• No results found

Opvaart Koudum (spoarleane 23) UV Ruimtelijke onderbouwing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Opvaart Koudum (spoarleane 23) UV Ruimtelijke onderbouwing"

Copied!
145
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Adonin b.v. – Harlingen – KvK nr. 01103726 – BTW nr. 8131.49.629.L.01 – Bankrek. nr. 3288.49.693

Datum Beschrijving revisie Rapportage Controle

08-05-2014 Rev. 1 Ing. G. de Vries Ing. P. Folmer

Opvaart Koudum – (spoarleane 23) UV20130756

Ruimtelijke onderbouwing

Projectnummer: AD 13.032

Project: Opvaart spoarleane 23 te Koudum Onderdeel: Ruimtelijke onderbouwing

Status: Definitief

Opdrachtgever:

Huyckstaete BV Plasweg 60

3768 AN SOEST, Nederland Contactpersoon : dhr. P. Konig

Adonin B.V.

Industrieweg 16 8861 VH HARLINGEN Tel.: 0517-533011 Fax: 0517-533588 Email: info@adonin.nl

(2)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 2 van 16

Documenthistorie

Revisie Datum Wijziging

0 1

1 april 2014 8 mei 2014

Rapportage

Cultuurhistorie HS.4.2 - Tekstuele aanpassing

Archeologie HS.4.3

- Aanpassing rapportage Anteagroup (dd 08-05-2014) - Tekstuele aanpassing nav gewijzigde rapportage.

(3)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 3 van 16

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 4

2. Huidige en toekomstige situatie ... 5

2.1. Vroegere situatie ... 5

2.2. Huidige situatie ... 5

2.3. Toekomstige situatie ... 5

3. Betrokkenen ... 6

3.1. Waterschap Fryslan ... 6

3.2. Gemeentelijk SWF ... 6

3.3. Aanliggende grondeigenaren ... 6

4. Milieuaspecten ... 7

4.1. Hinder van bedrijven en voorzieningen ... 7

4.2. Cultuurhistorie ... 7

4.3. Archeologie ... 8

4.4. Bodem ...10

4.4.1. Bodemonderzoek...10

4.4.2. Waterbodemonderzoek ...10

4.5. Ecologie ...11

4.6. Externe veiligheid ...13

4.7. Geluidhinder ...13

4.8. Luchtkwaliteit ...13

4.9. Water ...13

5. Juridische toelichting ... 14

5.1. Omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ...14

5.2. Procedure ...14

6. Uitvoerbaarheid ... 15

6.1. Economische uitvoerbaarheid ...15

6.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid ...15

7. Bijlagen ... 16

(4)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 4 van 16

1. Inleiding

Deze rapportage betreft de ruimtelijke onderbouwing ter ondersteuning van de bouwaanvraag welke bij gemeente SWF bekend is onder dossiernr. UV20130756.

De werkzaamheden betreffen: “het maken van een opvaart vanuit het waterplan “de Morra”

richting het perceel Spoarleane 23 te Koudum”. De aanvraag voor de aanleg van een opvaart is bestemd om het perceel Spoarlaene 23 te Koudum , met kadastrale aanduiding 713, direct aan vaarwater te situeren.

Fig 1.1: situatie

(5)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 5 van 16

2. Huidige en toekomstige situatie

2.1. Vroegere situatie

Op het perceel gelegen aan de Spoarlaene 23 te Koudum, met kadastrale aanduiding 713, heeft in het verleden een boerderij gestaan.

2.2. Huidige situatie

De locatie bevindt zich in bestemmingsplan Koudum-Epemastins/Morraplan met bestemming Agrarische Cultuurgronden en Wonen.

Op het perceel (bouwkavel met kadastrale aanduiding 713) rust de bestemming wonen/werken.

Het perceel is vrij gemaakt van opstallen en is nu dus aan te merken als een bouwkavel.

Voor de omliggende agrarische gebied wordt in bestemmingsplan bepaald dat alleen sloten en water als ondergeschikte elementen aanwezig mogen zijn.

2.3. Toekomstige situatie

De kavel (met als kadastrale aanduiding 713) zal in gebruiksgenot, waarde en in verhandelbaarheid toenemen als het direct aan het water komt te liggen.

De gemeente Nijefurd heeft voor dit doel een strook grond geleverd met kadastrale aanduiding 1027. Opdrachtgever wil een opvaart graven naar de kavel toe.

Het ligt in de bedoeling van opdrachtgever om opstallen te realiseren binnen de mogelijkheden die het bestemmingplan aan geeft. Voorkeur gaat uit naar meerdere starterswoningen ondergebracht in één gebouw. Daar het moeilijk is om hiervoor een passende financiering te verkrijgen is het ook een reële overweging om het perceel, na de aanleg van het water, als bouwkavel door te

verkopen. Een nieuwe eigenaar zal in dat geval zelf willen bepalen wat er op het perceel moet komen. Uiteraard weer binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan toelaat.

IJSBAAN KAVEL

(kad. 713)

OPVAART

Fig 2.3; situatie kavel en opvaart;

(6)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 6 van 16

3. Betrokkenen

3.1. Waterschap Fryslan

Er is vooroverleg geweest met dhr. R. Tamminga van Wetterskip Fryslan.

De volgende uitgangspunten zijn gezamenlijk vastgesteld:

- Verwezen wordt naar Memo “Kade Konig te oost Koudum” d.d. 18-02-2013 Wetterskip Fryslan;

o Tallud van de kade aan zijde watergang minimaal 1:3;

o Kruinbreedte minimaal 1,50m;

o Aanleghoogte minimaal 0,15m+ bij natuurlijke oevers (0,33m+ aangehouden);

o Standaard binnentallud 1:5 (bij voorkeur 1:7);

o Schouw of onderhoudspad min. 5m.

- De planvorming zoals ingediend voldoet aan bovengenoemde uitgangspunten;

- Te dempen watergangen polder = 510 m2;

- Te creeeren watergangen boezem = 2.835 m2;

Aangaande de duikers op locatie is overleg geweest met dhr. J. Hoekstra van Wetterskip Fryslan.

De opmerkingen van hem aangaande de duikers zijn meegenomen op de realisatie-tekeningen.

3.2. Gemeentelijk SWF

Er is vooroverleg geweest met de heren J. Sierdma en dhr. H. Woltjer.

De gemeente Nijefurd heeft voor dit doel reeds een strook grond geleverd met kadastrale aanduiding 1027.

Gemeente is tevens eigenaar van de naastgelegen ijsbaan.

Alle overtollige grond kan verwerkt worden op het laag-gelegen terrein gelegen tussen de ijsbaan en de opvaart.

3.3. Aanliggende grondeigenaren Ijsbaanterrein (gemeente SWF)

De ijsbaan is in eigendom van gemeente SWF.

Planvorming is besproken, en akkoord bevonden door gemeente SWF.

Het verwerken van de uitkomende overtollige grond op het nog deels laaggelegen terrein tussen de ijsbaan en de opvaart wordt als positief aangemerkt.

Boer (dhr. T.F. Flapper, Stationswei 23, 8722 HC Molkwerum)

Met de grondeigenaar ten zuidwesten van de opvaart is overleg geweest.

Een stuk perceel, genoemd onder A, groot 795m2 (zie fig. 2.3) zal aangekocht worden door opdrachtgever. Tevens is de afspraak gemaakt dat de taluddijk aan de zijde van de grondeigenaar een helling krijgt van 1:10, zodat het nieuwe talud maai-baar is. (eis wetterskip fryslan is minimaal 1:5).

(7)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 7 van 16

4. Milieuaspecten

4.1. Hinder van bedrijven en voorzieningen

Het ligt in de bedoeling van opdrachtgever om op de kavel opstallen te realiseren binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan toelaat.

Het onderhavige plan voorziet in de aanleg van een opvaart naar de kavel, en maakt geen vestiging van bedrijven links en rechts van de opvaart mogelijk.

Ook In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die door de aanleg van de opvaart in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

Het aspect hinder van bedrijven en voorzieningen vormt geen belemmering voor de aanleg van de opvaart.

4.2. Cultuurhistorie

De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een wijziging van art.

3.6.1, lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geleid. Sindsdien moet ieder

bestemmingsplan tevens een analyse van cultuurhistorische waarden van heb plangebied bevatten. In de toelichting van een bestemmingsplan of in de ruimtelijke onderbouwing dient hiertoe een beschrijving opgenomen te worden van de wijze waarop met de eventueel in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten

monumenten rekening is gehouden. Hierbij dient tevens historisch (stede)bouwkundige geografie te worden meegenomen in de belangenafweging. Aangegeven dient te worden welke conclusies aan de geanalsyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze zijn gebord in het plan.

