• No results found

Raadsleden van de V. V.D. vergaderden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Raadsleden van de V. V.D. vergaderden "

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zaterdag 10 okt. 1959- No. 556

Raadsleden van de V. V.D. vergaderden

(Zie pag. 3)

HET AJ.~GEMEEN POLITIEI( DEBAT IN DE 1~W-EEDE I(AMER

Fractievoor~itter Oud sprak ·weer een puntig woord

Bij de algemene politieke beschouwingen in de Tweede Kamer kwam onze fractievoorzitter, prof. mr. P. J. 0 u d, in de avondver- gadering van dinsdag

29

september als eerste aan het woord.

Het was juist ook

deze

avondvergadering, welke voor de eerste maal werd gepresideerd door onze geestverwante, mevrouw mr. J. M.

Stoffels-van Haaften.

Het ligt voor de hand, dat prof. Oud dus begon met een enkel woord te richten tot ,,Mevrouw de Voorzitster".

· Wij laten hier thans deze rede, welke hij in eerste a;mleg uitsprak, uit de officiële Hande- lingen woordelijk volgen.

V oor de replieken verwijzen wij naar de

"Flitsen van het Binnenhof" van deze week.

De internationale toestand

De heer 0 u d (VVD): Mevrouw de Voor- zitster! U zult wel begrijpen, dat het voor mij toch wel een bijzondere voldoening is, dat ik de eerste mag zijn, die U met deze titel aanspreekt.

Ik wil hieraan graag iets toevoegen. Ik wil U bij voorbaat verontschuldiging vragen. Het zou namelijk weleens kunnen zijn, dat ik in het vuur van mijn rede op een gegeven ogenblik "Mijn- heer de Voorzitter" zeg in plaats van "Mevrouw de Voorzitster". Ik hoop, dat U mij dit niet al te euvel zult duiden. Ik zal mijn best doen, in de juiste terminologie te blijven.

Wanneer ik dan nu mijnerzijds enige alge- mene politieke beschouwingen wil houden, wil ik daarbij ook over het algemeen de Troonrede volgen. Ik wil dan in de allereerste plaats iets zeggen over de internationale toestand.

De Regering heeft in de Troonrede nog eens een beschrijving gegeven van de moeilijkheden, waarin wij ons op internationaal gebied bevin- den, en de memorie van toelichting met betrek- king tot hoofdstuk III van de begroting heeft dit nog eens onderstreept en heeft ons nog eens verteld, dat de Regering diep doordrongen blijft van de noodzaak van bewapeningabeper- king en dat ook zij van mening is, dat niets mag worden nagelaten om tot werkelijke uni- versele ontwapening te geraken. Zij voegt er echter terecht aan toe, dat de veiligheid van het Westen en van de gehele niet communis- tische wereld onder alle omstandigheden ge- waarborgd dient te blijven.

Mevrouw de Voorzitster! Ik zou dat van mijn kant nog eens graag willen onderstrepen. Wij bevinden ons op het ogenblik in de toestand, dat het gesprek tussen Eisenhower en Chroesj- tsjef heeft plaatsgehad. Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat wij allen hopen - al is onze ver- wachting, althans van de meesten van ons, wel niet groot-, dat dit zal kunnen leiden tot enige internationale ontspanning.

Hoop doet leven, Mevrouw de Voorzitster, maar in die hoop op ontspanning zit toch ook een zeker gevaar, namelijk het gevaar, dat wij ons zouden kunnen laten verleiden tot een zeker optimisme en daardoor onze waakzaam- heid zou verzwakken. Ik ben niet bang, dat dit met de Regering het geval is, maar ik wil van

mijn kant toch graag nog eens uitdrukkelijk uitspreken, dat ook ik van oordeel ben, dat de sterkte van het Westen conditio sine qua non is voor de mogelijkheid van vreedzame op- lossingen.

Hieruit volgt dadelijk, dat ik mij ook vol- komen aansluit ·bij de stelling van de Regering, dat onze veiligheid verankerd is in het Atlan- tisch bondgenootschap. Wij moeten dus ons best doen, voor zover wij daartoe kunnen bij- dragen, om dat Atlantische bondgenootschap zo sterk mogelijk te maken.

In dit verband zou ik mijn instemming ook willen betuigen met de opmerking van de nieuwe Minister voor Defensie in zijn memorie van toelichting, dat de internationale politieke situatie, zoals die geanalyseerd is in de memorie van toelichting bij hoofdstuk III, geen andere conclusie toelaat dan dat de noodzaak voor het Westen om zich in krachtige staat van militaire verdediging te houden, onverkort blijft bestaan.

Wij zijn het hiermede volkomen eens en, Mevrouw de Voorzitster, wij wachten met ver- trouwen het beleid van de nieuwe Minister op dit punt af.

De Europese samenwerking

Van het Atlantische bondge- nootschap zou ik dan graag een ogenblik overgaan tot de Euro- pese samenwerking. Ik zou het zo willen formuleren: er is een groot aantal internationale or- ganisaties, waarin wij samen- werken, en ik zou de

organisa~

ties willen zien als elkaar om- sluitende kringen.

De wijdste kring is dan het Atlantisch bondgenootschap.

Binnen deze kring van het At- lantisch bondgenootschap heb- ben wij de verschillende Euro- pese kringen. Ik denk hierbij aan de ene kant aan hetgeen men weleens noemt het Europa van de Zes - soms zegt men

"Klein-Europa"; misschien zou het gelukkiger zijn, te spreken van "kern-Europa" -;wij heb- ben daarnaast het Europa van de Zeven, terwijl wij binnen dat kern-Europa van de Zes hebben de Benelux. Nu geloof ik, dat het goed is, dat wij die verschil- lende elkaar omsluitende krin- gen zo zien, dat wij ze vooral niet beschouwen als - nu neem ik een uitdrukking over, die voorkomt in de memorie van toelichting bij hoofdstuk III - rivaliserende kringen.

om de verhouding tussen het Europa van de Zes en het Europa van de Zeven, gezegd, dat wij moeten oppassen, dat het niet rivaliserende kringen worden. Dit geldt hier, geloof ik, in het algemeen bij al die elkaar min of meer om- sluitende organisaties.

Ik zou de kleinere organisatie willen zien als de bijzondere, die wij

moet~n

inpassen, zo goed mogelijk, in het algemene. Hier moet dus geen splitsing komen in rivaliserende groepen.

Versterking van dat kem-Europa zal zeker ons doel blijven, maar wij moeten ervoor oppassen, dat dit kern-Europa, dat Europa van de Zes, niet in tegenstelling komt tot het Europa van de Zeven.

(Zie vervolg op pag. 4 en 5)

ATTENTIE!! ATTENTIE!!

