• No results found

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes · dbnl"

Copied!
253
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Chr. van Abkoude

bron

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes. Met illustraties van Jan Rinke. A.W. Bruna & zoon, Utrecht z.j. [1918] (3de druk)

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/abko001pink02_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(3)

---

Toen keek ze haar jongen glimlachend aan en vroeg:

- Wat ben je van me?

- Moeders troost op 'r ouwen dag! zei Boet hartelijk en kuste de hand, die zijn wangen streelde.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(4)

Hoofdstuk I.

Paul, bijgenaamd Boet.

eze veelbelovende jongeheer vierde juist zijn zevenden verjaardag op het oogenblik, dat ons verbal een aanvang neemt. Hij was een jon-

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(5)

gen, die een heeleboel aardige gewoonten en manieren had en daarbij was hij zoo slim als een groot mensch. Eén van de aardige dingen aan hem was, dat hij wel Paul heette, maar nooit zoo genoemd werd. Zijn alledaagsche naam was Boet. Dat is een gekke naam, en Paul zelf vond dien naam ook nog al vervelend, maar het was nu eenmaal niet anders. Paul en zijn zusje Eva waren geboren in Transvaal, en daar noemde men een klein broertje: Boet. Dien naam behield hij vele jaren. Boet hield veel van zijn moeder en zijn zusje Eva. Dat zusje word evenmin Eva genoemd als haar broer Paul. Men noemde haar Maus. Dat is ook een gekke naam voor een meisje, maar wanneer je nu weet dat hun wader een Duitscher was, en dat Duitsche woord

‘lieveling’ beteekent, dan is 't ook alweer te begrijpen, dat Eva nooit ‘Eef’ maar altijd Maus genoemd werd. Men sprak dan ook altijd van Boet en Maus. Hun familienaam was Pinkerton, en onder kennissen noemde men hen algemeen ‘de Pinkertonnetjes’.

Na hun vertrek uit Zuid-Afrika, waar de heer Pinkerton in den Transvaalschen Oorlog ten gevolge van groote ontberin

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(6)

gen gestorven was, had Mevrouw Pinkerton zich gevestigd in de zeer druk bezochte badplaats Duinwijk, waar zij een ‘pension’ oprichtte.

Mevrouw Pinkerton was een lieftallige, beschaafde dame, maar die er volstrekt niet

tegen opzag de handen uit de mouwen te steken om haar kinderen een uitstekende opvoeding te geven. Haar pension, eenvriendelijkevilla, gelegen in het Vlaamsche Park te Duinwijk, heette ‘Bloemfontein’ en haar gasten, die zoowel zomer als winter bij haar doorbrachten, waren zóó aan haar gehecht, dat zij bijna niet van haar konden scheiden.

Zooals gezegd - Boet was jarig. Hij

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(7)

had zijn verjaardag op school gevierd door de jongens van zijn klas op chocolade te trakteeren en de hoed van de onderwijzeres met apenootjes te vullen. Daar had juffrouw Roberts heel gek van opgekeken, maar omdat zij wee een grapje velen kon en veel van Boet hield, had ze er zelf ook om gelachen.

De kinderen noemden haar meest juffrouw ‘Robbedoes’, omdat ze zoo gezellig met hen omging. Toen Boet na het uitgaan van de school om twaalf uur naar huis ging, had hij ditmaal weinig lust om, zooals gewoonlijk, eerst met een troepje vrienden nog wat kattekwaad uit te halen alvorens te gaan koffiedrinken. Nu, als je jarig bent is dat wel te begrijpen. Boet holde zoo hard naar huis, dat hij op den hoek van een straat een agent bijna ondersteboven liep. Hij wilde dan nu ook maar zoo spoedig mogelijk thuis wezen. Zouden er nog meer cadeaux gekomen zijn? Van morgen had-ie van Moeder al 'n prachtige verfdoos met twee groote kleurboeken gekregen en van zus Maus een reus van een bal. Zouden misschien ook de anderen hem een geschenk geven.

De anderen, dat waren de menschen, die

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(8)

Mevrouw Pinkerton op haar kamers had. In de eerste plaats de trouwe vriend van Boet en Maus, mijnheer Borio, een alleraardigst man, die ondanks zijn vijf-en-zestig jaren nog zoo echt met Boet en zijn zusje kon meedoen.

Zij noemden hem nooit: mijnheer, maar altijd Vriend. En dan had je freule Hoogenbrock, die altijd zoo lief voor de kinderen was en steeds een vriendelijk woord voor hen had, vervolgens zuster Emma, de verpleegster van freule Hoogenbrock, die zoo gezellig vertellen en voorlezen kon en op straat altijd wat lekkers voor hen kocht.

Meer gasten waren er op het oogenblik niet, maar t was ook winter, juist 21 December en dan zijn plaatsen als Duinwijk niet zoo heel druk bezocht.

Boet was in spanning.... hóópte op nieuwe cadeaux, leuke dingen, waar je fijn pret mee kon hebben.

Daar was hij er!

Hij holde 't voortuintje binnen en trok de bel haast uit de deurpost.

Mina, de meid, deed verschrikt open.

- Zeg, is me dat nou bellen, Boet!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(9)

- 'n Tik op je snoet, die zeer doet! rijmde de jarige en holde de voorkamer in, waar 't heele gezelschap gezellig 'n kopje koffie te drinken zat.

Ja, daar zaten ze allemaal! Moeder, de Vriend, freule Hoogebrock, zuster Emma en Maus.

Boet stoof naar binnen, slingerde z'n pet weg, die de Vriend tegen zijn gezicht kreeg en pakte zijn Moeder, alsof hij haar in geen vijf jaar gezien had.

Dat was zoo zijn gewoonte.

Toen ging hij handjes geven.

Mijnheer Borio het eerst. Die was nà Moeder numero één. De Vriend wenschte Boet hartelijk geluk met zijn verjaardag en gaf hem een pak. Het was lang en dun, en Boet dacht eerst, dat er een paraplu of zoo iets in zat.

Maar toen hij het had losgemaakt, kwam er een fonkelnieuw nikkel geweer uit te voorschijn! Een luchtdrukgeweer met échte kogeltjes!

Boet was er dòl mee!

- O Vriend! riep hij uit. Wat een prachtig geweer! O, ik dank a wel! Kijk eens, Moeder! Zeg Maus, ga jij 's even tegen de deur staan, dan zal ik je eens tegen je kersepit schieten!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(10)

- Jongen, ben je niet wijs! schrikte Moeder. - Och mijnheer Borio, daar zullen we plezier van beleven!

- Kom, kom, zei de Vriend. Die lieve jongen zal er wel voorzichtig mee wezen.

Boet was zóó verrukt met zijn geweer, dat hij vergat, dat er ook nog andere menschen in de kamer waren.

- Nu Boet, zei freule Hoogenbrock lachend, krijgen wij ook een hand?

Boet stapte op de dames toe.

En bij hare gelukwenschen kreeg hij van haar een mooi opgetuigd schip, een heerlijke zeilboot en van de zuster een mooi boek in prachtband.

Boet dankte haar beiden hartelijk en wist van louter pret niet, met welk van zijn heerlijke cadeaux hij 't eerste zou spelen.

Hij nam zich in stilte voor, het geweer vanmiddag mee naar school te nemen, want hij brandde van verlangen, om het aan de kameraden te laten zien!

Wat zouden die een oogen opzetten!

Na de koffiemaaltijd was hij dan ook niet te houden.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(11)

Hij zette eerst stilletjes het geweer bij den paraplustandaard in de gang, ging daarop allen goeden dag zeggen en stopte heel slim zijn schat onder zijn jas.

Toen de huisgenooten hem door het raam nakeken, vonden ze allemaal, dat Boet zoo vreemd liep, net of hij een stijf been had. Maar niemand dacht er ook maar een oogenblik aan, dat hij stilletjes het geweer meegenomen had.

Voor de school waren de vrinden.

Jan Tims, Dirk Beker, Toon van Zijl en Gerrit Bouman waren z'n beste kameraden en het duurde ook niet lang of hij had ze om zich heen.

- Jongens, zei Boet, nou heb ik toch zoo'n fijn cadeau gekregen! Kijk eens!

En zegevierend hield hij het in de zon schitterende geweer omhoog.

- Hèèè!! klonk het uit aller mond.

- Mocht je 't meenemen? vroeg Toon van Zijl.

- Weet ik het? zei Boet. Daar heb 'k niet naar gevraagd.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(12)

- Pas maar op, dat Robbedoes 't niet ziet! waarschuwde Dirk Beker.

- Pff, m'n zorg, laat ze 't zien.

- En als ze 't dan afneemt?

- Moest ze durven!

- Schiet 'r eens mee! vroeg Gerrit verlangend.

- Goed, kijk dan, zei Boet, en hij deed een hagelkorrel in het geweer. - Pas op, wie wil 'r nou eens een bruine boon tegen zijn gezicht hebben?

- Nee hoor, ik niet, ik niet! klonk het en de kameraden stoven uiteen.