Op basis van de Cultuurhistorische kaart van de Provincie Fryslân kan gesteld worden dat het plangebied op een locatie ligt waar geen sprake is van een regelmatig verkavelingspatroon. Dit is mede te verklaren doordat het gebied relatief laaggelegen is en er voorheen meerdere meren in de directe nabijheid van het plangebied gelegen hebben. Deze meren zijn inmiddels drooggemalen.

De van oudsher aanwezig verkaveling rondom het plangebied is inmiddels verdwenen. In het plangebied zelf is geen sprake van een nog aanwezig historische verkaveling.

Onderzoek op basis van onder andere de cultuurhistorische kaart heeft aangewezen dat er geen cultuurhistorische waarden in het geding zijn. Het plan mag vanuit cultuurhistorisch oogpunt dan ook uitvoerbaar worden geacht.

Fig 4.2.; plangebied op basis van Cultuurhistorische kaart;

(8)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 8 van 16 4.3. Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het Verdrag van Malta, dat op 16 april 1992 onder ander door Nederland is ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem.

Uitgangspunt hierbij is onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook het zogenoemde veroorzakersprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijk archeologische waarden in de bodem verstoord, financieel verantwoordelijk is voor voldoende onderzoek naar en het behoud van de archeologische waarden. Met de

inwerkingtreding van de Wamz werd ook de Monumentenwet 1988 (Monw) gewijzigd. Op grond van de Monw moet in een bestemmingsplan (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden. In Nederland dient op basis van het verdrag van Malta in alle ruimtelijke plannen een archeologische paragraaf te worden opgenomen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de provincie het initiatief genomen, om zoveel mogelijk in samenwerking met het rijk en de gemeenten, het bodemarchief zo goed mogelijk in kaart te brengen.

Dit gebeurt op de FAMKE: Friese Archeologische Monumentenkaart Extra.

De conclusie vanuit FAMKE was:

- Middeleeuwen: Karterend onderzoek 1;

- Steentijd: Karterend onderzoek 1.

In maart 2014 heeft Antea Group een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het

plangebied. De aanleiding tot het onderzoek is de toekomstige nieuwe inrichting van het terrein met een watergang die het bestaande boezem verbindt met het nieuwbouwperceel Spoarleane 23.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van een omgevingsvergunning.

Bureauonderzoeken en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen – verkennende en karterende fase (zie ook AMZ-cyclus van de rapportage).

Het doel van het archeologisch onderzoek is het in beeld brengen van het aspect archeologie. Op basis hiervan worden adviezen opgesteld op welke wijze archeologie zo nodig kan worden ingepast in de gewenste ontwikkeling.

Het bureauonderzoek en veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied geomorfologisch gedeeltelijk uit een vlakte van getijdenafzetting en gedeeltelijk uit een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden bestaat.

Bodemkundig gezien bestaat het uit een knippoldervaaggronden en veldpodzolgronden. Binnen het plangebied kunnen archeologische resten verwacht worden uit de periode laat paleolithicum – laat neolithicum en late middeleeuwen – nieuwe tijd in het dekzand. Verwacht wordt dat de

bovengrond slechts licht verstoord zal zijn geraakt door agrarisch landgebruik (ploegen, graven en dempen van sloten).

Uit het inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, verkennende en karterende fase, is gebleken dat de bodem in het plangebied onder de bouwvoor intact is en bestaat uit een kleilaag op veraard veen op zand. In de top van het dekzand op circa 1,25m – NAP is nog een deels intact (veld)polzolprofiel aanwezig.

Verder volgt dat in het gebied geen microreliëf aanwezig is. In de uiterste noordoosthoek stijgt de top van het dekzand tot 1,0m- NAP en mogelijk is dit het begin van een dekzandtop of –rug die zich buiten het plangebied bevindt.

De bodem in het plangebied bevat geen archeologisch relevante lagen en/of indicatoren, waardoor de verwachting op het aantreffen van archeologische waarden naar laag kan worden gesteld.

(9)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 9 van 16 Het verloop van de top van het dekzand is met het uitgevoerde booronderzoek voldoende in beeld gebracht en ook gezien de aanwezigheid van archeologische indicatoren is aanvullend

(waarderend) onderzoek binnen het plangebied niet nodig.

Geadviseerd wordt het plangebied vrij te geven wat betreft archeologie ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling.

Verwezen wordt naar bijlage 1: “Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek Spoarleane 23 te Koudum” van Antea Group Archeologie 2014/40, projectnr. 267699, revisie OB d.d. 8 mei 2014.

(10)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 10 van 16 4.4. Bodem

4.4.1. Bodemonderzoek

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op het ruimtelijk plan inzicht verkregen moet worden in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekend dat er onder meer inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk

noodzakelijke) bodemsanering.

Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is dus feitelijk een onderdeel van de onderzoeksverplichting.

Bodemvisie Milieu en Veiligheid BV heeft de grond gekeurd volgens de richtlijnen van het Besluit Bodemkwaliteit. Het doel van de partijkeuring is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit en de toepassingsmogelijkheden van de grond uit de in-situ partij in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit.

De volgende normen zijn gevolgd:

- Beoordelingsrichtlijn monsterneming voor partijkeuringen (BRL SIKB 1000);

- Monstername conform richtlijnen uit het VKB-protocol 1001;

- Accreditatieprogramma AP04;

- Toetsing conform de Regeling Bodemkwaliteit.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd, dat de gekeurde partij grond, gelegen nabij de Spoarleane 23 te Koudum, voldoet aan de “Achtergrondwaarde”. Volgens het generieke beleid, is de partij zonder beperkingen toepasbaar.

Verwezen wordt naar de bijlage 2 : Partijkeuring BRL 1000 Nabij Spoarleane 23 te Koudum van Bodemvisie Milieu en Veiligheid te Grou, projectnummer 140029, kenmerk EWA/DJW/140029 d.d.

27-03-2014.

4.4.2. Waterbodemonderzoek

Tevens is de kwaliteit van de waterbodem ter plaatse van een sloottraject onderzocht.

Het onderzoek is uitgevoerd op basis van de NEN 5717 en de NEN 5720. In het kader van de aanleg van de waterpartij, zal een deel van de aanwezige sloten worden gedempt, c.q. worden opgeschoond.

Het voornemen bestaat om overtollig slib op aangrenzende percelen te verspreiden. Het doel van het waterbodemonderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem, teneinde te bepalen of deze geen belemmering voor de beoogde verspreiding oplevert.

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn geen zintuigelijke waarnemingen gedaan, die op

verontreinigde grond zouden kunnen duiden. Uit de toetsing van de analyseresultaten blijkt dat de onderzochte waterbodem in de onderzochte sloottrajecten al volgt worden beoordeeld:

• Toepassing op aangrenzende percelen verspreidbaar;

• Toepassing elders op landbodem klasse achtergrondwaarde;

• Toepassing (elders) in oppervlaktewater klasse achtergrondwaarde.

Verwezen wordt naar de bijlage 3: Verkennend waterbodemonderzoek Nabij Spoarleane 23 te Koudum van Bodemvisie Milieu en Veiligheid te Grou, projectnummer 140029, kenmerk EWA/DJW/140029 d.d. 27-03-2014.

(11)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 11 van 16 4.5. Ecologie

Wet en regelgeving

In het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het van belang om aandacht te besteden aan beschermende natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving. Juridisch en beleidsmatig strekken de planologisch relevant natuur- en landschapsaspecten zich uit over soortenbescherming en gebiedbescherming.

De soortenbescherming is vastgelegd in de Flora- en faunawet (Ffw). De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat en de instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten en hun directe leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenaamde “nee, tenzij principe”. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan.

Onder voorwaarde kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken. In de Ffw is onder andere bepaald dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.

De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Nbw zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en

Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Nbw zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd:

Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermende Natuurmonumenten en Wetlands.

Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische

Hoofdstructuur (EHS) is geregeld. De EHS is een semanhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid.

De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en is uitgewerkt in het Streekplan Fryslân 2007.

Natuurtoets:

Het doel van de natuurtoets is het in beeld brengen van eventuele strijdigheden van de voorgenomen werkzaamheden met de vigerende natuurwetgeving.

