Vraag nr. 48
van 19 november 1997 van mevrouw SONJA BECQ
D o o r l i chting wetenschappelijke instellingen – Stand van zaken
Op 6 juli 1994 besliste de Vlaamse regering tot een doorlichting van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen.
Daartoe werd besloten tot een zelfstudie door de diensten en tot een rapportering door een advies-commissie met deskundigen. Bij regeringsbeslissing van 3 juni jongstleden werden richtlijnen gegeven met betrekking tot de uitwerking hiervan.
De betrokken instellingen zijn het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën, het Instituut voor N a t u u r b e h o u d , het Instituut voor Bosbouw- en Wi l d b e h e e r, het Instituut voor het A r c h e o l o g i s c h Patrimonium en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen.
1. Wat is de stand van zaken van deze zelfstudie en externe doorlichting ?
2. Wanneer worden de resultaten van deze door-lichting verwacht ?
3. Op basis van welke criteria worden deze resulta-ten beoordeeld en wie wordt bij de bespreking betrokken ?
Antwoord
De Vlaamse regering besliste over te gaan tot de doorlichting van de vijf Vlaamse wetenschappelijke i n s t e l l i n g e n . Deze doorlichting heeft een informa-tief en niet-informainforma-tief karakter. De belangrijkste doelstellingen zijn :
– een overzicht geven van de plaats van elke instelling in het Vlaams beleid, van het geheel van de activiteiten van elke instelling, van de wijze waarop die thans worden ingevuld en van de middelen die hiervoor ter beschikking staan ; – suggesties verzamelen rond zowel mogelijke bijsturingen van de opdrachten van elk van de vijf instellingen, als de wijze waarop deze con-creet zouden kunnen worden ingevuld.
Hierbij moet er bovendien op worden gewezen dat deze doorlichting moet worden beschouwd als een proefproject waaruit onder meer de nodige
infor-matie zal worden gehaald om een geïnstitutionali-seerd systeem van monitoring van de V l a a m s e wetenschappelijke instellingen op te zetten.
Zoals gebruikelijk bij doorlichtingen bestaat de aanpak uit drie delen : een zelfstudie, adviezen van externe deskundigen en een eindrapportage met aanbevelingen.
De doorlichting wordt gecoördineerd door de administratie Wetenschap en Innovatie, in nauw overleg met de betrokken administraties en de lei-ding van de vijf instellingen.
De zelfstudie werd opgedeeld in twee delen : e e n kwantitatief luik en een meer beschrijvend deel waarin de instellingen onder meer zelf hun proble-men kunnen uiteenzetten en suggesties doen. Nadat het kwantitatieve luik van de doorlichting werd afgewerkt, keurde de Vlaamse regering op 27 mei 1997 de documenten goed die worden gebruikt voor het beschrijvende deel.
Momenteel werken de vijf instellingen aan de uit-voering van dit deel van de zelfstudie. Er werd afgesproken dat de teksten beschikbaar zullen zijn op 31 januari 1998.
De Vlaamse regering heeft eveneens de samenstel-ling van vijf adviescommissies goedgekeurd. D e leden werden voorgesteld door de instellingen, d e betrokken administraties en de administratie Wetenschap en Innovatie. Deze commissies zijn vooral samengesteld uit buitenlandse deskundigen, die hun medewerking aan de doorlichting hebben bevestigd.
De werkplanning die voor deze voorlichting werd o p g e s t e l d , voorziet in het bezoek van de advies-commissie aan de betrokken instellingen in de lente van 1998. Dit laat toe in de loop van juni 1998 over het advies van elke commissie te beschikken. Vervolgens zal de administratie Wetenschap en Innovatie een ontwerp van syntheserapport opstel-len en bespreken met de betrokken administraties en wetenschappelijke instellingen.
Voor eind oktober 1998 is gepland dat het synthe-serapport en de bijlagen aan de Vlaamse regering worden voorgelegd.