Met een korten, lichten knal ging het geweer af.

Boet had slecht gemikt, het kogeltje vloog door een ruit van een der schoolramen.

Het glas rinkelde.

Al de jongens, die op het schoolplein speelden, kwamen aangeloopen.

- Wie doet dat? schreeuwden ze.

Twintig handen wezen op Boet.

Daar werd de schooldeur geopend!

De hoofdonderwijzer kwam naar buiten. Hij stapte op Boet af en wenkte hem, zonder

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(13)

een woord te zeggen, dat hij moest binnenkomen.

En ook zonder een woord te zeggen deed Mijnheer Stipman de deur van het spreekkamertje open en liet Boet binnengaan.

Eerst daarna begon hij te spreken.

Mijnheer Stipman was altijd zeer kalm. Hij maakte zich nooit driftig, en al was hij ook nog zoo boos, hij liet dit bijna nooit merken. Steeds sprak hij langzaam en netjes en liet altijd heel duidelijk de n's van de woorden hooren. Daarbij zeide hij zeer vaak: Alzoo!

Mijnheer Stipman sloeg rustig de armen over elkaar, keek Boet, die er met een armezondaars gezicht bijstond, even aan, en sprak toen langzaam:

- Vriend Pinkertonn, wat heb je nu gedaann?

- Ik zal 't niet meer doen, zei Boet haastig.

- Dat is geenn anntwoord, Pinkertonn! Alzoo wat heb je gedaann?

- Ik ben een ongeluk.... Och, ik bedoel, 't was een ongeluk.... sprak Boet zenuwachtig.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(14)

- Dat is ook geenn anntwoord, Pinkertonn! Nogmaals, doch nu voor het laatst: Wat heb je gedaann?

- Geschoten, meneer.

- Alzoo, geschotenn. Enn op wienn heb je geschotenn?

- Op.... op niks.

- Alzoo op niets! Enn toch de ruitenn geraakt?

- Nee, meneer.

- Jawel, Pinkertonn.

- Heusch niet, meneer.

- Wat heb je dan alzoo geraakt?

- Eéne ruit, meneer.

- Aha, nog grappig erbij. Alzoo ééne ruit. En waar dienenn ruitenn toe?

Boet had graag willen zeggen: om 'r steenen door te gooien, maar hij hield dat maar voor zich en zei gedwee:

- Om door te zien, meneer.

- Alzoo: ruitenn dienenn om er door te zienn enn niet om er door te schietenn. Je moogt na vierenn voor mij dezenn regel vijftig maal schrijvenn. En dat geweer zal ik voor jou eenigenn tijd bewarenn. Ga heenn!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(15)

Boet was geheel verslagen, wilde nog wat zeggen.

- Ga heenn, herhaalde Mijnheer Stipman. Boet ging naar zijn klas. Het huilen stond

hem nader dan het lachen. Maar Boet was er heelemaal de jongen niet naar, om zich door dergelijke kleinigheden aan het huilen te laten brengen. Die vijftig regels konden hem heel weinig bommen, niks hoor. Met twee griffels onder elkaar was je in een wip klaar!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(16)

Maar zijn geweer! Hoe kreeg hij dat vanmiddag weer te pakken? Wat zou de Vriend wel zeggen, en Moeder?

Wel alle vlooien, dat was me nou toch ook een geschiedenis! Och och, waarom was hij ook zoo'n driedubbel overgehaald dom uilskuiken geweest om het ding mee naar school te nemen? Eigenlijk kon je van te voren wel op je vingers natellen, dat zoo iets verkeerd moest afloopen.

Enfin, 't was gebeurd en hij kon als een stoute jongen vanmiddag vijftig regels schrijven!

Vijftig regels op je verjaardag!

Om uit je vel te springen!

Woedend ging hij zijn klas binnen, waar de juffrouw nieuwe sommen op het bord schreef.

- Ah, monsieur Pinkerton, zei juf Robbedoes lachend, nog altijd jarig? Maar wat kijkt Uwé zwart!

- Ik ben heelemaal woedend! zei Boet beslist.

- Och, heelemaal woedend? En waarom?

- M'neer Stipman heeft m'n nieuwe geweer afgegapt.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(17)

- Foei, wat 'n woord, Boet. Waarom?

- 'k Had een ruit doodkapot geschoten, niet eens expres.... en nou moet ik vijftig maal schrijven: ruiten dienen om er door te schieten en niet om er door te zien.

De juffrouw lachte.

- Je zegt 't verkeerd, Boet.

Boet haalde zijn schouders op, ging naar zijn bank. Plotseling bleef hij staan en keek met verbazing naar de boekenkast, waar aan een kapstokje een nieuwe hoed van de juffrouw, een hoed van verbazende grootte hing.

- Wel Boet, vroeg juf Robbedoes, is dat geen mooie hoed?

Boet keek de juffrouw eens aan en zei toen ernstig:

- Dat is een goeie hoed om met je handen op te houden als 't gouden tientjes regent.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(18)

Hoofdstuk II.

Boet als schooljongen.

De heele klas lachte om dit leuke antwoord en de juffrouw niet het minst. Ja, zoo was de jongen nou, dacht ze. Die gaf soms antwoorden, die je heelemaal niet verwacht had en zulke antwoorden zei hij nu net zoo gewoontjes, alsof niemand ter wereld hem dat ooit kwalijk zou durven nemen.

Boet ging op zijn plaats zitten. De gedachte aan zijn in beslag genomen geweer hinderde hem voortdurend en hij had niet den minsten lust tot leeren. Van nijd over het gebeurde zei hij allerlei gekke dingen.

De hoofdonderwijzer luidde de schoolbel.

- Tingeling! zei Boet. 't Scherm gaat op.

De jongens, die 't hoorden, grinnikten.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(19)

- Wat zei jij daar, Gerrit? vroeg de juffrouw.

- Ik! Ik zei niets, juffrouw! zei Gerrit.

- Wie zei het dan?

- Dat zeg ik niet, zei Gerrit.

- Wat, zeg je dat niet?

Gerrit schudde het hoofd.

- Maar ik wìl, ik wil dat je het mij zegt, versta je dat, Gerrit? zei de juffrouw, die haast boos word.

Boet stond op in de bank.

- Juffrouw, dat heb ik gezegd!

- Houd je mond, Boet, ik vraag het aan Gerrit, en die moet mij antwoord geven.

- Maar juffrouw, zei Boet wijs, als dat ventje nou toch niks gezegd heeft....

Onwillekeurig moest de juffrouw lachen, maar dadelijk weer ernstig zei ze toch:

- Hoor eens Boet, ik geloof jou wel, maar Gerrit moet mij antwoord geven op mijn vraag.

- Nou juffrouw, hij gééft toch antwoord.

- Ja, maar niet het goeie. Gerrit, nu voor het laatst, wie zei dat?

Gerrit gaf geen antwoord.

- Jò, zeg 't maar, zei Boet bemiddelend.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(20)

Maar Gerrit schudde koppig 't hoofd.

- Nu, goed dan, besloot de juffrouw. Nu schrijf je voor mij na vieren twintigmaal op je lei: Ik moet altijd àlles zeggen, wat de juffrouw wil.

Toen schreef ze netjes in een hoek van het bord Gerrits naam.

Maar Boet fluisterde Gerrit toe, die juist vóór hem zat:

- Stommeling! Loop jij vanmiddag maar weg, dan zal ik je regels maken.

De les begon.

Boet was nu heelemaal onverschillig geworden en deed volstrekt zijn best niet bij het leeren. De juffrouw had de leesboeken rondgedeeld en haar notitieboek naast zich gelegd. Ieder kreeg voor zijn lezen een aanteekening. Toen eenige lesjes gelezen waren, kwam Boet aan de beurt. Met eenigszins doffe, onverschillige stem las hij:

Op het Wijnland.

- Dat staat er niet, zei de juffrouw. Op het weiland. En Boet herhaalde:

- Op het weiland. - Het is voorjaar. De hemel is groen en het gras is blauw.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(21)

- Maar Boet, ben je nu dol? vroeg de juffrouw. Lees over!

- De hemel is blauw en het gras is groen. De lammetjes huppuppelen in de weide.

- Huppuppelen staat er niet! Huppelen! Nog eens:

- De lammetjes hoepelen in de weide.

- Nu weer hoepelen? Huppelen!!

- De schapen blaten en de koeien loopen te bloeien.

- Maar jongen, doe je 't nu met opzet? Loeien staat er.

- Alles is verheugd en blij, alles lacht, alles juicht, alles blinkt, alles stinkt, las Boet kalm.

Nu gierde de heele klas het van lachen uit.

- Schei maar uit, Boet. Je krijgt een één voor je slechte lezen. Het lijkt wel of je met opzet den boel in de war wilt sturen. Wie volgt! Dirk Beker!

Boet staarde stil in zijn boek.

