• No results found

Nieuw Links en het Keerpunt ’72, Het mislukken van de vredes- en veiligheidsparafen van een gezamenlijk verkiezingsprogramma

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuw Links en het Keerpunt ’72, Het mislukken van de vredes- en veiligheidsparafen van een gezamenlijk verkiezingsprogramma"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuw Links en het Keerpunt ’72

Het mislukken van de vredes- en veiligheidsparafen van een gezamenlijk verkiezingsprogramma

Naam: L.M. Emmelot Datum: 2 januari 2016 Studentnummer: 10382372

Opleiding: Master Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Onderwijsinstelling: Universiteit van Amsterdam

Scriptiebegeleider: Samuël Kruizinga Tweede lezer: Dr. Ruud van Dijk

(2)

Inhoudsopgave

Deel I

Van eigenwijze ministers tot een slechte band met de VS: de uitvoering van het Keerpunt in de literatuur

1.1Een progressief en een conservatief blok 8

1.2 Eigenwijze ministers 10

1.3 De versobering treedt in 17

1.4 Het ondergeschoven kind: de radicalen 20

Deel II

Radicalisering binnen de PvdA

2.1 Nieuw Links, radicalen die de partij overnemen 24

2.2 Tien over Rood, de voorloper van het Keerpunt 31

2.3 Kernmomenten kabinet-Den Uyl, de mislukkingen en een symbolisch succes 35

Conclusie 42

Literatuurlijst 45

(3)

Na een recordformatieperiode van maar liefst 164 dagen kwam in 1973 het meest progressieve kabinet uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis aan de macht: het

kabinet-Den Uyl. Dit was niet het enige dat uniek was aan het kabinet: de PvdA, D’66 en PPR hadden namelijk campagne gevoerd met een gezamenlijk verkiezingsprogramma genaamd het

Keerpunt ’72. Tijdens de formatie van dit verkiezingsprogramma vormden deze partijen een

schaduwkabinet dat net als het Keerpunt onderdeel was van de progressieve samenwerking. Hoewel de drie progressieve partijen slechts 56 zetels binnenhaalden, werd uiteindelijk met twee confessionele partijen, de KVP en ARP, het kabinet-Den Uyl gevormd. Het Keerpunt moest, ondanks de samenwerking met andere partijen, nog steeds de leidraad vormen voor dit progressieve kabinet.

Dit verkiezingsprogramma was spraakmakend en moest letterlijk een keerpunt vormen met de politieke koers van voorgaande jaren. De radicale parafen in het Keerpunt kwamen niet zomaar uit de lucht vallen, deze waren een product van de veranderingen in het politieke klimaat. De periode vanaf 1959 veranderde dusdanig snel en drastisch dat de periode in de literatuur ‘the end of ideology’ wordt genoemd.1 De ontzuiling kwam destijds op gang en het

straatbeeld veranderde dankzij de komst van onder meer supermarkten. Auto’s werden een vast onderdeel van het straatbeeld en via de tv kwamen wereldproblemen ineens bij mensen in de woonkamer terecht. Via nieuwe media kwam iedereen in aanraking met het idee dat hoewel de welvaart voor sommigen steeg, dit ten koste ging van anderen.

Televisie-uitzendingen over honger in Afrika en later over de Vietnamoorlog, versterkten dat gevoel van onrecht in de wereld. Dankzij politiek activisten als Provo, maar ook Nieuw Links, groeide onder de kiezers het gevoel dat zij invloed hadden via de politiek op deze wereldproblematiek. Hoewel meestal de jaren ’60 worden getypeerd als de periode van protesten, was de linkse geestdrift tot in de jaren ’70 aanwezig. Sterker nog, historicus Duco Hellema noemt de jaren ’70 zelf het ‘rode decennium’ waarin protesten massaler en radicaler waren dan in de jaren ’60.2 Het linkse gedachtegoed was dus nog niet verdwenen en dat zien

we ook terug in het Keerpunt.

Het gevoel van maakbaarheid van de maatschappij bereikte een hoogtepunt toen het kabinet-Den Uyl aantrad. Hoewel de progressieve partijen geen meerderheid hadden behaald, was voornamelijk de PvdA gezien de verkiezingsnederlaag van ’67 erop vooruitgegaan. Het

Keerpunt, en dan vooral de spraakmakende punten op het gebied van vrede en veiligheid, had

bijgedragen aan de overwinning. Speerpunten waren onder meer het bezuinigen op defensie (maar liefst 1,5 miljard gulden), erkenning van de DDR en een kritischere houding aannemen binnen de NAVO. Indien de NAVO zich bovendien niet genoeg in zou zetten voor het

bevorderen van een kernwapenvrije wereld zou Nederland volgens het Keerpunt de NAVO zelfs moeten verlaten. Aangezien de NAVO al decennialang de hoeksteen was van het Nederlandse buitenlandse beleid, waren deze punten op zijn minst controversieel te noemen. Na de oorlog had Nederland gebouwd op de hulp van Amerika en het NAVO-lidmaatschap was mede daardoor vanzelfsprekend geweest. Joseph Luns was van 1960 tot 1971 minister van Buitenlandse Zaken, een periode die door Hellema zelfs het ‘hoogtij van het atlanticisme’ wordt genoemd.3 Het Keerpunt moest een radicale breuk met het verleden inluiden.

Een omslag van beleid, die ook verwacht werd door de kiezers, bleef uit en er was juist sprake van continuïteit. Sterker nog, het defensie- en buitenlandse beleid tijdens het kabinet-Den Uyl verschilde op een aantal punten enorm met het Keerpunt. De

1 A. Bleich, Een partij in de tijd: veertig jaar Partij van de Arbeid: 1946-1986 (Amsterdam 1986), 87 2 D. Hellema, Nederland en de jaren 70 (Amsterdam 2012), 14

(4)

regeringsverklaring die premier Joop den Uyl aflegde klonk al veel gematigder dan het radicale verkiezingsprogramma en tegenslagen zoals de oliecrisis in 1973 bemoeilijkten uiteindelijk het nakomen van veel verkiezingsbeloften. Toch was het verschil tussen de beloften op het gebied van vrede- en veiligheid en het daadwerkelijk uitgevoerde beleid opmerkelijk te noemen. Het vredes- en veiligheidsbeleid van het kabinet-Den Uyl had namelijk totaal geen progressief karakter en juist hiervan had de achterban hoge

verwachtingen. Zo besloot de minister van Defensie, Henk Vredeling, om in plaats van te bezuinigen, wat beloofd werd in het Keerpunt en gezien de oliecrisis noodzakelijk was, de verouderde Starfighters te vervangen voor nieuwe F-16’s. De vervanging van de Starfighter was weliswaar vastgelegd in de Defensienota uit 1974 en Vredeling wist op veel andere zaken te bezuinigen, toch verdween met de aankoop de illusie onder veel kiezers dat dit kabinet een nieuw tijdperk betekende. De F-16’s waren niet de goedkoopste optie en ze konden indien gewenst nucleaire taken uitvoeren. Ook het beloofde kritische NAVO-lidmaatschap bleef uit en minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel zocht, ondanks alle kritiek op de Amerikaanse buitenlandse politiek, toenadering tot de VS.

Het contrast tussen gemaakte beloftes en verwachtingen van de kiezers en het regeringsbeleid was dus groot. Maar hoe kwam dat eigenlijk? Waarom werden al die met zoveel enthousiaste en vol overtuiging beleden standpunten op het gebied van buitenlandse politiek en defensie zo snel en schijnbaar gemakkelijk opzij geschoven? Heel in het bijzonder richt ik mij op de vraag of het mislukken van het veiligheidsbeleid van het kabinet-Den Uyl ligt in de ontstaansgeschiedenis van de betreffende parafen van het Keerpunt, of juist in de gebleken onmogelijkheid van de uitvoering ervan?

In het eerste hoofdstuk wordt de uitvoering van het vredes- en veiligheidsbeleid besproken. Specifiek richt ik mij op de factoren die in de huidige literatuur het meest worden aangewend als reden voor het falen van de vredes- en veiligheidsparafen van het Keerpunt. Er is een soort consensus ontstaan over de noodzakelijke voorwaarden die het mislukken van het van het Keerpunt verklaren. Noodzakelijke voorwaarden dragen bij aan een resultaat maar zijn op zichzelf staand niet voldoende. In het geval van het mislukken van de vredes- en veiligheidsparafen zijn het gebrek aan draagvlak voor het Keerpunt binnen de coalitie, de houding van een aantal ministers en de nationale en internationale context noodzakelijke voorwaarden voor het falen van het Keerpunt. Deze verklaringen worden het meest

aangevoerd in de literatuur en zijn in mijn ogen stuk voor stuk plausibel. Zo moesten er nu eenmaal concessies worden gedaan met de confessionelen en hun programma leek niet op de inhoud van het Keerpunt. Ministers Vredeling en Van der Stoel werden als behoudend beschouwd binnen eigen partij en zij vonden de parafen uit het verkiezingsprogramma als onrealistisch.4 Bovendien moesten zij rekening houden met bestaande bondgenootschappen en

de nog steeds aanwezige dreiging vanuit de Sovjet-Unie. Deze factoren hebben volgens de literatuur stuk voor stuk bijgedragen aan het mislukken maar er wordt in mijn ogen geen doorslaggevende factor genoemd.

