1. Bepaal, met behulp van de definitie, de afgeleide functie f ' van
f x ( ) =
3x
2 .( ) ( ) ( )
( ) ( )
3 4 3 2 3 2 3 4
3 4 3 2 3 3
3 2 3 2 2 2
3 4 3 2 3 2 3 4
2 4
' lim lim
li
'
m
x a x a
x a
x x a a
x x a a
x a x a
f a
x a x a x
f
x a a
x
a
a
→ →
→
+ ⋅ +
⋅ + ⋅ +
− −
= =
− − + ⋅ +
= − ( )
( )
x a x a
+
− (3 x
4 +
3 x
2⋅
3a
2 +
3 a
4) = 3 2
3a a
4= 3
32 a ⇒ D
3x
2= 3
32 x
2. Gegeven is de functie
f x ( ) = 3 x + 4
.a) Bereken, steunend op de definitie, de afgeleide
f ' 7 ( )
.( ) ( ) ( )
( ) ( )
( ) ( )
7 7 7
7
3 4 5 3
7 3 4 5 3 21
' 7 lim lim lim
7 7 7 3 4 5
3 7
l
' 74 5
im
x x x
x
f x f x x
f x x
x
x
x
f
x
x
→ → →
→
⋅ + + + +
− + − −
= = =
− − − + +
= −
( x − 7 ) ( 3 x + + 4 5 ) = 10 3
b) Stel de vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek van de functie
f
in het puntP ( 7,... )
.( )
3 7 5
t↔ =y 10 x− + of eenvoudiger: 3 29
10 10 t↔ =y x+
c) Deze raaklijn snijdt de y-as in punt A. De grafiek van f snijdt de y-as in punt B.
Bereken de oppervlakte van driehoek ∆APB. Het is duidelijk dat 29
0,10 A
en
B ( ) 0, 2
, zodat0, 9 7 3,15
2 2
AB x
PS
∆⋅ ⋅
= = =
3. Voor welke waarden van de parameters a b ∈ ℝ, zal de functie f met meervoudig functievoorschrift overal continu en afleidbaar zijn:
( )
2 3 , 1, 1
x x
f x ax bx x
+ >
=
+ ≤
.
Om continu te zijn moet:
( ) ( ) ( ) ( )
1 1 1
lim 1 lim lim 1 3 2
x
f x f
xf x
xf x a b a b
> <
→
= ⇒
→=
→⇔ + = + ⇔ + =
Om afleidbaar te zijn moet bovendien:
( ) ( ) ( )
1 1 1 1
1 1
lim ' lim ' lim lim 2 2
2 3 4
x x x x
LA RA f x f x ax b a b
> < > x <
→ → → →
= ⇔ = ⇔ = + ⇔ = +
+
Dus: 2 7 4
2 1 4 15 4
a b a
a b b
+ = = −
+ = ⇔ =
4. Bepaal de punten op de grafiek van
f x ( ) = 4 x − x
2 waarin de raaklijn aan de grafiek van f doorP ( ) 1, 7
gaan.De raaklijn in A a
(
, 4a−a2)
heeft als ricof ' ( ) a = − 4 2 a
, dus:( 4 2 )( ) 4
2t ↔ = y − a x a − + a a −
.( ) 1, 7 7 ( 4 2 )( 1 ) 4
2 22 3 0 1 3
P ∈ ⇔ = t − a − a + a a − ⇔ a − a − = ⇔ = − ∨ = a a
. De gezochte punten zijnA − −
1( 1, 5 )
enA
2( ) 3, 3
.5. De parabool p↔ =y x2+4x−9 en de kubische kromme k ↔ =y x3−4x+3 hebben twee punten gemeenschappelijk.
a) Bewijs dat de grafieken elkaar snijden in een punt en raken in een ander punt.
Snijpunten:
( ) ( )
3 *
2
3 2 3 2 2
4 3 2 3
3 12
4 9
*: 4 3 4 9 8 12 0 2 3 0 2 3
Horner
y x x x x
y y
y x x
x x x x x x x x x x x
= − + = = −
⇔ ∨
= = −
= + −
− + = + − ⇔ − − + = ⇔ − + = ⇔ = ∨ = −
De afgeleide functies (die we voor het gemak p' en
k '
noemen) zijn:p x ' ( ) = 2 x + 4
enk x ' ( ) = 3 x
2− 4
. Inx = 2
zijn de afgeleiden gelijk, wantp ' 2 ( ) = k ' 2 ( ) = 8
, dus raken de krommen elkaar.In
x = − 3
zijn de afgeleiden verschillend, wantp − ' ( ) 3 = − 2
enk − ' ( ) 3 = 23
, dus snijden de krommen elkaar.b) Bereken in het snijpunt de hoek die de twee krommen met elkaar maken.
Voor de hoek geldt: 2 23 5
tan 29 03'17"
1 2.23 9
θ
=− − = ⇒ ≈θ
°−
6. Op de grafiek van
( )
26 4 f x x
= x
+ liggen twee punten A en B waar de raaklijn aan de grafiek van f evenwijdig is aan de
x
-as.Bereken de afstand
AB
tussen deze twee punten.( ) ( )
( ) ( )
2 2
2 2
2 2
6 4 2 .6 6 24
'
4 4
x x x x
f x
x x
+ − − +
= =
+ +
( )
2 2 3// ' 0 6 24 0 4 2 2 2,
t x⇔ f x = ⇔ − x + = ⇔x = ⇔ = − ∨x x= ⇒ A− −2
en 2,3 B 2
.
De afstand
AB
is dan(
2 2)
2 3 3 2 52 2 AB = + + + =
7. Een betonnen plaat die op de grond ligt is via een katrol met een kabel verbonden aan een tractor (plaat, katrol en tractor hebben verwaarloosbare afmetingen).
De katrol hangt 4 m boven de grond, en de tractor rijdt met een snelheid van 1 m/s weg van de plaat, die als ze op de grond ligt 6 m van de tractor is verwijderd.
Bereken de snelheid waarmee de plaat omhoog wordt getild op het ogenblik dat ze 3 m boven de grond hangt.
Met de conventies op de figuur (
x
is de horizontale afstand die de tractor aflegt,a
is de afstand van de tractor tot de katrol enb
is de afstand van de plaat tot de katrol) geldt:2 2 2
4 4 52 a x
a b
− =
+ = +
(de kabellengte is constant).
Leiden we beide vergelijkingen lid aan lid af naar de tijd dan krijgen we:
2 2 0
0
da dx
a x
dt dt
da db dt dt
− =
+ =
.
Op het moment dat de plaat 3 meter boven de grond hangt is
b = 1
, a = 52+3, x= a2−16= 45+6 52 ener is verder gegeven dat dx 1
dt = , dus is
45 6 52
1 0, 92 52 3
da x dx dt a dt
= ⋅ = + ⋅ ≈
+
(en dus ook db 0, 92dt ≈ − ).
De snelheid waar de plaat mee wordt opgetild bedraagt op dat moment dus ongeveer 0, 92m s .