Tijdens het onderzoek is middels een rapportage antwoord gegeven op de volgende vragen:

- Wat zijn de beschermde natuurwaarden in en nabij het plangebied?

- Wat zijn de verwachte (negatieve) effecten op deze natuurwaarden?

- In hoeverre zijn de beoogde werkzaamheden in strijd met de natuurwetgeving, en welke vervolgstappen zijn noodzakelijk?

De conclusies en aanbevelingen vanuit deze rapportage zijn:

Flora- en Faunawetgeving:

Als gevolg van de voorgenomen plannen worden geen negatieve effecten verwacht op minder algemene of strikt beschermde plan- of diersoorten, als aan enkele voorwaarden voldaan wordt.

1. Tijdens de uitvoering moet rekening gehouden worden gehouden met broedende vogels.

Vanuit Flora- en faunawet is het verstoren van broedende vogels verboden, en daarvoor wordt in principe ook geen ontheffing verleend. Dit betekent dat de werkzaamheden uitgevoerd moeten worden buiten het broedseizoen, dan wel tijdig maatregelen genomen om te voorkomen dat vogels in/nabij het plangebied gaan broeden.

2. Tijdens uitvoering in de periode van 1 april t/m 15 oktober moet felle verlichting van de vaart langs de straat Wetterbies gedurende schemering en nacht voorkomen worden. Dit vanwege de verstorende invloed op het foerageergebied van de Meervleermuis. Indien de

werkzaamheden gedurende de daglichtperiode worden uitgevoerd, hebben deze geen invloed op de Meervleermuis.

(12)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 12 van 16 Als bij de uitvoering van de werkzaamheden aan deze beide voorwaarden wordt voldaan, zijn geen knelpunten met de Flora- en faunawetgeving te verwachten. Voor de uitvoering van de

werkzaamheden hoeft dan geen ontheffing van de Flora- of Faunawet of verklaring van geen bedenkingen voor de WABO aangevraagd te worden.

Zorgplicht: Sinds de inwerkingtreding van het Vrijstellingsbesluit geldt voor de groep van

algemene soorten een vrijstelling van de ontheffingsplicht. De aangetroffen en verwachte soorten in het plangebied die effecten ondervinden van de voorgenomen werkzaamheden, vallen onder deze groep van algemene soorten. Er hoeft dan ook geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd voor uitvoering van de werkzaamheden. Wel dient voldaan te worden aan de algemeen geldende zorgplicht. Deze is van toepassing voor alle soorten.

Dit betekend met name kleine zoogdieren, zoals woelmuis, veldmuis, wezel en bunzing, en

mogelijk lage dichtheden voor soorten als Bruine kikker of Gewone pad. Door voor aanvang van de werkzaamheden de vegetatie kort te maaien en de sloten op te schonen, wordt het terrein minder aantrekkelijk voor dergelijke kleine zoogdieren.

Beschermde gebieden

Negatieve effecten op beschermde gebieden zijn niet aan de orde.

Verwezen wordt naar bijlage 4: “Natuurtoets Realisatie watergang Spoarleane 23 te Koudum” van Antea Group, projectnr. 267699, revisie 00 d.d. 25 maart 2014.

(13)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 13 van 16 4.6. Externe veiligheid

Niet van toepassing. Het ligt in de bedoeling van opdrachtgever om op de kavel opstallen te realiseren binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan toelaat.

De aanleg van de watergang heeft geen gevolgen voor het aspect externe veiligheid, mede door het feit dat het onderhavig plan (de opvaart) geen vestiging van risicovolle inrichtingen mogelijk maakt. Daarnaast zijn geen er in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen die van invloed kunnen wijn op de aanleg van de watergang

4.7. Geluidhinder

Niet van toepassing. Het ligt in de bedoeling van opdrachtgever om op de kavel opstallen te realiseren binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan toelaat.

De aanleg van de watergang heeft geen gevolgen voor het aspect geluidhinder. Met de aanleg van de watergang worden geen geluidgevoelige of geluid producerende inrichtingen mogelijk gemaakt.

Het aspect geluidhinder heeft geen belemmering voor de aanleg van de watergang.

4.8. Luchtkwaliteit

Niet van toepassing. Het ligt in de bedoeling van opdrachtgever om op de kavel opstallen te realiseren binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan toelaat.

De aanleg van de watergang heeft geen gevolgen voor het aspect luchtkwaliteit waardoor een onderzoek naar luchtkwaliteit achterwege kan blijven.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de aanleg van de watergang.

4.9. Water

De gevolgen voor de waterhuiskundige situatie is besproken met Wetterskip Fryslan (verwezen wordt naar hs. 3.1 van deze rapportage.

De watertoets is besproken met Wetterskip Fryslan en wordt ruimschoots aan voldaan:

- verlies 510m2 aan polderwater, wordt ruimschoots gecompenseerd door 2.835 m2 aan nieuw boezemwater.

- Zowel het bouwperceel als de opvaart gaan volledig in m2 over van polder naar boezem.

- In de vroegere situatie gelegen boerderij met bijhorende erfverharding (welke afwateren naar de polder) komen opstallen en verhardingen voor terug (welke afwateren naar de boezem) - De aanleg van de watergang leidt dus niet tot een toename van de verhardingen, maar van

een toename van open water.

(14)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 14 van 16

5. Juridische toelichting

5.1. Omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan Op de kavel is geen bestemmingsplanwijziging benodigd.

Het realiseren van de opvaart in bestemmingsplan Koudum-Epemastins/Morraplan met

bestemming Agrarische Cultuurgronden en Wonen -1 is de aanvraag in strijd met artikel 3 en 13.

Deze artikelen bepalen dat alleen sloten en water als ondergeschikte elementen aanwezig mogen zijn. De opvaart is geen ondergeschikt element.

De verstoring van alleen al de waterpartij zal meer dan 500m2 bedragen en derhalve is een archeologisch onderzoek noodzakelijk, conform FAMKE.

Afweging gemeente SWF:

“Water is geen “vreemde eend in de bijt” in dit agrarisch gebied. Met het realiseren van een opvaart wordt de aantrekkelijkheid van de naastgelegen kavel vergroot. Het betreft hier het doortrekken van een bestaande vaart. Medewerking kan verleend worden door middel van een uitgebreide procedure en het hierboven vermelde gedeelte Archeologie in acht genomen te hebben. Het Wetterskip heeft aangegeven akkoord te gaan met de realisatie van de opvaart”.

5.2. Procedure

Omdat gemeente SWF gezien bovenstaande afwegingen medewerking willen verlenen aan het plan middels een uitgebreide voorbereidingsprocedure (projectbesluit) conform art. 2.12, 1e lid, onder a, onder 3º Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) is aan Huyckstaete BV gevraagd een ruimtelijke onderbouwing in te dienen.

Met deze rapportage menen wij aan deze vraagstelling te hebben voldaan.

(15)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 15 van 16

6. Uitvoerbaarheid

6.1. Economische uitvoerbaarheid

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld naar aanleiding van het voornemen van Huyckstaete BV om een opvaart aan leggen tussen het water van het Morra-plan en het perceel gelegen aan de Spoarlaene 23 te Koudum , met kadastrale aanduiding 713.

De kosten voor de aanleg als ook de kosten voor de noodzakelijke onderzoeken voor voorliggende ruimtelijke onderbouwing zullen door Huyckstaete BV worden gedragen.

De kavel (met als kadastrale aanduiding 713) zal in gebruiksgenot, waarde en in verhandelbaarheid toenemen als het direct aan het water komt te liggen.

De gemeente Nijefurd heeft voor dit doel een strook grond geleverd met kadastrale aanduiding 1027. Opdrachtgever wil een opvaart graven naar de kavel toe.

Deze meerwaarde is noodzakelijk om deze ontwikkeling mogelijk te maken, en voor opdrachtgever zoveel als mogelijk uit de reeds gemaakte kosten te komen.

Daar planvorming in nauw onderling overleg heeft plaatsgevonden met de direct betrokkenen (ijsbaan, en boer) worden er geen planschade-claims verwacht.

6.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ligt in de bedoeling van opdrachtgever om opstallen te realiseren binnen de mogelijkheden die het bestemmingplan aan geeft. Voorkeur gaat uit naar meerdere starterswoningen ondergebracht in één gebouw.

Daar het moeilijk is om hiervoor een passende financiering te verkrijgen is het ook een reële overweging om het perceel, na de aanleg van het water, als bouwkavel door te verkopen.