Hoewel deze noodzakelijke voorwaarden zonder meer stuk voor stuk invloed hadden op het mislukken van de vredes- en veiligheidsparafen van het Keerpunt, ontbreekt naar mijn mening in de huidige literatuur een belangrijke verklaring voor het mislukken ervan. In de bestaande literatuur wordt namelijk niet tot nauwelijks rekening gehouden met de

voorgeschiedenis van het Keerpunt, terwijl er veel aanwijzingen zijn dat daar juist het echte probleem ligt. Het is namelijk opmerkelijk dat hooggeplaatste PvdA’ers niet achter hun eigen

4 F.A. Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid: het debat over de veiligheid binnen de PvdA in de periode

(5)

verkiezingsprogramma stonden. Zo was van Van der Stoel zelfs al van te voren bekend was dat hij minister van Buitenlandse Zaken zou worden mocht de PvdA in de regering komen. Voor Vredeling gold overigens hetzelfde. Hij wist zich met uitspraken als: ‘Het Keerpunt, daar veeg ik mijn gat mee af,’ onsterfelijk te maken.5 Ook andere hooggeplaatste PvdA’ers,

zoals Den Uyl en Willem Drees steunden het programma niet. Het is opvallend dat de ministers niet achter hun eigen programma stonden en aangezien Vredeling en Van der Stoel de kans kregen om hun eigen beleid uit te voeren was er blijkbaar te weinig steun om er echt een issue van te maken. Daarom vraag ik mij af of met dit gebrek aan steun het Keerpunt überhaupt een kans van slagen had. Om een complete verklaring voor het falen ervan te geven moet daarom gekeken worden naar de ontstaansgeschiedenis.

In het tweede hoofdstuk komt de periode in de aanloop naar het Keerpunt aan bod. Hierbij wordt specifieke aandacht geschonken aan de invloed die Nieuw Links, de radicale tak van de PvdA, had op het verkiezingsprogramma. Wat was Nieuw Links precies en hoe kon deze groep zo snel aan de macht komen? Deze beweging wordt ook wel onderdeel van de verjongingskuur binnen de PvdA genoemd. Het doel van de stroming was in eerste instantie om de PvdA ‘wat op te frissen’ maar kreeg rond 1970 de partij in haar macht.6 Zij werkten

vanuit het idee van de polarisatiestrategie. Het doel hiervan was om de PvdA meer een eigen identiteit te geven door zich te onderscheiden van de andere grote partijen. Het verschil tussen links en rechts werd vergroot zodat de kiezer in feite ‘kleur moest bekennen’. Om de PvdA meer naar links te drijven koos Nieuw Links juist voor spraakmakende standpunten die de jonge kiezers moesten aanspreken.

Opvallend is dat het jaar waarin zij hun meeste macht hadden vergaard, 1971, een soort concept voor het Keerpunt werd gemaakt. Ook leken de punten uit het Keerpunt

opvallend veel op het manifest dat de beweging in 1966 publiceerde genaamd Tien over Rood. Ten tijde van het opstellen van het Keerpunt was Nieuw Links dusdanig machtig dat onder meer de partijvoorzitter en buitenlandadviseurs van de PvdA, leden van Nieuw Links waren. Hoewel Nieuw Links zich officieel niet als een groep of partij classificeerde hief het clubje zich in 1971 op, maar het radicale gedachtegoed bleef sterk aanwezig. Niet in de laatste plaats omdat een deel van het Partijbestuur bestond uit Nieuw Links-sympathisanten. Ik denk dat Nieuw Links hierdoor een grotere invloed had op de inhoud van het Keerpunt dan tot nu toe wordt aangenomen en dat deze groep de belangrijkste reden is voor het falen van het

Keerpunt en dat het mislukken van de vredes- en veiligheidsparafen daardoor al in het

ontwerp ervan ligt.

In het tweede hoofdstuk wordt behalve de invloed van Nieuw Links binnen de PvdA en het partijbeleid, een aantal kernmomenten besproken en de rol die de leden van Nieuw Links hierbij speelden. Aan de hand van nota’s en discussieprojecten in opdracht van de PvdA onderzoek ik hoe in aanloop naar, en tijdens het kabinet-Den Uyl, de leden van de partij aankeken tegen het NAVO-lidmaatschap. Op deze manier wordt duidelijk of de anti-NAVO-sentimenten slechts bij een bepaalde groep, zoals Nieuw Links, voelbaar waren, of dat dit de algehele denkwijze van de partij was. Ook de inhoud van de Defensienota uit 1974 wordt aan nadere inspectie onderworpen. Deze nota had veel vertraging opgelopen door onenigheid over de inhoud. Vredeling moest ook heel voorzichtig te werk gaan: de bezuinigingen op Defensie waren net als het kritische NAVO-lidmaatschap een heet hangijzer. Gezien de aanschaf van de F-16’s één van de meest spraakmakende episodes uit het kabinet-Den Uyl was, probeer ik

5 M. Bos, ‘De PvdA schaft F16’s aan’, Historisch Nieuwsblad 9 (2011)

(6)

aan de hand van de inhoud van de nota en de reacties erop te peilen wie er precies het meeste waarde hechtten aan de bezuinigingen en of deze verwachtingen wel realistisch waren. Ook hier probeer ik op te maken of voornamelijk de leden van Nieuw Links de Defensienota in de weg zaten of bekritiseerden, of dat de hele partij achter de verregaande bezuinigingen stond. Tot slot komt de erkenning van de DDR aan bod. Hoewel dit één van de weinige parafen was die juist wel werd waargemaakt, domineerde Nieuw Links de discussie rondom dit standpunt. Hieruit bleek hoeveel macht de beweging in zeer korte tijd had vergaard binnen de PvdA.

Deel I

Van eigenwijze ministers tot een slechte band met de VS: de

uitvoering van het Keerpunt in de literatuur

(7)

De belangrijkste parafen uit het Keerpunt op het gebied van vrede en veiligheid waren: het beëindigen van de wapenwedloop tussen Oost en West, Nederland moet als NAVO-lid ontspanning bevorderen, de Nederlandse bodem moet kernwapenvrij zijn, Nederland moet de NAVO overtuigen niet als eerste kernwapens te gebruiken (een zogeheten

no-first-use-verklaring), elke vorm van Europese kernmacht wordt afgewezen, als de NAVO geen vrede en veiligheid blijft nastreven moet Nederland het NAVO-lidmaatschap herzien, de DRR

(8)

wordt volkenrechtelijk erkend en1500 miljoen gulden wordt bezuinigd op defensie.7 Het

Keerpunt was, vooral voor de PvdA, een radicaal verkiezingsprogramma en deze parafen moesten onderdeel worden van een actieve vredespolitiek. Hoewel een aantal zaken waar werden gemaakt, zoals de volkenrechtelijke erkenning van de DDR, werden de

controversiëlere en zwaarder wegende punten zoals een kritisch NAVO-lidmaatschap niet uitgevoerd. In de literatuur worden hier verschillende redenen voor genoemd.

1.1 Een progressief en een conservatief blok

‘Keerpunt ’72 was slechts een verkiezingsbeleid maar bepaald nog geen regeringsbeleid’8,

aldus historicus Duco Hellema. ‘Het kabinet-Den Uyl was een coalitie van de drie

progressieve partijen enerzijds, en de KVP en ARP anderzijds. Hoewel de progressieve drie een meerderheid aan kabinetszetels bezaten, beschikten de christelijke partijen samen met rechts over een meerderheid in de Tweede Kamer. […] Het was dus geen wonder dat de regeringsverklaring die minister-president Den Uyl op 28 mei 1973 uitsprak, ook op het terrein van buitenlandse politiek veel gematigder en vager klonk dan de radicale

uitgangspunten van het ‘Keerpunt’.’9 Hellema noemt hier een belangrijk argument voor het

falen van het Keerpunt, namelijk het gebrek aan draagkracht voor de punten uit dit verkiezingsprogramma.

Hoewel de progressieve drie geen meerderheid hadden behaald tijdens de

verkiezingen, gaven zij aan dat er alleen kon worden samengewerkt zolang het Keerpunt de rode draad van het beleid vormde. Tijdens het kabinet-Den Uyl konden de progressieve partijen echter weinig steun vinden bij de KVP en ARP. Gezien de voorgeschiedenis van dit kabinet is het niet heel verwonderlijk dat de samenwerking stroef verliep. De eerste scheuren in de samenwerking waren namelijk al te zien tijdens de formatie. De formatieperiode verliep stroef, deze duurde maar liefst 163 dagen en is daarmee de twee-na-langste uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis vanaf 1945. Het is niet verwonderlijk dat dit zo lang duurde, de confessionelen hadden in eerste instantie namelijk geen zin om met de progressieve partijen samen te werken zolang zij zich krampachtig vasthielden aan het Keerpunt. Een belangrijk struikelblok waren de beloofde bezuinigingen op defensie. Een belangrijke voorwaarde die de confessionelen stelden voor een samenwerking was dat de bezuinigingen op defensie uit het

Keerpunt werden herzien.10 De progressieve drie kwamen de KVP en de ARP enigszins

tegemoet waardoor de regeringsverklaring gematigd klonk. Aan de kant van de progressieve partijen had voornamelijk de PvdA van te voren veel twijfel over de samenwerking. De PvdA had namelijk een nare nasmaak overgehouden aan de ‘Nacht van Schmelzer’ in 1966 en wilde daarom liever niet met de KVP samenwerken. Een reden voor de uiteindelijke samenwerking was de hoop die bij de progressieve partijen heerste dat de achterban van de KVP en ARP zou inkrimpen en dat de partijen zelfs door de verdeeldheid onder de achterban over de

samenwerking uiteen zouden vallen in voor- en tegenstanders van het kabinet.11

Ondanks de moeizame formatieperiode, begon het kabinet-Den Uyl in 1973 met frisse moed aan de regeertermijn. De oliecrisis in 1973 bracht volgens oud-KVP-minister Ruud Lubbers de partijen van de regering in eerste instantie nader tot elkaar. De grote scheuren verschenen volgens hem pas na een aantal jaar toen de verschillen steeds zichtbaarder werden. In een interview zei hij het volgende ‘Ik voel mij niet verwant met Keerpunt ’72, dat was het

7 Keerpunt 1972, Regeerakkoord van de progressieve drie, 40-43 8 Hellema, Nederland in de wereld, 271

9 Ibidem

10 ‘De KVP en AR geven verzet tegen kabinet Den Uyl op’, De Telegraaf, 9 maart 1973, 3 11 J.J. Woltjer, Recent verleden (Amsterdam 1992), 485