Het was niet zijn bedoeling om de juffrouw te plagen, want daarvoor hield hij eigenlijk te veel van haar. Het was alleen zijn boosheid over het geweer, dat hem uit wraak

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(22)

allerlei dwaze dingen liet doen. En het werd er dien middag niet beter op.

Toen kwam Mijnheer Stipman, de hoofdonderwijzer, de klasse binnen. Mijnheer Stipman kwam elken morgen en elken middag de namen opschrijven van de leerlingen, die niet aanwezig waren.

Nauwelijks was Mijnheer Stipman binnengekomen of Boet stak zijn winger omhoog en vroeg:

- Mijnheer, wat kost die ruit?

Mijnheer Stipman, als altijd even kalm, antwoordde langzaam:

- Wou jij die dann betalenn, Pinkertonn?

- Ja, mijnheer, als u dan maar mijn geweer teruggeeft.

- Dat geweer zal ik eenigenn tijd bewarenn.

- Hoe lang, mijnheer?

- Dat gaat je niet aan, Pinkertonn. En nu zwijgenn, en ga heenn!

Boet stapte de bank uit, naar de deur.

- Waar ga je naar toe? vroeg Mijnheer.

- U zegt toch: ga heen?

- Zóó meenn ik het niet, alzoo: zwijgenn en stilzitten!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(23)

Na het vertrek van Mijnheer was Boet stil geworden. Mijnheer zou dus zijn geweer

‘eenigenn tijd bewaren!’ Stil, als hij het eens na schooltijd.... Wie weet.... als de kans schoon was.... Mijnheer zou dat geweer natuurlijk niet achter slot en grendel gestopt hebben, en als Boet er nooit weer naar vroeg, zou Mijnheer Stipman de heele geweergeschiedenis wel glad vergeten! Enfin, hij zou wel's zien, wat hij deed.

De klok sloeg vier uur, de schoolbel gaf het sein, dat de lessen voor den dag geeindigd waren.

Twee jongens in de klas van juffrouw Roberts bleven zitten. Boet en Gerrit.

Toen de juffrouw de klasse naar buiten had gebracht, keerde ze even terug, nam een boek uit de kart en ging in het naastgelegen lokaal een praatje maken met de andere onderwijzeres.

- Nou, zei Boet tot Gerrit. Geef mij nou maar je lei, dan maak ik je regels.

- Nee jò, als ik....

- Wees nou niet zoo flauw en piep er maar tusschen uit. Kom nou, schiet op, kuiken!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(24)

Gerrit liet zich overhalen, sloop het lokaal uit en verdween door de gang naar buiten.

Toen nam Boet Gerrits lei, bond twee griffels aan elkaar en schreef zoo gauw hij kon:

Ik moet niet altijd all zegge, wat de juffrouw wil. De twintig regels waren op die manier gauw genoeg gereed en daarna begon hij aan zijn eigen strafwerk. Dat duurde wat langer en juist toen hij daarmee op de helft was, kwam juffrouw Roberts terug.

- Waar is Gerrit? vroeg ze dadelijk.

- O, antwoordde Boet, die had zijn regels af en is maar weggegaan. U kon wel zoo lang wegblijven.

- Waar is zijn lei, bengel?

- Hier juffrouw.

Vluchtig bekeek de juffrouw het strafwerk.

- Maar dat is toch al te erg! riep ze uit Daar heeft de ondeugd er niet tusschen gezet.

- Neen juffrouw, dat heeft Gerrit niet gedaan.

- Wie dan?

- Ik heb die regels voor hem geschreven, omdat het mijn schuld was. Hij wou me niet verraden.. Gerrit is een echte knul. Toen u

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(25)

wegging, heb ik gezegd, dat hij wel naar huis kon gaan.

Vol verbazing keek de juffrouw Boet aan.

- Zoo, zoo, ventje. Jij bent al heel slim. Maar zóó komt Gerrit er niet af!

Boet schreef nu zijn regels af, ging ermee naar het kamertje van Mijnheer Stipman.

Maar mijnheer Stipman was al naar huis.

Er was niemand in het spreekkamertje.

In een hoek stond bet nieuwe luchtdrukgeweer, schitterend en lokkend in 't halfduister.

Toen bracht Boet zijn lei naar zijn bank, groette de juffrouw, zette in de gang zijn pet op, trok zijn jas aan en haalde daarop doodkalm zijn geweer uit den hoek.

Hij stopte het onder zijn jas en verliet de school. Buiten sloeg de klok kwart voor vijf.

Thuis was visite.

Behalve de gewone huisgenooten waren er nog Dirk Beker en Jan Tims met hunne mama's en een broer van Mevrouw Pinkerton, Oom David.

Allen hadden al met verwondering elkaar afgevraagd, waar Boet toch bleef.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(26)

Vanmiddag was hij nauwelijks na twaalf uur at thuis en nu liep het al tegen vijf en nòg was de jarige niet verschenen!

Dirk en Jan hadden stilgezwegen over het gebeurde met Boets nieuwe geweer.

Indien ze het hadden verteld.... Boet zou hen zijn ontzettendste minachting naar het hoofd geslingerd hebben.

Vijf uur, daar kwam de zondaar aan.

't Geweer had hij achter de jas van mijnheer Borio, den Vriend verstopt.

- Eindelijk! Waar kom je toch vandaan, Boet? vroeg Moeder licht-verstoord.

- Nageleerd, moeder, nageleerd.

- Knappe jongen ben jij.

- Natuurlijk weer op z'n kop gehad, zei Maus, gevochten en nog meer moois.

- Spuit tien doet ook mee, zei Boet en ging handjes geven. En weer kreeg Boet cadeaux, van Oom David een rijksdaalder in zijn spaarpot, van Dirk een plak chocolade en van Jan een zakpotlood. Hij was met alles even verheugd.

Toen moest hij aan 't vertellen.

- Nou, 'k zal 't jullie dan maar zeggen,

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(27)

zei Boet. Ik had vanmiddag mijn nieuwe geweer mee naar school genomen.

- Wat? riep Moeder verbaasd.

- Stil nou, mensch. Toen 'k bij de school kwam, liet ik het aan de jongens zien en toen ging het per ongeluk af.... pangg.... flang!! rikketik door een ruit.... Nou en toen was ik er gloeiend bij! Mijnheer Stippeldepip kwam naar buiten en nam 't af. Toen moest ik vijftig maal schrijven: Ruiten moet je niet kapot schieten als je d'r nog door kijken wilt. En toen ik 't afhad was mijnheer Stipstap al naar huis om te eten en toen heb ik m'n kanon weer mee gepakt.

- Jòngen.... en nou?

- En nou zijn we thuis, zei Boot. En nou gaan we lekker taartjes eten. En morgen is 't fijn Zaterdag. Dan ga 'k met de zuster uit. Ga je mee, zuster? Pootje baaien op de balken? Hahaha!! Die mijnheer Stippeldestap! Hij zal 't geweer eenigèn tijd bewarèn. De kans zal-ie hebben! Moeder, geef mij zoo'n roomhoorn.... die dikke daar!

- Hier, belhamel, zei moeder lachend. Maar 'n beetje eerbiediger asjeblieft over je meesters spreken, hoor!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(28)

- Ja moeder. Robbedoes had 'n nieuwen dop.

- Wie is Robbedoes? vroeg Oom David benieuwd.

- Da's onze juffrouw, zei Boot, met studie z'n roomhoorn beturend. Ze had een nieuwen hoed, zoo'n reuzenhoed. Ik heb gezegd, dat ze d'r gouden tientjes mee opvangen kon, Robbedoes is 'n goèierd, hoor. Heb 'k vanmiddag niet fìjn gelezen, Dirk? O zoo.

Bij de herinnering aan Boets leeskunst van dozen middag schoten Dirk en Jan weer in een lach.

- Ja, zei Boet kalm, 't was een mooie les, over de Stoomboot, was 't niet, Jan?

- Wel neen, zei Jan, over het Weiland was het.

- O ja, over het Weiland. En toen las ik alles fout. Alles juicht, alles klinkt, alles hinkt.

- Nee, dat zei je niet, zei Dirk.

- Wat zei-ie dan? vroeg Moeder, die nauwelijks haar lachen houden kon.

- Hij zei, alles....

- Sssst.... zei Boet, niet zeggen....

- O ik begrijp het al! riep Maus, heb je dat heusch gezegd?

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(29)

- Foei, vond Moeder, biecht eens op, Boet.

- Nou, ik zei, alles klinkt, alles ruikt leelijk.

- Hij wil 't nu eens heel netjes zeggen, zei freule Hoogenbrock.

Boet staarde haar even aan. Freule Hoogenbrock had zwarte donshaartjes onder den neus.

Boet stootte z'n buurman Dirk aan en fluisterde hem in 't oor:

- De freule heeft 'n snor. Kijk maar. 'n Echte.

Dirk verslikte zich opeens in zijn limonade. En Jan, die 't ook gehoord had, bukte zich om zijn zakdoek op te rapen, die niet eens gevallen was.

Tegen half zes vertrokken de mama's met Dirk en Jan, en ook Oom David ging heen.