Een nieuwe eigenaar zal in dat geval zelf willen bepalen wat er op het perceel moet komen.

Uiteraard weer binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan toelaat.

(16)

Opvaart Koudum 8 mei 2014 Pagina 16 van 16

7. Bijlagen

Bijlage 1: “Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek Spoarleane 23 te Koudum”

van Antea Group Archeologie 2014/40, projectnr. 267699, revisie OB d.d. 8 mei 2014

Bijlage 2: “Partijkeuring BRL 1000 Nabij Spoarleane 23 te Koudum” van Bodemvisie Milieu en Veiligheid te Grou, projectnummer 140029, kenmerk EWA/DJW/140029

d.d. 27-03-2014.

bijlage 3: “Verkennend waterbodemonderzoek Nabij Spoarleane 23 te Koudum” van Bodemvisie Milieu en Veiligheid te Grou, projectnummer 140029, kenmerk EWA/DJW/140029 d.d. 27-03-2014.

bijlage 4: “Natuurtoets Realisatie watergang Spoarleane 23 te Koudum” van Antea Group, projectnr. 267699, revisie 00 d.d. 25 maart 2014.

(17)

Antea Group Archeologie

2014/40

Bureau- en inventariserend veldonderzoek Spoarleane 23 te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

projectnr. 267699 revisie 0B mei 2014

auteur

I.N. Kaptein D. la Fèber

Opdrachtgever

Bodemvisie Milieu & Veiligheid BV Parkstraat 2

9001 AT Koudum

datum vrijgave beschrijving revisie goedkeuring vrijgave

8-05-2014 Definitief 0B J. Tolsma H. Koopmanschap

(18)

Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

Projectnr. 267699 mei 2014, revisie 0B

2 van 23 Colofon

Titel: Antea Group Archeologie 2014/40.

Bureau- en inventariserend veldonderzoek Spoarleane 23 te Koudum, gemeente Súdwest-Fryslân Auteur: I.N. Kaptein, D. la Fèber

ISSN: 1570-6273

© Antea Group Postbus 24 8440 AA Heerenveen

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.

Disclaimer

Archeologisch vooronderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren d.m.v. boringen, proefsleuven en/of veldkartering. Hoewel Antea Group de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het

archeologisch onderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de situatie af te geven op basis van de resultaten van een archeologisch vooronderzoek.

Antea Group aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.

(19)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Hindeloopen, gemeente Súdwest-Fryslân

te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân Projectnr. 266511

mei 2014, revisie 0B

3 van 23

Inhoud blz.

Administratieve gegevens ... 4

Samenvatting... 5

1 Inleiding... 6

2 Bureauonderzoek ... 7

2.1 Beschrijving onderzoekslocatie ... 7

2.2 Landschappelijke situatie ... 8

2.3 Historische situatie en mogelijke verstoringen ... 10

2.4 Bekende waarden... 13

2.5 Archeologische verwachting ... 14

2.6 Conclusies en advies voor vervolgonderzoek... 16

3 Veldonderzoek ... 18

3.1 Doel- en vraagstelling... 18

3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze ... 18

3.3 Resultaten ... 19

4 Conclusies en advies... 20

4.1 Conclusies... 20

4.2 (Selectie)advies... 21

Literatuur en geraadpleegde bronnen... 22 Bijlagen

1 Archeologische perioden

2 AMZ-cyclus

3 Boorprofielen Kaarten

267699-ARCHIS AMK-terreinen, Waarnemingen en Onderzoeken uit ARCHIS 267699-S1 Situatiekaart met locatie boringen

(20)

Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

Projectnr. 267699 mei 2014, revisie 0B

4 van 23 Administratieve gegevens

AGProjectnummer 267699 OM-nummer 60672

Provincie Friesland Gemeente Súdwest-Fryslân

Plaats Koudum Toponiem Spoarleane 23 Kaartblad 15B

Centrumcoördinaten 158202/547235

Kadaster Koudum, Sectie L, nrs. 713, 1027 en 1070 Opdrachtgever Bodemvisie Milieu & Veiligheid BV

Uitvoerder Antea Group Datum uitvoering maart 2014

Projectteam J. Tolsma (projectleider)

I. Vossen (senior KNA-archeoloog) I.N. Kaptein (KNA-archeoloog) Bevoegd gezag gemeente Súdwest-Fryslân Beheer documentatie Antea Group Almere

Vondstdepot N.v.t.

Afbeelding 1. Locatie plangebied: rood in zwarte cirkel (Topografische Dienst Kadaster, Emmen).

Topografische Kaart 1:25.000 (niet op schaal).

(21)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Hindeloopen, gemeente Súdwest-Fryslân

te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân Projectnr. 266511

mei 2014, revisie 0B

5 van 23

Samenvatting

In maart 2014 heeft Antea Group in opdracht van Bodemvisie Milieu & Veiligheid BV een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het plangebied Spoarleane 23 te Koudum, gemeente Súdwest-Fryslân.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied geomorfologisch gedeeltelijk uit een vlakte van getijdenafzettingen en gedeeltelijk uit een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden bestaat.

Bodemkundig gezien bestaat het uit een knippoldervaaggronden en veldpodzolgronden. Binnen het plangebied kunnen archeologische resten verwacht worden uit de perioden laat paleolithicum - laat neolithicum en late middeleeuwen - nieuwe tijd in het dekzand. Verwacht wordt dat de bovengrond slechts licht verstoord zal zijn geraakt door agrarisch landgebruik (ploegen, graven en dempen van sloten).

Uit het inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, verkennende en karterende fase, is gebleken dat de bodemopbouw in het plangebied onder de bouwvoor intact is en bestaat uit een kleilaag op veraard veen op zand. In de top van het dekzand op circa 1,25 m - NAP is nog een deels intact (veld)podzolprofiel aanwezig.

Verder volgt dat in het gebied geen microreliëf aanwezig is. In de uiterste noordoosthoek stijgt de top van het dekzand tot 1,0 m -NAP en mogelijk is dit het begin van een dekzandkop of -rug die zich buiten het plangebied bevindt.

De bodem in het plangebied bevat geen archeologisch relevante lagen en/of indicatoren, waardoor de verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden naar laag kan worden gesteld.

Het verloop van de top van het dekzand is met het uitgevoerde booronderzoek voldoende in beeld gebracht en ook gezien de afwezigheid van archeologische indicatoren is aanvullend (waarderend) onderzoek binnen het gebied is niet nodig.

Geadviseerd wordt het plangebied vrij te geven wat betreft archeologie ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling.

(22)

Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

Projectnr. 267699 mei 2014, revisie 0B

6 van 23

1 Inleiding

In maart 2014 heeft Antea Group in opdracht van Bodemvisie Milieu & Veiligheid BV een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het plangebied Spoarleane 23 te Koudum, gemeente Súdwest-Fryslân.

Aanleiding

De aanleiding tot het onderzoek is de toekomstige nieuwe inrichting van het terrein met een waterwatergang die het bestaande kanaal verbindt met het nieuwbouwperceel Spoarleane 23. Het onderzoek vindt plaats in het kader van een omgevingsvergunning.

Type onderzoek

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen - verkennende en karterende fase (zie ook AMZ-cyclus: bijlage 2).

Doel

Het doel van het archeologisch onderzoek is het in beeld brengen van het aspect archeologie. Op basis hiervan worden adviezen opgesteld op welke wijze archeologie zo nodig kan worden ingepast in de gewenste ontwikkelingen.

Het bureauonderzoek en veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.

(23)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Hindeloopen, gemeente Súdwest-Fryslân

te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân Projectnr. 266511

mei 2014, revisie 0B

7 van 23

2 Bureauonderzoek

Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een

gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Waar kunnen we wat verwachten?

Voor het opstellen van een dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt van reeds bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, bodemkundige gegevens en informatie over de landschappelijke situatie. Een gespecificeerde verwachting gaat in op de mogelijke aanwezigheid, het karakter, de omvang, datering en eventuele (mate van) verstoring van archeologische waarden binnen het plangebied.

2.1 Beschrijving onderzoekslocatie

Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van Hindeloopen, ten westen van Koudum en ten oosten van

Molkwierum. Het plangebied begint in de zuidelijke helft van perceel 713 en loopt via een bestaande sloot tot aan de vaart ten zuiden van perceel 713 (zie Afbeelding 1 en 2).