Luistert op vrijdag, 16 oktober a.s.,

over de zender

Hilversum I (

402 m), van

19.30-19.40 uur

naar:

.. Klankbeeld 1 0 jaren Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie".

Er wordt in de memorie van toelichting bij hoofdstuk III, waar het in het bijzonder gaat

Tijdens de begrotingsdebatten in de Tweede Kamer zag men Kamer- voorzitter dr. L. G. Kortenhorst in d1·uk gesprek met zijn plaats- vervangster mevrouw mr. Stoffels-van Haaften.

(2)

'VRIJHEID EN DEMOCRATIE

Flitsen van Het Binnenhof (I)

reden te meer om het kabinet welwillend tegemoet te treden.

Algemene politieke beschouwingen in Tweede Kamer - Door prof. Oud bepleite koerswijziging bevestigd • Meer vrijheid voor de maatschappelijke krachten - Meer persoonlijke verantwoorde- lijkheid en eigen initiatief - Solidariteit tussen mens en mede- mens, geen monopolie van de overheid • Beslissing over Lauwers- zee nog niet rijp - Propaganda-motie van de PvdA - Behandeling uitgesteld tot juister tijdstip.

Prof. Romme (KVP) verklaarde: ik wil graag uitdrukkelijk zeggen, dat ik de sa- menvatting, die de minister-president aan het slot van zijn rede heeft gegeven, de samenvatting van de geest waaruit, en de geest waarin het kabinet zich opstelt en werkt, met bijzondere instemming heb aangehoord.

Ik wil wel zeggen, dat een ombuiging in de richting van meer vrijheid naar de maatschappelijke krachten zeker door mijn politieke vrienden en mij wordt toe- gejuicht, indien daarbij óók en met na- druk, aldus prof. Romme, wordt gedacht aan de georganiseerde maatschappelijke krachten.

M

et het optreden_ van het kabi~et-De

Quay is een meuwe koers mtgezet voor het regeringsbeleid. Het is de koers, die prof. Oud als leider van de oppositie heeft bepleit. Dat wil niet zeggen, dat er nu een puur liberaal bewind wordt ge- voerd en dat de VVD op alle punten haar zin krijgt.

Maar de koerswijziging is toch een be- langrijk politiek succes van prof. Oud. Ik zie het zo, zei hij vorige week in de Tweede Kamer bij de algemene politieke beschouwingen, dat er met het optreden van dit kabinet een lijn is omgebogen.

\Vanneer een lijn wordt omgebogen, be- tekent dit volstrekt niet, dat men ogen- blikkelijk grote veranderingen ziet. Men gaat langzaam een andere kant uit.

Nu is er naar mijn mening, aldus prof.

Oud, met· het optreden van dit kabinet een lijn omgebogen in deze zin, dat wij in de richting gaan van meer vrijheid voor de maatschappelijke krachten.

De PvdA heeft daarvoor naar mijn zienswijze onvoldoende oog. Daarom was ik vóór de verkiezingen van oordeel, dat er moest worden aangestuurd op een kabinet zonder socialisten. Toch ben ik niet zonder hoop, dat als de resultaten van een ander gericht beleid zichtbaar zullen worden, ook de socialisten voor de goede kanten daarvan oog zullen krijgen.

Bedrieg ik mij niet, dan wijst het nieuwe program van de Duitse partij al enigszins in die richting.

... *

I

n een slotverklaring zei minister- president prof. dr. J. E.· de Quay over het karakter van zijn kabinet:

Dit kabinet heeft reeds eerder laten weten, dat het grote waarde hecht aan het scheppen van zoveel mogelijk kansen voor de burgers van alle groeperingen tot het dragen van eigen verantwoordelijk- heid.

Dit is onmogelijk zonder activiteit van overheidswege op een aantal terreinen.

Ik noem slechts de wenselijkheid over een bevredigend samenstel van sociale voor- zieningen te beschikken en de voorwaar- den te scheppen voor een menswaardig bestaan voor onze burgers. Wat dit be- treft trekt dit kabinet de lijn van het verleden met overtuiging door.

Maar naarmate zulke doeleinden wor- den bereikt, wordt het meer en meer mogelijk de maatschappelijke krachten en de persoonlijke verantwoordelijkheid van de burgers tot hun recht te doen komen.

Een overheid, die daarentegen zou pre- tenderen alles voor iedereen tot in de perfectie te kunnen regelen, zou niet al- leen een veel te grote macht in het leven der burgers worden en daarmee het ge- waande paradijs illusoir maken, maar zou bovendien vastlopen in onontwarbare ad- ministratieve rompslomp.

Deze richting kan een kabinet, dat de lmrgers in hun werkelijke menselijke waarde wil laten, niet inslaan. Integen- deel, wij willen op tal van terreinen, waar dat verantwoord is, aan eigen verant- woordelijkheid en initiatief ruimte geven.

• • •

L

aat men nu niet, zo vervolgde de minister-president, zoals de heer Burger (PvdA) doet, de indruk wekken, dat de grotere vrijheid en grotere ver- antwoordelijkheid op deze en andere ter- reinen een bedreiging van de solidariteit tussen mens en medemens zou zijn.

Voor deze solidariteit, die ik een wezen- lijk element van onze samenleving acht, heeft de overheid niet het monopolie; die solidariteit moet zich ook juist in vrij- heid in het maatschappelijke leven zelf kunnen ontplooien. En waar zij ernstig in het gedrang komt, aarzelt de regering niet voorzieningen te handhaven en te treffen. Ik ben niet ongerust over een vergelijking - over enige jaren - van onze daden met het verleden.

Sociaal is een maatregel niet per se, omdat hij op het moment, dat hij van kracht wordt (men denke aan de consu- mentensubsidies) aan brede lagen een op den duur soms schijnbare welvaartsver- betering geeft.

Een beleid, dat gezonde verhoudingen voor economische groei, gezonde uitbrei- ding van werkgelegenheid en welvaart voor ons groeiende volk bewerkt, kan sociaal zeer positief worden gewaardeerd, óók en soms juist, wanneer het op het moment zelf leidt tot minder directe be- stedingsvreugden dan men wellicht mo- gelijk acht.

Dit kabinet is er niet op uit de kloof tussen socialisten en niet-socialisten te verdiepen. Het wil het algemeen belang naar beste vermogen behartigen.

PREMIER DE QUAY .... geen kloof . ...

D

e heer Tilanm (CH) noemde die slot- verklaring een happy ending en hij sprak de hoop uit, dat het beleid in de geest van die slotverklaring zou worden voortgezet.

Ook de heer Bruins Slot (AR) zag in de woorden van de minister-president een

Wij zijn met het kabinet voor het ogen- blik tevreden, zei prof. Oud. Of het zo blijven zal, weet ik niet. Het is pas vier maanden aan het werk en ik geef het liever meer tijd alvorens er een oordeel over te vellen.