(9)

programma van de progressieven. Wij hadden als confessionelen een eigen programma. Het kabinet-Den Uyl is op beide programma’s gebaseerd.’12 Na 1975 verliep de samenwerking

steeds stroever en Lubbers spreekt van een ‘progressief blok’ waarvoor de confessionelen zich geplaatst zagen.13 Jan Woltjer schrijft hierover dat naarmate de tijd verstreek de scheuren

in het kabinet steeds groter werden. De progressieve drie vonden dat de confessionele de progressieve voorstellen moest steunen aangezien zij in de minderheid waren. Volgens hem werd de coalitie door de confessionele partijen ‘onuitstaanbaar arrogant’ en ‘machtsbellust’ genoemd.14

De reden die het meest wordt genoemd voor de mislukte samenwerking is de starre houding die voornamelijk de PvdA aannam richting de confessionelen. De PvdA ging

samenwerken met de confessionelen vanuit het idee van de zogeheten polarisatiestrategie die de verschillen tussen rechts en links moest benadrukken. De PvdA had een aantal hervorming voor ogen die zij onbespreekbaar achtten. Indien de confessionelen de hervorming

dwarsboomden zou de schuld voor het falen bij hen worden gelegd en dan moesten de kiezers bij eventuele nieuwe verkiezingen een duidelijke koers kiezen: links of rechts. Het idee erachter was volgens Philip van Praag vooropgesteld niet zozeer dat de confessionele partijen kleur zouden bekennen, maar dat een harde houding zowel vóór als na verkiezingen de macht van confessionele partijen zou afbrokkelen.15 Woltjer beaamt dit en zegt dat de tactiek

inderdaad niet alleen was bedoeld om de confessionelen kleur te laten bekennen, maar ook omdat de PvdA een afkeer had van de ‘compromissenpolitiek’. Volgens hem heeft de tactiek gefaald, de confessionelen raakten namelijk niet verdeeld maar vormden juist later samen het CDA. Hij denkt zelfs dat de harde taal van de progressieven potentiële kiezers afschrikte. Bovendien noemt hij de polarisatie een term die niet in de Nederlandse traditie paste die bestond uit vele minderheden waardoor ‘schikken en plooien’ nodig was.16

De starre houding van de PvdA en het gebrek aan wil om compromissen te sluiten brak de samenwerking op. Dat de scheuren in het kabinet alleen maar groter werden omdat de confessionele partijen zich achtergesteld voelden onderschrijven ook Peter Bootsma en Willem Breedveld. Volgens deze auteurs klopt de opvatting niet dat de confessionele partijen niet wilden vernieuwen. Een belangrijke reden voor de barsten in het kabinet was volgens hen de zogeheten polarisatiestrategie. Deze zorgde er volgens hen voor dat ‘vooral de KVP en in mindere mate de ARP zich als overtollige ballast behandeld voelden’. Volgens hen hadden de confessionelen in het begin meerdere pogingen ondernomen om deze strategie te doorbreken, maar gaven zij dit later op.17 Hoewel de verdeeldheid tussen de partijen onderling inderdaad

een belangrijke factor was die de uitvoering van het Keerpunt bemoeilijkte, beschouw ik deze verklaring niet compleet. Aangezien de polarisatiestrategie al in 1966 door (in ieder geval een deel van) de PvdA werd omarmd is het een gemiste kans dat de voorgeschiedenis van het

Keerpunt, het verkiezingsprogramma dat onderdeel was van deze strategie, tot nu toe weinig

in verband is gebracht met het mislukken van de vredes- en veiligheidsparafen. Het mom van de polarisatiestrategie was immers dat door het innemen van extremere standpunten de kiezers ‘kleur moesten bekennen’. Middels extreme standpunten trachtte de PvdA dit te bereiken. Deze waren dusdanig extreem dat de uitvoering ervan eigenlijk van te voren al onmogelijk leek. Bovendien zorgde de afstandelijke houding van de progressieven er juist voor dat de confessionelen samen sterker werden. Ik kan mij voorstellen dat de schreeuwerige houding van de PvdA zoals Woltjer ter sprake bracht, inderdaad potentiële kiezers afschrikte.

12 PvdH, ‘Pacificatie van het CDA maakte Paars onmogelijk’, Idee (maart 1998), 21 13 Ibidem

14 Woltjer, Recent verleden, 485

15 P. van Praag, Strategie en Illusie (Amsterdam 1990), 130 16 Woltjer, Recent verleden, 495

17 P. Bootsma en W. Breedveld, De verbeelding aan de macht. Het kabinet-Den Uyl 1973-1977 (Den Haag 1999), 15

(10)

Voorbeelden van de stroeve samenwerking zijn er genoeg. Een kernmoment waarbij de verdeeldheid heel duidelijk was, was tijdens het ontwerp van de Defensienota 1974. De progressieve drie wilden ondanks gemaakte beloftes vasthouden aan het Keerpunt, waardoor het tot stand komen van een defensienota werd bemoeilijkt. De defensienota had al vertraging opgelopen maar zou in juni 1974 gepresenteerd worden. In mei 1974 werd bekend gemaakt dat de verschijningsdatum van de nota waarschijnlijk weer werd verplaatst vanwege

onenigheid over het defensiebudget.18 Minister van Defensie Henk Vredeling en de

confessionele ministers waren tegen de beloofde bezuinigingen uit het Keerpunt, waar Den Uyl en de progressieve ministers zich aan vast bleven houden. Uiteindelijk moesten de ministers van de progressieve partijen enigszins toegeven aan de eisen van Vredeling en de confessionele ministers. Hiermee ontkwam Vredeling nipt aan een tweede generaalsconflict aangezien de hoogste militaire staf had gedreigd op te stappen als er teveel werd bezuinigd.19

De Defensienota uit 1974 bevatte uiteindelijk minder radicale speerpunten dan in het

Keerpunt. Toch bleef voornamelijk de defensiebegroting een bron van ergernis voor de KVP

en ARP, deze partijen bleven pleiten voor een verhoging ervan. In oktober 1976 werd er in de Tweede Kamer vergaderd over het defensiebudget van 1977. De KVP en ARP eisten dat meer geld naar defensie zou gaan en werden hierbij gesteund door de CHU en VVD. ARP-voorman W. Aantjes was erg boos over het feit dat eerder gemaakt afspraken niet werden nagekomen. De regering zag de vraag op hun beurt als blijk van wantrouwen jegens het kabinet.20 De

gemoederen liepen dusdanig hoog op dat een maand later een verhoging van het budget werd toegezegd waarmee een kabinetscrisis ternauwernood werd voorkomen.21

1.2 Eigenwijze ministers

Van de ARP en KVP kon nog enigszins worden verwacht dat zij niet achter het Keerpunt stonden, zij hadden tenslotte hun eigen programma. Toch waren de ministers van deze partijen niet de enigen die de uitvoering van de vredes- en veiligheidsparafen bemoeilijkten. Opvallend genoeg waren er ook ministers uit de progressieve samenwerking die niet achter hun eigen verkiezingsprogramma stonden. Na de verkiezingsnederlaag in 1967 kampte de PvdA met een identiteitscrisis. Enerzijds was er een groep binnen de partij die vond dat de partij zich radicaal moest vernieuwen om zich te onderscheiden van de andere partijen en anderzijds was er ‘de oude garde’ die vond dat de PvdA niet te veel moest afwijken van haar bestaande programma. Deze tweedeling leverde veel spanningen op binnen de partij

aangezien de leden het niet eens werden over het partijbeleid.

De ministers die de vredes- en veiligheidsparafen van het Keerpunt moesten naleven, minister van Defensie Henk Vredeling en minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel, hoorden bij de oude garde van de partij. Voornamelijk Van der Stoel liet ruimschoots voor de aanvang van het kabinet-Den Uyl weten zich niet verwant te voelen aan het Keerpunt. Zij gaven beiden aan niet achter dit programma te staan en vonden de speerpunten ‘niet realistisch’.22 In de literatuur wordt de houding van deze ministers regelmatig als een

beslissende factor gezien voor het falen van de vredes- en veiligheidsparafen aangezien de ministers binnen de eigen partij als behoudend werden beschouwd.23 Behalve het feit dat zij

18 ‘Ruzie binnen kabinet om defensie liep hoog op’, De Telegraaf 11 mei 1974, 6 19 Ibidem

20 ‘Begroting van defensie bron van problemen’, De Telegraaf, 13 oktober 1976, 6

21 ‘Vredeling wil stijging prijzen compenseren’, Dagblad van het Noorden, 10 november 1976, 2 22 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 269

(11)

zich niet verbonden voelden het hun eigen partijprogramma, meende het tweetal dat de verwachtingen van de achterban te hoog waren.24

Het buitenlandse beleid dat Van der Stoel en Vredeling uitvoerden vertoonde uiteindelijke meer continuïteit dan een breuk met het verleden. De regeringsverklaring die Den Uyl voordroeg bleek al veel gematigder dan het verkiezingsprogramma en hoewel het terugdringen van het aantal kernwapens prioriteit was, was dat voorgaande jaren ook al uitgangspunt van het veiligheidsbeleid geweest.25 De twee belangrijkste punten waarop het

buitenlandse beleid echter afweek van het Keerpunt, en de redenen waarom zij als

conservatief werden beschouwd, waren de toenadering die Van der Stoel zocht tot de VS en de NAVO en de aankoop van een groot aantal F-16’s onder leiding van Vredeling. Deze aankoop van 102 gevechtsvliegtuigen noemt historicus Menno Bos zelfs ‘de militaire aankoop van de eeuw’.26 Het beleid van de twee ministers stuitte niet alleen op verzet, een deel van de

partij stond juist achter hen. Toch bleef de linkerzijde met het Keerpunt in de hand kritiek leveren op de ministers. Een Keerpuntbewakingsclub die in juni 1974 werd opgericht door het Partijbestuur, dat bestond uit veel progressieve leden, leidde er echter niet toe dat de ministers van koers veranderden.27