Ter eere van Boets verjaardag zou men dezen middag gezamenlijk eten en niet, zooals gewoonlijk ieder op zijn kamer.

Het werd een vroolijke maaltijd, waarbij Boet nog menig grappig verhaal deed.

Maar ondertusschen was hij toch niet erg gerust door die geschiedenis met dat geweer.

Hoe zou dat morgen afloopen?

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(30)

Hoofdstuk III.

Zuster Emma in angst en de lotgevallen van een paar nieuwe schoenen.

Zaterdagmorgen.

Boet was al tijdig bij de school. Hij had het plan gevormd om zooveel mogelijk ongemerkt langs den hoofdonderwijzer heen te slippen en zijn lokaal te bereiken.

Dan zou het natuurlijk nog een heel gevaarlijk oogenblik worden, als Mijnheer onder schooltijd in de klasse kwam.

Ondertusschen keek Boet naar de komst van Mijnheer Stipman uit. Maar hoe hij ook keek en wachtte, Mijnheer kwam maar niet opdagen.

De onderwijzers en onderwijzeressen waren allen aanwezig.

Toen zag Boet, hoe de meester van de

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(31)

hoogste klasse de schooldeuren opende en de jongens binnenliet.

Het was Boet, alsof er een pak van zijn hart viel! Want als de meester van de hoogste klasse beneden bleef, was dat het bewijs, dat de hoofdonderwijzer niet kwam!

Natuurlijk zou die wat later kunnen komen, maar Boet hóópte maar op wegblijven.

En zijn hoop werd vervuld.

Mijnheer Stipman bleef den heelen morgen afwezig en daar overigens niemand met die geweergeschiedenis te maken had, werd de jongen er ook niet om lastig gevallen.

Wat een bòf!

Toen kwam er een nieuw plannetje in Boets hoofd op.

Wanneer hij nu Maandag weer op school kwam, zou hij heel stilletjes het geweer opnieuw in den hoek van het spreekkamertje zetten en dan nog eens beleefd aan den hoofdonderwijzer vragen, of hij 't nu alstublieft terug mocht hebben!

Sapperdekriekkrak! dat was een fijn idée.

Zóó zou hij 't doen.

Des middags was er natuurlijk geen school.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(32)

Na de koffie vroeg zuster Emma hem, of hij meeging wandelen met haar en Maus.

Boet hield veel van zuster Emma en hij vond het dadelijk goed.

Zoo ging het drietal, nagewuifd door Moeder, een tochtje maken door duin en bosch. Hoewel het midden in den winter was, scheen het zonnetje lustig en kleurde alles in een feestelijk licht.

En dat blijde licht stemde Boet en zijn zusje Maus vroolijk.

Boet gaf zijn vroolijkheid lucht door als een jonge hond nu eens een eind vooruit en dan weer terug te rennen. De weg, dien zij gingen, was een laan, die van de Duinwijksche vaart naar de duinen leidde. Aan den rechterkant van den weg was een sloot, die aan moestuinen en boomgaarden grensde, wat verderop stonden militaire gebouwtjes, schijvenhuisjes en kruitmagazijnen van de infanterie. Aan den linkerkant waren eerst boschjes, afgezet door rasterwerk en dan begonnen de duinen, waar tusschendoor diepe karrensporen, wat men een ‘duinslag’ noemt, naar zee leidden.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(33)

Opeens kreeg Boet een bevlieging.

Hij was namelijk zoo vlug en behendig als een kat en kreeg opeens onbedwingbaren lust, in een boom te klimmen.

- Zuster Em', zei Boet, willen wij nou eens doen wie er 't eerste in dien boom zit?

- Dank je feestelijk, zei zuster Emma, je zoudt je beenen breken.

- Pfoe! zei Boet. Nou moet je kijken, Mans. In een wip zit ik boven in!

- Je doet het niet, hoor Boet! riep zuster angstig.

- Och, wees toch niet zoo flauw! suste Boet. Maus, geef me eens een zetje.

Maus kwam al toeloopen om haar broer een handje te helpen. Zij wou ook wel eens in dien boom klimmen, maar dat kwam niet te pas, zei zuster Emma, dat deden nette meisjes niet.

Maus vond, dat het weinig met netheid te maken had, als een meisje ook eens in een boom klom. Die jongens mochten altijd maar álles doen, een meisje moest steeds maar deftig wandelen en nètjes blijven!

- Kijk, zei Boet, dan doe ik 't maar alleen!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(34)

En hij klemde zijn beenen om den stam, werkte zich naar boven en zat in een oogenblik tijd tusschen de takken verscholen.

- Goeienmiddag! riep hij. Kom je ook, zuster Em'?

Maar de zuster stond doodangsten uit.

- Kom je nu haast naar beneden, ondeugende jongen! riep ze, ieder oogenblik vreezend, dat Boet uit den boom zou tuimelen.

- Nou al? zei Boet, en ik zit pas. Fijn, hoor! Zal ik nou eens van bier naar beneden springen?

- Ja, dat is goed, riep Maus, die door zuster Emma stevig moest vast gehouden worden, anders was ze Boet nageklommen.

- Neen, neen, dat wil ik niet, Boet! riep de zuster uit, die geen raad meer wist van angst, dat Boet inderdaad den gevaarlijken sprong zou wagen.

- Nou, koningin Emma, zei Boet, dan zal ik Uwe Majesteit maar het genoegen doen, weer naar beneden te komen.

Stap voor stap liet Boet zich zakken, tot hij bijna den grond bereikt had. Met een sprongetje wipte hij naar beneden, toen op 't laatste oogenblik zijn broek aan een punti-

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(35)

gen knoest haken bleef en krràk.... openscheurde!

Bom! Boet sprong op den grond.

- Daar heb je 't nu al! riep zuster Emma verschrikt. Je heele broek is kapot!

- Och, 't is maar een scheurtje, zei Boet.

- Dat noemt hij een scheurtje, lachte Maus. Haha, een afgrond is het!

- Kom hier Boet, zei de zuster, dan zal ik het met een paar spelden dichtmaken.

- Asjeblieft, uwe Majesteit! zei Boet en stond werkelijk eenige minuten stil.

Zoo goed en zoo kwaad als dat voor het oogenblik ging werd de broek vastgespeld, zoodat je althans niet zoo heel gauw kon merken, dat er iets niet in den haak was.

Toen gaf Boet de zuster op iederen wang een klinkenden zoen en zei:

- Dank u wel, Koningin Emma. Thuis krijgt U een kwartje uit mijn spaarpot.

- Ja, jij bent er me een! lachte ze, kijk me zoo'n jongen er eens uitzien! En zie je schoenen eens! Zijn dat je nieuwe?

- Ja, die heeft-ie vandaag voor het eerst aan! zei Maus.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(36)

- Nou, wat geeft dat? Schoenèn dienèn om mee te klimmèn! zou Mijnheer Stipwip zeggen, zei Boet.

- Kom, nu weer eens netjes wandelen, zei zuster Emma, dan zal ik jullie eens iets vertellen....

Hè ja, vertellen! riep Maus, die er dòl op was.

Toen kwamen Maus en Boet naast haar loopen en zuster Emma verteld een geschiedenis zóó mooi, dat ze geen van beiden aan iets anders dachten. Die vertelling duurde een half uur, ze waren een eindweegs de duinen ingegaan en daar zag Boet een troep jongens, als Padvinders gekleed, den omtrek doorzoeken.

- Kijk! riep hij. Daar zijn de Padvinders van Duinwijk aan den gang! Er zijn jongens bij uit de vierde en de vijfde klas! Adriaan de Waal, Frans en Dirk Terborg en nog een hoop anderen!

1)

- Wat doet die officier daar bij? vroeg Maus.

- O, dat is luitenant Velder, die leert ze

1) De Padvinders van Duinwijk.... door Chr. van Abkoude. Uitgave A.W. Bruna & Zoon - Utrecht.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(37)

van alles. Als ik wat grooter ben, ga ik ook bij de Padvinders, hoor. En kijk eens, daar komen nog andere jongens uit het duin!

- O, ik zie wel, wie het zijn! Jan Toms en Gerrit en Dirk Beker! Hallóóó, jongens hierheen!

De vrinden hoorden Boet schreeuwen en kwamen op hem toe.

Zij namen voor Zuster Emma de petten af, en zeiden dan:

- Wij hebben zoo fijn gespeeld, Boet!

- Zoo, en wat gaan jullie nou doen?

- Naar de Vliet, spelen in 't weiland.

- Mag 'k mee?

- Best, als je voor de zuster mag.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(38)

- Nu, ga dan maar, zei zuster Emma, maar wees in vredesnaam voorzichtig, Boet, en kom asjeblieft op tijd thuis!

- Om U te dienen, Majesteit, zei Boet, en ging er gauw met de kameraden van door.