De te onderzoeken locatie heeft een maximale breedte van 45 m, een maximale lengte van 115 m wat resulteert in een oppervlakte van ongeveer 2.500 m2(0,25 ha).

Afbeelding 2. Situatie plangebied De toekomstige situatie (grijs gearceerd gebied is uit te graven oppervlak).

Opgehoogd perceel 713 is met een groene lijn aangegeven.

(24)

Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

Projectnr. 267699 mei 2014, revisie 0B

8 van 23 Begrenzing onderzoeksgebied

Het onderzoeksgebied omvat de nabije omgeving van het plangebied, waarbij een straal van circa 1 km rondom het plangebied als uitgangspunt is genomen.

Huidig gebruik plangebied

Het plangebied is momenteel in gebruik als grasland met sloten.

Consequenties toekomstig gebruik

In de toekomst ligt het in de bedoeling om een watergang te graven die het nieuwbouwperceel 713 verbindt met de bestaande vaart (zie Afbeelding 2). De maximale ontgravingdiepte bedraagt ter plaatse van de watergang twee meter. Eventueel aanwezige archeologische resten kunnen hierdoor vernietigd worden.

2.2 Landschappelijke situatie

Geologie

In het plangebied komt dekzand (Formatie van Boxtel) voor, dat in de laatste fasen van het Pleistoceen is afgezet. Het dekzand is in het Holoceen afgedekt door afzettingen van Nieuwkoop (veen) en

afzettingen van Naaldwijk (klei).1Alleen de hoger gelegen gronden o.a. bij Koudum bleven onbedekt.

Over het veen of daar waar dit is weg geërodeerd direct op het dekzand, is klei en kalkhoudend zavelig materiaal afgezet (kwelderafzettingen).

Geomorfologie) en AHN

Het plangebied ligt volgens de geomorfologische kaart (Afbeelding 3) in een vlakte van getijden- afzettingen (code 2M35). Ten oosten van het plangebied ligt een keileemrug van keileem/potklei waarop Koudum is gelegen en waar een laaggelegen vlakte van ten dele verspoelde dekzanden tegenaan ligt (code 2M10).

Afbeelding 3. Uitsnede uit geomorfologische kaart met locatie plangebied (lichtblauw kader) en verschillende geomorfologische eenheden (lichtgroen: vlakten, felgroen: matig diepe dalen en rood: hoge heuvels en ruggen).

Bron: ARCHIS II/Alterra.

1De Mulder et al., 2003.

(25)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Hindeloopen, gemeente Súdwest-Fryslân

te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân Projectnr. 266511

mei 2014, revisie 0B

9 van 23 Op de Actuele Hoogtekaart Nederland (AHN) is zichtbaar dat het plangebied in een laaggelegen zone (donkergroen/blauw gebied op Afbeelding 4) ligt ten noordwesten van een hoger gelegen keileemrug (oranje en gele zone). De bewoning ligt voornamelijk op de overgangszone (lichtgroene gebieden). De gemiddelde hoogte van het maaiveld binnen het plangebied langs de bestaande sloot ligt rond 0,5 m - beneden NAP. Perceel 713 ligt boven NAP, op gemiddeld 0,25 +NAP en is waarschijnlijk kunstmatig opgehoogd.

Afbeelding 4. Uitsnede van de AHN kaart met locatie plangebied (binnen rode cirkel). (lichtgroen: vlakten, felgroen: matig diepe dalen en rood: hoge heuvels en ruggen). Bron: ahn.nl.

Bodem en grondwater

De bodem binnen het plangebied bestaat volgens de bodemkaart (Afbeelding 5) gedeeltelijk uit knippoldervaaggronden van zavel en lichte klei (code: kMn63C) met grondwatertrap II.2Deze poldervaaggronden behoren tot de zeekleigronden welke bestaan uit gerijpte gronden waarvan het minerale deel tussen het maaiveld en 0,8 m -mv. voor meer dan de helft uit zavel of klei bestaat. Deze bovengrond is daardoor vrij stevig. Dieper in de ondergrond wordt de bodem langzaamaan wat slapper en kan deze pleistoceen dekzand bevatten.3

Het zuidelijke deel van het plangebied ligt binnen een zone van veldpodzolgronden van leemarm en zwak lemig fijn zand (code Hn21) met grondwatertrap III.4In Friesland bestaat een belangrijk gedeelte van het pleistoceen dekzandgebied uit veldpodzolgronden. Rondom Koudum vormen de

veldpodzolgronden een overgangszone tussen de hoger gelegen pleistocene zandgronden en de lager gelegen moerige gronden, veengronden en kleigronden.5Deze veldpodzolgronden liggen iets hoger en droger dan de zeekleigronden waardoor bodemvorming heeft kunnen plaatsvinden in het dekzand dat tegen de ten zuidoosten van het plangebied gelegen keileemrug (code KX) is opgewaaid. In het plangebied gaat het om een veldpodzolgrond met een kleidek. De kalkloze kleibovengrond is hier sterk vermengd met pleistoceen zand. Het kan zijn dat zich beneden 0,1-0,2 m -mv. onder een zandigere kleilaag laag een tien tot twintig cm dikke laag grijze, kalkloze, zware klei bevindt. Deze zware kleilaag is nadelig voor de waterhuishouding en kan veroorzaken dat regenwater niet goed weg kan lopen

2Gemiddelde hoogste grondwaterstand ligt rond mv. Gemiddelde laagste grondwaterstand ligt tussen 0,5 en 0,8 m beneden mv.

3Stiboka 1982, p. 83-85.

4Gemiddelde hoogste grondwaterstand ligt ondieper dan 0,4 m beneden mv. Gemiddelde laagste grondwaterstand ligt tussen 0,8 en 1,2 m beneden mv.

5Stiboka 1982, p. 63-67.

(26)

Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

Projectnr. 267699 mei 2014, revisie 0B

10 van 23 waardoor de bovengrond makkelijker wordt vertrapt. De B-horizont is over het algemeen goed

ontwikkeld en loopt tot vrij diep door.

De knippoldervaaggronden komen overeen met de vlakte van getijdenafzettingen op de

geomorfologische kaart, de veldpodzolgronden komen overeen met de vlakte van ten dele verspoelde dekzanden.

Afbeelding 5. Plangebied (lichtblauw kader) op de bodemkaart, schaal 1:50.000 (Rood: brikgronden, roze:

podzolgronden en felgroen: zeekleigronden). Bron: Alterra/Archis II.

2.3 Historische situatie en mogelijke verstoringen

Korte bewoningsgeschiedenis

Het dekzand dat in het Pleistoceen aan het oppervlak heeft gelegen zal van oudsher een geliefde vestigingsplaats zijn geweest voor de mens. In en in de omgeving van het plangebied zijn hoger gelegen gronden (keileemruggen bedekt met dekzand) aanwezig. Met name deze hoog gelegen gronden zullen door mobiele groepen jagers/verzamelaars zijn bezocht. In de loop van het Holoceen raakte in eerste instantie het lager gelegen dekzandgebied overgroeid met veen. Vanaf de bronstijd raakten ook de hogere delen in het landschap overdekt met veen. Het onderzoeksgebied was van toen niet meer geschikt voor bewoning.

Uiteindelijk raakte het gebied als gevolg van de zeespiegelstijging bedekt met een kleilaag en

afwisselende klei en zandlagen (kwelderafzettingen). Op de kwelderwal die langs de Friese westkust is ontstaan tussen 900 voor Chr. en het begin van de jaartelling gingen weer voor het eerst mensen wonen.

In de derde eeuw na Chr. nam de activiteit van de zee echter toe en was de mens genoodzaakt om terpen op te werpen op de kwelderrug. Overstromingen en voortschrijdende erosie van land door zee leidden ertoe dat de mens het land ging beschermen door de aanleg van dijken. Langs de Friese westkust heeft bedijking plaatsgevonden in de twaalfde eeuw. Bewoning was alleen mogelijk op de hoger gelegen kwelderwallen en keileemruggen, waarop Koudum, Molkwerum en Hindeloopen zijn gelegen.

(27)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Hindeloopen, gemeente Súdwest-Fryslân

te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân Projectnr. 266511

mei 2014, revisie 0B

11 van 23 Over de vroege geschiedenis van Koudum en omgeving is relatief weinig bekend.6De eerste vermelding van Koudum in de historische bronnen dateert uit de periode tussen de tiende en de twaalfde eeuw. In de tiende eeuw komt Koudum als Kolwidun of Kalwidun voor in de registers van het klooster Werden in Duitsland. "Kol" betekent hoogst punt, "widu" betekent bos.