Blijvend NAVO-lidmaatschap en warme Atlantische betrekkingen

Het beleid dat Van der Stoel voerde had enkele progressieve trekjes en sloot op sommige punten aan bij het Keerpunt. Zo voerde Van der Stoel een actieve vredespolitiek en sprak hij zich uit tegen ondemocratische regimes in de NAVO. Ook was hij voor een verbod op kernproeven en wees hij elke vorm van een Europese kernmacht af. Als klap op de vuurpijl was hij een voorvechter van mensenrechten. Toch werd hij binnen zijn eigen partij als behoudend beschouwd en dat kwam voornamelijk door zijn pro-NAVO-houding: Van der Stoel vond namelijk dat er qua Atlantische betrekkingen zo min mogelijk moest veranderen en voerde een buitenlands beleid met de NAVO als hoeksteen. Juist de bezuinigingen en het kritische NAVO-lidmaatschap werden volgens Zuijdam door de linkervleugel van de PvdA beschouwd als ‘een toetssteen voor een waarlijk progressieve buitenlandse politiek’.28

De VS was in eerste instantie niet blij met het aantreden van het kabinet-Den Uyl, het liefst had de Atlantische bondgenoot een centrumrechtse regering aan de macht gezien. In het

Keerpunt werd gepleit voor een kritisch NAVO-lidmaatschap en zelfs voor eventuele

uittreding indien de NAVO niet genoeg vrede en ontspanning bevorderde en dit beviel de VS niet. Hoewel de VS de ministers van het kabinet-Den Uyl aan een uitgebreide

achtergrondcheck onderwierp, bleek al spoedig na aanvang van het kabinet-Den Uyl dat hun angst onterecht was en dat Nederland een trouwe bondgenoot bleef. Het feit dat Van der Stoel door Den Uyl was gekozen tot minister van Buitenlandse Zaken hielp hierbij. Hij was eerder tijdens het kabinet-Cals staatssecretaris van Buitenlandse Zaken geweest en dus geen

onbekende in de VS. Destijds was Luns minister van Buitenlandse Zaken en in deze periode was de NAVO de hoeksteen van het buitenlandse beleid, een beleid dat Van der Stoel wilde voortzetten. Dit was al ver voor zijn ministerschap bekend. Zo schreef Van der Stoel

regelmatig stukken voor het PvdA-blad Socialisme en Democratie waarin hij vaak de NAVO ter sprake bracht. Zo noemde hij in ’71 de NAVO een ‘onmisbare stabiliserende factor op het

24 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 265 25 Hellema, Nederland in de wereld, 272 26 Bos, ‘De PvdA schaft F16’s aan’

27 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 269 28 Ibidem

(12)

Europese continent’.29

Op 11 mei 1973 werden de nieuwe bewindslieden beëdigd door koningin Juliana en drie dagen later, tijdens zijn eerste toespraak als minister van Buitenlandse Zaken, deelde Van der Stoel mede dat Nederland onder geen beding de NAVO zou verlaten en dat de banden met de VS niet losser werden. Hij benadrukte dit door te zeggen dat er weinig verschuivingen zouden plaatsvinden in het Nederlandse buitenlandse beleid.30 Deze mening uitte Van der

Stoel tijdens bijeenkomsten met de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger, waardoor hij na de eerste ontmoetingen al een positieve indruk achterliet. De linkerzijde van de PvdA wilde dat Van der Stoel als eerste reisdoel buiten Europa voor de Sovjet Unie koos. Van der Stoel koos tot vreugde van de Amerikanen voor een bezoek aan de VS, dit was volgens Van der Wijngaart een duidelijk signaal van Van der Stoel.31

De inzet van Van der Stoel tijdens verschillende gebeurtenissen, zoals het tot stand komen van een nieuwe Atlantische verklaring, maar ook zijn rol tijdens het ontwerp van de Defensienota uit ’74, werd door de Amerikanen gewaardeerd. Hoewel Van der Stoel niet altijd op één lijn zat met de bondgenoot, was de Amerikaanse regering allang blij dat Van der Stoel de Nederlandse belangen het best behartigd zag in een sterk bondgenootschap binnen de NAVO. Van der Stoel vond dat Nederland wel een enigszins kritisch NAVO-lidmaatschap moest nastreven indien de NAVO zich niet genoeg inzette voor vrede en veiligheid. Toch leek Van der Stoel voorrang te geven aan het behartigen van de Amerikaanse wensen dan kritiek te uitten. Zo durfde hij de Chileense coup niet te veroordelen, tot woede van zijn radicale

partijgenoten.32 De coup tegen de socialistische Salvador Allende werd toegejuicht door de

VS, maar sterk veroordeeld in Nederland. Van der Stoel kreeg veel kritiek te verduren vanwege zijn zwakke houding. Zelfs Den Uyl vond dat Van der Stoel zich kritischer moest uiten tegenover de VS wat betreft de Chileense coup, de minister-president liep voorop en voerde zelfs het woord tijdens demonstraties tegen de staatsgreep.33

In een interview werd aan Van der Stoel gevraagd of hij personeel had ingezet om onderzoek te laten doen naar een alternatief voor de NAVO. Volgens het Keerpunt moest Nederland in het geval de NAVO niet genoeg een actieve vredespolitiek voerde op zoek gaan naar een alternatief bondgenootschap waarin ontspanning wel een belangrijk speerpunt was.34

Van der Stoel antwoordde ontkennend en zei dat hij ‘geen behoefte aan had’. Volgens hem kreeg hij namelijk niet de indruk dat de NAVO een agressieve politiek voerde.35

Behalve het feit dat Van der Stoel onder geen beding twijfelde aan het

NAVO-lidmaatschap en juist koos voor een krachtig Atlantisch bondgenootschap ondanks alle kritiek die veel linkse partijgenoten hadden op de VS, was er nog een punt in het Keerpunt waar hij van afweek. Dit betrof de no-first-use-verklaring die net als het kritische NAVO-lidmaatschap onderdeel moest zijn van de actieve vredespolitiek. Ook moest de Nederlandse bodem

kernwapenvrij zijn. Net als in het geval van het kritische NAVO-lidmaatschap gaf Van der Stoel reeds voor de verkiezingen van ’72 aan dat hij hier niet aan mee wilde werken. Het was dus niet verwonderlijk dat ook deze parafen niet werden nageleefd. Van der Stoel geloofde

29 M. van der Stoel, ‘De PvdA en buitenlands beleid’, Socialisme en Democratie 3 (1971), 146 30 ‘Wij blijven in de NATO’, De Telegraaf, 15 mei 1973, 3

31 K. van der Wijngaart, Bondgenootschap onder spanning: Nederlands-Amerikaanse betrekkingen, 1969-1976 (Hilversum 2001), 139

32 A. Bleich, Joop den Uyl 1919-1987, dromer en doordouwer (Amsterdam 2008), 281,-282 33 Ibidem, 303

34 Keerpunt ’72, 41

35 M. van Traa, ‘Max van der Stoel’, in: W. Gortzak ed., De kleine stappen van het kabinet-Den Uyl (Deventer 1978), 84

(13)

dat een eenzijdige verwijdering van kernwapens van Nederlandse bodem slechts tot de verplaatsing van atoomwapens zou leiden en niet tot een kernwapenvrije wereld. Een

no-first-use-verklaring achtte Van der Stoel niet realistisch, wel moest de NAVO kernwapens alleen

gebruiken voor defensiedoeleinden.36 Van der Stoel wist dat deze punten binnen de NAVO

geen steun zouden vinden en wist het onderwerp enige tijd te omzeilen. Vervolgens liet hij het Nederlands Instituut voor Vredesvraagstukken een advies uitbrengen over de rol van

atoomwapens binnen de NAVO. Dit instituut achtte de rol van atoomwapens als afschrikmiddel voor de NAVO te cruciaal om een no-first-use-verklaring af te geven.37

Gedurende Van der Stoels’ ministerschap was de NAVO het punt waarop hij de meeste kritiek kreeg vanuit zowel zijn eigen partij als andere partijen. In het Keerpunt stond een paraaf over het streven naar een kernwapenvrij Europa. In het verkiezingsprogramma stond namelijk dat onderhandelingen hierover bevorderd moesten worden door Nederland. In 1972 startten deze onderhandelingen genaamd de Conferentie over Veiligheid en

Samenwerking in Europa (CVSE). De besprekingen hiervan gingen van start in 1972 en daaruit ontstond in 1994 de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Zelfs op dit punt wist de regering de discussie toe te spitsen op de rol van de NAVO binnen deze gesprekken, terwijl het onderwerp voornamelijk ontwapening hoorde te zijn. Volgens Maartje Verweij kwam dit door de aandacht die het Keerpunt aan het NAVO-lidmaatschap schonk waardoor het een actueel onderwerp was.38 Tijdens alle onderhandelingsgesprekken

was al gebleken dat verschillende ministers binnen het kabinet er andere meningen op na hielden over de afspraken die gemaakt moesten worden en de rol die de NAVO moest spelen. Verweij zegt dat er qua kritiek geen duidelijke scheidingslijn was tussen de oppositiepartijen en de coalitiepartijen, aangezien er veel kritiek kwam van beide kanten. De politieke

verdeeldheid tijdens het kabinet-Den Uyl werd goed zichtbaar tijdens de conferenties. 39

‘Militaire aankoop van de eeuw’

Vredeling was het enfant terrible van het kabinet-Den Uyl. Hij was ongenuanceerd en zocht dikwijls de confrontatie op met niet alleen de oppositie, maar ook met eigen partijgenoten. Dat hij zijn eigen gang ging bleek al tijdens de Jom Kippoeroorlog in 1973 toen hij zelfs zonder weten van Den Uyl wapens leverde aan Israël. Zijn hele ministerschap werd getypeerd door opmerkelijke (en soms dronken) uitspraken en acties. Zo kopte de Telegraaf op 4 juni 1975: ‘Vredeling vaak zoek’ en berichtte over het feit dat andere ministers tijdens belangrijke vergaderingen geen idee hadden waar Vredeling uithing en hoe ze hem konden bereiken, waardoor Den Uyl schijnbaar op het punt stond om de politie hem te laten zoeken. De opmerkelijke reden dat hij hier op politiek vlak niet voor werd gestraft was omdat de

oppositie achter zijn defensiepolitiek stond. 40 Zijn defensiebeleid week dusdanig veel af van

het Keerpunt dat het aansloot bij het beleid van bijna elke andere partij behalve dat van de progressieve drie. Vredeling was niet progressief en zo kon het dus zijn dat, zoals in paragraaf 1.1 al werd besproken, Vredeling vaak gesteund werd door coalitiepartijen ARP en KVP om een hoger defensiebudget te realiseren.