• • •

D

e fractieleider van de PvdA, mr.

Burger, was echter al klaar met zijn oordeel. Wij zullen, zei hij, de activi- teiten van dit kabinet kritisch blijven vol- gen. Wij verwachten nauwelijks enig goeds van dit kabinet voor het Neder- landse volk, behalve dan een wellicht groeiend inzicht hoe het niet moet.

Onze conclusie, aldus de heer Burger, uit dit debat moet er een zijn van ver- wondering, dat het kabinet er zo weinig van terecht brengt als in feite het geval is.

Ik heb de heer Burger een beetje be- klaagd, reageerde prof. Oud, maar ik voeg hieraan onmiddellijk toe, dat ik de- zelfde moeilijkheid ook ondervind; wij hebben beiden moeten omschakelen. Ik heb moeten omschakelen van oppositie tot de vertegenwoordiger van een der par- tijen, die thans geestverwanten in de re- gering hebben.

De heer Burger: Ik maak u mijn com- pliment ~oals u dat gelukt is.

De heer Oud: Ik vind het zo jammer,

H. G-ERRITZEN

HERENMODE

Laan van Meerdervoort 280a ·Gevers De·ynootpl. 9 Den Haag

Arrow Shirts in 3 mouwlengtes v.a. ... f 21.50 No Iron f 26.50

"-

Deze Burger

heeft zich van; de wal, waar de beste schippers staan, in de vloed van het parlementatre leven geworpen, om er als belangstellend buiten- staander geen seconde en geen woord van te missen.

.!Je zon sche_en nog te warm om er persoonlijk, op de publieke tribune, bu te gaan zttten, maa1· ik heb getrouwelijk en gulzig in de kranten gevolgd wat in 's lands vergaderzaal geschiedde.

Deze gulzighei~ werd, eerlijk gezegd, nog niet beloond. Het leek mij een va~g spelletJe schaduwboksen dat er werd gespeeld. Niet bizonder overtmge!Ld· Deze. ?urger had van die Burger een malser en sappiger nummertJe opposttte verwacht. Nu leek het mij allemaal nog wat te geforceerd. Opposition quand même.

Het enige dat mij aangegrepen heeft was de orchidee van voorzitter Kortenhorst voor zijn plaatsvervangster. Dat was een gracieus en gentlemanlike gebaar, zoals men dat trouwens van deze man die gracieus weet te leven ondanks zijn drukke werkzaamheden 'ver- wac~ten kan. ~ovendien kent hij de tale der blommen. Nog o~langs zag tk

J:em

ge!Ltet~n van de bloemenrijkdom in een der Haagse parken.

Overtgens vmd tk het wel heel flink van de plaatsvervangende kamer- voorzitster, dat zij deze functie heeft aanvaard, maar (onder ons gezegd):

goed begrijpen doe ik deze ambitie niet. Het laatste wat ik van een charmante vrouw verwacht is, dat zij leeuwentemster wil zijn. ln het circ"!s vind ·ik dit al onbegrijpelijk; in 's lands a1·ena des te meer.

Dtt is - de hemel verhoede - geen verwijt, doch verwondering.

Niettemin is het in 't samenspel der twintigst'eeuwse krachten, een opmerkelijke gebeurtenis, die de vrouw, maar dan in 't letterlijkst, ten troon heft. Ik heb twee grootmoeders en acht tantes gehad, die huiverden toen Aletta Jacobs voor arts ging studeren en toen Suze Groeneweg als eerste vrouw het Kamerlidmaatschap aanvaardde.

Hoe vreem~ zouden die tien lieve dames staan te kijken van d e z e verworvenhetd en dan nog wel met een bloemetje erbij.

Maar ik, vooruitst1·evend twintigste-eeuwer bij uitstek heb het novum van deze novissima verwerkt en aanvaard. Zoals g[j ook niet anders verwachten zoudt van

-

10 OX'I'OBER 1959 - PAG. 2

MEVROUW STOFFELS .... gedecideerd . ...

dat ik de heer Burger dit compliment niet terug kan maken. Hij is er heus nog niet in geslaagd nu de juiste houding van de leider van de oppositie te vinden.

• * •

D

e PvdA had haar oppositie toege- spitst op het niet inpolderen van de Lauwerszee. Het is een belangrijke zaak, die vooral Friesland hoog zit. De PvdA zag er dus een mogelijkheid van propaganda in door een motie in te die- nen, waarin de regering werd uitgeno- digd onverwijld een aanvang te maken met de inpoldering van de Lauwerszee.

Ik geloof niet, merkte prof. Oud op, dat het een goede orde van behandeling is deze motie te behandelen bij deze al- gemene beschouwingen. Voor een beraad- slaging over de inpoldering van de Lauwerszee zijn de algemene politieke beschouwingen volstrekt onvoldoende.

Ik acht dit een zaak, waarover wij in de allereerste plaats zullen moeten horen de minister van Verkeer en Waterstaat.

Een regelmatige orde van behandeling brengt mee, dat de motie wordt behandeld tegelijk met de begroting van Vcrkeer en Waterstaat.

Minister Korthals vulde aan: ik geloof inderdaad, dat het goed zal zijn deze zaak' hier niet rauwelijks te gaan behande- len. Het rapport van de economische des- kundigen is pas gisteren, 29 september, binnengekomen. Alle rapporten zijn thans naar de Raad van de Waterstaat, welks advies ik ook nog inwacht.

Prof. Romroe was eveneens van me- ning, dat de zaak pas rijp voor beoorde- ling zal zijn bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat, in november of december.

De heer Burger ging er hierna mee ak- koord, dat de behandeling van de motie werd uitgesteld. Hij had in ieder geval kunnen spuien, dat de veiligheid van de Friezen wordt opgeofferd aan financieel- economische overwegingen.

Nog méér populair had de heer Van der Veen (PSP) gezegd, dat de inpoldering van de Lauwerszee wordt opgeofferd aan de uitgaven voor het militaire apparaat.

•••

D

e PvdA is tegen de vrijere loonvor- ming. Uiteraard heeft zij daar dan kritiek op. Maar tot zijn leedwezen moest prof. Romm_e een gevaarlijk, vals spel signaleren van het partijblad van de PvdA, Het Vrije Volk, dat zich enerzijds keert tegen gedifferentieerde lonen, an- derzijds opstuwt naar niet minder dan geheel vrije lonen, naar de derde kant toch ook nog praat ten gunste van uni- forme loonsverhogingen, maar ondanks deze voorkeur toch ook weer geen woord van bezwaar Iaat horen tegen naar boven uitschietende lonen.