De mensen leefden in dit gebied hoofdzakelijk van landbouw, waarbij de laagtes als hooigronden en de hoogtes als akkerland gebruikt werden. Daarnaast hield men zich bezig met visserij en vogeljacht in de meren en moerassen. In de late middeleeuwen werd de geschiedenis van de regio sterk beïnvloed door verwikkelingen rondom het scheepvaartcentrum Stavoren, ten zuidwesten van Koudum. Bekend is de slag om Stavoren bij Warns in 1345, waar de landlieden uit de regio meevochten tegen de Hollandse graaf. De adellijke families uit Molkwerum, Hemelum en Koudum speelden een belangrijke rol in deze onrustige tijden. In die tijd lagen hier de Staten Galama, Epema en Keimpe Doniahuis. Ten noorden van Koudum lag State Grovenstins. In 1515 werd Koudum geplunderd en afgebrand door de “Zwarte Hoop”, het huurleger van Karel V, en in 1586 door de Spanjaarden. In de zeventiende en achttiende eeuw nam Hindeloopen de leidende rol in de zeevaart over van Stavoren. Ook Koudum had hier een aandeel aan door het leveren van manschappen.

Vanaf de zeventiende eeuw werden veel meren drooggelegd, beginnend met de Staverse-, Noorder- en Zuidermeren. In de negentiende eeuw werden ook het Flait en Haanmeer drooggelegd. Toch gebeurde het regelmatig dat de dijken doorbraken. De laatste grote overstroming dateert uit 1825, toen

tweederde van Friesland onder water kwam te staan. Harlingen, Stavoren en Hindeloopen werden met de ondergang bedreigd, waarbij op de hoogten bij Koudum en Hemelum velen een onderkomen konden vinden.

Historische kaarten

 Schotanus 1718 (kaart Hemelumer Oldeferd en Noordwolde7): het plangebied is niet herkenbaar, maar wel duidelijk te zien zijn de diverse meren die het plangebied omringen (Afbeelding 6). De meren zijn verbonden door vaarten die elkaar kruisen, de zogenaamde Kruysvaart.

 minuutplan (ca. 1811-1832): op het minuutplan ligt het plangebied in agrarisch gebied. De meren zijn nog aanwezig. Er staat nog geen boerderij op de locatie van het huidige perceel 713.

 Eekhoff 1849-1859 (kaart Hemelumer Oldeferd en Noordwolde8): op deze kaart is de "nieuwe weg van Molkwerum naar Koudum 1849" aangeduid langs de oost-west lopende vaart en is de Gersloot gedeeltelijk ingepolderd. De omgeving van het plangebied is nu geheel agrarisch in gebruik en bestaat voornamelijk uit grasland.

 Topografische kaart (1830-1864): het plangebied is nog steeds agrarisch in gebruik (grasland;

Afbeelding 7).

 topografische kaart (1908): pal ten noorden van het plangebied is nu een boerderij te zien die kennelijk aan het einde van de negentiende of direct aan het begin van de twintigste eeuw is gebouwd (Afbeelding 8). Deze boerderij is begin eenentwintigste eeuw gesloopt. Momenteel ligt het perceel braak.

6Berkel en Samplonius, 2006.

7http://www2.tresoar.nl/digicollectie/

8http://www2.tresoar.nl/digicollectie/

(28)

Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

Projectnr. 267699 mei 2014, revisie 0B

12 van 23 Afbeelding 6. Het plangebied (binnen rode cirkel) op de kaart van Schotanus uit 1718. Bron:

www2.tresoar.nl/digicollectie/

Afbeelding 7. Het plangebied (binnen rode cirkel) op de topografische kaart uit 1830-1864. Bron: watwaswaar.nl

(29)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Hindeloopen, gemeente Súdwest-Fryslân

te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân Projectnr. 266511

mei 2014, revisie 0B

13 van 23 Afbeelding 8. Het plangebied (lichtblauw kader) op de topografische kaart uit 1908. Bron: ARCHIS II /

watwaswaar.nl

Mogelijke verstoringen

De bovengrond zal waarschijnlijk alleen licht verstoord zijn geraakt door agrarisch landgebruik (ploegen e.d.) en de aanleg van sloten. Verder kan erosie van het veen en de top van het dekzand een

verstorende werking op eventuele archeologische resten hebben gehad.

2.4 Bekende waarden

Archeologische waarden

Gegevens uit ARCHIS: AMK-terreinen

 in plangebied: geen.

 in onderzoeksgebied: ten oosten van het plangebied ligt AMK-terrein 15122, de oude dorpskern van Koudum (terrein van hoge archeologische waarde). De dorpskern dateert uit de late middeleeuwen tot nieuwe tijd.

Gegevens uit ARCHIS: archeologische waarnemingen

 in plangebied: geen.

 in onderzoeksgebied: ten oosten van het plangebied liggen enkele locaties waar archeologische vondsten zijn waargenomen (zie tabel 1). De vondsten betreffen voornamelijk losse voorwerpen uit de late middeleeuwen tot en met nieuwe tijd (dierlijk bot en scherven van o.a. roodbakkend en industrieel wit aardewerk) die gerelateerd zijn aan de laatmiddeleeuwse bewoning in Koudum.

Waarnemingsnummers 40094, 408321 en 408323 betreffen tevens oudere vondsten (vuurstenen artefacten) uit het paleolithicum en uit het mesolithicum.

(30)

Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

Projectnr. 267699 mei 2014, revisie 0B

14 van 23

Waarnr Complex Begin Eind

40094 Onbekend Mesolithicum: 8800 - 4900 v C Mesolithicum: 8800 - 4900 v C 408315 Onbekend Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 n C Nieuwe tijd C: 1850 - heden 408317 Onbekend Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 n C Nieuwe tijd C: 1850 - heden 408319 Onbekend Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 n C Nieuwe tijd C: 1850 - heden 408321 Nederzetting, onbepaald Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 n C Nieuwe tijd C: 1850 - heden 408323 Nederzetting, onbepaald Paleolithicum: tot 8800 v C Nieuwe tijd C: 1850 - heden 408325 Nederzetting, onbepaald Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 n C Nieuwe tijd C: 1850 - heden 408327 Nederzetting, onbepaald Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 n C Nieuwe tijd C: 1850 - heden Tabel 1. Waarnemingen binnen een straal van 1 km rondom het plangebied.

Gegevens uit ARCHIS: eerdere onderzoeken

 in plangebied: geen.

 in onderzoeksgebied: rondom de dorpskern van Koudum zijn een aantal onderzoeken uitgevoerd, voornamelijk door de Steekproef en enkele door Oranjewoud BV (nu Antea Group). Uit al deze onderzoeken blijkt dat de bodem in en rondom Koudum dusdanig is verstoord dat er geen archeologische waarden meer in de bodem aanwezig zijn.

Ondergrondse bouwhistorische waarden

Op de leefomgevingkaart9zijn ter plaatse van de locatie en de directe omgeving geen ondergrondse bouwhistorische waarden weergegeven.

2.5 Archeologische verwachting

Bestaande verwachtingskaarten

De gemeente Sûdwest-Fryslân beschikt (nog) niet over een eigen verwachtings- en/of beleidskaart.

Daarom zijn de eisen van de Provincie Fryslân, zoals gevisualiseerd op de Friese Monumentenkaart Extra (FAMKE) leidend.

Volgens de gemeentelijke Erfgoednota (waarbij inbegrepen de richtlijnen van de FAMKE) geldt voor het gehele plangebied een onderzoeksplicht. Naast het bureauonderzoek dient voor de periode steentijd - bronstijd een inventariserend veldonderzoek, "karterend onderzoek 1" (bij ingrepen > 500 m2

booronderzoek van 12 boringen per ha, met een minimum van 12 per plan te worden uitgevoerd. (zie Afb. 9).

Voor de periode ijzertijd - middeleeuwen is aangegeven dat er een "karterend onderzoek 1" (bij ingrepen > 500 m2booronderzoek van 6 boringen per ha, met een minimum van 6 per plan moet worden uitgevoerd. (zie afb. 10).

De archeologische resten uit de steentijd in deze gebieden kunnen zich vlak onder de oppervlakte bevinden. de resten zijn afgedekt door een dun veen- of kleidek.