Zijn meest controversiële beslissing nam hij in 1975, toen hij maar liefst 102 (!) F-16’s

36 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 241 37 Ibidem, 298 en 305

38 M. Verweij, ‘Keerpunt in de Oost-Westverhouding? Het Nederlandse parlement en de conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa (1973-1975)’, 90

39 Ibidem, 99

(14)

besloot aan te schaffen. Volgens Bert Kreemer had het conservatieve defensiebeleid van de jaren ’50 ervoor gezorgd dat de ministers in de jaren ’60 en begin jaren ’70 opgezadeld waren met een probleem: een defensieapparaat wat ver beneden de maat was.41 De leiding van de

Nederlandse krijgsmacht was niet blij met de komst van het kabinet-Den Uyl. Verregaande bezuinigingen op defensie had de PvdA hoog in het vaandel staan, maar ondertussen moesten er zelfs volgens de PvdA enkele investeringen worden gedaan om nog mee te spelen op het internationale toneel. Dat de verouderde Starfighter vervangen moest worden stond al jaren op de agenda en dit werd zelfs opgenomen in de Defensienota van 1974. De Defensienota was overigens een richtlijn voor de komende tien jaar, wat het kabinet veel ruimte gaf om

eventuele aankopen te doen en toch te kunnen bezuinigen. De keuze om de Starfighter te vervangen was dus niet per se Vredelings keuze geweest, die moest namelijk sowieso vervangen worden. Aangespoord door Van der Stoel besloot Vredeling om voor de zware F-16’s te gaan. Deze keuze was duurder dan een aantal andere opties en dit gevechtsvliegtuig kon bovendien nucleaire taken uitvoeren. In het Keerpunt stond behalve de paraaf betreffende bezuinigingen van 1,5 miljard op Defensie, een paraaf waarin gepleit werd voor het

verwijderen van de nucleaire taken van de luchtmacht.42 De aanschaf rijmde dus niet met de

verkiezingsbelofte.

Volgens Bos werd de keuze van Vredeling om uiteindelijk voor de F-16 te kiezen beïnvloed door een aantal factoren. Ten eerste had Vredeling in de Tweede Wereldoorlog in het verzet gezeten en hij wilde voorkomen dat een Nederlandse piloot het af zou moeten leggen tegen buitenlandse piloten in superieure gevechtsvliegtuigen. Ten tweede wilde hij niet bekendstaan als de persoon die de Nederlandse krijgsmacht om zeep had geholpen. Ten derde was Vredeling niet te spreken over de technische kwaliteit van de Franse Mirage. Uit een vergelijkende studie bleek de F-16 met kop en schouders boven deze en andere

gevechtsvliegtuigen te steken. Van der Stoel had bovendien ook druk uitgeoefend op Vredeling: de keuze moest vallen op een Amerikaans toestel en anders moest de Starfighter maar niet vervangen worden. Tot slot kon de VS op dusdanig grote schaal de F-16’s

produceren dat dit de kostprijs zou drukken als dit het standaard gevechtsvliegtuig binnen de NAVO werd. Kortom, Vredeling was overtuigd. Zijn eigen partij was echter dusdanig tegen het besluit dat Vredeling de Amerikaanse ambassadeur uitnodigde om zijn partijgenoten in 1975 te overtuigen. Dit lukte niet: de PvdA vond dat voor een lichter toestel gekozen moest worden om de wapenwedloop niet verder te bevorderen. De PvdA-achterban stemde in dat jaar dan ook tegen de aankoop. Dit hield Vredeling niet tegen en Den Uyl moest vervolgens onderhandelen met de fractie om te voorkomen dat Vredeling het veld moest ruimen.

Uiteindelijk stemde Den Uyl, weliswaar met veel tegenzin, in met het besluit van Vredeling, hij zag simpelweg geen andere mogelijkheid. Vredeling had inmiddels ook water bij de wijn gedaan en besloot de 138 Starfighters te vervangen voor in eerste instantie ‘slechts’ 84 F-16’s. Dit werden er uiteindelijk 102.

Vredeling was net als Van der Stoel voorstander van het Nederlandse NAVO-lidmaatschap en kwam met de aankoop de NAVO enorm tegemoet. De VS verdiende een hoop geld aan de aankoop en hoopte dat andere Europese landen het Nederlandse voorbeeld zouden volgen. Bovendien waren de gevechtsvliegtuigen waardevol voor het defensieapparaat van de NAVO. De progressieve voornemens uit het Keerpunt waren moeilijk te rijmen met de

41 B. Kreemer, Hete Hangijzers, De aanschaf van Nederlandse gevechtsvliegtuigen (Leiden 2009), 128 42 Keerpunt ’72, 43

(15)

intensivering van het contact tussen Nederland en de VS. Bos zegt dat deze tegenstelling het meest duidelijk werd tijdens de aanschaf van de F-16’s.43

Opmerkelijke keuze Den Uyl

Meer dan eens werd ternauwernood een kabinetscrisis voorkomen aangezien de PPR en D’66 dikwijls het vertrouwen in het kabinet kwijtraakten, net als de linkse PvdA’ers. Zo gaven André van der Louw en Bram Peper in oktober 1975 in het partijblad van de PvdA aan dat zij niet verwachtten dat het kabinet-Den Uyl de eindstreep zou halen. Als belangrijkste redenen hiervoor noemden zij het uitblijven van een kritisch NAVO-lidmaatschap en de aanschaf van de F-16.44

Van der Stoel benutte elke gelegenheid om zijn vertrouwen in het

NAVO-lidmaatschap kenbaar te maken en Vredeling bleef achter zijn keuze voor de F-16 staan. Steun voor hun beleid vonden Vredeling en Van der Stoel bij elkaar en bij de confessionelen. Aangezien zij gesteund werden door de ARP en KVP gaf Vredeling toe dat hij de

polarisatiestrategie onbelangrijk achtte.45 Deze strategie was juist ontwikkeld door de PvdA

om afstand te nemen van de confessionelen. Deze situatie roept vragen op want waarom koos Den Uyl voor twee ministers die fel anti-Keerpunt waren? En misschien nog belangrijker: Hoe kwamen Vredeling en Van der Stoel hiermee weg? Hun beleid kwam duidelijk niet overeen met dat van de rest van hun partij, vooral het verschil tussen hun mening en die van de Nieuw Links-sympathisanten was groot. Hun beleid ademde niet de progressieve geest van het Keerpunt, maar aangezien zij hier toch mee wegkwamen was er blijkbaar niet genoeg steun voor het Keerpunt. In de biografie van Anet Bleich is te lezen dat Den Uyl zich liever niet wilde bemoeien met het buitenlandbeleid. Bovendien was voornamelijk Van der Stoel een goede vriend van hem. Den Uyl en Van der Stoel kenden elkaar al een aantal decennia voordat het kabinet-Den Uyl aantrad en Den Uyl was zeer onder de indruk van zijn kennis over internationale zaken. Vooral deze goede band zorgde ervoor dat het tweetal ‘met veel wegkwam’.46 De keuze voor Van der Stoel als minister van Buitenlandse Zaken stuitte op veel

verzet bij de radicalen van de PvdA. Toch was Van der Stoel de enige geschikte kandidaat met de nodige ervaring op het gebied van buitenlandse politiek. Vredeling liet aanvankelijk weten liever geen minister van Defensie te worden. Hij heeft zelfs de uitspraak gedaan: ‘Geef mij liever Landbouw of Sociale Zaken, van Defensie weet ik niets.’47

Vredeling, voorheen landbouwingenieur, was dan ook niet de eerste keus geweest voor de functie. Andere kandidaten werden onder meer om hun leeftijd niet geselecteerd, het kabinet moest bij voorkeur jong zijn en bij de tijdsgeest passen. Overigens werd tijdens het kabinet duidelijk dat Den Uyl spijt had van de aanstelling van Vredeling als minister van Defensie, vooral na een interview van Vredeling dat eind augustus in Vrij Nederland was verschenen.48

Volgens Bert Kreemer kon Den Uyl Vredeling niet zomaar vervangen vanwege vier redenen. Ten eerste moest hij dankbaar zijn dat Vredeling de functie überhaupt had geaccepteerd terwijl hij deze in eerste instantie niet eens wilde hebben. Ten tweede kweekte Vredeling met zijn grote mond veel goodwill. Hij gedroeg zich als een buitenbeentje maar dat maakte hem in de ogen van onder meer Den Uyl juist sympathiek. Ten derde was men bang dat als Vredeling

43 Bos, ‘De PvdA schaft F16’s aan’

44 A. van der Louw en B. Peper, ‘Keerpunt ‘77 – De weg terug?’, Socialisme en Democratie 9 (1975), 329 45 Bootsma en Breedveld, De verbeelding aan de macht, 40