De Vliet was een binnenwatertje, gelegen op korten afstand van Duinwijk. Er was een houtzagerij in de buurt, die planken en balken voor alle doeleinden afleverde, doch in het bijzonder voor de talrijke visscherspinken, die gerepareerd moesten worden. En in het water lagen ronde en vierkante balken, die voor de jongens steeds een bijzondere aantrekkelijkheid hadden.

Na een kwartiertje waren ze er aangekomen, De werklieden waren met den Zaterdag al vroeg naar huis gegaan, zoodat niemand op de jongens lette.

- Weet je wat? riep Jan Tims. Laten we schoenen en kousen uitdoen en pootje baaien!

- Ja, dat is goed! riepen de anderen en in een ommezien hadden de rakkers kousen en schoenen aan den kant in het gras gelegd.

- Alle duveltjes, wat is dat koud! riep Jan, die zijn voeten het eerst in het water had.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(39)

- Nou! riep Dirk Beker. 't Lijkt wel ijswater!

- Och kom, zei Boet. Dat gaat gauw genoeg over. Straks gaan je voeten lekker warm gloeien.

- Op de balken, jongens, riep Gerrit, dan kom je haast niet met je voeten in het koude water.

Toen begon een gevaarlijk spelletje.

Op de kantelende, herhaaldelijk wegschuivelende balken gingen ze krijgertje spelen.

En juist was het spelletje in vollen gang, toen er een paar haveloos gekleede jongens voorbijkwamen.

- Pas op, zei Boet, die op een breeden balk bleef staan, die hebben wat in den zin.

Uitkijken, jongens!

- Willen jullie wel eens van die balken afgaan? riep de grootste van de vreemde jongens, die misschien een jaar of twaalf oud was.

- Er af gaan? riep Jan Tims, ze zijn toch niet van jullie?

- Ze zijn van mijn vader! riep een ander en gooide Jan met een kluitje aarde.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(40)

Toen ontstond er een geweldige jongensruzie, er gingen heel wat scheldwoorden heen en weer, tot opeens een der vreemde jongens een schoen van Boet opnam en dien ver in de vliet slingerde. De schoen liep vol water en zonk.

- Dat is geméén! riep Boet en sprong

driftig naar den kant. Maar dat lukte niet zoo best als hij wel gedacht had, want dichtbij den graskant draaide een der ronde balken onder zijn voeten weg, zoodat hij het even wicht verloor en voorover tuimelde, met de beenen in het water en het bovenlijf op den kant.

De vreemde jongens lachten hem spottend uit, doch gingen meteen aan den haal.

Ze waren bang, dat Boet en zijn vrienden mis-

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(41)

schien hulp van den een of ander zouden krijgen en dan zat er voor hen natuurlijk een pak slaag op!

Maar voor Boet was de pret van het spel nu ook af.

Bovendien begon het al aardig laat te worden en moesten ze weer naar huis.

Och, och, wat zag Boet eruit!

Vol modder zaten broek en beenen, en door die scheur was het slijk zelfs tot zijn ondergoed doorgedrongen!

En zijn eene nieuwe schoen was weg!

Treurig spoelde Boet zijn bemodderde beenen in het koude water af, trok daarover zijn kousen aan en ging op één schoen en één kous met de anderen naar huis.

- Jongen, wat zie jij er uit! riep Moeder ontsteld.

In de voorkamer, waar de kachel lekker snorde, leek Boet wel één en al modder.

- En waar is je andere schoen?

- O Moeder, die heeft een schooier in de Vliet gegooid, en toen was 'k hem natuurlijk

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(42)

kwijt. Toen ben ik op dien éénen schoen naar huis gehinkt.

- Schandelijk, vond Moeder. Zoo'n paar

dure nieuwe bruine schoenen! Eén dag aan gehad en nu al weg.

De Vriend kwam binnen.

- Wel, wel, wat is er nu weer aan de hand? begon hij.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(43)

Moeder vertelde wat er gebeurd was.

- Een pak slaag moet hij hebben, besloot Moeder.

- Neen, neen, kom, geen slaag, zoo'n lieve jongen, zei de Vriend.

- Mooie lieve jongen, zei Moeder boos. Dáár, ondeugd, dat is voor je straf.

En Boet kreeg een tik om zijn ooren.

- Da 's verdraaid kras, da 's verdraaid kras, mopperde de Vriend, die de kamer op en neer liep. Moet je non die lieve jongen slaan? Da 's verdraaid kras!

Dienzelfden avond ging Boet met de Vriend de stad in.

Daar kocht mijnheer Borio voor zijn lieve jongen een paar nieuwe bruine schoenen, die Boet vàst niet van Moeder had gekregen.

En een paar dagen later werd aan Villa Bloemfontein een pakje thuisbezorgd, waarin... Boets verdronken schoen zat. Mijnheer Borio bekeek dat belangrijke voorwerp ernstig en zei toen binnensmonds:

- Da 's verdraaid kras!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(44)

Hoofdstuk IV.

Hoe het met Boets geweer afliep en welke rare dingen je met sneeuw beleven kunt.

Des Zondagsmorgens hielden Maus en Boet zich eenige uren bezig met viool- en pianospel. Beiden waren leerling van de muziekschool en de leeraren hadden van die twee altijd gezegd, dat ze zeer muzikaal waren. Maus speelde viool en in wonderlijk korten tijd had ze dat zóó goed geleerd, dat menigeen verbaasd was de achtjarige violiste zóó mooi en zóó zuiver te hooren spelen. Mausje was een kleine droomster. Zij hield dolveel van sprookjes, verhalen van kabouters en

toover-koninginnen. Als zuster Emma vertelde, dan moest het gaslicht uit en zette Maus een klein lampje niet gekleurde kap op een kleine tafel.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(45)

Zoo was de kamer dan in een zacht-rooden schemer getint es vond Maus het zoo veel prettiger luisteren naar de vertellingen van zuster Emma. Soms nam ze, in 't schemeruurtje, haar viool ter hand en speelde eerst een paar kleine stukjes. Maar dan speelde ze

zoo maar wat, ze wist zelf eigenlijk niet wat het was. Maar mooi klonk het altijd, terwijl ze clan al spelende maar voor zich uit tuurde of in het zachte gegloei van den haard staarde. Een kleine droomster met een ziel tje van muziek.

Boet was zeer zeker ook muzikaal.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(46)

Maar bij hen was het toch weer heel anders.

Hij hield niet van droomen. Hij speelde vroolijke stukken en was daar verbazend handig en vlug mee.

Als een moeilijke oefening hem verveelde, maakte hij er gauw een trararetje van en speelde tot slot ‘Piet Hein z'n naam is klein’ of ‘'k Heb zoo lang met de rommelpot geloopen.’

Hoorde hij een draaiorgel op straat een leuk nieuw wijsje draaien, dan liep Boet een paar straten met het orgel mee en luisterde het deuntje goed af, tot het den orgeldraaier vervelen ging en hem van zijn instrument wegschopte. Dan liep Boet naar huis, klapte de piano open en na even zoeken en probeeren speelde hij het wijsje, zonder er ooit één noot van gezien te hebben. -

Die muzikaliteit hadden zij van hun moeder, want die was het in hooge mate.

Dikwijls werden Boet en Maus bij kennissen gevraagd en daar speelden zij dan hun mooiste stukjes. En als er niet gespeeld werd, vertelde Boet allerlei gekke dingen, zoodat de men-

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(47)

schen de Pinkertonnetjes graag als gast hadden.

Den heelen Zondag nu bleven Boet en zijn zusje thuis, des morgens maakten zij muziek en des middags was het zóó gaan regenen, dat er van uitgaan geen sprake was.

Toch was er iets, dat Boets gedachten heel den Zondag bezig hield, en dat was de gedachte aan zijn nieuw luchtdrukgeweer, waar morgen Mijnheer Stipman natuurlijk wel naar vragen zou.

En dan?

Boet wist geen raad.

Hij werd er ten slotte stil van. Zóó stil, dat Maus liet gauw merkte.

- Wat is er toch, broer? vroeg zij moederlijk. Ben je ziek?

- Och nee.

- Toe, zeg het eens.

Maus lei haar arm op zijn schouder en draaide zijn gezicht naar zich toe.

Toen zei Boet bedrukt:

- 'k Weet geen raad met dat geweer. Als mijnheer er naar vraagt ben ik botje.

- Je held het weggenomen, hè?

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(48)

- Ja, uit den hoek van het spreekkamertje. En nou is het hier.

Maus dacht even na. Meisjes zijn slim en bijdehand, veel meer dan jongens. Meisjes laten zich niet gauw uit het veld slaan, ze denken en zoeken net zoo lang, tot ze er iets op gevonden hebben.

- Nou, 't is makkelijk genoeg, zei Maus toen.

- Wat?

- Je zet morgen vóór schooltijd, zonder dat Mijnheer het ziet, het geweer netjes weer in den hoek.

Boet keek met groote oogen zijn zusje aan. Toen riep hij vol verrukking uit:

- Maus, nou ben ik er heelemaal aus! Ik had er zelf ook wel zoo over gedacht, maar vond het wat gewaagd! Nu jij het me nok aanraadt, doe ik het vast!