En dit spel wordt gespeeld in een op- ruiende vorm, die alle grenzen te buiten gaat, aldus prof. Romme. In Het Vrije Volk wordt de regering nagegooid, dat zij

"woorden zonder inhoud spreekt en be·

loften doet, die zij niet nakomt".

Aan de voorstanders van de vrijere loonvorming wordt de keuze gelaten be- driegers te zijn of lieden, die de dupe zijn geworden v?~ 1-tet schone woord "vrij- heid".

Het is na<... mijn gevoelen, zei prof.

Romme, een akelig van alle walletjes te- gelijk eten, dat daarom niets meer te maken heeft met het dienen van het arbeidersbelang van een bepaalde visie uit, maar dat alleen erop gericht is de moeilijkheden, die zich natuurlijk voor- doen bij de eerste schreden van de vrijere loonvorming, zelfs een wilde staking bui- ten de bonafide vakbeweging om, op te blazen en uit te buiten tot een staatkundig trekpaard voor eigen karretje,

Het is niet het recht van het partijblad van de PvdA tegelijkertijd de voordelen van de vrijere loonvorming zonder be-

(Zie vervolg pag. 3)

(3)

Diverse geslaagde bijeenkomsten van gemeenteraadsleden van de V.V.D.

UTRECHT

Op 28 september j.l. kwamen de VVD·

raadsleden uit de provincie Utrecht en het Gooi in de stad Utrecht bijeen onder de beproefde leiding van de heer ir. J.

D. M. Bardet.

Vertegenwoordigers van de gemeenten Amersfoort, Baarn, Breukelen, Bussum, Doorn, Hilversum, Laren, Loosdrecht, Maarn, Soest, Utrecht en Veenendaal, als- mede een vertegenwoordiger uit Beusi- chem, waren aanwezig. De vergadering werd ook bijgewoond door de heer K.

H. Brandt uit 's-Gravenhage.

Op deze alleszins geslaagde bijeen- komst vonden in hoofdzaak de volgende zaken bespreking: de thans geldende re- geling inzake de financiële verhouding Rijk-gemeente en de regeling, welke wordt voorgesteld in het desbetreffende wetsontwerp.

De indeling van de gemeenten in rayons voor leerlingen, die basisonder- wijs ontvangen; de financiële gevolgen van het wetsontwerp-voortgezet onder- wijs; de houding van de minister van 0. K. en W. ten aanzien van de stichting van rooms-katholieke en christelijke nij- verheidsscholen en die houding bij de stichting van neutrale nijverheidsscholen.

De hoge kosten van de gemeenten ten behoeve van het onderbrengen van Am- bonezen, zulks wegens de plotseling in november j.l. gewijzigde gedragslijn van de regering.

Voorts werd gesproken over het alge- meen beleid van de Vereniging van Ne- derlandse Gemeenten, waarbij enkele leden te"kennnen gaven de indruk te heb- ben, dat het gewenst zou zijn, dat de ver- eniging tegenover de departementen een meer positieve houding zou aannemen.

Een tweetal leden stelde zeer uitdruk- kelijk de vraag of, waar vele aangelegen- heden via genoemde vereniging worden behandeld, het regionale karakter van onderscheidene zaken niet verloren dreigt te gaan.

Aan de gedachtenwisseling namen ve- len van de aanwezigen deel.

GRONINGEN

De VVD-raadElcden uit de provincie

ç;ro~ingen vergaderden op 29 septembec·

J.l. m de stad Groningen onder presi- dmm van H. S. Siebers. Deze druk be- zochte bijeenkomst werd o.a. bijgewoond door de heren F. H. Huisman, lid van het College van Gedeputeerde Staten van genoemde provincie, en de heer K. H.

Brandt redacteur van Provincie en Ge- meente.

In deze vergadering kwam allereerst naar voren de in de laatste maanden door Gedeputeerde Staten met verscheidene gemeentebesturen gehouden besprekin- gen over niet-sluitende gemeentebegro- tingen.

Met nadruk vroegen raadsleden van de in bedoeld gewest aangewezen kernge- meenten aandacht voor de zeer teleur- stellende omstandigheid, dat ten aanzien van deze aangelegenheid tot heden nog niets is gebeurd. Van de zijde van ver-

t~genwoordigers van gemeenten, welke met tot de kerngemeenten behoren vreesde men, dat deze gemeenten than~

achtergesteld zouden worden bij de kerngemeenten en verzocht men het be- stuur der vereniging hieraan wel aan-

dacht te besteden.

Een ander onderwerp, dat in de volle belangstelling der vergadering stond was h_et vrij permanente gevaar in de ~gra­

nsche sector wegens de uitbreiding van de industrie. Velen waren van mening dat ten deze veel en veel meer naar evenwicht dient te worden gestreefd dan thans valt te constateren.

De vergadering had weinig waarde- ring voor de geste van de Bank van Ne- derlandse Gemeenten, die, nadat de pro- vincie Gelderland en de gemeenten Am- sterdam en Rotterdam leningen hadden aangekondigd tegen 4V:! 0/o, plotseling met een nieuwe lening van 75 miljoen à 4V2 'lo op de markt kwam. Algemeen was men van oordeel, dat de Bank had behoren te wachten met de aankondiging van haar emissie tot de leningen van Gel- derland en genoemde gemeenten hadden plaatsgehad.

Behalve genoemde zaken besprak de vergadering o.a. het oude probleem van de zuivering van afvalwater, een paar onderwijszaken, de spaarregeling voor ambtenaren, enkele locale aangelegenhe-

den, terwijl verscheidene aanwezigen we- gens het niet-sluiten van de gemeentebe- groting 1960 aandrongen op hogere in- komsten voor het gemeentefonds waar- voor de uitkeringen uit dat fonds aan de gemeenten zouden kunnen stijgen.

ROTTERDAM

De Zuidhollandse VVD-raadsleden kwamen op 30 september j.l. te Rotter- dam bijeen. Ook deze bijeenkomst, die onder voorzitterschap van de voorzitter van de Vereniging van Staten- en Raads- leden, de heer D. W. Dettmeijer, stond, werd bijzonder druk bezocht.

Aanwezig waren raadsleden en wet- houders uit de gemeenten Schiedam, Dordrecht, Dubbeldam, Voorschoten, Nieuwenhoorn, Heenvliet, Geervliet, Nieuw-Helvoet, Lekkerkerk, Poortugaal, Rhoon, 's-Gravendeel, Nieuwkoop, Haas-

trecht, Vlaardingen, Rotterdam, Baren- drecht, Rijswijk, 's-Gravenhage, Capelle a/d IJssel, Naaldwijk, Leidschendam, Waddinxveen, Wassenaar, Nieuwerkerk a/d IJssel, Gouda, Alblasserdam, Gorin·

chem, Sliedrecht, Nieuw Lekkerland, Nieuw-Beyerland, Piershil, Zevenhuizen en Maassluis.

