneden maaiveld wordt gevonden, en dat zich daarop dus nog een vrij dik pakket zandige klei bevindt,

Onder het circa 40 cm dik pakket van de oeverwalafzetting bevinden zich op een diepte van circa 0,85 m boven NAP afwisselend lagen matig fijn tot matig grof zand (Zs1, 150-210

Hoewel de aantallen per fase klein zijn, kunnen we toch enkele voorzichtige conclusies trekken. In de Late IJzertijd overheerst het rund, gevolgd door schaap en varken. In

Verder zijn er in deze put een aantal kuilen en paalsporen aangetroffen, die waarschijnlijk dateren in de nieuwe tijd B.. Twee paalsporen lijken tot eenzelfde structuur

In de omgeving van Breda kunnen archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen uit het paleolithicum tot en met het neolithicum, maar deze worden niet op grote