Het uit te voeren karterend booronderzoek kan verder ook inzicht geven in de aanwezigheid van dekzandkopjes of -ruggen, waarop zich archeologisch resten zouden kunnen bevinden. Het booronderzoek zal zich hier dan ook richten op het microreliëf van het dekzand onder het veen- of kleidek.

In deze gebieden kunnen zich tevens vindplaatsen bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. De mogelijke ligging van deze vindplaatsen is afhankelijk van de opbouw van het landschap en de mate van intactheid van het bodemprofiel.

9https://www.atlasleefomgeving.nl/

(31)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Hindeloopen, gemeente Súdwest-Fryslân

te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân Projectnr. 266511

mei 2014, revisie 0B

15 van 23 Afbeelding 9. Het plangebied (rood kader) op een uitsnede van de advieskaart steentijd - bronstijd. Bron: FAMKE.

Afbeelding 10. Het plangebied (rood kader) op een uitsnede van de advieskaart ijzertijd - middeleeuwen. Bron:

FAMKE.

Gespecificeerde archeologische verwachting Datering

In het plangebied worden met name resten van bewoning uit de periode laat paleolithicum - laat neolithicum verwacht in het dekzand. Resten uit de bronstijd - Romeinse tijd worden, gezien de natte omstandigheden in deze perioden in het plangebied niet verwacht. Indien in het plangebied een podzolbodem in dekzand wordt aangetroffen dan kunnen zich in deze bodem archeologische resten vanaf de late middeleeuwen - nieuwe tijd bevinden. In deze perioden werden hogere en drogere locaties in het landschap, zoals dekzandkoppen en keileemruggen, geschikt voor bewoning. In deze hoger liggende bodems kon een podzol ontstaan die zich vanaf de steentijd ontwikkelde maar die pas in de middeleeuwen grotendeels tot volledig gevormd is.

Complextype

Laat paleolithicum - laat neolithicum: de complextypen die kunnen worden verwacht hangen samen met een mobiele leefwijze, zoals kampementen en resten van de productie van vuurstenen werktuigen.

(32)

Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

Projectnr. 267699 mei 2014, revisie 0B

16 van 23 Indien er microreliëf aanwezig is er een verhoogde kan op de aanwezigheid van resten op de top van een dergelijk hoogte.

Late middeleeuwen - nieuwe tijd: de complextypen die kunnen worden verwacht hangen samen met een sedentaire levenswijze, zoals huisplaatsen, nederzettingsresten en agrarische activiteiten.

Omvang

De omvang van eventuele archeologische resten kan variëren van een puntvondst tot een

steentijdvindplaats van enkele honderden vierkante meters. Bewoning uit de late middeleeuwen - nieuwe tijd zal een enkel huiserf betreffen van enkele honderden vierkante meters.

Diepteligging

Archeologische resten worden vanaf het maaiveld verwacht. In gegraven sporen (zoals haardkuilen) in de top van het dekzand, dat mogelijk al binnen een meter beneden maaiveld ligt.

Locatie

In principe kunnen overal binnen het plangebied archeologische resten worden aangetroffen.

Uiterlijke kenmerken

Laat paleolithicum - laat neolithicum: tijdelijk kampementen en vuursteenvindplaatsen bestaan uit een strooiing van vuurstenen werktuigen, restanten van productie van werktuigen (afvalkernen). Daarnaast kunnen haardkuilen met daarin verbrand afval aangetroffen worden (bot, hazelnootdoppen, vuursteen).

Late middeleeuwen - nieuwe tijd: van nederzettingsterreinen kunnen onder meer funderingen, paalgaten, haardkuilen,aardewerk, bot en metaal worden aangetroffen, evenals waterputten en beerputten. Agrarische activiteiten kenmerken zich door ploegsporen en perceelbegrenzing.

Mogelijke verstoringen

De bovengrond zal waarschijnlijk alleen licht verstoord zijn geraakt door agrarisch landgebruik (ploegen e.d.) en de aanleg van sloten. Verder kan erosie een verstorende werking op eventuele archeologische resten hebben gehad.

2.6 Conclusies en advies voor vervolgonderzoek

Op basis van bovenstaande gegevens blijkt dat het plangebied ligt op de grens van een vlakte van getijdenafzettingen en een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden. De bodem bestaat uit

knippoldervaaggronden en veldpodzolgronden. Binnen het plangebied kunnen archeologische resten verwacht worden uit de perioden laat paleolithicum - laat neolithicum en late middeleeuwen - nieuwe tijd in het dekzand.

Volgens de gemeentelijke Erfgoednota (waarbij inbegrepen de richtlijnen van de FAMKE) valt het plangebied binnen twee advieszones:

 Advieskaart steentijd - bronstijd: Karterend onderzoek 1 (bij ingrepen > 500 m2 booronderzoek van 12 boringen per ha, met een minimum van 12 per plan)

 Advieskaart ijzertijd - middeleeuwen: Karterend onderzoek 1 (bij ingrepen > 500 m2 booronderzoek van 6 boringen per ha, met een minimum van 6 per plan)

Dit houdt in dat er conform gemeentelijk beleid voor dit plangebied naast een bureauonderzoek tevens een karterend booronderzoek van in totaal 12 boringen moet worden uitgevoerd.

Om de bevindingen uit het bureauonderzoek te toetsen en de aan- of afwezigheid van een vindplaats vast te stellen wordt geadviseerd conform de richtlijnen van de FAMKE in het plangebied twaalf boringen te zetten. De boringen dienen met een Edelmanboor (ø 10/12 cm) en/of een guts (ø 3 cm) te worden gezet. De boringen worden tot een diepte van 2 m -mv. (maximale ontgravingdiepte) of tot minimaal 0,3 m in de ongeroerde C-horizont (pleistoceen dekzand). Indien dekzand aanwezig is binnen 2 meter dienen de boringen te worden gezet met een 15 cm Edelmanboor en dient het materiaal uit de boringen te worden gezeefd over een 3 cm zeef.

Conform de FAMKE dient het booronderzoek zich wat betreft de perioden steentijd - bronstijd vooral te richten op het microreliëf van het zand onder het veen- of kleidek. Mochten zich in de gebieden

(33)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Hindeloopen, gemeente Súdwest-Fryslân

te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân Projectnr. 266511

mei 2014, revisie 0B

17 van 23 dekzandkoppen of -ruggen bevinden, dan beveelt de provincie aan een waarderend onderzoek te laten verrichten op de gevonden koppen (advies ‘waarderend onderzoek - kopjes').

Wat betreft de perioden ijzertijd - middeleeuwen dient het booronderzoek zich te richten op de aanwezigheid van vindplaatsen. Worden er een of meerdere vindplaatsen aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats. De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.

(34)

Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

Projectnr. 267699 mei 2014, revisie 0B

18 van 23

3 Veldonderzoek

3.1 Doel- en vraagstelling

Doel: het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting, zoals deze op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is opgesteld.

Het uitgevoerde onderzoek betreft een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen.

Aangezien binnen twee meter dekzand aanwezig was, is besloten om karterend booronderzoek uit te voeren (15 cm Edelmanboor en zeven). Een karterend onderzoek heeft als doel het in kaart brengen van eventuele verstoringen in de bodem, het verkrijgen van enig inzicht in de bodemopbouw binnen het gebied inclusief de aanwezigheid van microreliëf en het bepalen van de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen.

Vraagstelling:

 Wat is de bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor bodemverstoringen?

 Is er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig en/of zijn er archeologische indicatoren aangetroffen die hierop kunnen wijzen? Zo ja, wat is de aard, conserveringstoestand en datering van deze indicatoren/vindplaats?

 Indien archeologische lagen aanwezig zijn; op welke diepte bevinden deze zich en wat is de maximale diepte?

 Waaruit bestaat of bestaan deze archeologische laag of lagen?

 In welke mate wordt een eventueel aanwezige vindplaats verstoord door realisatie van geplande bodemingrepen?

 Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

 In welke mate stemmen de resultaten van het veldwerk overeen met de verwachtingen van de bureaustudie?

 Wat zijn de aanbevelingen? Is nader onderzoek noodzakelijk? En zo ja, waaruit kan deze bestaan?

3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze

Datum uitvoering 11 maart 2014

Veldteam I.N. Kaptein (KNA-archeoloog)

Weersomstandigheden Zonnig, circa 12°C

Boortype Edelmanboor 15 cm.