De vergadering werd mede bijgewoond door de heer K. H. Brandt, de directeur van het Bureau van Gemeentepolitiek van de VVD, en door mejuffrouw mr. M.

M. F. van Everdingen, secretaresse van de partij, alsmede door de heer L. van Vlaardingen, organisator/propagandist van de partij.

Zoals op dergelijke vergaderingen gebruikelijk kwamen weer tal van ge- meentelijke problemen in bespreking;- Een uitgebreide discussie ontspon zich over het vraagstuk subsidie kerkenbouw.

Gemeenteraadsverkiezingen in Scherpenzeel

Zoals wij vorige week reeds berichtten zal op 14 oktober a.s.

o.a. in de gemeente Scherpenzeel een nieuwe gemeenteraad worden gekozen in verband met enkele grenswijzigingen.

De jonge V.V.D.-afdeling te Scherpenzeel neemt aan deze ver- kiezingen deel. Onze lezers in Scherpenz{'el wekken wij op hun stem te geven aan lijst no. 1, de lijst van de

VOLKSPARTIJ VOOR VRIJHEID :EN

DE~IOCRATIE

Op deze kandidatenlijst, door de jonge afdeling vastgesteld, staat als no. 3 mevrouw Zwaan-den Hertog.

Wanneer dit nummer verschijnt heeft inmiddels op 7 oktober een openbare vergadering plaats gehad in samenwerl{ing met de afdeling Veenendaal der Partij.

Van deze vergadering, waar door de voorzitter van onze Eerste Kamerfractie, mr. H. van Riel, het woord is gevoerd, hopen wij U in het nummer van volgende week een verslag te brengen.

Burger Hamiet''

')')

Stikker of geen Stikker, dat is de vraag

BIJNA JAAR

Betonpaal·

funderingen

OOK 11 KELDERS

STALEN PALEN DAMWANDEN GRONDONDERZOEK

DE WAALPALEN

A'D.AM, BEN. VmERSTR. 58, TEL. 81810-87414 R'DAM, THORLEDEWEG 18,

TEL

85218

Van het Binnenhof

(Vervolg van pag. 2)

zwaar te incasseren, tegen de nadelen te hitsen, de centraal geleide loonvorming te blijven prediken, en als klap op de vuurpeil volkomen vrije loonvorming te willen bedrijven (c.a.o. grafische in- dustrie).

Ook prof. Oud had er oog voor dat het niet gemakkelijk is op een vrijer loonbe- leid over te schakelen nadat lange jaren een streng gedirigeerd loonbeleid is ge- volgd.

Minister-president De Quay zette uit- een, dat het het recht en de plicht der regering is in te grijpen indien de vrijere loonvorming tot een algemene prijsstij- ging zou leiden omdat anders de mis- lukking van een kernpunt van haar be- leid zou worden bevorderd. Hangende het overleg over de moeilijkheden kon hij geen gedetailleerde mededelingen doen.

• • •

D

e meerderheid van de Kamer is het kabinet-De Quay wederom niet onwelwillend tegemoet getreden. Alleen over het landbouwbeleid was men be- paald ongerust. Dat heeft prof. Oud bij de replieken nogeens onderstreept.

Hij vond de heren Bruins Slot (AR) en Tilanus (CH) achter zich, die eveneens aandrongen op overleg met het Land- bouwschap vóór de begroting van Land- bouw in de Kamer aan de orde komt.

Prof. De Quay antwoordde, dat de da- tum voor het overleg reeds is vastgesteld.

• • •

A

an het slot van de algemene politieke beschouwingen heeft de heer Bur- ger (PvdA) zich nog kwaad gemaakt over het feit, dat de minister~president niet wilde antwoorden op zijn vraag of oud- minister Stikker is aangezocht voor de portefeuille van defensie als opvolger van de heer Van den Bergh.

Hij was van oordeel daar recht op te hebben op grond van artikel 104 van de grondwet, dat zegt dat de ministers het- zij mondeling, hetzij schriftelijk aan de Kamers de verlangde inlichtingen geven, waarvan het verlenen niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang van de Staat.

Prof. Oud zette uiteen, dat het recht geldt voor de Kamer als geheel, maar niet voor elk lid individueel. Als een indivi- dueel lid inlichtingen verlangt moet hij een uitspraak van de Kamer vragen.

In dit verband maakte prof. De Quay er op attent, dat een individueel lid im- mers ook toestemming van de Kamer nodig heeft om via een interpellatie in~

lichtingen van de regering te verkrijgen.

De socialisten bleven protesteren tegen de uitleg van prof. Oud. De heer Burger citeerde onvolledig uit een boek van prof.

Oud, die daarna de niet vermelde zin voorlas. Een regen van interrupties klet- terde in de zaal.

Het slot was dat de heer Burger toch toestemming verzocht de regering te mo- gen interpelleren over de bezetting van de ministerzetel van Defensie na het af- treden van minister Van den Bergh.

Over dit verzoek zal worden beslist in de eerstvolgende vergadering, decideerde de voorzitster, mevrouw Stoffels-Van Haaften.

Zij toonde aldus besluitvaardigheid en zij was ook onpartijdig, want alleen prof.

Oud had van haar een terechtwijzing ge- kregen toen hij zich in het vuur van zijn betoog rechtstreeks tot een afgevaardigde :wendde in plaats van tot de voorzitster.

Ik kan alleen maar buitengewoon waar- 'deren, antwoordde prof. Oud ad rem, dat u mijn Jessen beter heeft onthouden dan ik ze op het ogenblik zelf in de praktijk breng.

V.v. D.

(4)

Het algemeen politiek debat lll de Tweede Kamer

(Vervolg van pag. 1)

Nu moet ik tot mijn leedwezen verkla- ren, dat ik in dit opzicht niet helemaal gerust ben en dat wij met name van som- mige kanten in dat Europa van de Zes een ontwikkeling zien, die voor ons, Ne- derlanders, zeker geen gelukkige ont- wikkeling zal z~jn.

Toen wij - ik meen, dat het nu ongeveer twee jaar geleden is - in de Kamer hebben behandeld het wets- voorstel tot goedkeuring van het Verdrag betreffende de Europese Economische Gemeenschap, is ook in de J(amer reeds een zekere bezorgdheid uit- gesproken, dat het bij de ontwikkeling van die E.E.G. zo zou kunnen gaan, dat wij als het ware zouden worden opge-

~loten in een protectionistisch blok en dat wij afgescheiden zouden raken van dat Europa, dat wij dan nu het Europa van de Zeven noemen.