En hij gaf zijn zusje een zoen op de punt van haar neus.

Den volgenden morgen zaten de twee met moeder aan het ontbijt.

- Moeder, begon Boet.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(49)

- Ja, vent!

- 'k Moet mijn geweer meenemen naar school.

- Wat, nu weer? En als Mijnheer Stipman het weer afneemt?

- Hij neemt het niet af, moeder, ik geef 't zelf terug. Kijk, ik houd het stil onder mijn jas en blijf even in de gang staan. Zoodra Mijnheer Stipwip uit de buurt is, piep ik het kamertje in en zet de spuit weer in de hoek.

- Nu, en dan?

- En dan ga 'k om twaalf uur naar hem toe en zeg dan: Och mijnheer, krijg ik alstublieft mijn erwtenblazer weer terug, U hebt hem nou al drie dagen en ik wou er zoo graag de heele school mee platschieten. Ik heb, er ook den heelen Zondag niet mee kunnen spelen - nou moeder, dat is toch waar, want 't heeft gisteren den heelen dag geregend en toen kon ik er toch niet mee naar buiten. Nou, en dan zegt meneer natuurlijk: zeker mijn jongèn, jij moogt hot nu meenemèn.

- Malle jongen, lachte moeder, kom, maak nu wat voort. 't Is zóó halfnegen.

- Half negen, zóó laat al? schrikte Boet

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(50)

op. Sapperdezwaluwstaart, dan mag ik wel opschieten anders krijg ik mijn kanon niet in hot kamertje.

Een kwartier later was Boet bij de school. De deuren waren juist geopend.

Mijnheer Stipman stond buiten de schooldeur met iemand te praten.

Toen glipte Boet, nog even snel omkijkend, het kamertje binnen en zette zijn geweer op de oude plaats.

Niemand had op hem gelet.

En na schooltijd ging Boet deemoedig met z'n strafregels naar de hoofdonderwijzer.

- Ah zoo, Pinkertonn. Zijn daar je strafregels? Zoo, het is in orde. Je kunt nu je geweer wel weer meenemenn, want je bent nu drie dagenn genoeg gestraft, door er niet mee te kunnenn spelenn!

Toen ging Boet stil naar huis en mompelde in zichzelf:

- All right, kokkie.

Aan de koffietafel deed hij thuis weer een allergekst verhaal van het gebeurde, zoodat mijnheer Borio, de vriend, zich leelijk in zijn broodje met vleesch verslikte.

Toon z'n be-

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(51)

nauwdheid wat bedaard was, zei-die binnenmonds:

- Da's verdraaid kràs.... zoo'n lieve jongen toch!

Boet lachte maar eens even en at met smaak zijn broodje met zalm. Boet was een slechte eter, en als zijn moeder er niet op lette, zou hij desnoods zonder eten weer van tafel loopen. Maar zalm vond hij heerlijk!

Maus had ook tusschen de andere boterhammen een broodje met zalm, dat ze echter nog niet aangeroerd had.

Terwijl moeder met den heer Borio in gesprek was, zaten Maus en Boet elkaar seinen te geven. Boet telegrafeerde:

- Geef mij jouw broodje-met-zalm ook!

Maus seinde terug:

- Je moogt 't wel hebben, als je 't zoo graag wilt.

En Boet maakte weer een gebaar:

- Geef dan maar hier....

Mausje schoof het broodje naar hem toe.

- Wat is dat? vroeg moeder opeens. Wil jij je heerlijke zalmbroodje wel eens zèlf opeten, Maus?

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(52)

- Och, moeder, ik belief het niet.

- Belief je het niet? Nu nog mooier! Kom, opeten hoor.

- Laat Boet het maar opeten, moeder.

- Neen, Boet heeft het zijne gehad. Ik wil dat je het zelf opeet.

- Och mensch, zei Boet, dring dat kind het toch niet op, als ze het nou toch niet lust!

Even keek moeder haar jongen vol verbazing aan, en toen begon ze ineens te lachen, terwijl de Vriend alweer mompelde:

- Da's verdraaid kras!

Maar Maus moest natuurlijk haar broodje zélf opeten.

Toen had Boet geen trek meer in de overige boterhammen, die hij ongemerkt in zijn zakken verstopte, zoodat moeder dacht, dat hij alles opgegeten had.

Maar toen hij weer naar school moest en in de gang zijn jas aantrok, wist hij toch niet recht, wat hij met dat brood moest aanvangen. Als in gedachten staarde hij naar de jas van den Vriend.

En zonder aarzelen stak hij de boterhammen in de wijde diepe zakken.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(53)

- Ziezoo, zei hij in zichzelf, als de Vriend nou van middag uitgaat, heeft-ie nog wat te snoepen ook!

- Da's verdraaid kras! zeide de oude heer

Borio, die denzelfden middag een wandeling door de Duinwijksche boschjes maakte.

Hij had zijn hand in zijn jaszak gestoken om er zijn sigarenkoker uit te halen. Maar in-plaats van den sigarenkoker greep hij een boterham.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(54)

Peinzend hield de Vriend het brood in de hand, almaar mompelend, dat het zoo verdraaid kras was.

Maar zijn andere zak zat ook al vol!

- Kom, dacht hij, dat heeft bepaald de lieve jongen weer gedaan. Maar wat moet ik er in 's hemelsnaam mee beginnen? 't Is zonde van het brood. Hoe komt de lieve jongen erbij? Wacht, ik zal 't maar aan de vogels geven.

En de Vriend begon nat milde hand het broodkruim om zich heen te strooien.

- Pieeet.... piet-piet-piet.... lokte hij de musschen.... pieeet-piet-piet-piet!!.... Da's verdraaid kras!

's Nachts was het gaan sneeuwen.

Toen Boet en Maus den volgenden morgen ontwaakten, lag alles buiten bedolven onder een dik wollen sneeuwkleed. Huizen en daken en boomen waren in dikke witte mantels gekleed en buiten was het zoo doodstil, of er geen wagens en paarden en voetgangers meer bestonden.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(55)

Boet was in de wolken van vreugde.

Jongens, dat zou me een pretje geven!

Voor de school was er al een heel sneeuwgevecht aan den gang, toen Boet kwam aanloopen. Het waren meest grootere jongens, maar daar gaf Boet weinig om. Hij kneedde een paar flinke ballen en gooide er lustig op los. Hoepla, die was mis. Pats, die was niet mis, precies op Flip z'n pet. Kets.... tegen dien lantaarnpaal. Kijk, daar op den hoek stond een man een pijp te rooken. Ook eens raken? Maar dan tegen zijn rug, dat deed geen pijn.

Rrrt.... daar ging de bal.

Pats! Owee! Precies tegen zijn pijp, die hem uit den mond vloog.

Boet schrikte zich een appelbol en ging onnoozel om zich heen staan kijken.

De man ondertusschen zocht eerst zijn pijp, die twintig meters verder in de sneeuw lag en kwam daarop nijdig naar een slagersjongen toe, die naar de spelende

schooljongens keek.

- Zeg, leelijke aap van een schobbert, mot jij mijn pijp uit m'n bakkes gooien?

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(56)

- Mot je mijn hebbe? zei de jongen, of me zus?

- 'k Heb met jouw zus niks te make,

schooier. Je mos je schame, doe je boodschappe liever as te gooie. Ja, kijk nou maar niet of je nerreges van weet! Tuig!

- Man, gooi niet zoo met je visite-karetje,

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(57)

zei de slagersjongen. Heb ik sneeuw an me hande?

- Nou maar jij gooide toch!

- Néééé.... ik gooide nièt.... en wat dan nòg! Mot jij je pijp maar beter in je snuit houë.... nou.... ajuussies.... 't beste met je zijë kouse.... die eene zakt wat af.... bind er maar een el sneeuw om!

Toen kwam Boet naar den man.

- Die jongen heeft het gedaan, wees hij op Dirk Beker, die nog aan 't gooien was.

- Als je niet oprukt sla ik je doormidden! zei de man met de pijp nijdig en Boet maakte rechtsomkeert.

Hij vond, dat dit avontuur zéér naar zijn genoegen was afgeloopen en stapte voldaan de school binnen.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(58)

Hoofdstuk V.

Een Middag vol kattekwaad.

Een half jaar was voorbij en 't was volop zomer.

Boet en Maus deden gedurende deze maanden wel hun best en er gebeurde weinig of niets, waarover hunne Moeder ontevreden behoefde te zijn. Op school leerden zij beiden vrij goed, maar het meeste plezier beleefden Moeder en de huisgenooten toch aan de goede muzikale vorderingen, die beiden maakten. Zelfs hun muziekleeraar, die zelf een groot kunstenaar was, had veel genoegen in zijn knappe leerlingen en hij zei dikwijls, dat hij broer on zus later nog eens als groote toonkunstenaars hoopte te ontmoeten.