46 Bleich, Joop den Uyl, 249 47 Kreemer, Hete Hangijzers, 127 48 Kreemer, Hete Hangijzers, 178

(16)

wegging, het bespreken van de Defensienota, die omstreeks het interview van Vredeling gepresenteerd werd, in de Tweede Kamer werd uitgesteld. De verouderde Starfighters waren aan vervanging toe en hiermee wilde het kabinet haast maken. Tot slot had Vredeling in het interview weliswaar gal gespuwd over zijn politieke vrienden, hij had spoedig zijn excuses aangeboden. De fractievoorzitters van de ARP en KVP accepteerden deze en behandelden Vredeling mild.49 Zelfs staatssecretaris van Defensie Bram Stemerdink was het dikwijls niet

met Vredeling eens, zo geloofde Stemerdink voor de aanvang van het kabinet-Den Uyl dat Vredeling het Keerpunt zou naleven, schreef in zijn dagboeken dat hij Vredeling niet kon laten vallen: ‘dit partijbestuur wilde immers Vredeling als minister’.50

Volgens Van der Wijngaart wijst de keuze van Den Uyl om Van der Stoel te benoemen tot minister van Buitenlandse Zaken erop dat Den Uyl zelf belang hechtte aan een goede relatie met de VS en het voortbestaan van de NAVO.51 Net als bij de andere genoemde redenen voor het aanstellen van Van der Stoel en

Vredeling verklaart dit naar mijn mening nog niet helemaal waarom het Keerpunt niet werd nageleefd, want waarom stonden ministers niet achter hun eigen programma? Hierover sprak Ed van Thijn, fractievoorzitter van de PvdA tijdens het kabinet-Den Uyl, zijn verbazing uit: ‘Ik ben vooral verbluft als ik zie hoeveel kritiek er achteraf bij de bewindslieden blijkt te bestaan op het program waarmee men op pad is gestuurd.’52 Het is inderdaad opmerkelijk dat

het Keerpunt juist door een aantal ministers als een blok aan het been werd gezien en niet als een revolutionair programma dat een nieuw tijdperk in moest luiden. De NAVO beschouwen als de hoeksteen van het buitenland beleid, zoals Van der Stoel deed, was echter een

voortzetting van het beleid dat de PvdA sinds de oorlog voerde. Wat dat betreft was het beleid van Van der Stoel dus niet opmerkelijk te noemen aangezien er sprake was van continuïteit.

Net als bij de wrijving tussen de confessionelen en de progressieven beschouw ik de polarisatiestrategie als belangrijke katalysator voor de problemen op het gebied van vrede en veiligheid. Hoewel de aankoop van de F-16’s een redelijk extreme beslissing was, ondanks het feit dat de vervanging van de

Starfighter al vast stond, was er voornamelijk voor het beleid van Van der Stoel veel lof. De

algehele consensus in de literatuur is dat hij een realist was en geen andere keus had. Zo prijst Zuijdam hem voor het vertalen van ‘de progressieve grondhouding van partijgenoten in een realistische politiek’.53 Ook wordt vaak genoemd dat Van der Stoel onder (inter)nationale

druk stond maar dat hij door zijn diplomatieke optredens veel waardering vanuit het

buitenland kreeg.54 De parafen uit het Keerpunt waren radicaal omdat deze onderdeel waren

van de polarisatiestrategie, maar op internationaal niveau bleek een diplomatiekere houding á la die van Van der Stoel juist goed te vallen. Dat de punten voornamelijk een grote

symbolische, maar niet zozeer realistische, waarde hadden bleek onder meer uit het feit dat er bijvoorbeeld geen inhoudelijk goede discussie plaatsvond betreffende een alternatief voor het NAVO-lidmaatschap.55 In het Keerpunt werd ook geen voorbeeld gegeven voor een

49 Ibidem, 179

50 B. Stermerdink, Dagboeken van Bram Stemerdink (Amsterdam 1986), 53 51 Van der Wijngaart, Bondgenootschap onder spanning, 172

52 E. van Thijn, ‘Eén ding staat vast: het eerste kabinet-Den Uyl is er geweest’, in: W. Gortzak ed., De kleine

stappen van het kabinet-Den Uyl (Deventer 1978), 134

53 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 351

54 L. Casteleijn, en M. Krop, ‘Rechtlijnig tegendraads: Max van der Stoel, Nieuw Links en de buitenlandse politiek van de Partij van de Arbeid’, in: F. Becker ed., e.a., Van Troelstra tot Den Uyl het vijftiende jaarboek

voor het democratisch socialisme (Amsterdam 1994), 270

(17)

alternatief voor de NAVO, dus zolang deze er niet was, kon Van der Stoel naar mijn mening moeilijk stennis schoppen binnen dit Atlantische bondgenootschap.

1.3 De versobering treedt in

Internationale context

Een factor die volgens een aantal auteurs heeft bijgedragen aan het falen van het Keerpunt is de internationale context. Tijdens het kabinet-Den Uyl raakten de betrekkingen met de VS sterk verbeterd. Hoewel dit voor een deel te danken was aan Van der Stoel, vonden er gebeurtenissen plaats die zijn koers rechtvaardigden. Hellema spreekt zelfs van een

internationale politieke en economische trendbreuk.56 Veel verwachtingen van vooruitgang en

verbetering zetten namelijk niet door. Zo steeg bijvoorbeeld de schuld van Derde

Wereldlanden, ondanks de groei in hulp. Dichter bij huis zette de Europese integratie die vanaf 1969 werd ingezet niet door, deze stagneerde vanaf 1972. Hierdoor bleef de NAVO een aantrekkelijk bondgenootschap, mede omdat er geen Europees alternatief was. De

verhoudingen tussen Oost en West bleven ook ongeveer hetzelfde. Aangezien de Koude Oorlog nog voortduurde zag Van der Stoel de NAVO als de beste optie voor het waarborgen van de Nederlandse veiligheid.57 In aanloop naar het Keerpunt was er juist sprake van

optimisme betreffende de verbetering van de internationale samenleving. Tijdens het kabinet-Den Uyl zorgden bovenstaande redenen er juist voor dat het optimisme werd getemperd en Van der Stoel gebruikte de niet veranderde situatie als reden voor het vasthouden aan de NAVO.

In aanloop naar het kabinet-Den Uyl was de VS in Nederland impopulair. Tegen Nixon vonden begin jaren ’70 over de hele wereld massaprotesten plaats. Vooral de

kerstbombardementen op Vietnam in 1972 en het Watergateschandaal gaven de Amerikaanse president een slechte naam. In die periode bereikten de ‘anti-Amerikaanse sentimenten’ een hoogtepunt. Dit sentiment had ook als oorzaak de verschuivende internationale verhoudingen. Zo werd de Sovjet-Unie steeds machtiger, vooral op nucleair gebied. Niet langer was de VS het machtigste land ter wereld. West-Europa werd bovendien economisch steeds sterker en er ontstond een ‘Europees reveil’.58 Deze factoren creëerden een publieke afkeer van de VS, niet

langer werd Amerika door West-Europeanen als ‘het ultieme voorbeeld’ gezien. De nieuwe internationale verhoudingen kwamen in 1972 tot een hoogtepunt (of dieptepunt), wat tevens het jaar was waarin het Keerpunt werd gepubliceerd. Niet verwonderlijk dat dit programma bol staat van anti-Amerikaanse maatregelen, zoals een kritisch NAVO-lidmaatschap en de erkenning van Noord-Vietnam. Van der Wijngaart noemt dit als de belangrijkste redenen voor een hernieuwd bondgenootschap. Volgens haar leek er tijdens het aantreden van het kabinet-Den Uyl een crisis in het bondgenootschap te ontstaan, maar dit liep met een sisser af. Mede dankzij het optreden van Van der Stoel, maar ook omdat Nixon vervangen werd door de iets populairdere Ford. Bij Ford durfde Van der Stoel bijvoorbeeld linkse zaken aan te kaarten zoals mensenrechten en vrede en veiligheid, wat hij tegenover Nixon niet had gedaan. Een kritischere houding was daarom volgens Van der Stoel niet nodig. Zuijdam noemt de internationale klimaat in aanloop naar het Keerpunt een perfect moment voor de

56 Hellema, Nederland in de wereld, 272

57 Van der Wijngaart, Bondgenootschap onder spanning, 220 en M. Bos, ‘De PvdA schaft F16’s aan’,

Historisch Nieuwsblad 9 (2011)

(18)

‘radikalinski’s’ in de PvdA om zich te profileren. Radicale punten als ontspanning tussen Oost en West en streven naar een kernwapenvrije wereld werden toegankelijker door de internationale context. In mei 1972 zorgden de eerste SALT bijeenkomsten voor ontspanning tussen Oost en West. In dat jaar leidde de Ostpolitik van Willy Brandt bovendien tot een basisverdrag tussen de DDR en WDR.59 Dit waren de redenen waardoor de rechtervleugel van

de PvdA moeite had om radicale ideeën buiten de partij te houden. Hoewel hierdoor het kabinet-Den Uyl vol goede moed van start ging, werd tijdens de regeertermijn het

enthousiasme getemperd. Een aantal parafen verloren aan betekenis door veranderingen in de internationale politiek en een aantal gebeurtenissen zorgde ervoor dat de extreme parafen uit het Keerpunt aan steun verloren.

De parafen uit het Keerpunt betreffende de Amerikaanse invloed in Vietnam en de erkenning van Noord-Vietnam waren ten tijde van het kabinet-Den Uyl niet meer relevant. De Amerikanen trokken zich in 1973 terug uit het land en in 1975 verloor het door de VS

gesteunde bewind in het zuiden van Vietnam de strijd. In het Keerpunt stond bovendien dat Nederland het NAVO-lidmaatschap moest gebruiken om druk uit te oefenen op Griekenland en Portugal om deze landen te democratiseren. In 1974 vond in Portugal de Anjerrevolutie plaats en in datzelfde jaar verdween het kolonelsregime in Griekenland. Deze parafen uit het Keerpunt waren dus niet meer relevant, en deze gebeurtenissen zorgden er bovendien voor dat de kritiek op de NAVO verminderde nu het probleem van niet-democratische NAVO-leden zich eigenlijk vanzelf had opgelost. Tot slot kwam na de dood van Mao in 1976 veel

informatie naar buiten over de gruwelen die zich in China hadden afgespeeld. Het communisme verloor hierdoor voorstanders in het westen.60 De parafen in het Keerpunt

betreffende ontspanning tussen Oost en West en kritiek op de NAVO verloren hierdoor aan steun.