Wat nu in het Europees Parlement ver- leden week is gebeurd, heeft toch wel aanleiding gegeven onze ongerustheid te • vergroten. Ik citeer uit een verslag in de "Nieuwe Rotterdamse Courant" van 26 september jl. een redevoering van de Franse afgevaardigde De la Malène, waar- in ik lees, dat deze heeft gezegd, dat de 'Voordelen van de gemeenschappelijke markt ongedaan zouden worden gemaakt, als men overging tot een algemeen vrij_;

handelsverkeer. De nauwe band tussen protectie en integratie zou op die manier worden verbroken en deze laatste zou daardoor onmogelijk worden.

De heer N e d e r h o r s t (PvdA)): Hebt U gelezen, wat de voorzitter van de liberale groep, de heer Pléven, heeft gezegd?

De heer 0 u d (VVD): Ik praat op het ogenblik over mijn eigen standpunt hier.

De heer Nederhorst (PvdA): U ci- teert hier een extreme figuur.

De heer 0 u d (VVD): Ik citeer mis- schien een extreme figuur, maar ik citeer hier toch een zekere beweging, die gaande is en waartegen ik gaarne wil waarschu- wen. Ik heb niet de indruk gekregen, dat het standpunt, dat de Nederlandse afge- vaardigden daar innamen, zo algemeen werd gedeeld als ik gaarne zou willen, dat het werd gedeeld. Op dat punt is er waarschijnlijk tussen de geachte afge- vaardigde de heer Nederhorst en mij geen verschil van mening.

Ik heb dit willen citeren, omdat het weleens nodig is, te laten uitkomen wat gezegd wordt door iemand, van wie ik mag aannemen, dat hij nogal nauwe betrekkingen met de tegenwoordige Fran- se bewindslieden heeft. Daarom dacht ik, dat het goed was hierop te wijzen en van mijn kant nog eens te onderstrepen, welke gevaren er in dit opzicht bestaan.

De Benelux

Ik wil in dit verband ook nog gaarne enkele woorden zeggen over de Benelux en daarbij in de eerste plaats vooropstel- len, dat ik het eens ben met de uitspraak In de Troonrede, dat de Benelux voor het gezamenlijk optreden in Europees verband van grote betekenis is. In het algemeen ligt er in een samenwerking in inter- nationaal verband het gevaar, dat er een hegemonie van de groten ontstaat. Tegen- wicht kan worden geboden door groeps- vorming van kleinere Mogendheden. Ik leg er nogmaals de nadruk op dat ik het bepaald niet wens uit het oogpunt van rivaliserende groepen, doch om geleide- lijk van het kleinere verband tot het grotere op te klimmen.

De Nederlanden in de algemene zin van het woord nemen ook in het licht der ge- schiedenis een eigen plaats in. Ik zou in dit verband willen herinneren aan een publikatie van Huizinga. Het is twee jaar geleden, dat ik toevallig in het verband van de Nederlands-Belgisch-Luxemburgse samenwerking een kort woord moest spreken. Ik heb toen getracht mijn his- torische kennis op te frissen en heb op- geslagen wat U vindt in de verzamelde werken van Huizinga in het tweede deel, .,Uit de voorgeschiedenis van ons natio- naal besef", waarin hij schrijft over het thema van de eendracht der landen. Dat zijn de noordelijke en zuidelijke Neder- landen.

Hij verhaalt daarin van een vergade- ring van de Staten-Generaal in Gent in 1482 na de dood van Maria van Bourgon- dië en dan zegt hij, dat het de afgevaar- digden van Brabant zijn, die op eenvou- dige, doch welsprekende wijze het ge- luid laten klinken van de eendracht van de landen, en dan citeert hij wat de afge- vaardigden van Brabant zeggen, nl.

"dat men broeders mocht willen blij- ven, samen vereend, en door een ware unie en eendracht, goeden wil en moed mocht hebben, de landen en heerlijk- heden te bewaren. Wanneer Gij en :wt;t,

en wij en Gij één van overtuiging en eendracht zijn, zonder verdeeldheid, dan zal de koning ons niet kunnen schaden, of wij zullen hem weerstaan, en als wij niet vereenigd zijn, zal hij sommige der landen kunnen teisteren, en het zou de algeheele ondergang van ons allen kunnen worden. En derhalve moeten wij, om ons en U te bewaren, in ware unie en zonder tweedracht zijn, en leven en sterven in de verde- diging van elkanders landen."

Het gevaar van de Koning, waarop de Staten van Brabant wezen, is het gevaar van de Franse koning Loctewijk XI.

Wij hebben achtereenvolgens het stre- ven naar hegemonie gezien van de kant van Spanje en Frankrijk en wij hebben geleden onder de Duitse hegemonie. Dat alles is een bedreiging voor onze vrij- heid geworden.

Wij hebben hieruit, geloof ik, wel ge- leerd, dat het, willen wij die vrijheid handhaven, nodig is tot eendracht te komen.

Ik geloof, Mevrouw de Voorzitster, wel te mogen zeggen, dat die gevaren van de kant van Spanje, van Frankrijk en van Duitsland nu voorbij zijn. Ik meen, dat men op het ogenblik kan zeggen, dat de koning niet meer heet Loctewijk XI, maar Chroesjtsjev. Tegenover hem moet het gehele Westen zonder tweedracht zijn of het zou de algehele ondergang van ons allen kunnen worden. Ik geloof, dat dit vooral de waarschuwing is, die wij voor ogen moeten houden.

Het landbouwbeleid

Ik ga thans over tot de binnenlandse politiek. Daarbij wens ik mij te beperken tot enkele hoofdlijnen. De bijzonderhe- den komen vanzelf aan de orde bij de behandeling van de afzonderlijke hoofd- stukken der begroting. Het gaat thans om enkele algemene aspecten. Daarbij wil ik in de allereerste plaats graag iets zeggen over een zaak, die mijn politieke vrienden en mij nogal zwaar op de maag ligt. Dat is het probleem van ons land- bouwbeleid.

Ik neem als uitgangspunt, dat, naar ik vertrouw, ook door de Regering zal wor- den gedeeld, dat het regeringsbeleid moet zijn gericht op het bevorderen van een evenwichtige behartiging van de be- langen der verschillende volksgroepen.

In de terminologie van Thomas van Aquino, die ik in dit geval bij voorkeur aanhaal, omdat ik het gevoelen heb, dat die terminologie zowel de Minister-Pre- sident al8 de Minister van Landbouw bij- zonder zal aanspreken, is dit: het be- trachten van een verdelende rechtvaar- digheid, die ernaar streeft ieder het zijne te geven.

Daarbij speelt dan in onze dagen een zeer grote rol het beleid, dat gevoerd wordt met het oog op de belangen van de agrarische bevolking.

