Uitleg AAD’s
In het eerste actor activity diagram lost een magazijnmedewerker met behulp van een heftruck een vrachtwagen, zet de volle pallets met talon producten op het laad/los perron en controleert de binnengekomen goederen door stickers te plakken. Andere magazijnmedewerkers halen de goederen van het laad/los perron met behulp van een reachtruk en draaien deze producten weg in de bulkvoorraad. AAD 2 beschrijft dezelfde processtap maar is van toepassing op een ZBM producten.
Voor diagram 3 geldt bijna hetzelfde als voor diagram 1, alleen draait de magazijnmedewerker de talonproducten niet weg in de opslag maar als hij ze van het laad/los perron haalt, rijdt hij ze naar het pakvak, verwijdert de bulkverpakking en legt de producten in het pakvak. AAD 4 is gelijk aan drie, maar verschilt wederom in product: ZBM.
Diagram 5, de producten van de opslag naar het pakvak rijden bestaat uit een aantal mogelijkheden. De snelste en makkelijkste manier is als de producten boven het pakvak liggen opslagen en een hele pallet in het pakvak past. Het komt ook voor dat de medewerker de producten uit de opslag heeft gedraaid en een stukje moet rijden naar het pakvak alvorens hij ze erin kan leggen. Daarnaast gebeurt het regelmatig (diagram 5c, 5d) dat niet de gehele pallet vanuit de opslag in het pakvak past. Dan haalt de medewerker het juist aantal producten van de pallet, draait de rest terug in de opslag en legt de producten in het pakvak. Ook deze processtap is in AAD 6 beschreven voor een ZBM product.
Tijdens het maken van de AAD schema’s heb ik onderscheid gemaakt tussen ZBM en Talon producten omdat de producten verschillende routes doorlopen en ook het verschil in activiteiten naar voren dient te komen. Zoals uit bovenstaande blijkt bestaan de diagrammen 2,4 en 6 bestaan uit dezelfde activiteiten als diagrammen 1, 3 en 5 alleen de even diagrammen gelden voor ZBM producten en de oneven diagrammen zijn voor Talon producten. Er is dus geen verschil in activiteiten om een talon product of een ZBM product van de vrachtwagen uiteindelijk naar het pakvak te brengen. Het enige verschil hierin is dat de locaties verschillend zijn en daarmee ook de af te leggen afstanden in de store. Ik zal in het vervolg dan ook geen onderscheid maken in het lossen van een talon product of een ZBM product. De verschillen die er zijn, zullen naar voorkomen in het berekenen van de kosten. Misschien duurt de ene activiteit langer dan de andere omdat de afstanden groter zijn maar de activiteiten op zich blijven gelijk.
In AAD 7 zijn de activiteiten aangegeven die nodig zijn om de producten van de pakplaats in het Talon naar de goederenafgifte te brengen, waar de klant de gekochte producten kan afhalen. Zodra een klant het talon product bij de kassa heeft afgerekend, wordt in het talon een bon uitgedraaid met deze order. De magazijnmedewerker verzamelt de producten van de order en brengt ze naar de goederenafgifte-balie. Inmiddels heeft de klant bij de servicemedewerker achter de balie zijn order laten zien en kan deze medewerker, zodra de producten verzameld zijn, de juiste producten aan de klant overhandigen.
In diagram 8 brengt de magazijnmedewerker de verzamelde producten niet naar de goederenafgifte maar naar de transportruimte: de klant wil de producten thuis laten bezorgen.
Deze klant laat zijn gegevens noteren bij de transportbalie. Deze gegevens worden afgedrukt
op stickers en deze stickers worden in de transportruimte op elk product dat de klant gekocht
heeft, geplakt. Vervolgens stapelt de service medewerker alle producten bestemd voor
thuistransport op een pallet en kan het transportbedrijf ze meenemen.
In het laatste diagram staan de activiteiten centraal voor ZBM producten die thuis afgeleverd dienen te worden. De klant heeft zelf zijn producten al bij elkaar gezocht in het zelfbedieningsmagazijn en gaat vervolgens met deze afgerekende producten naar de transportbalie. De servicemedewerker noteert de gegevens van de klant en druk deze af op de stickers. Vervolgens brengt deze servicemedewerker de producten met de stickers naar de transportruimte. Hier worden de producten gecontroleerd en op een pallet gestapeld: klaar voor transport.
Diagram 7 en 8 zijn processtappen en activiteiten die specifiek zijn voor talon producten terwijl diagram 9 specifiek is voor een ZBM product. In deze diagrammen zijn de activiteiten duidelijk wel verschillend voor een talon of ZBM product.
IKEA Duiven
8 april 2002MEUBELEN IVBEB KEUKENS ACCENTEN VERLICHTING
Caroline Maier Marike Eijsten
Janny Becker Alfons Peer Cinte Erens Tineke Gerardts Miret Schierboom
Anke Rassbach Haiko Revelman de Vries Geert Strijker
Mark van Ooijen Erna Harwig Jeroen Vermeulen
Petra Sleenhof
STOREMANAGER
Sylvie Deenen
HUMAN RESOURCE
Peter van Rooy (tot 01-06-02)/
Liesbeth Hoogland (vanaf 01-06-02) Liane de Jong
SPRINGERS
William Kroone
BUS CONT
VAC Ank
SERVICE KASSA
Al
Ro
Jero Vaca
Hans de Jong Editha Gerdingh
Rik Bennik
Vacature Alies Dijk
Rob Polman
COMMERCIEEL MANAG
VACATURE
Sipco Cupido Maurice Boerboom
Martijn Wijnbergen (tot 1-5-02 )
Arno v. Rijswijk
RESTAURANT RECOVERY TD MAG
OPERATIONS MANAGER
Hans van Zutphen
Maico Muller
BA 50
MILIEU Sjef Faber