Positionering boringen

(boorgrid) Zoveel mogelijk verspreid over het terrein om een dekkend beeld van de bodemopbouw te krijgen

Methode conform Leidraad SIKB10 Karterend booronderzoek Oriëntatie grid t.o.v. geomorfologie/paleo-

landschap N.v.t.

Wijze inmeten boringen X,Y: GPS in psion,Z: op basis van AHN Overige toegepaste methoden N.v.t.

Wijze onderzoek / beschrijving boorkolom NEN 5104 en ASB

Verzamelwijze archeologische indicatoren Snijden/brokkelen en zeven over 3 mm zeef.

Bemonstering N.v.t.

Vondstzichtbaarheid aan oppervlak Plangebied is begroeid met gras, vondstzichtbaarheid vrijwel nihil.

Omschrijving oppervlaktekartering N.v.t.

10Tol e.a. 2006.

(35)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Hindeloopen, gemeente Súdwest-Fryslân

te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân Projectnr. 266511

mei 2014, revisie 0B

19 van 23

3.3 Resultaten

Voor een overzicht van de boringen wordt verwezen naar de boorprofielen in bijlage 3 en de situatiekaart in de kaartenbijlage.

Bodemopbouw

De bodem in het plangebied bestaat over het algemeen uit een 0,35 tot 0,7 m dikke geroerde kleilaag met hier en daar puinresten (vooral op perceel 713 dat is opgehoogd met zandige klei en langs de bestaande vaart waar klei is opgeworpen tot een dijkje) op een 0,15 tot 0,4 m dikke natuurlijke laag gerijpte klei met iets roest. Hieronder bevindt zich een 0,15 tot 0,4 m dikke laag veraard veen dat enigszins kleiig is, maar ook zandig. De veenlaag is niet verslagen maar intact. Alleen in boring 06 (oostzijde halverwege het perceel) ontbreekt de veraarde veenlaag; hier is alleen een venige kleilaag van 0,15 m dik aanwezig.

Onder het veen, tussen de 0,5 (boring 6) en 1,3 m -mv. (boring 10 noordzijde perceel) ligt een gemiddeld 0,25 m dikke laag zeer fijn humeus donkergrijsbruin zand waarin nog een B-horizont aanwezig is. Onder deze B bevindt zich een roestige BC-horizont. De BC-horizont is een waterharde laag van gemiddeld 0,1 m dik, er zit zoveel roest in dat de zandlaag een compacte massa vormt en slecht doordringbaar is.

Onder de BC-horizont volgt de C-horizont van zeer fijn beige dekzand.

De bodemopbouw is in het gehele plangebied hetzelfde. Er is geen tweedeling tussen veldpodzolgrond en knippoldervaaggrond aangetroffen: in het gehele plangebied ligt een veldpodzolgrond met

daarboven een intacte, veraarde veenlaag die is afgedekt met gerijpte klei. Het veen is niet verslagen en ook het dekzand is niet verspoeld.

Microreliëf

De NAP-hoogte van het maaiveld is vastgesteld met behulp van de AHN. Er is een ZO-NW profiel gemaakt van de boringen 1 t/m 9 (zie bijlage 4). Hiermee is een lengteprofiel gevormd over de lange zijde (ca 100 m) van het perceel waarbij moet worden opgemerkt dat de rij 'boring 1-6' één lijn vormen maar dat de lijn 'boring 7-9' iet verder naar het westen ligt. Uit het profiel volgt dat het de top van het dekzand tussen boring 1-8 er binnen het perceel geen microreliëf waarneembaar is. In boring 1 aan de zuidzijde bevindt zich het dekzand op een diepte van circa 1,3 m -NAP. In boring 7 begint het dekzand op 1,2 m -NAP. Ter plaatse van boring 9 bevindt zich de top van het dekzand op 1,0 m -mv. Er is dus een hoogteverschil is van 0,3 m in de vijftien meter tussen boring 8 en 9. In boring 10 bevindt zich de top van het zand op -1,15 m -NAP, in boring 12 weer op circa 1,3 m -NAP (=NO-ZW verloop ca 20 m1). Er lijkt dus een zandkop/rug te beginnen in de uiterste noordoost hoek van het perceel. Het verdere verloop en de top hiervan zullen zich buiten het onderzoeksgebied bevinden. Het verloop van de top van het dekzand is met de uitgevoerde boringen voldoende in beeld gebracht en aanvullend onderzoek binnen het gebied is niet nodig.

Waarnemingen

Het opgeboorde dekzand is gezeefd over 3 mm. Bij het zeven van het zand zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats.

(36)

Bureau- en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) Camping Schuilenburg te Koudum, gemeente Súdwest- Fryslân

Projectnr. 267699 mei 2014, revisie 0B

20 van 23

4 Conclusies en advies

4.1 Conclusies

Aan de hand van de resultaten van het uitgevoerde bureau- en veldonderzoek, kunnen de volgende antwoorden worden geformuleerd op de in hoofdstuk 3 genoemde onderzoeksvragen:

Wat is de bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor bodemverstoringen?

De bodem bestaat binnen de het onderzochte gebied uit een geroerde kleilaag (opgehoogd op perceel 713 en dijkje langs bestaande vaart) op een natuurlijke kleilaag op veraard veen op zand

(veldpodzolprofiel). De afzettingen zijn natuurlijk en intact. Er is geen sprake verspoeling of verslagen veen.

De top van het dekzand bevindt zich gemiddeld op 1,25 m -NAP. Er is geen noemenswaardig microreliëf binnen het gebied aanwezig. Aan de uiterste noordoostzijde van het onderzoeksgebied begint het zand op 1,0 m -NAP. Er is geconcludeerd dat dit mogelijk wijst op het begin van een dekzandkop/-rug. De werkelijke top bevindt zich dan buiten het gebied. Verder onderzoek binnen het gebied

Is er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig en/of zijn er archeologische indicatoren aangetroffen die hierop kunnen wijzen? Zo ja, wat is de aard, conserveringstoestand en datering van deze indicatoren/vindplaats?

Er zijn bij het onderzoek geen archeologische indicatoren of lagen aangetroffen die doen vermoeden dat er binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is.

Indien archeologische lagen aanwezig zijn; op welke diepte bevinden deze zich en wat is de maximale diepte?

Niet van toepassing.

Waaruit bestaat of bestaan deze archeologische laag of lagen?

Niet van toepassing.

In welke mate wordt een eventueel aanwezige vindplaats verstoord door realisatie van geplande bodemingrepen?

Er zijn tijdens het uitgevoerde onderzoek geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat binnen het onderzochte gebied een vindplaats aanwezig is. Vanuit het onderzoek kan dan ook worden

geconcludeerd dat de kans zeer klein is dat de voorgenomen bodemingrepen archeologische resten aan zullen tasten.

Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Niet van toepassing.

In welke mate stemmen de resultaten van het veldwerk overeen met de verwachtingen van de bureaustudie?

Op basis van het bureauonderzoek werd een knippoldervaaggrond in het noordelijk deel en een veldpodzolgrond in het zuidelijk deel van het plangebied verwacht, waarin archeologische resten uit de steentijd en late middeleeuwen - nieuwe tijd zouden kunnen worden aangetroffen. Het bodemprofiel is in het gehele plangebied echter hetzelfde, namelijk een door klei en veraard veen afgedekt

veldpodzolprofiel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

diepte lithologie kleur grens 35 Zs1 donker bruingrijs scherp.. 60 Zs1 bruingrijs scherp Archeologische

Door de ligging op oeverwal van de Lek heeft de onderzoekslocatie volgens de verwachtingskaart van de gemeente Lies- veld (afb. 5) een hoge verwachting op archeologische resten uit

Gezien de gunstige landschappelijke ligging op de overgang van een relatief hooggelegen dalvlakteterras bedekt met dekzand naar een beekdal met water, wordt aan het plangebied

Ter plaatse van de noordelijke sloot zijn geheel intacte natuurlijke veengronden aangetroffen en ontbreken aanwijzingen voor archeologische lagen, waardoor de lage

De middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen van jagers- verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum kan voor de omgeving van

Binnen het plangebied zijn in de boringen enkel sedimenten waargenomen die aanleiding geven voor een lage verwachting; onder de humeuze lagen komen tot 1,5 m -mv geen sedimenten

Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauon- derzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen

Archeologische vondsten kunnen in het plaggendek worden aangetroffen dat in het grootste deel van het plangebied vanaf 80 – 120 cm beneden maaiveld aanwezig is.. De overgangs-