Het is de Regering niet onbekend, dat er in de kringen van de landbouw grote ongerustheid heerst over het beleid, dat met name de Minister van Landbouw voornemens is te gaan voeren. De voor- zitter van het Koninklijk Nederlands Landbouwcomité heeft daaraan in de bij- eenkomst ter herdenking van het 75- jarig bestaan van het comité ook uitdruk- king gegeven.

De Minister-President zal zich herin- neren, dat ik bij het debat over de rege- ringsverklaring ook mijnerzijds al van enige ongerustheid had doen blijken. De regeringsverklaring was mij op het stuk van het landbouwbeleid niet in alle op- zichten duidelijk voorgekomen. Blijkens die verklaring streefde de Regering twee doeleinden na. Zij wenste enerzijds te bevorderen een redelijk bestaan voor hen, die werkzaam zijn in het agrarische bedrijf, zij wenste anderzijds een verla- ging van het producentensubsidie. Was dit, zo vroeg ik mij af, nu wel met elkan- der te rijmen?

Daarbij komt nog iets anders. Wij heb- ben ook de tijd gekend, dat de landbou- wer voor zijn produkt minder ontving dan hij zonder de bemoeiingen van de Regering zou hebben kunnen ontvangen . Toen is terecht in uitzicht gesteld, dat dit regeringsbeleid te zijner tijd even- tueel zijn tegenhanger zou moeten vinden in het toekennen van een hogere prijs dan de gewijzigde marktsituatie zou toe- laten.

Men kan dit naar mijn mening niet zien als de toezegging van een vorig Ka- binet, waarvan een opvolgend Kabinet zich zonder meer zou kunnen losmaken.

Want al is een opvolgend Kabinet niet aan de beloften van een vorig gebonden, het zal altijd rekening moeten houden met het beleid, dat in het verleden ge- voerd is. Als het in de aard van dit inder- tijd aanvaarde beleid ligt, dat in de toe- komst een bepaalde lijn wordt gevolgd, dan is het voor het vertrouwen, dat ook ook de landbouwende bevolking in het

algemeen in de Regering moet kunnen stellen, van het grootste belang, dat daarmede rekening wordt gehouden.

Aldus mijn standpunt bij de bespre- kingen over de regeringsverklaring. Ver- schillende andere geachte afgevaardig- den hebben zich in gelijke geest uitgela- ten. De Minister-President heeft er zich toen in zijn antwoord tot bepaald, nog eens te onderstrepen wat in de regerings- verklaring stond, dat de Regering zich bij haar beleid zou gedragen naar de zo- even vermelde doeleinden. Op deze basis zou de Regering zich dus op het te vol- gen landbouwbeleid verder bezinnen.

De Minister-President heeft daaraan nog toegevoegd, dat de Regering het wenselijk achtte, te komen tot een ver- mindering van de jaarlijkse lasten van het garantiebeleid, met name door ver- mindering van de kosten, die verband zouden houden met het producentensub- sidie op melk. Hij wees er daarbij op, dat de uit de melkveehouderij verkregen in- komsten een zeer belangrijk element vormen van het landbouwinkomen in het algemeen, doch dat tegelijkertijd de melk- prijs een belangrijk onderdeel is van de kosten van het levensonderhoud, zodat het probleem niet geïsoleerd zou kunnen worden bezien.

Hoezeer dit op zich zelf juist mag zijn, het maakte ons op dat moment ten aan- zien van de voornemens der Regering niet veel wijzer. Uiteraard was de dis- cussie over de regeringsverklaring niet het geschikte moment om op de zaak die- per in te gaan. Ik vond te minder aan- leiding dit te doen, omdat de Regering in uitzicht had gesteld, dat er een speci- ale nota zou komen, waarin het in de naaste toekomst te voeren landbouwbe- leid nader zou worden uiteengezet. Thans beschikken wij over deze nota, die ons tegelijk met de landbouwbegroting en de daarbij behorende toelichting heeft be- reikt.

Ik weet wel, dat het bij deze algemene beschouwingen niet de tijd en de gele- genheid is om op deze stukken uitvoerig in te gaan, maar een enkele opmerking moet ik er toch over maken. Het is mij dan ook thans nog niet duidelijk gewor- den, hoe de doeleinden van de regerings- verklaring tegelijkertijd met redelijke kans op succes nagestreefd kunnen wor- den, zonder hen, die in de lan~bouw en met name in de melkveehouderiJ hun be- staan vinden, aan te grote risico's bloot te stellen. Voor zover ik het geheel kan overzien ben ik er het tegendeel van gerust ~p, dat met de redelijke en ge- rechtvaardigde wensen van de landbouw in voldoende mate is rekening gehouden.

Natuurlijk wil ik niet vooruitlopen op de behandeling van de lan~bouwb~gro­

ting doch het lijkt mij nuttig, dat 1k de Reg~ring reeds thans mededeel, dat ik mij met het door de Minister v~n Lll:ndbouw uitgestippelde beleid allermn~st. m allen dele kan verenigen. Meer w1l 1k er . op het ogenblik niet van z~ggen, mede. met, omdat nog niet bekend 1s op welk mve_au de Minister de verschillende garant~e­

prijzen zal vaststellen. Zolang dat n~~t het geval is, is het uiteraard onmo~ehJk een volledig gefundeerd oordeel mt te spreken over de vraag, of door ~iddel van het te voeren beleid een redehJk be- staan in de aerarische sector op voldoend krachtige wijze wordt bevorderd.

De ernstige twijfel, die er op dit punt bij mijn politieke vriend~': en mij

?e-

staat doe mij er echter blJ de Regcrmg met 'grote ernst op aandringen, zich op het in dezen te voeren beleid nog eens terdege te bezinnen.

Decentralisatie en

mam moetwet

1\Ievrouw de Voorzitster! Ligt er in dit gedeelte van mijn betoog een ietwat kri- tische noot, met meer voldoening kan ik spreken over datgene, wat in de Troon- rede is gezegd over het probleem van de decentralisatie. Evenals de geachte af- gevaardigde de heer Romme, heb i.k daarvan met grote instemming kenms genomen. Maar ook ik ben ervan over- tuigd, Mevrouw de Voorzitster, dat h~t voor de Regering niet zo erg eenvoud1g zal zijn om tegen de wederstrevende krachten, die er op dit punt nu eenmaal zijn, een ander beleid door te zetten. .

Wanneer wij praten over decentrail- satie denken wij natuurlijk in de eerste plaats aan de vanouds bestaande terri- toriale lichamen.