De maakbare maatschappij

De internationale trendbreuk die Hellema noemt als reden voor een meer behouden beleid dan het Keerpunt beloofde is ook op nationaal niveau terug te vinden. De verwachte internationale veranderingen zetten niet door en de oliecrisis zorgde voor versobering in Nederland. Tijdens het kabinet-Den Uyl werd de maatschappij dan ook vanwege die versobering conservatiever. Dit kwam bovendien door het vooruitgangsgeloof dat werd getemperd. Een factor die in verband stond met de internationale context en ook een rol heeft gespeeld in het falen van het

Keerpunt was de wisselwerking tussen politiek activisme en het politieke beleid. De jaren ’60

en ’70 worden dikwijls als wilde jaren neergezet die getypeerd werden door massaprotesten. Protesten werden grootser: zo kwamen in januari 1973 in Utrecht maar liefst 100.000 mensen op de been om tegen de Vietnamoorlog te protesteren, het grootste naoorlogse protest tot dan toe. Volgens Ruud Koopmans werden de protesten eind jaren ’60 radicaler en hadden deze een grote invloed op de politiek: ‘Voor veel activisten leek de parlementaire weg perspectief te bieden, en vanaf het begin van de jaren ’70 sloten velen zich dan ook aan bij nauw aan de bewegingen verwante partijen als de PPR en de PSP.’61 Volgens Koopmans waren politieke

partijen als de PvdA en de PPR nauw verbonden met het politieke activisme, het activisme nam dan ook af nadat het kabinet-Den Uyl aan de macht kwam.62 Den Uyl voelde goed aan

59 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 246 60 Woltjer, Recent verleden, 480

61 R. Koopmans, Tussen verbeelding en macht, 25 jaar nieuwe sociale bewegingen in Nederland (1991 Amsterdam), 65

(19)

dat veel linkse ideeën onderdeel waren van een trend die veel stemmen op zou leveren. Het is logisch dat het politiekactivisme volgens Koopmans met het aantreden van het kabinet-Den Uyl versneld afnam; de strijd leek gestreden want de progressieven waren aan de macht gekomen. Het kabinet-Den Uyl was dusdanig verbonden aan bewegingen dat zij na aantreden de subsidiekraan voor veel groeperingen opende.63

Volgens Koopmans waren er golfbewegingen van acties van sociale bewegingen. Volgens hem was de eerste golf sterk verbonden aan de nieuwe socialistische politieke

partijen in de jaren ’60 en eindigde met het eind van het kabinet-Den Uyl in 1977. Tijdens het kabinet was, zoals eerder genoemd, het activisme al afgenomen, de ‘verbeelding’ was

namelijk al aan de macht.64 Op het hoogtepunt van het activisme werd het Keerpunt opgesteld,

na aanvang van het kabinet, dat gepaard ging met de afname van het activisme, namen de activiteiten van de bewegingen volgens hem af. Het Keerpunt werd vervolgens niet meer

nageleefd omdat er minder steun voor was. Begin

jaren ’60 groeide met de welvaartsgroei het gevoel van vooruitgang: elk jaar zou het Nederlandse volk het beter krijgen. De kritiek die alle bewegingen uitten hadden één ding gemeen: deze was antiautoritair, gericht tegen de autoriteiten die tot dusverre het land hadden geleid en men verlangde naar meer democratisering.65 Volgens Woltjer stegen de

verwachtingen van de kiezers: ‘De overheid was gegroeid. De verwachtingen die velen van de overheid hadden waren nog meer gegroeid, juist door het (schijnbare?) succes van de

afgelopen tijd.’66 De maatschappij werd echter vanaf 1970 juist steeds complexer en werd het

moeilijker voor de overheid om grip op alles te krijgen, vooral aangezien de overheid

afhankelijk was van externe factoren zoals de internationale ontwikkelingen. Problemen zoals werkloosheid en inflatie stapelden zich na 1970 steeds meer op, dus het behaalde ‘succes’ was een iets te rooskleurig beeld wat de bevolking had. Volgens Woltjer zat de overheid

bovendien aan de grens van haar mogelijkheden. De maatschappij veranderde, deze werd steeds complexer, maar ondertussen werd er meer geëist van de overheid. Spanningen tussen de overheid en ‘de militante vertegenwoordigers van deelbelangen’ waren het gevolg. Deze spanningen waren volgens hem sterk aanwezig na 1973. De PvdA verwachtte namelijk veel van de overheid voor het oplossen van problemen maar was juist ook enorm betrokken bij actiegroepen die druk uitoefenden op de regering.67

Kortom, in de literatuur wordt de afname van het politieke activisme als een reden genoemd voor een versoberd politieke klimaat waarbij de radicale punten uit het Keerpunt niet meer relevant waren. Het politiek activisme had verwachtingen geschept waaraan de regering nauwelijks aan kon voldoen. Het kabinet-Den Uyl kreeg met veel onverwachte problemen te maken, zoals de oliecrisis, waardoor het enthousiasme van de kiezers werd getemperd. Den Uyl zelf gaf als reden voor het falen van zijn kabinet dat het te laat aan de macht was gekomen. Volgens hem was er tussen 1945 en 1965 een gevoel van maakbaarheid van de maatschappij en ten tijde van zijn kabinet een golfbeweging die daarvan af week.68 Dit

komt overeen met wat Koopmans beweert, ook hij ziet golfbewegingen van politiek activisme. Hoewel het Keerpunt overduidelijk past in het plaatje van een radicale opleving binnen de partij, beschouw ik daarom juist het ontwerp van het verkiezingsprogramma als de

63 Ibidem, 65 64 Ibidem, 67

65 Woltjer, Recent verleden, 457 66 Ibidem 458

67 Ibidem 458-462

(20)

reden voor het mislukken ervan. Deze opleving was van korte duur, maar vond plaats in aanloop naar het kabinet-Den Uyl. In deze periode heerste namelijk binnen de PvdA zelf het gevoel van maakbaarheid van de maatschappij wat verwoord werd in het Keerpunt.

1.4 Het ondergeschoven kind: de radicalen

De belangrijkste beloftes uit het Keerpunt op het gebied van vrede en veiligheid werden niet waargemaakt. Hoewel bovengenoemde factoren allemaal een rol hebben gespeeld in het mislukken van het Keerpunt, beschouw ik deze redenen als noodzakelijke voorwaarden. Ze bestaan niet los van elkaar; geen van deze factoren heeft naar mijn mening echt een

doorslaggevende rol gespeeld. Ministers wilden het niet wilden uitvoeren en er was sowieso te weinig steun was om er een echt issue van te maken. Vraag zou moeten zijn: als het dan zo weinig steun had, was het dan niet onuitvoerbaar per se? En dan moeten we gaan kijken naar de ontstaansgeschiedenis. De ontstaansgeschiedenis is een voldoende voorwaarde omdat hierdoor het Keerpunt van te voren al geen kans van slagen had.

Het is opvallend dat de ontstaansgeschiedenis tot nu toe weinig in verband is gebracht met de uitvoering van het Keerpunt aangezien er genoeg aanwijzingen zijn dat vanaf 1966 binnen de PvdA van alles aan de hand was. Een voorbeeld is de in 1.1 genoemde

polarisatiestrategie die de PvdA na 1966 gebruikte als verkiezingsstrategie. Dit idee was afkomstig van Nieuw Links sympathisanten en zorgde er mede voor dat het programma van de PvdA steeds radicaler werd. De afkeer van de KVP na de nacht van Schmelzer was onder de jonge leden van de partij het grootst en zij wilden niets liever dan de KVP in verval zien raken.69 Deze strategie leek het meest simpel en met het radicale Keerpunt leek deze zelfs te

werken. Tijdens het kabinet-Den Uyl was de harde houding van de PvdA, die hoorde bij de polarisatiestrategie, een reden waarom de samenwerking zo stroef verliep. De radicale tak van de PvdA hoopte dat de confessionelen door middel van deze strategie aan invloed zouden verliezen maar de starre houding van de partij zorgde er juist voor dat de confessionelen nader tot elkaar kwamen. De KVP en ARP wisten zelfs de verhoudingen met de oppositiepartij CHU te verbeteren.

Ook het gebrek aan steun voor de vredes- en veiligheidsparafen uit eigen hoek kan als aanwijzing worden gezien dat het Keerpunt van te voren al geen kans van slagen had. Den Uyl was reeds voor het Keerpunt voorstander geweest van een krachtig Atlantisch

bondgenootschap dus het is opmerkelijk te noemen dat hij een kabinet vertegenwoordigde dat aan de macht was gekomen met NAVO-kritische parafen. Ook Van der Stoel schoof niet onder stoelen of banken dat hij pro-NAVO was. In een interview zei Van der Stoel zelfs dat zijn pro-NAVO standpunt hem bijna de post van minister van Buitenlandse Zaken in het schaduwkabinet van 1972 had gekost.70 Een andere kandidaat voor deze ministerspost sloeg

het aanbod van te voren af. Wiebe Wierda wilde geen minister van Buitenlandse Zaken worden omdat hij naar eigen zeggen geen zin had in eindeloos geruzie met de linkerzijde van de PvdA.71

Dit gebrek aan steun bleek des te meer uit het feit dat Van der Stoel een aantal parafen uit het Keerpunt zorgvuldig vermeed.72 Het Partijbestuur bestond voor een deel uit Nieuw

Linksers, leden van de linkse tak van de PvdA. Zij hadden een grote stempel gedrukt op het

Keerpunt, groter dan tot nu toe wordt aangenomen, en Van der Stoel wist daarom dat hij bij

69 Van Praag, Strategie en Illusie, 52 70 Van Traa, ‘Max van der Stoel’, 82

71 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 270 72 Ibidem, 298

(21)

het bestuur geen steun kon vinden voor zijn beleid. De benoeming van Vredeling en Van der Stoel tot minister had bij dit deel van het Partijbestuur ook geleid tot grote verontwaardiging. Parafen uit het Keerpunt die Van der Stoel daarom vermeed waren de punten betreffende het kernwapenvrij maken van de Nederlandse bodem en de no-first-use-verklaring. Eenzijdige ontwapening had volgens hem geen zin aangezien de Sovjet Unie dan een nog grotere drieging zou vormen. Ook de no-first-use passage uit het Keerpunt vond hij niet realistisch. Een dergelijke afspraak zou volgens Van der Stoel het voordeel van de afschrikkende functie van de atoomwapens wegnemen.