Helaas was het met broer en zus echter

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(59)

niet alles rozengeur! Want hoe ze ook hun best deden bij de muziek, in hun vrije uren haalden ze allerlei kattekwaad uit en vooral Boet bleek een meester te zijn in het uitdenken van allerhande dwaasheid. Zoo kwam hij op een Zaterdagmiddag uit school. 't Was juist markt en Boet liep daar graag eens rond.

Zonder een bepaald plan te hebben om de een of andere ondeugende grap uit te halen liep hij langs de uitstallingen der marktkooplieden, totdat hij bij een geheel ledig kraampje kwam. Het bestond uit slechts enkele planken op schragen met een tentje van zeildoek daarover. Vermoedelijk moest de koopman nog in den middag zijn waren komen uitstallen, want des Zaterdags duurde de markt tot 's avonds laat.

Op geen twee meter afstand van dit kraampje stond een boerenwagen met een paard ervoor.

Achteraan den wagen hing een lang, dik touw.

De voerman van den boerenwagen deed een paar boodschappen bij een der markt-kooplieden, en toen Boet zoo heel toevallig

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(60)

dat touw zag hangen, kreeg hij opeens een dwaas idee.

Hij nam het touw en bond het losse eind aan een der schragen van het leege kraampje.

Niemand had op den jongen gelet.

Boet ging intusschen eens naar een ansicht-kaarten-stalletje kijken, doch lette tevens

goed op het touw, dat hij aan het kraampje gebonden had.

Daar kwam de boer naar den wagen toe.

Hij bergde een paar pakjes onder zijn zitbank, klom op den bok en nam de teugels in handen.

- Vort paard!

Krak-kraak-rommeldebom-bons!

Haar sukkelde de heele kraam in mekaar!

- Hei, ho, boer! riepen de marktlui.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(61)

De menschen stroomden van alle kanten toe om te zien, hoe dat nu eigelijk gebeuren kon. En Boet stond erbij met een gezicht, of hij van den prins geen kwaad wist.

't Boertje kwam van den bok gesprongen, keek dwaas naar de ruïne van latten en schragen. Hoe was 't nou toch harrejénnig mogelijk da-je 'n ding in mekaar ree waar je 'n meter af stond? Maar gauw al had-ie het touw ontdekt, gebonden aan de schraag.

- Dat hebben jullie gedaan!’ riep 't boertje tegen de marktlui.

Maar die lachten wat. Een sneed het touw door en de boer kon zijn reis vervolgen.

Doch telkens keek-ie achter zich om, of niet iemand weer 't een of ander aan z'n wagen bond. Gelukkig gebeurde dat niet, ofschoon Boet watertandde om een heel dikken politieagent, die 'n eindje verder kuierde, het touw van den wagen aan zijn been te binden,

Zeer voldaan over den goeden afloop van dit avontuur zette Boet zijn strooptocht voort.

Het was een bont gewoel op de markt.

Een geschreeuw, dat hooren en zien je verging.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(62)

Hier een koopman in lappen en linten, die zijn mond tot aan zijn ooren open zette en op een deuntje galmde:

- Vaif cente maar een el.... allemaal vaif cent.... vaif cent zoek maar uit.... allemaal een stuivertjèèèé!

In 't volgend kraampje een marktventer, die zelf zijn artikelen niet al te mooi scheen te vinden, want met een stem als een trompet schetterde hij:

Allemaal rommèl, rommèl! Uitzoekèè en cente biejèèè!! Wat heb ik een zoodjèèèè!!

En dan weer een koopman in appelen, die

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(63)

zijn buren wilde overschreeuwen en met paars-rood-blauw opgezwollen gezicht gilde:

- Zès! Zès! Haal maar uit zes! Zes! Zes! Haal uit zes!

Boet bekeek den man aandachtig. De appelen waren mooi.

Haal maar uit zes! Nou, dat was makkelijk genoeg nietwaar?

Boet ging bij de kar staan, nam zes appels en wilde doorloopen.

- Hee, jongen! riep de koopman. Me dubbeltje?

- Jou dubbeltje? zei Boet. Heb ik niet gezien!

- Zoo, maar as jij appels knopt, moet jij betalen, nogal wiedes!

- En jij roept: haal maar uit zes! zei Boet.

- Nou, nogal logisch, voor 'n dubbeltje natuurlijk!

- O, zeg dat 'r dan bij! zei Boet. Hij legde de appels weer op den wagen en liep kalm verder.

En 'n oogenblik later riep dezelfde koopman.

- Zes! Zes! Zes om 'n dubbeltjèèèè!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(64)

't Scheen dus geholpen te hebben.

Intusschen zette Boet zijn marktwandeling voort. Zoo'n loopje langs tentjes en kramen had voor hem altijd een groote bekoring, want wat al leuke dingen zag je er niet! En je kon er pret hebben, hoor! Asjeblief! Boet was een knapperd in 't uitdenken van grapjes. En ieder oogenblik had-ie weer wat anders in zijn hoofd.

Vooral vanmiddag had-ie weer zoo'n bui van kattekwaad doen. Dat 't wel eens mis kon loopen, och, daarover dacht hij niet eens.

Kijk, daar stonden twee juffrouwen druk met elkaar te redeneeren, die eene had een klein hondje, zoo'n echt binnenkamertjes-keffertje aan een lang touw.

- Psss, psss, Bello! deed Boet.

- Wef.... wefwef! kefte 't kleine ding.

- Kssss.... kssss.... pak ze! hitste Boet aan.

- Wil je wel is weggaan, ondeugd! zei de juffrouw, die 't hondje vasthield.

- Jawel juffrouw!’ zei Boet beleefd. Psss.... Psss.... Bello.... Kom dan! En opeens begon Boet om de twee juffrouwen

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(65)

heen te loopen, heel hard, al maar roepend: Kom dan Bello! Kom dan! psss.... pass!

Wefwef.... wefwef! blafte 't hondje en liep Boet na. Dat was juist de bedoeling van den bengel, want omdat hij in een kring liep,

draaide het hondje al loopende het lange touw om de twee juffrouwen heen, die daardoor onverwachts aan elkaar gebonden waren. Toen er geen touw meer was, stond 't hondje nog woest te keffen tegen Boet, die vriendelijk z'n pet afnam en beleefd zei:

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(66)

- Dag dames, veel plezier samen!

Het hondje moest vijfmaal terugloopen om de juffrouwen te bevrijden, maar in dien tijd was Boet al tusschen de menigte verdwenen.

Hij scharrelde eerst nog zoo'n beetje tusschen de verschillende kramen, maar toen de torenklok half één sloeg, bedacht hij, dat het nu toch langzamerhand tijd werd om huiswaarts te keeren.

Hij verliet de markt, liep een paar straten door en bleef voor een bloemenwinkel staan, Daar kreeg hij opeens een idee! Het zou wel aardig zijn, om freule Hoogenbrock wat bloemen te geven, maarre.... die kon hij niet zoo heel gemakkelijk betalen! Maar geen bezwaar.... hij zou ze in elk geval dan maar alvast bestellen.

Boet naar binnen.

- Wel jongeheer? vroeg de winkelbediende.

- Mijnheer, wilt u zoo goed zijn een bouquet rozen en lelies te sturen bij freule Hoogenbrock?

- Zeker wel, jongeheer. In welken prijs?

- O, dat geeft niet, zei Boet, als 't maar een mooie, groote is!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(67)

- Zal er voor zorgen. Hoe is 't adres?

- Vlaamsche Park. Villa ‘Bloemfontein.’

- In orde. Dag jongeheer.

Boet betikte z'n pet. Meneer.

Ziezoo, dat was fijn gegaan. Freule Hoogenbrock zou van middag bloemen krijgen.

Wat ze daarvan zou opkijken! In de beste stemming wandelde Boet naar huis en passeerde een schoenmakerij, waar de schoenmaker voor zijn geopende raam te kloppen zat.

Boet keek naar binnen en beschouwde een oogenblik aandachtig den man en zijn werk.

De schoenmaker keek ook Boet even aan.

Daarop zette de man een heel verbaasd gezicht, hield op met werken, mompelde toen: Wel alle duivels! en zei hardop:

- Zeg jongen, kom jij eens hier!

Boet kwam dadelijk voor 't open raam.

- Ben jij niet de jongen, die hier gisteren onze kat heeft meegenomen?

- Heb ik de kat meegenomen? lachte Boet, die van dit misdrijf niet 't minste afwist.

- Ja, jij bent het! Kom eens hier, aap van een jongen!

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(68)

En om zijn uitnoodiging nog wat vriendelijker te maken, greep de man een oude laars en wierp die Boet naar het hoofd.

Maar de jongen bukte snel, zoodat de laars over hem heenvloog, precies tegen een hond aan, die met een verschrikt eu, eu! de straat uitholde.

Die behandeling vond Boet al bijzonder lief en hij keek eens om zich heen, of hij niet 't een of ander op straat vond liggen, waarmede hij de vriendelijkheid van den schoenlapper beantwoorden kon.

Ha! Nauwelijks twee passen van hem verwijderd lag een rotte peer op de steenen.