Dan denk ik in de allereerste plaats aan de gemeenten en aan de provincies • en dan speelt daarbij aanstonds een be- langrijke rol - al zeg ik dit niet met de bedoeling, hierop bij de algemene be- schouwingen in te gaari - de financiële verhouding tussen het Rijk en de ge- meenten. Nu is die financiële verhou- ding aan de ene kant natuurlijk een kwestie van geld, 1 de wijze, waarop de algemene middelen over het Rijk en

over de gemeenten worden verdeeld, maar het is niet uitsluitend een kwestie van geld. Ik wil in dit verband met name wijzen op één punt, omdat dit met de decentralisatiegedachte zo nauw verbon- den is.

De commissie, Mevrouw de Voorzit- ster, die ik heb mogen presideren en die er een jaar of tien mee bezig is geweest om het eindvoorstel, nadat er enige noodmaatregelen waren geweest, betref- fende de financiële verhoudinJ.: voor te bereiden, had in haar voorstel een raad voor de gemeentefinanciën geprojecteerd en zij stelde het zich aldus voor, dat aan die raad voor de gemeentefinanciën een aantal bestuursbevoegdheden zou wor- den gegeven, omdat zij ook daarin zag het brengen van de zaak uit de centrale sfeer naar de sfeer van gewmenlijke, laat ik zeggen, georganiseerde gemeen- ten.

Bij het wetsontwerp inzake de finan- ciële verhouding, dat door het vorige Kabinet-Beel, is ingediend · - het huidi- ge Kabinet staat er daardoor geheel vrij tegenover - is deze gedachte van het voorstel van de commissie niet overge- nomen. De moitivering, die de Regering daarvoor toen heeft gegeven, gaat in te- gen de grondgedachte, die aan de Troon- rede en ook al aan de Regeringsverkla- ring van dit Kabinet ten grondslag lag, nl. het overbrengen van bevoegdheden uit een centrale sfeer in een sfeer van wat men zou kunnen noemen een geor- ganiseerd maatschappelijk leven, want die gemeenten te zamen zijn m.i. ook in dat maatschappelijk leven een eigen or- ganisme.

Duidelijk blijkt daarbij ook, dat iets anders, dat de geachte afgevaardigde de heer Romme zeide, juist is. De heer Romme zeide o.m.: men heeft daarbij ook vaak op te roeien tegen allerlei amb- telijke invloeden.

Mevrouw de Voorzitster! Bij het rap- port van die door mij gepresideerde com- missie waarin de gedachte van de raad voor de gemeentefinanciën op deze wijze was neergelegd, is een mindtl'heidsnota gevoegd; een aantal leden van die com- missie kon zich daarmede nl. niet vereni- gen en wanneer de Regering nu de namen ziet die onder die minderheidsnota sta;n ,dan zal zij bemerken, dat die leden van de commissie bijna allen, op één en- kele uitzondering na, behoorden tot het centrale ambtelijke apparaat. Daarin de- monstreert zich duidelijk hoe men zich tegenover de gemeentelijke bestuurders en de gemeentelijke ambtenaren, die van die commissie deel uitmaakten en dus opkwamen voor een groter stuk gemeen- telijke zeggenschap, juist van de zijde van het centrale ambtelijke apparaat verzette. Ik wil de Regering gaarne de kracht toewensen om de tendenties in het ambtelijk apparaat, die trachten de decentralisatie tegen te gaan, opzij te schuiven.

Het gaat voorts niet alleen om de auto- nomie van de territoriale lichamen, het gaat natuurlijk ook om de overdracht van bevoegdheden op wat wij tegenwoordig gewend zijn doelcorporaties te noemen, waarvan de waterschappen reeds van oudsher een voorbeeld zijn, maar waarbij ik dan in het bijzonder op het ogenblik denk aan de bedrijfsorganisatie, waarover in de Troonrede niet in het bijzonder is gesproken. Dit was voor mij ook niet nodig. Ik meen, dat, wanneer men de ge- dachte van de decentralisatie wil bevor- deren, dit vanzelf betekent, dat men dan ook tracht te gaan in de richting van wat ik weleens genoemd heb een zelfbestu- derend bedrijfsleven.

Men kan deze dingen niet forceren. I~

heb er ook altijd tegen gewaarschuwd.

dat men organen van bovenaf zou op- dringen, wanneer het maatschappelijk leven daar niet rijp voor is. Naarmate het echter zal gelukken meer bevoegd- heden aan die maatschappelijke organen over te dragen, zal men naar mijn me- ning ook het democratisch bestel bevor- deren.

Ik ga hier nu niet verder op in - de tijd laat dit ook niet toe - , maar ik wil ook van mijn kant wel uitspreken, dat ik het zeer op prijs zal stellen, wanneer wij straks de motie, die de geachte afgevaar- digde de heer Romroe ruim een jaar ge- leden heeft ingediend - daargelaten of ik het nu met de redactie, zoals die thans luidt, geheel eens ben - , zullen kunnen behandelen - ik hoop, dat dit in het a.s.

voorjaar zal zijn - en daarbij het ge- hele probleem van decentralisatie met de Regering grondig kunnen bespreken.

Deze motie geeft hiervoor een goede grondslag.

Een opmerking wil ik in dit verband nog maken naar aanleiding van wat wij gewend zijn de mammoetwet te noemen.

Ik geloof, dat de Regering goed zal doen zich af te vragen, of wat in de rnammoet- wet wordt voorgesteld niet ingaat tegen de gedachte van de decentralisatie, die het Kabinet wenst te bevorderen. Wij hebben naar aanleiding van de mam- moetwet een adres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ontvangen.

(Zie vervolg op pag. !5)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In January 2020 Sehar Iqbal from Utrecht University successful- ly defended her PhD thesis with the title Numerical Methods for Nonlinear Elliptic Boundary Value Problems

Veel complexe netwerken bevatten hubs, dit zijn knopen die signifi- cant meer buren hebben dan de andere knopen in het netwerk.. Een typisch voorbeeld zijn

And in the city, on some street, the two buildings, the current and the nesting number have been equipped with a master elevator allow- ing us to reach any floor with a click.

Anna’s dissertation starts from a social problem (cancer) that calls for social change and analyzes what actions people and organiza- tions take (social movements, campaigns) to

Synchronization in the two-community noisy Kuramoto model The second project Janusz worked on concerned oscillators inter­!. acting with each other, the interaction is represented by

Hier- mee is de titel van Smits proefschrift verklaard: haar proefschrift bestaat uit drie artikelen in het vakgebied Several Complex Varia- bles, het deel van de complexe analyse

Het eerste algoritme gebruikt een filter dat geoptimaliseerd is voor de specifieke opgenomen data door een lineair systeem op te lossen dat lijkt op het systeem van

In een van de hoofdstukken in het eerste deel van zijn proef- schrift beschrijft Onderwater een nieuw wiskundig model dat nauwkeurig inzicht biedt in de doorvoersnelheid van