Ook betreffende de nationale en internationale context zijn er genoeg aanwijzingen die suggereren dat de ontstaansgeschiedenis van het Keerpunt de uitvoering ervan bemoeilijkte. Het Keerpunt paste niet bij het beleid dat de PvdA in voorgaande jaren had uitgevoerd. Ver voordat de PvdA dit radicale program aannam, was Nieuw Links de eerste groep in de partij die de controversiële onderwerpen onder de aandacht bracht. Zo werd in al in 1966 door Nieuw Links opgeroepen om de rol van de VS in de wereld meer onder de aandacht te brengen.73 Ook de rol van de NAVO werd door deze groep bespreekbaar gemaakt binnen de

partij, jaren voordat de NAVO-kritische punten in het Keerpunt verschenen. Zuijdam noemt de internationale context het ideale moment in 1972 voor de radikalinski’s binnen de PvdA om animo te vinden voor hun ideeën.74 Deze radikalinski’s waren de leden van Nieuw Links,

die op het juiste moment hun ideeën aan de man brachten, waardoor de relatief conservatieve partijleiding met figuren als Den Uyl moeite hadden om de radicale punten af te wijzen. In combinatie met de polarisatiestrategie bleken de radicale ideeën te werken in het

verkiezingsprogramma. Nieuw Linksers waren vaak te vinden tussen protesterende menigtes en wilden vooral benadrukken dat zij dicht bij de kiezers stonden. Hoewel er veel literatuur is verschenen over Nieuw Links en over ander politiek activisme, is het een gemiste kans dat deze beweging tot nu toe weinig is verband is gebracht met het Keerpunt. Zo bracht de partij niet alleen internationale problemen aan de orde, volgens Hellema speelde Nieuw Links zelfs een belangrijke initiërende rol in de politieke radicalisering die halverwege de jaren ’60 op gang kwam.75

In het tweede hoofdstuk wordt de opmars van Nieuw Links besproken en hun invloed op het Keerpunt. Zo stond Nieuw Links aan de wieg van de progressieve samenwerking en verschenen veel parafen uit het Keerpunt al eerder in het werk genaamd Tien over Rood. Aan de hand van parafen uit het Keerpunt zoals het kritische NAVO-lidmaatschap wordt bewezen dat Nieuw Links op verschillende punten het voortouw nam. Hierbij verloor de beweging weleens de realiteit uit het oog waardoor realisten als Van der Stoel zich genoodzaakt zagen af te wijken van het bijna heilige Keerpunt.

73 Van Praag, Strategie en Illusie, 97

74 Zuijdam, Tussen wens en werkelijkheid, 246 75 Hellema, Nederland en de jaren 70, 74

(22)

Deel II

(23)

Halverwege de jaren ’60 kwam een linkse beweging binnen de PvdA op gang genaamd Nieuw Links. Deze beweging werd in aanloop naar het ontwerp van het Keerpunt steeds machtiger. De opkomst van Nieuw Links paste in de veranderende maatschappij, de groep was namelijk vernieuwend en had veel jonge leden. De beweging had, zoals de naam doet vermoeden, radicaal linkse ideeën, die op het eerste gezicht niet bij de PvdA pasten, maar die wel uiteindelijk invloed hadden op de vredes- en veiligheidsparafen in het Keerpunt. De parafen die in het verkiezingsprogramma terechtkwamen waren dusdanig radicaal dat deze niet uitvoerbaar waren.

In dit hoofdstuk staan twee zaken centraal. Allereerst komt Nieuw Links aanbod, wat is de definitie van Nieuw Links en wie waren de sleutelfiguren? Gezien de beweging tegen 1971 een deel van het Partijbestuur in handen had, vraag ik mij bovendien af: Hoe kon Nieuw

(24)

Links zo snel zo machtig worden? Regelmatig wordt het belang van de beweging

gebagatelliseerd, door deze bijvoorbeeld met minder belangrijke vernieuwingsbewegingen te vergelijken. Nieuw Links was juist redelijk uniek te noemen, vooral omdat het nooit de bedoeling was de partijleiding tegen het hoofd te stoten, of een om een partij binnen de partij te starten. Het motto van Nieuw Links was namelijk om met de gehele partij zorgen dat de PvdA weer machtig werd met behulp van vernieuwende ideeën. Reeds eerder probeerden groepen politici binnen de PvdA de partij te radicaliseren, zonder succes. Het is belangrijk om stil te staan bij de snelle opmars van de vernieuwingsbeweging omdat in 1965 niemand had kunnen voorspellen dat de PvdA in 1972 zou pleitten voor een kritisch NAVO-lidmaatschap. De naoorlogse PvdA was namelijk totaal niet te vergelijken met hoe de partij er rond 1970 uitzag.

Tot slot worden concrete voorbeelden genoemd die Nieuw Links aanwijzen als een factor die het verkiezingsprogramma het Keerpunt enorm beïnvloed heeft. Zo stond Nieuw Links aan de wieg van de progressieve samenwerking. Ten tweede vertoonden de politieke punten die Nieuw Links tijdens congressen onder de aandacht bracht over het buitenlands beleid en de punten uit hun manifesten veel overeenkomsten met de latere parafen uit het

Keerpunt. Sterker nog, de meeste punten op het gebied van vrede en veiligheid uit het Keerpunt, werden voor 1967 niet tot nauwelijks in de verkiezingsprogramma’s van de PvdA

genoemd, maar kwamen wel voor in het manifest van Nieuw Links uit 1966 genaamd ‘Tien over Rood’. Een kleine selectie van kernmomenten tijdens het kabinet-Den Uyl, zoals de erkenning van de DDR en het verschijnen van de Defensienota in 1974, komen tot slot aan bod bewijzen hoeveel invloed de beweging binnen korte tijd op het beleid van de PvdA had. 2.1 Nieuw Links, radicalen die de partij overnemen

Om het ontstaan van de beweging goed te begrijpen, moet in acht worden genomen dat PvdA destijds niet te vergelijken was met de huidige PvdA of andere linkse partijen. Nu kan de PvdA namelijk beschouwd worden als een centrumlinkse partij, maar ten tijde van de opmars van Nieuw Links deed de beweging veel stof opwaaien. Na de Tweede Wereldoorlog werd het Nederlandse politieke landschap gedomineerd door vijf grote partijen, de KVP, de CHU, de ARP, de PvdA en de VVD. Nederland was nog verzuild en het was gewoonlijk om vrijwel altijd op dezelfde partij te stemmen. In ‘Een verjongingskuur voor de Partij van de Arbeid’ wordt zelfs gesteld dat de PvdA een partij was ‘geboren uit gematigdheid’.76 Kingma schrijft

de naoorlogse PvdA behalve gematigdheid nog twee kenmerken toe, namelijk autoritair en gericht op vooruitgang.77 Met ‘gericht op vooruitgang’ wordt de rol bedoeld die de PvdA

heeft gespeeld in het opbouwen van Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Vanaf 1946 tot 1958 maakte de PvdA deel uit van de ‘brede-basiskabinetten’. Tijdens deze kabinetten zaten de KVP en de PvdA altijd in de regering. Er was weinig verschil te bespeuren tussen beide partijen, er werd voornamelijk gericht op samenwerking om Nederland economisch stabiel te maken en op internationaal vlak een veilige positie bieden. Vooral tot 1960 waren de politieke verschillen tussen de grote partijen niet heel erg duidelijk. De voornaamste taak van de regering was om de wederopbouw van het land in goede banen te leiden. Het buitenlandse beleid van Nederland bestond voornamelijk uit loyaliteit jegens het Atlantische

bondgenootschap. Dit was heel vanzelfsprekend aangezien Nederland een beroep deed op de

76 B. Boivin, H. Hazelhoff, e.a., Een verjongingskuur voor de Partij van de Arbeid (Deventer 1978), 17 77 R. H. Kingma, Nieuw Links in de Partij van de Arbeid; voorspel, ontwikkeling en confrontatie (Broek in Waterland 1976), 8-9

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het eerst sinds er een IJzeren Gordijn hangt tussen Oost en \Vest heeft de Interparlementaire Unie haar jaarlijl<se congres belegd in de hoofdstad van

Ik ben verheugd dat u constateert dat de bedrijfsvoering verder is verbeterd en het financieel beheer voor het derde achtereenvolgende jaar op orde is.. Dit doet recht aan

Deze worden vertaald naar concrete opdrachtenmatrices voor de krijgsmachtdelen, waarin opdrachten voor inzet en gereedheid in samenhang worden gepresenteerd. De

De conclusies in uw rapport onderstrepen de stappen die Defensie in 2016 op het gebied van de bedrijfsvoering heeft gezet.. Zo zijn dit jaar

Nog voor de pu- blicatie van Tien over rood leverde Regtien uitgebreid commentaar op stukken die binnen Nieuw Links circuleerden (iisg, Archief André van der Louw, inv.nr..

Hoorde ik de minister nou zeggen dat op dit moment de definities die nodig zijn om een verdrag op te stellen met daarin een onderscheid tussen volledig en gedeeltelijk

Defensie kent tekorten in de investerings- en exploitatie budgetten voor Grootmaterieel, IT en Vastgoed.. Dit betekent dat het oplossen van een probleem in het ene portfolio leidt

Op het eerste gebied kunnen wij met het huidige inzicht in de strategische kernvoorraad prioriteiten stellen voor het revitaliseren van ons vastgoed, maar is zoals u