't Was een pracht-exemplaar, de schil was nog vrij gaaf, maar van binnen was 't een en al bruin sop.

Boet greep het projectiel en met een welgemikten zwaai slingerde hij de slappe vrucht door 't raam en trof zijn aanvaller midden in het gezicht.

- Pletsch! zei de peer en barstte als een granaat uit elkander. Links en rechts, omhoog en omlaag vloog het bruine sop en 't schoenmakersknechtje aan de tafel kreeg er

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(69)

ook ruim zijn deel van. De schoenmaker zelf had zijn gezicht er vol mee en woedend vlóóg hij overeind, waarbij hij ongelukkig genoeg zijn werktafeltje met de knieën omgooide.

- Alle heksen en duivels! schreeuwde hij, dat zal ik die schobbejak betaald zetten!

Boet was al een heel eind de straat in, toen hij omkeek, en den schoenlapper achter zich zag aanhollen!

- O hemel, dadelijk krijg ik ook een peer! dacht hij en rende zoo hard hij kon er van door.

Maar dat nam toch niet weg, dat de schoen-

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(70)

maker met zijn lange beenen veel sneller vooruit kwam en dat de man meer en meer op hem won! Nog eens keek Boet om en zag, dat de schoenmaker iets opraapte en dan weer voortholde! Al kleiner en kleiner werd de afstand tusschen hem en zijn vervolger en eindelijk had de man hem te pakken.

En daar kreeg Boet me een rammeling met den spanriem van den schoenmaker, dat de jongen zich verbaasde, dat hij nog heel bleef!

- Zoo, mannetje! hijgde de man, dat is voorloopig genoeg, maar ik kom oog wel is met je moeder praten, je zult van mij hooren!

Zoodra de schoenmaker Boet losliet, maakte deze, dat hij uit de voeten kwam. Hij wreef kreunend zijn rug en mopperde allerlei liefelijkheden aan 't adres van den man.

- Met moeder praten.... pfff.... hij kent me niet eens en weet ook niet, waar ik woon.... dacht hij.

In elk geval was dit zaakje minder goed afgeloopen dan de andere. Maar het was ook geen grap, door hem op touw gezet. Zoo'n akelige schoenfrik! Een kat

meegenomen? Wel, loop naar de pomp, wist hij veel van een

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(71)

kat? Ook een mooie geschiedenis! Dat had

nou een ander gedaan en hij kreeg er voor op z'n ribbekast!

Maar toch.... wat kreeg die vent lekker die peer op z'n toet.... hahaha.... flàng...

klets!.... en al die bruine soep in z'n snuit.... om je slap te lachen! Sjonge.... wat deed die rug 'm pijn! Er zaten bepaald blauwe striemen op. Zoo'n geméénerik, om zóó hard te slaan!

Boet naderde z'n huis, besloot voorloopig om niets te zeggen van dit schoone avontuur.

Maar als hij geweten had wát de schoenmaker van de straat had opgeraapt, dan zou hij lang niet zoo gerust naar huis zijn gegaan.

Tijdens zijn vlucht had Boet iets verloren, iets.... dat....

Maar dat zullen we in het volgende hoofdstuk wel zien.

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(72)

Hoofdstuk VI.

De middag verloopt huiselijk, maar ten slotte toch wat rumoerig.

Toes Boet in het Vlaamsche Park kwam, keek hij naar de bloemen in de tuinen. Zag hij er heele mooie, dan bleef hij staan en bestudeerde ze in gedachten. Wat een rare jongen was hij toch eigenlijk, nog geen half uur geleden liet hij 'n boerenwagen op de markt 'n kraam uit elkaar trekken, draaide twee juffrouwen aan elkaar, gooide een schoenmaker 'n rotte peer als een ontploffende granaat in z'n facie en stond nu met een hart vol liefde te kijken naar rozen, anjelieren, vergeet-mij-nietjes en dahlia's.

Boet hield van bloemen, van boomen, van vogels en vlinders. Hij zou nooit een dier

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(73)

kwaad doen, geen boom beschadigen, geen vogeltje plages. Hij had een goed hart en hij dacht, dat de stad en de school en de menschen en de meesters er waren voor hèm, om er zooveel mogelijk pret mee te maken.

Langs een rij tuintjes, die de kleine villa's van den weg scheidden, liep hij voort tot aan ‘Bloemfontein.’

Maus zat met de Vriend voor 't raam, Moeder was aan de koffietafel bezig.

Boet kon duidelijk aan den mond van Maus zien, dat ze zei:

- Daar hebbie 'm nou.

Boet nam plagerig z'n pet af voor z'n zusje, die als antwoord op die beleefdheid haar tong uitstak. Dat does zusjes meer. 'n Korten ruk aan de bel, dienstmaagd verscheen.

- Goeienmiddag, kamerolifant, zei Boet vrindelijk.

- Boetje, voeten vegen, Boetje! zei de meid.

- 'n Tik op je hoedje, rijmde hij, kieperde z'n pet aan den kapstok en ging de kamer in. Daar zei hij deftig:

- Middag mevrouw Pinkerton, dag mijnheerio Borio, hoe gaat het U-io?

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(74)

En toen tot Maus:

- Dag prul.

Moeder beet zich op de lip en trachtte ernstig te kijken, want Boet moest een standje hebben voor zijn laatkomen. De vriend nam Boet bij zich en streek hem over 't hoofd, terwijl Maus een gezicht trok.

- En waar komt mijn knappe zoon zoo laat vandaan? vroeg Moeder. En waarom krijgt Moeder geen zoen?

Boet vloog op z'n moeder aan, pakte haar met klem.

- Ik heb ook zoo véél aan m'n hoofd, sprak hij.

De heer Borio lachte en trok hem weer naar zich toe.

- Die lieve jongen, mompelde hij en streek Boet over de wang.

- Maar hoe kom je nou toch weer zoo laat, vent? vroeg Moeder.

- Gemarkt, moeder. Gekke dingen zie je op die markt.

- Wat was er dan voor geks te zien? vroeg Maus. Zeker jouw snuitwerk.

- Odk al, zei Boet. Maar dat was 't gekste

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

(75)

niet. Ik heb mij slap gelachen om een boer, die met zijn wagen een kraam uit elkaar haalde.

- Hoe kwam dat dan?

- Wel, d'r stond zoo'n boeren-paardenauto bij een leege kraam. En 'r hing een touw aan de kar. Toen dacht ik: zoo'n touw dient, om ergens aan vast te maken, en omdat er niets beters in de buurt was, bond ik het touw maar aan dat kraampje vast. Vort paard, zei de boer en tegelijk sukkelde het heele gevalletje onderste boven. Zoo'n domme boer ook!

- Maus schaterde het uit.

- Eénig! riep ze. Dòl!

- Maar jou bengel! zei Moeder.

- Da's verdraaid kraa,.... die lieve jongen, mompelde de Vriend en verslikte zich in zijn koffie.

- En toen? vroeg Maus, gretig verlangend om meer dergelijke avonturen te hooren.

- Nou, enne toen liep 'k door, hè! Toen heb 'k twee vrouwen aan mekaar gebonden.

Eén had 'n hood aan 'n touw, 'n lang touw. 't Was een aardig diertje. Psss.... Bello....

zei ik en tegelijk liep ik hard om de twee

Chr. van Abkoude, De Pinkertonnetjes

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Waarom?’ riep de heer Polterich, ‘dat is nergens goed voor! Zóó iets bestaat gewoonweg niet! Hallo, jullie daar met z'n beiën!’ riep hij Hans en Paul toe, ‘jullie

vond dit eerst niets prettig, maar toen Vader beloofde dat ze vanmiddag weer uit zouden gaan, en dan misschien naar een bioscoop, wilde Jaap wel, ook al vanwege het onrustbarend

Lang bleef hij niet in haar gezelschap dien avond, ze sprak weinig meer en daarom ging hij maar vroeg naar zijn kamertje, want het lezen van roovergeschiedenissen kon hem nu toch

Zooals gezegd, was moeder Hilletje er druk aan het poetsen. Onwillekeurig vroeg je jezelven af, wat er hier nog te poetsen viel, want alles blonk in 't zonnetje, dat z'n

Vader zag niet wat Tim in zijn knuistje hield en boog zich naar de hand van zijn kleinen baas, om uit de grap maar eens te ruiken.. Maar in een wip had Tim den knijper op vaders

Ziezoo, dacht hij, toen hij eindelijk goed en wel gezeten was, dat heb ik er netjes afgebracht. van Abkoude, Willem's verjaarsgeschenk.. bij de school, wip ik weer even handig van

Behalve de weinige lompen, die hij aanhad, bezat hij geen kleeren. Hij kon zich niet herinneren, ooit bij den barbier te zijn geweest, want zijn moeder zette hem maar een aarden kom

Chr. van Abkoude, Hein Stavast.. van de molenwieken beviel hem niet. Hoe hij ook de wieken bestudeerde, weer uitwischte en opnieuw schetste, het lukte niet. 't Eenigste middel zou